Coach de coach. Samen werken aan een veilig en plezierig sportklimaat. Coach de coach Inleiding

Vergelijkbare documenten
Informatie en tips voor het voeren van goede gesprekken 1

Coach de coach. Samen werken aan een veilig en plezierig sportklimaat

Sportief Coachen 2e Kaderavond. Een$sportbreed$programma$dat$spor/ef$gedrag$s/muleert$en$ongewenst$gedrag$aanpakt$

4 INZICHTEN. De vier inzichten in dit boekje zijn gebaseerd op de uitkomsten van het Trainer-Kind-Interactieonderzoek,

Hoe kun je als coach je spelers motiveren?

Sportief Coachen 2e Kaderavond. Een$sportbreed$programma$dat$spor/ef$gedrag$s/muleert$en$ongewenst$gedrag$aanpakt$

Inleiding begeleiding van team en (individuele) spelers De stelling is dat het maken van afspraken een voorwaarde is om te presteren.

Effectief communiceren met mijn medewerkers. Weten wat je wil en weten hoe je die boodschap overbrengt

Effectief communiceren met mijn medewerkers. Weten wat je wil en weten hoe je die boodschap overbrengt

Handleiding. Hoe gebruik je deze verenigingsbox?

Sportief Coachen 1e Kaderavond. Een$sportbreed$programma$dat$spor/ef$gedrag$s/muleert$en$ongewenst$gedrag$aanpakt$

Leren/coachen van meisjes - Dingen om bij stil te staan

Gesprekskaarten pedagogisch handelen

NLcoach Workshop: Trainer - Sportouder een bijzondere relatie 9 december Ivo Spanjersberg Sportpsycholoog

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

Gesprekswijzer Duurzame Inzetbaarheid

Wil jij nog meer sportplezier bij jouw verenigingen?

Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire

Rapport: Delegeren is te leren.

Inleiding. Autisme & Communicatie in de sport

SDOB Jeugdopleiding. SDOB is een vooruitstrevende en toonaangevende voetbalopleiding voor de regio Waterland en omstreken.

Feedback geven. Feedback kan positief en negatief zijn. Negatieve feedback geven is moeilijk

Oplossingsgerichte gesprekken. Met kinderen

Communicatie. Opleiding Kanker Beauty Professional Wendy Druyts Psychologische dienst AZTurnhout

DOOR VOETBAL VERENIGD

Feedback. Wat is feedback?

Scheidsrechter en COMMUNICATIE

In dialoog met elkaar

Sport(ouders) en emoties Door: Steven Pont en Tischa Neve

BIO training VOOR BEGELEIDERS IN OPLEIDING. Bijeenkomst

Samen Top

Behandel een kind zoals die is, en het zal zo blijven. Behandel het kind zoals het kan zijn, en het zal zo worden.

Observatieformulieren bij oefeningen

COACH DE COACH. Het gaat om plezier, zelfvertrouwen en het motiveren van onze spelers.

COMMUNICATIE training. effectief communiceren met iedereen

Observatielijst sportpedagogische competenties. De sportbegeleider zorgt voor een veilig en ordelijk klimaat

Luisteren en samenvatten

Onderwijskundige Visie

DE 12 VAN DOK12. Dit ben ik

SPELHANDLEIDING. complimenten. spel. kijk met je hart en verwonder wat je ziet

IK WIJZER. Ik wil graag weten wie ik ben

Jeugdtrainer: de spil van een vereniging. Over welke kwaliteiten dient de. jeugdtrainer dan te beschikken? Zaterdag 14 januari 2017

Pedagogisch sport klimaat Kind centraal

Basistraining Voorlichting geven Hand-out

Visie (Pedagogisch werkplan)

Om te beginnen Maak je niet DIK. 15 Wees een HELD. Laat je OMA wat vaker thuis. ANNA mag daarentegen vaker mee. Wees een OEN.

Een stagiaire instrueren en begeleiden bij het uitvoeren van leeractiviteiten en werkzaamheden

Feedback ontvangen. Feedback ontvangen is moeilijk. Hoe gaan we om met feedback?

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

Naam: Datum: Ik-Wijzer

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Introductie in effectief en bewust communiceren. Communicatie; wat is dat eigenlijk?

Arrangement 1 De Luisterthermometer

o Gericht op verleden o Focus op oordelen o Eenrichtingsverkeer o Passieve bijdrage van de medewerker o Gericht op formele consequenties

Samen in gesprek over plezier in het werk

Feedback. in hapklare brokken

Luisteren, doorvragen en feedback geven

Onderzoek POD en Sport

Ouders begrijpen, ouders begrenzen

OEFENBOEK In verbinding feedback geven en ontvangen

ZELFVERTROUWEN EN ZELFBEELD BIJ KINDEREN Rehobothschool Geldermalsen. Karolijn Ilsink-Erwich

Ik-Wijzer Naam: Sander Geleynse Datum: 27 januari 2016

Dit werkblad kun je gebruiken om aantekeningen te maken tijdens de presentatie en om na afloop te reflecteren en te oefenen met wat je gehoord hebt.

Verbindingsactietraining

4 communicatie. Ik weet welke informatie anderen nodig hebben om mij te kunnen begrijpen. Ik vertel anderen wat ik denk of voel.

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

ASSERTIVITEIT. beter communiceren vanuit jezelf

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

Communicatie. Hoe besteed je aandacht aan ouders?

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

HOE LAAT IK MEDEWERKERS

FEEDBACK GEVEN. Feedback = een concrete uitspraak over het gedrag van een ander, met een specifiek doel voor ogen

Inleiding 2. Wie is Christine? 4. Tip 1: Houd het doel van feedback voor ogen 5. Tip 2: Richt feedback op gedrag, niet op de persoon 6

Boeren op een Kruispunt vzw. Het helpend gesprek

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Omgaan met jeugd. Het creëren van een ontwikkelingsgericht sportklimaat

TACTIEKEN BIJ DE STRIJDGEEST

Dit portfolio is eigendom van: Naam: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoon: Naam studieloopbaanbegeleider: Telefoon:

Mentor!Wat nu? Danique Voorthuijzen Jaar 4

Rubrics vaardigheden

Reader Gespreksvoering

Mentale Sportbegeleiding. 4 inzichten over trainerschap

VLAAMSE TAEKWONDO BOND VZW GEDRAGSREGELS. Vlaamse Taekwondo Bond vzw

Geestig Omgaan met (ongewenst) gedrag van kinderen in groep

Rubrics vaardigheden

Social Media Policy KSV Temse Richtijnen voor het gebruik van social media

Bestuurders 1 bijeenkomst (meestal avond) Academie voor Sportkader

Trainingen. Attitude en Mindset. Moraal Resultaatgericht Coachen

SPORT- EN BEWEEGCONGRES VERENIGINGEN

Ethisch verantwoord sporten.

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

vaardigheden - 21st century skills

Aan de slag blijven. Schematisch overzicht van thema s, leerdoelen en inhoud

Mijn collega (of leidinggevende) hoort mij niet. En de werksfeer zou ook beter kunnen

Programma: Samen werken aan de toekomst

5. Waarin onderscheid deze organisatie zich van vergelijkbare organisaties? 9. Wat vinden die zorgvragers/klanten/cliënten belangrijk denk je?

