Wat doe je zoal op een dag?



Vergelijkbare documenten
Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Wat doe je zoal op een dag?

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Wat eten we vanavond?

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Spreekoefeningen. Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen. (voor het inburgeringsexamen - spreken)

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Antwoorden Thema 5 Vrije tijd

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag.

Werkboek Het is mijn leven

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Wat heb je gisteren gedaan?

Les 4. Eten en drinken, boodschappen doen

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

Leesboekje eten en drinken

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Signaalwoorden en verschillende vormen van woorden

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

2014 FC-Sprint² Leerbedrijf Bronnen

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Thema In en om het huis.

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Leergebied: Noord. Energie. Aardrijkskunde Nederland. omzetting

Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1

Strategieles Voorspellen niveau A

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

TOETS NT2-1 schrijven. Goed voorbereid slagen. voor het staatsexamen NT2 programma 1. Opgavenboekje nr. 1 SCHRIJVEN. niveau B1. tijdsduur: 120 minuten

Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

de andijvie A is een soort groente met grote groene bladeren.

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

taalkaart 1 Ik ga op reis en Ik ga op reis en Wat ga je doen? Je leert wat een reisverhaal is. Je schrijft er zelf een.

Zuivel is belangrijk. Melk is goed voor... ELK!

René op vakantie mei 2013 P U T T E N

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

1. Wat doe jij het liefst om je te ontspannen? (meerdere antwoorden mogelijk) 46%

Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs

Iris marrink Klas 3A.

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Lesbrief: Variëren met eten Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen?

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

REGELS. Wat hoort bij elkaar?

Dat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager

Melkweg. Iedereen fit! Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezondheid: Sporten en bewegen

Thema Op zoek naar werk

Thema 2 Boodschappen. Inhoudsopgave

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Kids. &Go. Informatieblad speciaal voor kinderen

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

In de vrije tijd houd ik van hardlopen en squashen.

Schrijfpalet. Denk goed na! 12. Olifant met gsm?

werkbladen thema 5 werk

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Uitgave van Stichting Be Aware Januari 2015 WIL JE MINDER GAMEN?

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Eetgewoonten van schoolkinderen Vragenlijst voor kinderen

Tijdens deze challenge eet je volgens een vast, uitgebalanceerd schema en combineer je Clean Meals

De examenperiode is een moeilijke tijd. Je moet hard studeren en je hebt veel stress. Wat is een goede studiemethode en wat doe je beter niet?

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

GEZONDE ONTBIJT RECEPTEN

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND

Het voedingsdagboek, hoe werkt het...

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Voorwoord 6. Woordenlijst 283

Gezond gewicht: BOFT. Gezonde eet- en beweegadviezen. voor ouders van kinderen van 4 tot 12 jaar

Take a look at my life 12

Zorgen: Laatste mode en trends, ouders, vriend/in, vrienden/vriendinnen, huiswerk, school, etc.

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat

Wie is dat? thema. Hoe heet jij? Ik weet het niet! Beatriz. Marco. Hallo, ik heet Jürgen. Dag mevrouw. Dag meneer. Hoi! Ik heet Bushra. En jij?

Ons vakantieverblijf in De Lutte.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Antwoordenmodel. Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1. Oefening 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/ euro per maand 272 euro per maand

WEEK 1: 13 t/m 17 juli 2015

6 Past je werk bij je privéleven? In deze prestatie ga je laten zien dat stage en privéleven best samen kunnen gaan.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Wat vinden kinderen ervan?

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Transcriptie:

Wat doe je zoal op een dag? 4 A 's Morgens als ik opsta 1 Nu, straks cd 1-21 Luister naar de dialogen en kruis aan. Wat gaan Michel, Joost en Maria nu doen? Wat gaan ze straks doen? nu straks Michel: televisiekijken naar de tandarts Joost: boodschappen doen koken Maria: een ijsje kopen auto wassen 2 Zij zijn aan het Wat zijn zij aan het doen? Kijk naar de afbeeldingen en maak de zinnen af. Hij is aan het wassen. Hij is bezig met wassen. Hij is bezig met de was. 1. De kinderen zijn aan 2. Zij zijn aan het. 3. Zij zijn aan het. het en vader en moeder zijn bezig met. 4. Zij zijn aan het. Zij zijn bezig met. 5. Zij zijn aan het. Zij zijn bezig met. zevenenveertig 47

4A 3 Bezigheden Kijk naar het voorbeeld. Maak daarna zelf zinnen. Zij is aan het studeren maar zij wil liever slapen. 1. Ik 2. Hij 3. Zij 4. Zij 5. Wij 4 Eerst, dan, ten slotte a) Zet de zinnen in een logische volgorde. 1. 2. 3. 4. 5. Ten slotte ga ik slapen. Eerst ga ik avondeten. Dan ga ik televisiekijken. Vervolgens ga ik naar bed. Daarna ga ik tandenpoetsen. - - - - b) Zet de zinnen in de juiste volgorde en vul dan het juiste woord in. Kies uit: daarna dan eerst ten slotte vervolgens poets ik mijn tanden. word ik wakker. ga ik ontbijten. neem ik een douche. kom ik uit bed. 48 achtenveertig Contact-WB_H1-4v14.indd 48 27-05-2010 15:57:26

