1. EEN RUIMTELIJKE KIJK OP MESTVERGISTINGSINSTALLATIES Samenvatting Op het gebied van duurzame energie zijn er in allerlei beleidsnotities door verschillende overheden ambities neergelegd. Een aspect van duurzame energie betreft het vergisten van mest waardoor er energie opgewekt kan worden. Het is evident dat in het kader van het opwekken van duurzame energie het realiseren van mestvergistinginstallaties zeer gewenst is, zeker in een mestrijke regio als de onze. Deze nieuwe ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie zijn niet zonder meer in te passen binnen de bestaande ruimtelijke kaders. Een gemiddelde mestvergistingsinstallatie kent een fors ruimtebeslag. Daarnaast kan er gediscussieerd worden in hoeverre het vergisten van mest een agrarische activiteit is, of dat het meer neigt naar een industriële activiteit. Voor de ruimtelijke mogelijkheden van een mestvergistingsinstallaties is dat van wezenlijk belang. Tevens is er bij verschillende cases van plaatsingen van mestvergistingsinstallaties te zien dat maatschappelijke en/of politieke weerstand tegen een installatie het dossier van mestvergistinginstallaties bezwaard hebben. Hierdoor is het zorgvuldig toepassen van de ruimtelijkeen milieukaders en de motivering essentieel onderdeel van de besluitvorming omtrent deze installaties. Doel van deze notitie is om een ruimtelijk kader te scheppen aan de hand waarvan initiatieven voor mestvergistingsinstallaties beoordeeld kunnen worden op de planologische toelaatbaarheid en aan te geven hoe we dit juridisch gaan vertalen in het bestemmingplan agrarisch buitengebied. De bedoeling is planologische ruimte te bieden voor de realisatie van mestvergistingsinstallaties binnen de gemeente Ede. Beslispunten A) mestvergistingsinstallaties < 36.000 ton Voor de planologische inpasbaarheid van mestvergistingsinstallaties, met een verwerkingscapaciteit tot 36.000 ton, worden in aansluiting op het provinciaal beleid en ter uitwerking daarvan, de volgende beslissingen genomen: 1. Boerderijvergisters worden worden bij recht mogelijk gemaakt. 2. De planologische toelaatbaarheid van buurtvergisters wordt bepaald door het kunnen aantonen dat gebruik gemaakt kan worden van lokale aanvoer van mest. 3. Hiernaast kan ook medewerking worden verleend aan een initiatief dat past binnen het ordeningsprincipe van het Reconstructieplan. 4. Het maximale ruimtebeslag van een installatie mag in het landbouwontwikkelingsgebied niet meer bedragen dan 1,5 hectare. 5. Het maximale ruimtebeslag van een installatie in het verwevingsgebied mag niet meer bedragen dan 1 hectare. B) mestvergistingsinstallaties > 36.000 ton Voor de planologische mogelijkheden voor (buurt)vergisters met een verwerkingscapaciteit van meer dan 36.000 ton, hanteren wij het beleid van de provincie zoals verwoord in de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties. Voor de planologische inpasbaarheid worden mogelijkheden binnen het huidige planologisch juridische kader benut. 1
TOELICHTING Proloog Op het gebied van duurzame energie zijn er in allerlei beleidsnotities door verschillende overheden ambities neergelegd. Een aspect van duurzame energie betreft het vergisten van mest waardoor er energie opgewekt kan worden. Het is evident dat in het kader van het opwekken van duurzame energie het realiseren van mestvergistinginstallaties zeer gewenst is, zeker in een mestrijke regio als de onze. Deze nieuwe ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie zijn niet zonder meer in te passen binnen de bestaande ruimtelijke kaders. Een gemiddelde mestvergistingsinstallatie kent een fors ruimtebeslag. Daarnaast kan er gediscussieerd worden in hoeverre het vergisten van mest een agrarische activiteit is, of dat het meer neigt naar een industriële activiteit. Voor de ruimtelijke mogelijkheden van een mestvergistingsinstallaties is dat van wezenlijk belang. Tevens is er bij verschillende cases van plaatsingen