Collectief aanbod Jeugd Houten

VLAAMSE TAEKWONDO BOND VZW GEDRAGSREGELS. Vlaamse Taekwondo Bond vzw

Hoe kun je de coach binnen de vereniging ondersteunen? Waarom een voortgangsgesprek? Ondersteunen van de coach

Transcriptie:

Coach de coach Samen werken aan een veilig en plezierig sportklimaat 1 Coach de coach Inleiding

Colofon Samenstelling: Joyce van Santen en Mar Schuringa Vormgeving en opmaak: Diep Arnhem 2 Coach de coach Inleiding

Inhoudsopgave 1. Inleiding: samen werken aan een veilig en plezierig sportklimaat 4 2. Doel en visie van Coach de coach: pedagogische kwaliteit 6 3. Jouw rol en inzet als trainerscoach 10 4. Je praktijk als trainerscoach 14 5. Aandachtspunten voor het bestuur 20 Bijlagen 1. Zelfscan trainer 23 2. Leerdoelen trainer 25 3. Observatielijst trainer 27 4. Aandachtspunten bij de observatie van de trainer 31 5. Aandachtspunten bij de analyse van het observatiemateriaal 35 6. Aandachtspunten bij het voeren van een feedbackgesprek 37 7. Leeftijdsspecifieke kenmerken 43 3 Coach de coach Inleiding

Hoofdstuk 1 Inleiding: samen werken aan een veilig en plezierig sportklimaat Welkom in deze handleiding! Jij hebt je als trainerscoach verbonden aan het Coach de coach-programma. Je bent opgeleid om (jeugd)trainers tijdens trainingen en wedstrijden te begeleiden en coachen op pedagogische kwaliteiten. Het resultaat is een veiliger en plezieriger sportklimaat en meer gemotiveerde jeugdsporters. Doel van deze handleiding In deze handleiding voor de trainerscoach vind je alle materialen voor de praktische uitvoering van Coach de coach. Uiteraard gaan we daarbij steeds uitvoerig in op jouw verantwoordelijkheden. Gebruikte termen Sportverenigingen gebruiken verschillende termen voor dezelfde of vergelijkbare functies. Binnen het Coach de coach-programma gebruiken we de volgende termen. 4 Coach de coach Inleiding

Als we deze term gebruiken... bestuur technische commissie scheidsrechter sporters wedstrijd training jeugdopleidingsplan trajectbegeleider Coach de coach trainerscoach trainer hij/hem... bedoelen we ook... jeugdbestuur hoofdtrainer, hoofdopleider, coördinator official, jurylid jeugdsporters, team van sporters sportmoment, uitvoering sportmoment, oefening technisch beleidsplan of verenigingsplan iemand die het Coach de coach-programma begeleidt en trainerscoaches opleidt iemand die wordt opgeleid tot trainerscoach coach, begeleider van (jeugd)sporters zij/haar Opzet handleiding In hoofdstuk 2 zetten we uiteen wat het doel van Coach de coach is en wat de gedachte erachter. Wat is dat eigenlijk: een veilig sportklimaat? Wat kunnen (jeugd)sporters er leren? En wat vraagt dat van trainers? In hoofdstuk 3 gaan we in op de rol en inzet van jou als trainerscoach. In hoofdstuk 4 vind je een gedetailleerde beschrijving van de praktijk van het coachen. Hoofdstuk 5 beschrijft een aantal aandachtspunten voor je vereniging. We wensen je veel plezier en succes in je rol als trainerscoach! 5 Coach de coach Inleiding

Elke trainer of coach daagt sporters uit tot sportieve prestaties. 6 Coach de coach Doel en visie

Hoofdstuk 2 Doel en visie van Coach de coach: pedagogische kwaliteit Elke trainer of coach daagt sporters uit tot sportieve prestaties. Maar hoe pakt hij dat aan? Als trainerscoach help jij trainers bij het ontwikkelen en versterken van hun pedagogische aanpak. Kiest een sportvereniging voor het werken met trainerscoaches, dan kiest ze voor pedagogische kwaliteit bij trainers. Het doel: duurzame pedagogische kwaliteit Trainerscoaches helpen trainers in de praktijk van wedstrijden en trainingen bij het duurzaam ontwikkelen van hun pedagogische kwaliteiten. De trainers kunnen hun sporters dankzij de coaching beter begeleiden. Spelers ervaren op hun beurt meer plezier en zijn gemotiveerder. Samen met het bestuur zorgen trainerscoaches dat deze trainersbegeleiding een vast onderdeel wordt van het verenigingsbeleid. Het resultaat: meer plezier, zelfvertrouwen en motivatie! Het resultaat van Coach de coach is: Een verenigingscultuur waarin leden samen tot verbetering komen en elkaar positief durven aan te spreken; Een gemeenschappelijke visie op de begeleiding van (jeugd)sporters; Effecten op de langere termijn, doordat deze gemeenschappelijke visie en de praktische uitvoering ervan zijn opgenomen in het jeugdopleidingsplan van de vereniging. 7 Coach de coach Doel en visie

De visie: een veilig sportklimaat Coach de coach draagt bij aan een veilig sportklimaat. Wat zijn de kenmerken van een veilig sportklimaat? De sport(club)omgeving heeft een prettige sfeer, waarin iedereen plezier ervaart. Begeleiders dagen jeugdsporters uit tot sportieve prestaties. Daarmee dragen zij bij aan de persoonlijke en sociale ontwikkeling van de jonge sporters. De sport(club)omgeving biedt (jeugd)sporters structuur en stelt heldere grenzen. Daardoor is het de sporters duidelijk wat er van hen verwacht wordt. Wat kunnen (jeugd)sporters er leren? In een veilig sportklimaat kunnen (jeugd)sporters zich ontplooien: hun identiteit verkennen (wie ben ik?), zich een mening vormen (wat vind ik?) en vaardigheden ontwikkelen (wat kan ik?). In individueel opzicht leren (jeugd)sporters: Op zichzelf te vertrouwen; Om te gaan met teleurstelling (verlies); Doorzettingsvermogen te ontwikkelen en een prestatie te leveren. In sociaal opzicht leren ze: Tolerantie, respect, fair play; Omgaan met verschillen; Verantwoordelijkheidsgevoel; Leiderschap accepteren. Wat vraagt dat van een trainer? Trainers hebben veel invloed op het sportklimaat voor jeugdsporters. Wat moeten zij in huis hebben om een veilig en plezierig leerklimaat te scheppen voor jonge sporters? Een trainer die dat kan beschikt niet alleen over technische en tactische vaardigheden, maar ook over pedagogische kwaliteiten. Een goede trainer: Is zich bewust van zijn pedagogische rol; Stelt het kind/de jeugdsporter centraal in zijn aanpak; Is gericht op de sportieve, sociale en persoonlijke ontwikkeling van sporters; Kan zijn coachingsstijl aanpassen aan de leeftijd en de bijzonderheden van individuele sporters; bevordert de teamgeest en leert kinderen en jongeren samen te werken en spelen; Schept een positief leerklimaat door opbouwende feedback te geven; Kan goed communiceren: stelt vragen en luistert naar wat sporters beweegt; Biedt structuur door grenzen te stellen en te bewaken; Maakt ongewenst gedrag bespreekbaar; Is in woord en gebaar een voorbeeld voor spelers; Is in staat tot zelfreflectie. Als trajectbegeleider van het Coach de coach-programma leer je trainerscoaches hoe ze trainers tijdens wedstrijden en trainingen juist op déze kwaliteiten kunnen coachen. 8 Coach de coach Doel en visie

Goede randvoorwaarden zijn belangrijk! Uiteraard zijn niet alleen de persoonlijke competenties van de trainer, maar ook andere factoren van invloed op een veilig sportklimaat. Om het Coach de coach de coach-programma tot een succes te maken, is het belangrijk dat de vereniging de juiste randvoorwaarden creëert. Het bestuur en de technische jeugdcommissie hebben daarin beide een belangrijke rol. Het bestuur: Zorgt dat de trainer positieve ondersteuning en begeleiding krijgt van het bestuur zelf en van de technische commissie; Garandeert een heldere structuur waarbinnen het trainers en andere betrokkenen (waaronder ouders) duidelijk is wat er van hen verwacht wordt (regels, afspraken, do s and don ts); Zorgt voor voldoende basisvoorzieningen (materialen e.d.) om sporters te trainen en begeleiden; Genereert aandacht voor de positieve rol die ouders kunnen spelen. De technische jeugdcommissie: Betrekt iedereen die binnen de vereniging met jeugd werkt bij de ontwikkeling naar een veiliger sportklimaat; Voorziet in opleidingsmogelijkheden en andere hulpmiddelen die trainers nodig hebben om invulling te kunnen geven aan hun pedagogische rol; Begeleidt de trainers op een positieve manier door ze te erkennen en waarderen; Geeft in woord en daad het goede voorbeeld. 9 Coach de coach Doel en visie

De trainerscoach fungeert ook als aanspreekpunt 10 Coach de coach De opbouw

Hoofdstuk 3 Jouw rol en inzet als trainerscoach Jouw succesfactor als trainerscoach: wees positief! Hoe maak je het coachen van trainers tot een succes? Door een positieve basishouding in te nemen. Dat betekent dat je niet gericht bent op wat er fout gaat, maar focust op de vraag: wat gaat al goed en wat kan nog beter? Je coacht de trainers op hun sterke kanten. Met deze houding ben jij de trainers tot voorbeeld. Zij kunnen jouw voorbeeld navolgen als ze zelf hun sporters coachen! Twee randvoorwaarden voor resultaat Als trainerscoach: Straal je neutraliteit en onpartijdigheid uit; Beschik je over voldoende tijd. Voorwaarde 1: Neutraliteit Het is belangrijk dat je als trainerscoach een zekere mate van onpartijdigheid en neutraliteit uitstraalt. In een sportvereniging spelen allerlei belangen. Wie gaat het selectieteam trainen? En wie die ene topsporter? Trainers kunnen de indruk krijgen van belangenverstrengeling als iemand door een trainerscoach ondersteund wordt. Dat kan (onbedoeld) weerstand oproepen. Voorwaarde 2: Voldoende tijd Zorg dat je als trainerscoach voldoende tijd hebt om aan de wensen van de vereniging te voldoen. Het bestuur zorgt dat het Coach de coach-programma onderdeel uitmaakt van het opleidingsbeleid binnen de vereniging. Beslissingen daarover hebben consequenties voor de tijdsinvestering die ze van jou als trainerscoach verwachten. Ben jij in staat om aan die verwachting te voldoen? Het is belangrijk om dit goed af te stemmen. 11 Coach de coach De opbouw

Je inzet als trainerscoach Op welke manier zet je vereniging jou in als trainerscoach? Bespreek in overleg met je vereniging onderstaande vier vragen én de mogelijke antwoorden. Vraag 1: Welke trainers gaat de trainerscoach ondersteunen? We beginnen met de trainers van de jongste sporters en werken geleidelijk omhoog. We starten bij selectietrainers, of juist bij niet-selectietrainers. We geven coaching aan trainers met een specifieke vraag of een bepaald dilemma, bijvoorbeeld: - Hoe motiveer ik deze puber? - De opkomst op mijn trainingen loopt terug. Wat kan ik daaraan doen? - Hoe ga ik om met deze lastige ouder? - Ik heb te maken met een heel teruggetrokken speler. Ik weet niet goed hoe ik die moet benaderen. We laten de technische commissie bepalen welke trainers voorrang krijgen. Dat kunnen bijvoorbeeld trainers zijn die: - Net begonnen zijn binnen de vereniging; - Het verzoek gehad hebben of ze een bepaald team of een bepaalde sporter willen trainen en daarbij wel wat extra ondersteuning kunnen gebruiken; - Sporters niet begeleiden op de positieve manier die de vereniging graag ziet; - Niet goed kunnen omgaan met een sporter of zijn ouders. Vraag 2: Hoe vaak zetten we trainerscoaches in? Elke week. Elke twee weken. Elke maand. We bepalen eerst hoeveel ondersteuningscontacten we in het hele seizoen wenselijk vinden. Die verdelen we dan over het seizoen. Vraag 3: In welke periode van het seizoen starten we met het coachen van onze trainers? We starten aan het begin van het seizoen. Dan hebben we aan het eind met alle trainers contact gehad. We starten aan het begin van het seizoen. In de loop van het seizoen beginnen we dan met een tweede ronde. We beginnen halverwege het seizoen. Nieuwe trainers hebben dan al wat praktijkervaring. Anders... (de mogelijkheden zijn onbeperkt). Vraag 4: Wat is de rol van de trainerscoach binnen de vereniging? We zetten trainerscoaches alleen in als coach voor de trainers. De trainerscoach fungeert ook als aanspreekpunt: voor ouders, sporters, juryleden of anderen die vragen hebben over getoond en/of gewenst gedrag. In die extra rol kan de trainerscoach een bijdrage leveren aan de gewenste cultuur van samen tot verbetering komen en elkaar durven aanspreken. 12 Coach de coach De opbouw

13 Coach de coach De opbouw

Maak de trainer attent op de kenmerken van effectieve verbale communicatie. 14 Coach de coach Jouw rol

Hoofdstuk 4 Je praktijk als trainerscoach Als trainerscoach zet je een aantal vaste stappen bij de coaching van een trainer. Daarbij kun je verschillende handige instrumenten gebruiken. Deze vind je in de bijlage. Stappen in het coachingstraject Het coachingstraject van een trainer in een schema: eerste contact trainer zelfscan trainer observatie trainer feedbackgesprek en leerdoelen trainer aan de slag met leeropdrachten voortgang: individueel of in trainersgroep Jij als trainerscoach: Maakt in een eerste contact kennis met de trainer; Vraagt de trainer de zelfscan trainer* in te vullen en zijn leerdoelen* aan te geven; Observeert de houding en vaardigheden van de trainer tijdens wedstrijden en trainingen en vult een observatielijst trainer* in; Voert op basis van deze observaties een feedbackgesprek met de trainer waarna je samen (aangescherpte) leerdoelen en praktijkopdrachten formuleert; Vraagt de trainer gericht met deze leerdoelen en praktijkopdrachten aan de slag te gaan; Bespreekt de voortgang van de trainer individueel of in een groep van trainers van bijvoorbeeld dezelfde leeftijdscategorie sporters. Deze bespreking doe je aan de hand van de zelfscan, de leerdoelen en eventueel het werkboekje. *Zie bijlage 1: Zelfscan trainer *Zie bijlage 2: Leerdoelen trainer *Zie bijlage 3: Observatielijst trainer 15 Coach de coach Jouw rol