van mestvergistingsinstallaties te zien dat maatschappelijke en/of politieke weerstand tegen een installatie het dossier van mestvergistinginstallaties bezwaard hebben. Hierdoor is het zorgvuldig toepassen van de ruimtelijkeen milieukaders en de motivering essentieel onderdeel van de besluitvorming omtrent deze installaties. Doel van deze notitie is om een ruimtelijk kader te scheppen waarin initiatieven voor mestvergistingsinstallaties beoordeeld kunnen worden op de planologische toelaatbaarheid en aan te geven hoe we dit juridisch gaan vertalen in het bestemmingplan buitengebied. De bedoeling is planologische ruimte te bieden voor de realisatie van mestvergistingsinstallaties binnen de gemeenten Ede en Barneveld. Leeswijzer In het eerste hoofdstuk zal ingegaan worden op de type mestvergistingsinstallaties die momenteel zich vestigen in Nederland. Het tweede hoofdstuk gaat in op de beleidsmatige wens voor het realiseren van mestvergistingsinstallaties. De ruimtelijke knelpunten worden in het derde hoofdstuk beschreven. Vervolgens zal in het vierde hoofdstuk de bestaande ruimtelijke kaders, voor zover van belang, worden weergegeven. In het vijfde hoofdstuk zal beschreven worden in welke richtingen de ruimtelijke knelpunten kunnen worden opgelost. De notitie zal afgesloten worden met een beschrijving van de mogelijke rol die de gemeente kan aannemen ten opzichte van de realisatie van mestvergistingsinstallaties. Hoofdstuk 1 Type Vergisters Momenteel kunnen er drie typen mestvergistingsinstallaties worden onderscheiden. De gemeente onderscheidt de drie volgende typen: - boerderijvergisters ; - buurtvergisters ; - industriële vergisters. Boederijvergisters zijn vergisters waarin de mest van het eigen agrarisch bedrijf al dan niet met covergistings materiaal vergist wordt. Hieruit vloeit voort dat het benodigde ruimtebeslag voor deze installatie beperkt is. Bij boerderijvergisters wordt de vergisting als een onderdeel van de agrarische bedrijfvoering beschouwd. De ruimtelijke mogelijkheden worden bepaald door de reguliere mogelijkheden voor het betreffende agrarische bouwperceel. Buurtvergisters zijn vergistingsinstallaties waar in mest uit de direct omgeving van de installatie wordt vergist, ongeacht de capaciteit. Vergisting vindt al dan niet met co-vergistings materiaal plaats In zijn algemeenheid is het ruimtebeslag niet meer dan één tot anderhalf hectare. Industriële vergisters zijn mestvergistingsinstallaties met een verwerkingscapaciteit, die zorgt voor een zogenaamde ontkoppeling van de bedrijfsvoering met de regionale verbondenheid omdat anders de installatie niet kan functioneren. Bij industriële vergisters wordt het ruimtebeslag grotendeels bepaald door de bedrijfsvoering. Gemiddeld hebben dergelijke installaties een ruimtebeslag nodig van twee tot drie hectare. 2
Hoofdstuk 2 Beleidsmatig gewenst Politiek/bestuurlijk staat het thema duurzame energie hoog op de agenda. In akkoorden en beleidsnotities is uitgesproken dat door het lokaal opwekken van duurzame energie en grondstoffen de dreigende tekorten aan energiebronnen kan worden tegengegaan en is uitgesproken dat overheden alles dienen te doen wat in hun bereik ligt om de opwekking van duurzame energie zoveel mogelijk te bevorderen. In het Edese convenant voor de bestuursperiode van 2010-2014 is opgeschreven dat het gebruik en de toepassing van vormen van duurzame energie bevorderd dienen te worden. Tevens zal de gemeente onderzoeken om hieraan zowel incidenteel als structureel bij te dragen. Door het vergisten van mest wordt de emissie van broeikasgassen voorkomen en kan in een deel van de energiebehoefte worden voorzien door middel van duurzame energie. Het realiseren van mestvergistingsinstallaties past daarmee in het beleidsconcept van het bevorderen van duurzame energie. Een ander argument voor het stimuleren van mestvergisting is het feit dat in onze regio een grote hoeveelheid mest vrijkomt. Deze mest moet nu grotendeels worden afgevoerd naar gebieden waar de mest nog wel mag worden uitgereden (Noord-Nederland). Mestafvoer is aldus een kostenfactor voor veel agrariërs. Door het drogen van digetstaat en door nutriënten winning (vooral van het schaarse fosfaat) en nascheiding aansluitend aan biomassa vergisting, worden deze kosten teruggedongen en levert dit een positief milieueffect. Hoofdstuk 3 Uitdagingen / Belemmeringen Het realiseren van met name buurtvergisters is in het buitengebied planologisch-juridisch niet zonder meer mogelijk. Dat komt omdat er een stringente scheiding bestaat tussen agrarische en nietagrarische functies. Agrarische functies hebben (in bepaalde delen) in het buitengebied veel ontwikkelingsmogelijkheden. Voor niet-agrarische functies gelden strenge eisen en geldt het algemene standpunt dat niet-agrarische functies alleen subsidiair toegestaan kunnen worden. De genoemde strenge eisen omvatten onder meer dat niet-agrarische bedrijven in een uiterst geval niet groter kunnen worden dan 1000 m² bedrijfsgebouwoppervlak. Als een buurtvergister strikt wordt gezien als een niet-agrarisch bedrijf, dan is dat in de huidige situatie een knelpunt en/of een uitdaging, omdat een buurtvergister een minimaal ruimtebeslag heeft van één tot anderhalf hectare. Een mestvergistingsinstallatie is echter, zeker op de schaal van een boederij- of buurtvergister, duidelijk een agrarisch gerelateerd bedrijf. Het is immers gebaseerd op het verwerken van een agrarisch product en staat ten dienste van de bedrijfsvoering van de leverende agrariërs. Dit schept beleidmatig mogelijkheden om ruimtelijk te motiveren dat deze functie zich toch kan vestigen in het buitengebied. Gebleken is dat de maatschappelijke acceptatie vooral van burgers die wonen in de nabijheid van een toekomstige vergistinginstallatie gering is. Er is angst voor een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen, stankoverlast en onvoldoende landschappelijke inpassing. Het zorgvuldig toepassen van wet- en regelgeving en het betrekken van omwonenden bij het hele proces van het tot stand komen van de vergister, kan de maatschappelijke acceptatie vergroten. Hoofdstuk 4 Provinciaal beleidskader Recent (30 juni 2010) is door Provinciale Staten de structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. Daarin lijkt het beleid voor de locatiekeuze van mestvergistingsinstallaties ruimer geworden. Voor grotere vergistingsinitiatieven (meer dan 36.000 ton) geldt de volgende voorkeursvolgorde: * Op of grenzend aan een bedrijventerrein / glastuinbouwgebied; * Locaties bij soortgelijke bedrijven (rioolwaterzuiveringsinstallaties); * Landbouwontwikkelingsgebieden; * Vrijkomende agrarische locaties in multifunctioneel gebied. 3
Daarnaast stelt de provincie in de structuurvisie dat er bij het zoekproces van vergistingsinstallaties tot 36.000 ton per jaar, een voorwaardelijk ja geldt ten aanzien van vestiging in het buitengebied als er aantoonbaar gebruik gemaakt wordt van lokale aanvoer en/of afzet van biomassa. De structuurvisie zegt dat dergelijke initiatieven een plaats moeten kunnen vinden centraal binnen de biomassastromen. De provincie heeft hiermee naar de gemeenten een signaal willen geven om vergistingsinitiatieven tot 36.000 ton, die zij aanmerken als kleinschalig,mogelijk te maken in het buitengebied. In de structuurvisie wordt geen uitgewerkt kader gegeven voor de ruimtelijke inpasbaarheid van dergelijke installaties. Onderhavige notitie voorziet in hoofdstuk 6 in dat kader. Hoofdstuk 5 Beleidskeuze regio Vallei Mestverwerkingsinstallaties > 36.000 ton De gemeente neemt in navolging van de regio De Vallei hiervoor het provinciale beleid als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat voor de plaatsing van installaties met een grotere verwerkingscapaciteit dan 36.000 ton per jaar, bij de locatiekeuze de vastgestelde voorkeursvolgorde gevolgd moet worden. De