Het coachingstraject in een schema Zoals gezegd: het coachingstraject van een trainer is opgebouwd uit vaste onderdelen. In het onderstaande schema vind je een overzichtelijke leidraad. De belangrijke formulieren of materialen die je gebruikt hebben we vet gezet. Onderdeel Inhoud van het onderdeel Voorbereiding Het bestuur en/of de technische commissie stellen vast welke trainers gecoacht worden. Het bestuur maakt een planning. De trainers worden geïnformeerd over het doel van Coach de coach. Kennismaking Je maakt kennis met de trainer. Als je hem al kent heb je een gesprekje over de club, zijn sporters of het weer. Je licht in beide gevallen kort toe wat het doel van Coach de coach is, volgens de opzet die de vereniging gekozen heeft. Observatie Je observeert de trainer tijdens een wedstrijd of training. Je legt dat wat je ziet vast op je observatielijst trainer. Tips vind je in de bijlage aandachtpunten voor de observatie van trainers. Je maakt volgens de afspraken binnen jouw vereniging wel of geen beeldopnames. Bij beeldopnames zijn goede momenten om te filmen: - Een bespreking van de trainer met een sporter; - Zijn uitleg of instructie bij een oefening; - Een wisselmoment; - De reactie van de trainer op een tegenslag; - De reactie van de trainer op een slecht moment bij een sporter. Analyse Je analyseert je observatiegegevens. Tips vind je in de bijlage aandachtspunten bij de analyse van het observatiemateriaal. Je verzamelt minimaal twee sterke punten van de geobserveerde trainer en één verbeterpunt. Feedback trainer Je voert een feedbackgesprek met de trainer. Tips vind je in de bijlage aandachtspunten bij het voeren van een feedbackgesprek. Je formuleert samen met de trainer een of meer leeropdrachten. Je geeft de trainer het Coachboekje mee en een set opdrachtkaarten. Met het Werkboekje met leeropdrachten voor trainers kan de trainer zelfstandig aan de slag. Zo kan hij zich blijven ontwikkelen. Dit werkboekje kan de trainer ook gebruiken bij voortgangsgesprekken met jou, de hoofdtrainer of een begeleider. Of als hij zijn ervaringen bespreekt in een groep met andere trainers. Na het feedbackgesprek stuur je de trainer via de mail de zelfscan trainer en de leerdoelen voor de trainer toe. Vervolg Een tot drie weken daarna nemen jullie samen de zelfscan en leerdoelen door. 16 Coach de coach Jouw rol

Onderwerpen bij je feedback aan trainers Bespreek met je trainer een aantal onderwerpen die bij het trainen, coachen en begeleiden van sporters van belang zijn: Non-verbale communicatie; Effectieve verbale communicatie; Positieve feedback; Van plezier naar zelfvertrouwen en prestatie; Omgaan met verlies. Non-verbale communicatie Maar 7 procent van wat we communiceren verloopt via woorden. De andere 93 procent is volledig non-verbaal. Niet alleen wat iemand zegt doet er dus toe. Hoe hij het zegt is misschien nog wel belangrijker. Wat communiceer je met je toon, je lichaamshouding, je gezichtsuitdrukking? Je kunt het bewustzijn van de trainer over het belang van non-verbale communicatie vergroten met een spelopdracht. Effectieve verbale communicatie Maak de trainer attent op de kenmerken van effectieve verbale communicatie. Gebruik hierbij voorbeelden: Voorbeeld 1: Doe eens beter je best! Vraag aan de trainer: Maakt dit de sporter duidelijk wat er van hem verwacht wordt? Voorbeeld 2: Dat is niet goed, dat moet je anders doen! Vraag aan de trainer: Maakt dit de sporter duidelijk hóe hij het beter kan doen en wat je als trainer van hem wil zien? Of communiceer je hiermee vooral wat je niét wilt zien? Benadruk ook hoe belangrijk het is rekening te houden met de leeftijdsspecifieke kenmerken* van kinderen. Een sporter van 16 jaar kan zich langer concentreren en kan meer instructies tegelijk aan dan een kind van 6 jaar. Een kind van 6 kan maar één opdracht tegelijk onthouden en dus ook maar één opdracht tegelijk uitvoeren. Het werkt dus niet een kind van deze leeftijd te vragen én goed te luisteren én harder te lopen én op een speciale techniek te letten. Begin met een simpele opdracht en bouw die vervolgens stapsgewijs uit. *Zie bijlage 7: Leeftijdsspecifieke kenmerken Positieve feedback: wat gaat goed, wat kan beter? Leg uit dat dé basisvaardigheid van trainers is: goede feedback geven aan de sporters die ze coachen. Benadruk dat de vraag Wat gaat er goed en wat kan er beter? de beste startvraag is om feedback te formuleren. Deze vraag bevat geen foutfactor, maar spreekt teams en individuen aan op hun kwaliteiten. Daarmee draagt de vraag bij aan een opbouwend en veilig klimaat om als team in samen te werken. 17 Sportief Coach de coachen Jouw Inleiding rol

De feedbackmethode die we binnen de Coach de coach hanteren is de zogenaamde sandwich feedback-methode. Daarbij begin en eindig je met het noemen van dingen die goed gingen. In het midden zitten de zaken die eventueel voor verbetering vatbaar zijn. Wie feedback geeft volgens deze methode volgt dus steeds drie stappen: 1. Begin met positieve feedback. Vertel wat er goed ging en wat je aan kwaliteiten hebt gezien. 2. Geef daarna constructieve kritiek. Geef in precieze bewoordingen aan wat er volgens jou beter kan. 3. Sluit positief af. Benadruk dat de verbeteringen die je voorstelde de sporter helpen om het nog beter te doen. Let op! Geef als trainerscoach steeds het goede voorbeeld: pas zelf de sandwich feedback-methode consequent toe. Van plezier naar zelfvertrouwen en prestatie Bespreek met de trainer de volgorde waarin je het beste met sporters kunt werken: van plezier naar betere prestaties. Een kind dat met plezier leert, bouwt zelfvertrouwen op. Zelfvertrouwen helpt een kind betere prestaties te leveren. Een goede trainer legt niet de nadruk op wat fout gaat, maar stimuleert wat goed gaat en geeft concrete aanwijzingen hoe het beter kan. In een veilig sportklimaat zijn verlies en fouten maken toegestaan: plezier staat voorop! De winst van verliezen Kinderen ontwikkelen door te sporten uithoudingsvermogen, zowel fysiek als mentaal. Een kind dat bij het sporten leert omgaan met verlies, is in het dagelijks leven ook beter in staat tegenslagen te incasseren. Een goede trainer relativeert het belang van winnen. Een te grote nadruk op moeten winnen leidt bij kinderen die daar gevoelig voor zijn gemakkelijk tot faalangst. De kans is groot dat zij zich vervolgens onttrekken aan het spel. 18 Coach de coach Inleiding

19 Coach de coach Inleiding

Benadruk bij bestuursleden dat trainers de spil van het Coach de coach-programma vormen. 20 Coach de coach De trainercoach

Hoofdstuk 5 Aandachtspunten voor het bestuur In je rol als trainerscoach is het goed om bij het bestuur van je vereniging een aantal punten onder de aandacht brengen. Zo vergroot je het succes van het Coach de coachprogramma. Trainers zijn de spil! Benadruk bij bestuursleden dat trainers de spil van het Coach de coach-programma vormen. Juist zij functioneren beter en prettiger na deelname! Zij zijn dus de primaire doelgroep. Het bestuur kan trainers motiveren door te benadrukken dat zij er zelf voordeel bij hebben: what s in it for me? Het bestuur moet trainers dus zo veel mogelijk betrekken bij het hele proces en de manier waarop jij als trainerscoach wordt ingezet. Zorg voor continuïteit De Coach de coach-aanpak is succesvol als je vereniging jou als trainerscoach regelmatig blijft inzetten en daarmee zo veel mogelijk trainers coacht. Om continuïteit te garanderen is het noodzakelijk dat het bestuur Coach de coach opneemt in het bestaande beleid rond opleiding, begeleiding en ondersteuning. Uiteindelijk is immers het doel om niet alleen sporttechnische kwaliteit maar ook pedagogische kwaliteit een volwaardige plek te geven binnen opleiding en begeleiding. Bouw vervolgstappen in voor trainers Benadruk ook de mogelijkheid vervolgstappen in te bouwen voor trainers. Daarmee leidt het programma tot meer langetermijnresultaat. Bij vervolgstappen kun je denken aan: Voortgangsgesprekken met individuele trainers waarin zij hun ervaringen delen en zich nieuwe leerdoelen stellen; Trainersbijeenkomsten waarin trainers samen ervaringen uitwisselen. Zo blijven ze van elkaar leren. Dit zijn bijvoorbeeld bijeenkomsten van trainers die sporters van dezelfde leeftijd begeleiden. Jij kunt als trainerscoach de organisatie van deze vervolgstappen op zich nemen. Maar ook andere mensen kunnen dat doen, bijvoorbeeld een hoofdtrainer, lid van de technische commissie of lid van het jeugdbestuur. 21 Coach de coach De trainercoach

Bijlage 1 Zelfscan trainer Naam trainer: Vereniging: Naam trainerscoach: Datum: Beoordeel jezelf aan de hand van onderstaande stellingen. Begeleiden van sporters IK: een beetje matig voldoende goed n.v.t. luister naar kinderen en speel in op hun belevingswereld heb een open houding en stel vragen zorg ervoor dat sporters durven te zeggen wat ze denken help bij het oplossen van conflicten en meningsverschillen bied emotionele ondersteuning als sporters dit nodig hebben maak afspraken met sporters leg afspraken vast spreek sporters aan als zij zich niet aan afspraken houden stel afspraken indien nodig bij communiceer met ouders over de teamafspraken maak afspraken met ouders leg afspraken met ouders vast spreek ouders indien nodig aan evalueer in de vorm van individuele sportersgesprekken evalueer tussentijds met technische staf, commissie, jeugdbestuur e.a. Met als resultaat dat: > de begeleiding aansluit bij de ontwikkeling en beleving van sporters > er een veilig sportklimaat is > ouders geïnformeerd en betrokken zijn 23

Bijlage 2 Leerdoelen trainer Vul de volgende zinnen aan. Neem de door jou ingevulde zelfscan daarbij als uitgangspunt. Begeleiden van sporters Bij het begeleiden van sporters ga ik mijzelf vooral verbeteren in: Dit ga ik realiseren door de volgende acties te ondernemen: Geven van trainingen Bij het geven van trainingen ga ik mijzelf vooral verbeteren in: Dit ga ik realiseren door de volgende acties te ondernemen: Coachen van sporters tijdens wedstrijden Bij het begeleiden van spelers tijdens wedstrijden ga ik mijzelf vooral verbeteren in: Dit ga ik realiseren door de volgende acties te ondernemen: Opmerkingen/ feedback van de trajectbegeleider Aanvullende notities Opdrachten tijdens de begeleiding: 25

Bijlage 3 Observatielijst trainer Naam trainerscoach: Datum: Vereniging: Naam trainer/coach/begeleider: Sporter(s): 1. Coachen a. Hoe is het taalgebruik van de trainer? positief stimulerend 1 2 3 4 5 6 7 negatief afkrakend rustig 1 2 3 4 5 6 7 Druk opbouwend 1 2 3 4 5 6 7 Afkrakend geeft concrete aanwijzingen 1 2 3 4 5 6 7 geeft vage aanwijzingen stelt veel vragen 1 2 3 4 5 6 7 stelt helemaal geen vragen op de leeftijd van het kind 1 2 3 4 5 6 7 niet op de leeftijd afgestemd afgestemd benoemt gemaakte afspraken 1 2 3 4 5 6 7 benoemt geen gemaakte afspraken gebruikt humor 1 2 3 4 5 6 7 gebruikt geen humor b. Hoe legt de trainer oefening(en)/opdracht(en) uit? duidelijk 1 2 3 4 5 6 7 onduidelijk doet oefening altijd voor 1 2 3 4 5 6 7 doet oefening nooit voor afgestemd op de individuele 1 2 3 4 5 6 7 niet afgestemd sporter c. Hoe geeft de trainer feedback? in complimenten 1 2 3 4 5 6 7 in kritiek als groeipunt 1 2 3 4 5 6 7 als fout specifiek 1 2 3 4 5 6 7 algemeen altijd gemeend 1 2 3 4 5 6 7 nooit gemeend spreekt altijd aan op gedrag 1 2 3 4 5 6 7 spreekt niet altijd aan benadrukt geen fout gedrag 1 2 3 4 5 6 7 benadrukt alleen fout gedrag 27

Bijlage 3 - Observatielijst trainer 2. Eigen houding Hoe begeleid de trainer de sporter(s) vooral? introvert 1 2 3 4 5 6 7 extravert beschermend 1 2 3 4 5 6 7 aanvallend ondersteunend 1 2 3 4 5 6 7 sturend rustig 1 2 3 4 5 6 7 druk taakgericht 1 2 3 4 5 6 7 niet taakgericht 3. Contact met spelers a. Hoe heeft de trainer contact met de sporter(s)? betrokken 1 2 3 4 5 6 7 niet betrokken met veel oogcontact 1 2 3 4 5 6 7 weinig oogcontact reageert vanuit plan 1 2 3 4 5 6 7 reageert niet vanuit plan heeft kennis van privésituatie 1 2 3 4 5 6 7 heeft geen kennis van privésituatie b. De trainer luistert: veel 1 2 3 4 5 6 7 nooit 4. Interactie met arbitrage/juryleden Hoe is de interactie van de trainer met de arbitrage/juryleden? wel interactie 1 2 3 4 5 6 7 geen interactie positief 1 2 3 4 5 6 7 negatief anders nl: 5. Interactie met tegenstander Hoe is de interactie van de trainer met de tegenstander? veel interactie 1 2 3 4 5 6 7 nooit interactie positief 1 2 3 4 5 6 7 negatief anders nl: 6. Interactie met publiek en/of ouders Hoe is de interactie van de trainer met publiek en/of ouders? veel interactie 1 2 3 4 5 6 7 nooit interactie positief 1 2 3 4 5 6 7 negatief anders nl: Bijzonderheden: zaken die je opvallen tijdens je observatie 28