Regio vindt het niet nodig om dit nader uit te werken. Zoals de provincie in haar beleid ook al aangeeft, zal namelijk in alle gevallen sprake zijn van maatwerk. Mestverwerkingsinstallaties < 36.000 ton Deze categorie moet worden onderverdeeld in boerderij- en buurtvergisters. Boerderijvergisters: De ruimtelijke inpassing van deze categorie wordt niet in de structuurvisie bedrijventerreinen en werken geregeld. Regio De Vallei wil deze categorie bij recht mogelijk maken, omdat bij dergelijke installaties er sprake is dat dit beschouwd kan worden als een activiteit die als het ware opgegaan is in de agrarische bedrijfsvoering. Buurtvergisters: Voor buurtvergisters volgt Regio De Vallei het beleid uit de structuurvisie bedrijventerreinen van de Provincie. Initiatieven zullen een plek krijgen centraal binnen de biomassastromen. Zoals de structuurvisie aangeeft moet een dergelijke installatie gerealiseerd worden waarbij aangetoond moet worden dat er gebruik gemaakt wordt van lokale aanvoer en/of afzet van biomasssa. Dit betekent dat een mestvergistingsinitiatief uitsluitend geplaatst kan worden binnen een gebied waar op buurtniveau voldoende mest voor vergisting beschikbaar is. Hoofdstuk 6 Juridische uitwerking Mestverwerkingsinstallaties > 36.000 ton Dergelijke installaties zijn maatwerk en vergen een partiële herziening van het bestemmingsplan. Uitzondering daarop is uiteraard als het initiatief op een industrieterrein is voorzien en het betreffende bestemmingsplan al in deze mogelijkheid voorziet. Mestverwerkingsinstallaties > 36.000 ton Boerderijvergisters: Een denkbare juridische vormgeving is om in de begripsbepalingen de definitie van agrarisch bedrijf aan te passen. Daaraan kleven nadelen. Als namelijk de begripsdefinitie wordt verruimd om mestvergistingsinstallaties binnen het begrip agrarisch bedrijf te laten vallen, dan bestaat het risico dat diverse niet-agrarische functies worden toegestaan in het buitengebied en de verrommeling fors toeneemt. De regio wil daarom het begrip agrarisch bedrijf niet te ruim aanpassen. De regio heeft hierbij de keuze gemaakt om bij recht deze installaties mogelijk te maken. Als verbijzondering heeft de gemeente de begripsbepaling van het agrarisch bedrijf dusdanig aangepast dat ter plaatse geproduceerde mest van een agrarisch bedrijf vergist kan worden binnen de bestaande mest. Daarbij is dus wel van belang dat bedrijfsvreemde mest niet in de boerderijvergisters gebruikt kan worden. 4
Buurtvergisters (tot 36.000 ton): Uitwerking aantoonbaar lokale aanvoer De planologische toelaatbaarheid wordt, naast uiteraard alle reguliere beoordelingsaspecten (verkeer, milieu, landschap) bepaald door het kunnen aantonen dat een initiatief gebruik maakt van lokale aanvoer en/of afzet van biomassa en dat de installatie daarbinnen een plaats moet vinden. Dit betekent dat een initiatief plaats moet vinden binnen een gebied waarin ruim voldoende vergistbare mest beschikbaar is. Om recht te doen aan het begrip buurtvergister wordt in beginsel voor het bepalen van de concentratie van mest een cirkel aangehouden van 2 kilometer. Concreet betekent dit dat in beginsel de concentratie van mest uit een gebied moet komen van 2 kilometer rond de beoogde locatie van de buurtvergister. Dit sluit uiteraard niet uit dat in bepaalde specifieke gevallen gemotiveerd afgeweken kan worden van deze maat. Wel wordt de maat van 2 kilometer aangehouden als richtinggevende norm. Ordeningsprincipe reconstructie Naast het aantoonbaar kunnen maken dat het initiatief centraal plaats zal vinden binnen een concentratie van mest, kan het ordeningsprincipe van de reconstructie (zonering) een drager zijn om tot een sluitende onderbouwing te komen voor een particulier initiatief. Met andere woorden: als blijkt dat er bij een initiatief discussie ontstaat omtrent de concentratie van mest kan het feit dat een initiatief past binnen de ordeningsprincipe van de Reconstructie