Bijlage 3 - Observatielijst trainer Wat gaat goed? tijd Wat kan er beter? Jouw analyse De trainer: is een voorbeeld voor zijn 1 2 3 4 5 6 7 is geen voorbeeld spelers creëert een veilige 1 2 3 4 5 6 7 creëert geen veilige leeromgeving leeromgeving nodigt uit tot eigen inbreng 1 2 3 4 5 6 7 nodigt niet uit tot eigen inbreng van de sporter(s) is enthousiasmerend 1 2 3 4 5 6 7 is niet enthousiasmerend is taakgericht 1 2 3 4 5 6 7 is prestatiegericht Verhouding prestatie % / motivatie. % / plezier % / zelfvertrouwen % 29

Bijlage 3 - Observatielijst trainer Leiderschapsstijlen veel Steunen: weinig sturing veel ondersteunen Begeleiden: veel sturing veel ondersteunen Ondersteunen Delegeren: weinig sturing weinig ondersteunen Leiden: veel sturing weinig ondersteunen weinig weinig Sturing veel Leidraad feedbackgesprek Wat gaat er goed? 1. 2. Wat kan beter? 1. 2. Leeropdrachten voor de trainer: 1. 2. 30

Bijlage 4 Aandachtspunten bij de observatie Gebruik altijd het observatieformulier Gebruik het observatieformulier bij iedere wedstrijd als leidraad voor je observatie, analyse en conclusies. Maak concrete notities Bekijk de wedstrijd, de voorbereiding en de nabespreking. Maak notities over de positieve kwaliteiten van de trainer, bijvoorbeeld over zijn enthousiasme, gedrevenheid, zijn leuke contact met de spelers, zijn opbouwende manier van communiceren (verbaal en non-verbaal) en de duidelijke instructies die hij geeft. Noteer ook een aantal verbeterpunten. Geef er voorbeelden bij. Als je van mening bent dat de trainer zijn manier van communiceren zou kunnen verbeteren schrijf je bijvoorbeeld op: In de eerste helft schreeuwde hij tegen sporter met nummer 3: Wat ben je aan het doen, heb je geen zin of zo?! Bij de wissel van sporter nummer 7 negeerde hij de sporter helemaal. Je kunt notities maken op chronologische volgorde of je kunt het schematisch doen: positief 12e min Positieve coaching na missen op doel van nr5: Goed gelopen en de volgende keer gaat hij er zeker in! Rust: tijdens de rust wist de trainer met zijn enthousiasme de spelers die op dat moment achter stonden weer moed in te praten. Hij gaf ze stuk voor stuk een compliment tijd 24e min: Negeren speler 8 bij wissel; speler voelde zich genegeerd en baalde 56e min: vage aanwijzing nr 9: verder lopen, terwijl hij niet wist op welke positie hij nu moest spelen verbeterpunten 31

Gebruik beeldmateriaal! Beeldmateriaal kan bestaan uit foto s of video-opnamen. Het doel van het gebruik van het beeldmateriaal tijdens het Coach de coach-programma is het ondersteunen van de feedback. Beelden zeggen vaak meer dan duizend woorden. Het beeldmateriaal houdt de trainer een spiegel voor en geeft de trainerscoach een extra instrument om zijn bevindingen en feedback kracht mee te geven, te onderstrepen of te ondersteunen. Ervaring heeft geleerd dat van het beeldmateriaal een grote lerende werking uitgaat voor de trainers. Ze zien hoe ze er daadwerkelijk bij staan of handelen in een bepaalde situatie. Hoe ga je om met beeldmateriaal? Schaf eventueel een speciale camera aan die alleen voor het Coach de coach-programma wordt gebruikt en bewaar deze camera achter slot en grendel. De vereniging moet een privacyprotocol instellen dat ervoor zorgt dat de trainerscoaches de beelden enkel en alleen voor trainingsdoeleinden/feedback gebruiken. Zij mogen de beelden nooit openbaar maken door ze bijvoorbeeld op sociale media te plaatsten. Je vraagt altijd toestemming aan alle aanwezige partijen; er kunnen bijvoorbeeld sporters zijn die niet in beeld gebracht mogen worden. Je legt uit waarvoor het materiaal gebruikt wordt. Je gebruikt het beeldmateriaal alleen ter ondersteuning en lering voor het feedbackgesprek met de trainer en uiteraard nooit voor het belachelijk maken van een persoon. Je verwijdert de beelden na het feedbackgesprek waar de desbetreffende trainer bij is. Toon geen emotie Zorg ervoor dat je tijdens je observatie en analyse geen emoties uitstraalt. Bemoei je niet met commentaar op tegenstanders, scheidsrechters, trainers, ouders e.a. Geef zelf het goede voorbeeld door respectvol om te gaan met spelers, scheidsrechters, trainers en ouders. Neem een positieve grondhouding aan Ga ervan uit dat er in iedere trainer iets goeds zit. Richt je op positieve kwaliteiten. Laat je bij je observatie sturen door de vraag: wat gaat goed en wat kan beter? Die vraag dwingt je op een positieve en opbouwende manier naar iemand te kijken. Hoe kan ik deze trainer vandaag iets positiefs meegeven dat hem helpt in de toekomst nog beter om te gaan met sporters? 32

Stap niet in de top 11 valkuilen! Goed observeren van trainers vergt oefening. Ga na wat jouw valkuilen zijn. 1. Je gaat helemaal op in het sportmoment en verliest je focus op de trainer. 2. Je laat te veel emotie doorschemeren in de observatie. Bijvoorbeeld doordat je denkt deze man mag ik niet, want hij vertoont in mijn ogen slecht gedrag. Het gevaar is dat je focus dan komt te liggen op wat slecht gaat, in plaats van op wat goed gaat (de kwaliteiten). 3. Je ziet alleen de trainer en vergeet te letten op wat zijn gedrag met de sporter doet. (Dit heet tunnelvisie.) 4. Je bent niet gericht op één aspect van het observatieformulier maar wilt te veel zaken tegelijk in de gaten houden. Daardoor zie je door de bomen het bos niet meer en raak je verlamd. 5. Je wordt zo getroffen door positief gedrag van de trainer dat je al zijn volgende acties door een roze bril waarneemt. (Dit heet het halo-effect.) 6. Je wordt zo getroffen door negatief gedrag van de trainer dat je al zijn volgende acties door een donkere bril waarneemt. (Dit heet het horn-effect.) 7. Je wilt clement zijn: omdat je de eerste actie van de trainer maar matig vond, ben je geneigd zijn gedrag daarna te mild te beoordelen. (Je denkt: het moet wel leuk blijven.) 8. Je bent te streng. Je evalueert het gedrag van de trainer onredelijk negatief. 9. Je hebt trainers geobserveerd die het in jouw ogen maar matig deden. De eerste die het daarna wel een beetje aardig doet beoordeel je overdreven positief. (Dit heet het volgorde-effect.) 10. Een ander volgorde-effect: je hebt trainers geobserveerd die het in jouw ogen erg goed deden. De eerste die het daarna matig doet, beoordeel je overdreven negatief. 11. Je bent geneigd alle gedragingen van de trainer als gemiddeld effectief te beschouwen; je vlakt uitschieters af. Dit risico loop je als je onvoldoende duidelijk is waar je op wilt letten bij het observeren. (Dit heet centrale tendens.) 33

Bijlage 5 Aandachtspunten bij de analyse van het observatiemateriaal Deel je feedbackpunten in Je hebt voor, tijdens en na de wedstrijd positieve punten en verbeterpunten opgeschreven. Kijk in welke categorieën je de punten kunt onderbrengen. Je kunt hierbij als hulpmiddel de indeling nemen die we ook gebruiken bij de opdrachten en situatiekaarten: 1. Afspraken maken 2. Positief coachen 3. Mensen aanspreken 4. Houding en communicatie Maak een lijst adviezen De punten die je hebt opgeschreven en de observatielijst vormen samen een miniprofiel van de trainer. Bedenk aan de hand van dit profiel welke boodschap je aan deze trainer wilt meegeven. Maak een lijstje van adviezen en gebruik dat als leidraad voor je feedbackgesprek. Met iemand praten over zijn gedrag kan weerstand opwekken. Het is om die reden handig een lijstje te hebben met meerdere verbeterpunten. Afhankelijk van het verloop van je feedbackgesprek kun je er daar een van kiezen. Kies passende opdrachten Zoek naar aanleiding van je analyse alvast een of meer opdrachtenkaarten uit die bij de boodschap passen die jij deze persoon wilt meegeven. Kies daarvoor uit de vier hierboven genoemde categorieën de categorie die volgens jou het belangrijkst is. Zoek in deze categorie de meest toepasselijke kaart. Kom tijdens het feedbackgesprek samen met de trainer tot de beste opdracht. 35

Bijlage 6 Aandachtspunten bij het voeren van een feedbackgesprek De voorbereiding Op grond van je observatie en analyse heb je een aantal aandachtspunten geselecteerd die je de trainer mee wilt geven. Het is belangrijk om bij het voeren van een feedbackgesprek de volgende punten in gedachten te houden: Zorg dat de trainer zich veilig voelt. Begin het gesprek met de mededeling dat je er bent om hem te ondersteunen. Geef het goede voorbeeld door respectvol en zorgvuldig met je gesprekspartner om te gaan. Ga uit van het principe dat iedere trainer wel iets goed doet. Laat je het hele gesprek door sturen door de vraag: wat gaat goed en wat kan beter? Kom hier ook op terug als een trainer afdwaalt of ergens over klaagt. Wees je ervan bewust dat het heel belangrijk is hóe je jouw boodschap overbrengt. Presenteer je boodschap als een advies waarmee de trainer zijn voordeel kan doen: hij kan nóg beter worden dan hij al is. Vermijd negatieve oordelen of aanvallen op het gedrag van de trainer. Houd emoties buiten het gesprek en met name je eigen emotie. Houd zelf de regie in handen en laat je niet verleiden tot lange discussies of uitvoerige voorbeelden van andere wedstrijdsituaties. Focus je op de kern van je boodschap. Onthoud je van commentaar op technische en/of tactische aspecten. Het gesprek Houd het feedbackgesprek kort en bondig. Hanteer een maximum van 15 minuten. Vraag de trainer wat hij zelf goed vond gaan en wat hij voor verbetering vatbaar vindt. Je geeft de trainer daarmee ruimte om zelf een kader te scheppen voor het gesprek. Bijkomend voordeel is dat zijn antwoord jou een goede aanwijzing geeft van wat hij van het gesprek verwacht en of je weerstand kunt verwachten. Geef je feedback volgens de sandwich feedback-methode. Dit betekent dat je de volgende drie stappen doorloopt: 1. Geef welgemeend een positief compliment. Wat gaat er goed? Wees specifiek in je formuleringen. Begin met het meest positieve wat je de trainer hebt zien doen. Vind je het moeilijk iets positiefs te vinden? Bedenk dat ook achter op het eerste gezicht negatief gedrag iets positiefs te vinden is. Een trainer die bijvoorbeeld veel schreeuwt en continu aanwijzingen geeft, kun je een compliment geven over zijn enthousiasme en betrokkenheid. 2. Geef een opbouwend advies. Wat kan er beter? Wees eerlijk en specifiek in je formuleringen. Vertel wát het verbeterpunt is en hóe de trainer hieraan kan werken. Gebruik de opdrachtkaarten hier als hulpmiddel: daar staan al diverse situaties die voorkomen op beschreven. 37

3. Sluit af met een positieve samenvatting. Hoe kan de trainer van goed naar beter gaan? Geef de trainer opnieuw een compliment. Uit je analyse heb je een of meerdere opdrachten geformuleerd. Daarna heb je daar toepasselijke opdrachtkaarten bij uitgezocht. Deze geef je aan het eind van het gesprek aan de trainer mee. Het is belangrijk om van tevoren te bedenken welke leeropdracht je de trainer aan het eind wilt meegeven. Geef liever één goede opdracht dan vijf kleine; de ervaring leert dat dit effectiever is. Hanteer een maximum van twee opdrachten. Als je bij een trainer veel weerstand voelt, is het soms raadzaam om voor de quick win te gaan. Daarbij kies je ervoor de trainer een makkelijke oefening mee te geven in plaats van een lastige opdracht die hem sterk met zijn eigen gedrag confronteert. Dat vergroot de kans dat hij met je opdracht aan de slag zal gaan. Het is een essentieel onderdeel van dit gesprek om aan te voelen welk soort opdracht het meest effectief is bij de betreffende trainer. Verkeerd kiezen kan hem demotiveren. Sluit het gesprek altijd positief af. Bedank de trainer bijvoorbeeld voor zijn inzet, medewerking en openheid. Geef aan óf en hóe je verslag van je observaties zult doen aan derden. Houd je daarbij aan verenigingsafspraken. Nazorg Als er gelegenheid is de trainer na de opdrachten weer te spreken, vraag hem dan hoe het gaat en of je hem nog ergens mee kan helpen. 38

Algemene tips voor het voeren van goede gesprekken Hierna vind je een groot aantal algemene tips voor het voeren van gesprekken. Tip 1: voer een dialoog Een goed gesprek is een dialoog. Daarbij wisselen twee mensen van gedachten. Het doel ervan is beter te begrijpen wat de ander denkt, vindt of voelt. Hoe voer je een goede dialoog? Neem de tijd: dialoog is gericht op diepgang. Luister actief, stel (open) vragen en toon betrokkenheid. Verplaats je in de ander, bekijk de wereld door zijn ogen en leef je in. Stel je oordeel uit en respecteer de ander. Accepteer dat er verschillen zijn. Denk niet tegen anderen ( ja, maar ), maar denk samen, als één hoofd ( ja, en ). Maak ruimte voor nieuwe inzichten: houd niet vast aan wat je vertrouwd is. Ezelsbruggetjes voor een goede dialoog: Gebruik de LSD-methode: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. Laat je OMA (wat vaker) thuis: Oordelen, Meningen, Adviezen. Neem ANNA mee: Altijd Navragen, Nooit Aannemen. Maak je niet DIK: Denk in Kwaliteiten. Smeer NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander. Bron: Vilan 39