een reden zijn om planologische medewerking te verlenen aan het initiatief. In het kort komt het ordeningsprincipe op neer dat om natuurgebieden en andere waardevolle ecologische gebieden een extensiveringsgebied wordt gelegd. Het overige landelijk gebied wordt verdeeld in een landbouwontwikkelingsgebied en in een verwevingsgebied. In het landbouwontwikkelingsgebied ligt het primaat bij de landbouw en in het verwevingsgebied ligt de nadruk op het verweven van functies als wonen, agrarische bedrijvigheid en andere functies zoals recreatie en sport. In de praktijk betekent het bovengaande dat als de concentratie van mest bij een initiatief ter discussie staat dit discussiepunt minder zwaarwegend beoordeeld kan worden omdat een initatief binnen een landbouwontwikkelingsgebied gerealiseerd wordt. Een initiatief binnen een verwevingsgebied is niet uitgesloten maar moet minder logisch geacht te worden gelet op de bestaande ordeningsprincipes van het Reconstructieplan. Maatvoering De maatvoering is voor de planologische toelaatbaarheid ook zeer van belang. De maatvoering voor niet-agrarische bedrijfsbebouwing van 1000m² die normaliter gehanteerd wordt voor niet-agrarische bedrijven achten wij niet te motiveren, gelet op de grote wenselijkheid van de realisatie van mestvergistingsinstallaties. Wij vinden het echter ook niet motiveerbaar om voor buurtvergisters een ruimere maat toe te staan dan de maatvoering die gehanteerd wordt voor agrarische bouwblokken. Zoals aangegeven heeft een gemiddelde buurtvergister tot 36.000 ton geen groter ruimtebeslag dan één tot anderhalf hectare. Dit ruimtebeslag willen wij vertalen naar een planologische toelaatbare maat die gelijk is aan de maximale maten voor nieuwvestiging of uitbreiding van agrarische bedrijven. In het landbouwontwikkelingsgebied is dat maximaal anderhalf hectare. In het verwevingsgebied is de maximale maat niet vast, doordat de maximale maat wordt bepaald door de situatie ten tijde van vaststelling van het Reconstructieplan en de in dat plan gegeven procentuele uitbreidingsruimte. Gezien de doelstellingen van de reconstructie kiezen we voor een redelijke maat van maximaal één hectare. 5
Hoofdstuk 7 Uitvoering De hierboven beschreven beleidsrichting betekent voor de betrokken gemeenten ook dat er inspanningen geleverd dienen te worden om te zorgen dat initiatieven die zich aandienen ook daadwerkelijk gerealiseerd worden. Naast de provincale inzet voor het begeleiden van initiatiefnemers willen de gemeenten ook maximaal faciliterend optreden om installaties te realiseren die passen in het beleid zoals in deze notitie beschreven is. Concreet betekent dit het met voorrang behandelen van verzoeken tot planologische medewerking tot het meedenken met de inititatiefnemer om te komen tot een zo succesvol mogelijke plaatsing van de mestvergistingsinstallatie. In het bestemmingsplan buitengebied zal op termijn een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen om nieuwe inititatieven mogelijk te maken door de planologische procedures te versoepelen. De vorm van de wijzigingsbevoegdheid zal afgestemd worden op de beleidsrichting zoals die verwoord is in deze notitie. Tot slot zullende gemeenten in bijzondere gevallen, als een regisseur optreden in bepaalde initiatieven om grote doelstellingen op het gebied van duurzame energie te behalen. Dit betekent dat de gemeenten zich in zo n geval inspannen om verbindingen te leggen tussen de initiatiefnemer en de betrokken initiatiefnemer. Epiloog Met deze notitie verwacht de regio De Vallei een planologisch-juridisch kader geschapen te hebben die enerzijds recht doet aan een goede ruimtelijke ordening en anderzijds recht doet aan het bevorderen van het gebruik en toepassen van vormen duurzame energie. De gemeenten zullen de notitie niet te star toepassen maar wel altijd handelen in de geest van de beschreven beleidsrichting. Ook is het gemeentebestuur hierop aanspreekbaar. 6