Tip 2: luister actief Luisteren is meer dan je mond houden terwijl de ander iets zegt. Iemand die stil is terwijl de ander iets zegt kan: niet luisteren: het kost hem moeite om aandacht aan de ander te besteden; marginaal luisteren: hij hoort wel wat de ander zegt, maar luistert niet echt; kritisch luisteren: hij toont belangstelling voor wat de ander feitelijk overbrengt, maar gaat niet in op de achterliggende bedoelingen; actief luisteren: hij doet zijn best zich in de ander te verplaatsen en let ook op de nonverbale communicatie. Als je actief hebt geluisterd geef je daarna in eigen woorden weer wat de essentie uit de boodschap van de ander was. Je checkt daarmee of je het júist gehoord hebt. Daarbij kun je de volgende vragen gebruiken: Klopt het dat...? Als ik het goed begrijp vind jij/denk jij dat...? Komt het erop neer dat...? Hoe luister je actief? Alleen als je zelf niets zegt (ook van binnen niet) kun je goed luisteren. Wees je bewust van je eigen emotioneel gevoelige plekken. Laat anderen uitpraten. Leef je in het verhaal van de ander in. Houd de ander een spiegel voor, blijf ontspannen terwijl je feedback geeft. Luister selectief, leer te filteren. Let op je uitingen van kritiek, ook non-verbaal. Laat merken dat je luistert: kijk je gesprekspartner aan. Vat samen wat de ander zegt en controleer met vragen of je hem goed begrepen hebt. Herhaal waar nodig enkele woorden als een vraag, kijk daarbij ook vragend. Tip 3: stel op een goede manier vragen Stel open vragen. Daarmee nodig je ander uit jou informatie te geven. Stel vragen die beginnen met wie, wat, wanneer, hoe of hoe vaak. Deze leveren vaak concrete en gerichte antwoorden op. Wees voorzichtig met waarom-vragen. Die wekken gemakkelijk de indruk dat je iemand ter verantwoording roept en leiden daardoor tot weerstand. Denk na over de vraag waaróm je iets wilt weten en wát je dan precies wilt weten. Stel daarna pas je vraag. Leid je vraag eventueel kort in. Leg uit hoe je tot de vraag komt. Daarmee vergroot je het gevoel van wederzijdse betrokkenheid en gezamenlijkheid. Stel je vragen zo concreet mogelijk: dit verkleint de kans op misverstanden. Korte vragen leveren de beste informatie op. Lange vragen roepen bij de ander vaak meer op dan je wilt en gaan een eigen leven leiden. 40

Tip 4: geef complimenten! Het is wetenschappelijk bewezen dat een compliment veel effectiever is dan kritiek bij het opbouwen van een relatie. Na één kritiekpunt zijn er vijf complimenten nodig om de relatie te herstellen. De effecten van een gemeend compliment zijn dat de ander: zich gezien voelt, het idee krijgt dat hij ertoe doet; weet dat je bepaald gedrag op prijs stelt; daardoor dat gedrag gaat herhalen; meer zelfvertrouwen krijgt; zich gewaardeerd voelt. Hoe geef je een compliment? Wees specifiek. Benoem concreet gedrag en vertaal dat in een algemene kwaliteit. Doe dat als het gedrag zich feitelijk voordoet. Wees oprecht. Complimenteer iemand niet met iets waarop hij niet trots is. Dit kan overkomen als betuttelend en de indruk wekken dat je de ander onderschat. Geef geen complimenten die concurrentie in de hand werken ( Prettig dat jij in ieder geval wel behulpzaam bent. Dat kan ik van veel van je collega s niet zeggen! ). Tip 5: geef professioneel feedback De tips bij het geven van complimenten gelden voor een groot deel ook voor feedback geven. In de praktijk komt veel feedback tot stand volgens het recept voor misfeedback. De regels voor feedback en het recept voor misfeedback staan in de volgende twee plaatjes. 41

Hoe geef je feedback? Informeer of de ander openstaat voor feedback; neem er de tijd voor. Begin positief. Benadruk dat het om jouw mening gaat en dat anderen er anders over kunnen denken. Geef alleen feedback op veranderbaar gedrag. Beschrijf concreet en specifiek gedrag dat jij zelf hebt gehoord of gezien. Geef aan welk effect dit gedrag op jou had. Vertel wat de ander volgens jou beter anders kan doen. Maak hierover samen afspraken. Goede feedback is feed forward want: het is gericht op de toekomst (hoe kan de ander beter werken en/of reageren?); het is positief, gericht op resultaten en/of oplossingen; het is gefocust op gewenst gedrag: acties die leiden tot verbetering. En iedereen kan het! Tip 6: stel je open voor feedback Als je feedback geeft, moet je ook bereid zijn feedback te ontvangen. Hoe doe je dat? Zie feedback als een kans om iets te leren. Interpreteer feedback niet als een persoonlijke aanval. Schiet in reactie op feedback niet in de verdediging. Je hoeft het niet eens te zijn met de ander. Sta in woord en daad open voor feedback; stel open vragen, neem de tijd. Luister goed, zorgvuldig en actief: laat zien dat je luistert. Controleer met vragen of je de ander begrijpt. Vertel eerlijk wat de feedback met je doet. Vertel wat je wel en wat je niet gaat veranderen en waarom. Maak hierover afspraken. Tip 7: vraag zelf om feedback Van feedback kun je veel leren. Vraag er zelf daarom ook om. Vraag de ander wat die gezien/gehoord heeft. Vraag om feiten en concrete voorbeelden. Vraag wat de ander daarvan vond. Geef de ander erkenning door te laten merken dat je het waardeert iets over zijn waarnemingen te horen. Ga na of je de ander goed begrijpt: vat samen en vraag door. Vraag hoe de ander het anders wil; geef geen oordeel en onderhandel. Maak hierover afspraken. 42

Bijlage 7 Leeftijdsspecifieke kenmerken Wat betekent de leeftijd van je sporters voor: je houding, je toon, je instructies of correcties, je sturing en begeleiding? jaar Bij deze ontwikkelingsfase van sporters past deze begeleiding: 5-8 richten zich al enigszins op de ander laten een begin zien van spelen tegen elkaar vinden regels belangrijk hebben gevoel voor rechtvaardigheid zijn snel afgeleid zijn spontaan zijn fantasierijk en nieuwsgierig vinden winnen ondergeschikt aan spelen spelenderwijs leren vragen stellen korte opdrachten geven veel herhalen voorbeelden geven, dingen voordoen veel bewegen fantasie en verhalen gebruiken 8-11 zijn meer gericht op vriendjes zijn zelfstandiger willen veel weten willen dingen samen doen zijn creatief zijn actief veel variatie aanbrengen veel bewegen leren samen te spelen persoonlijke prestaties benadrukken, niet onderling vergelijken duidelijk leiding geven goede voorbeelden geven nieuwe activiteiten aanbieden 11-14 vinden vriendengroep en erbij horen belangrijk zijn prestatiegericht willen dingen ontdekken hebben grotere concentratieboog dan jongere kinderen zijn onzeker zijn gevoelig voor negatieve opmerkingen vinden regels niet vanzelfsprekend samenwerken taken verdelen presteren als team benadruk wat goed gaat sluit aan op interessewereld vraag wat ze leuk vinden differentieer naar individu maak samen afspraken 15-18 worden minder onzeker hebben oog voor de toekomst ontwikkelen eigen waarden en normen vinden prestaties belangrijk groeien in zelfstandigheid willen zich onderscheiden successen benadrukken, wat er goed gaat beklemtonen aandacht hebben voor tactiek overleggen, hen bij keuzes betrekken voorwaarden scheppen naar individu differentiëren 43