5 Zinnen veranderen a) Verander de volgende zinnen. Begin met de tijdsaanduiding of het adverbium. Ik ga eerst naar de cursus. Eerst ga ik naar de cursus. 1. Ik doe in juni examen. 2. Saskia gaat morgen naar Rotterdam. 3. Frans gaat dit weekend naar huis. 4. Katja gaat op maandag terug naar Utrecht. 5. De les begint om half negen. 6. Ik ga eerst eten. b) Verander de volgende zinnen. Begin met het onderstreepte woord. Ik ga op maandag eerst naar de cursus. Op maandag ga ik eerst naar de cursus. 1. Ik doe volgend jaar in juni examen. 2. Saskia gaat morgen eerst naar Rotterdam. 3. Frans gaat dit weekend eerst naar Utrecht en daarna naar Breda. 4. Katja gaat op maandag om acht uur terug naar Utrecht. 5. De les begint morgen om half negen. 6. Ik ga daarna eerst iets eten. 6 Wat doet Mark deze week? Mark is student. Hij wil kok worden. Hij werkt in een lunchroom. Mark heeft veel vrienden. Hij heeft een drukke agenda. dagdelen maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag ochtend 9.00-11.00 uur Praktijk examen koken. 9.00-11.00 uur Tentamen voedingsleer. 11.15 12.45 uur Tentamen algemene hygiëne 10.00 12.00 uur Werken. 9.30-11.30 uur praktijkexamen serveren 10.00 12.00 uur Werken. Boodschappen doen. 10.00 uur Ontbijt met Leontien. middag 13.00 uur Lunchen met Maria op school. 14.00 uur Kookles - toetjes. 15.00 uur Boodschappen doen op de markt. 12.00 15.00 uur Werken. 12.00 15.00 uur Werken. 12.00 15.00 uur Werken. 16.00 uur Leontien ophalen van het station. Fietsen met Leontien. 17.00 uur Eten bij pizzeria Donatello s. avond 19.00 uur Johan komt eten. 19.30 uur Eten bij Maria. 18.00 uur Borrelen en eten koken met Geert. 18.00 uur Johan komt eten. 20.45 uur Voetbal: Nederland - Italië! 19.00 uur Met Koen en Maria eten bij 'De Gasterij'. 20.00 uur Feest in de Stadszaal. 18.00 uur Leontien naar de trein brengen. 20.45 uur Voetbal: Finale kijken met Geert en Johan! negenenveertig 49

4A a) Kijk in de agenda van Mark op p. 49 en geef antwoord op de vragen. Wat doet Mark zondagochtend? Zondagochtend ontbijt hij om 10.00 uur met Leontien. 1. Wat doet Mark donderdagochtend? Donderdagochtend 2. Wat doet Mark maandagmiddag? 3. Wat doet Mark zaterdagavond? 4. Wat doet Mark woensdagochtend? 5. Wat doet Mark donderdagmiddag? 6. Wat doet Mark vrijdagavond? 7. Wat doet Mark zondagmiddag? 8. Wat doet Mark dinsdagochtend? b) Schrijf op wat Mark woensdag doet. Gebruik: eerst, dan, daarna, vervolgens en ten slotte. Woensdag moet Mark eerst werken. Woensdag 50 vijftig

c) Schrijf op wat Mark dinsdag doet. Gebruik: eerst, dan, daarna, vervolgens en ten slotte. Vertel ook hoe laat Mark iets doet. Dinsdagochtend heeft Mark eerst van negen tot elf uur tentamen voedingsleer. 7 Wat doe je op een dag? Schrijf op wat u morgen en overmorgen gaat doen. Gebruik tijdstippen en dagdelen: s morgens, s middags, s avonds en s nachts, om zeven uur s avonds en eerst, dan, daarna, vervolgens, etc. Lever de tekst in bij de docent. B Smakelijk eten! 1 Mijn dag ziet er zo uit Nelleke is schoonmaakster. Ze woont alleen met haar drie kinderen, Tommy, Joke en Marijn. Nelleke heeft in een persoonlijk profiel op haar hyvespagina haar dagindeling gezet. Ze vertelt daarin over haar dag. Lees de tekst en onderstreep de conjuncties. Om half zeven s ochtends gaat de wekker. Ik sta op en ik maak het ontbijt voor de kinderen. Ontbijten met de kinderen is een heel gedoe, want Tommy lust alleen pap, Joke wil alleen crackers en Marijn wil meestal helemaal niet eten. Om kwart over acht breng ik de kinderen weg, want de school begint om half negen. Ik moet zelf om 8.45 uur beginnen met werken, dus ik heb s ochtends altijd heel veel haast. Ik ben schoonmaakster. Ik werk vijf dagen per week. Ik moet veel werken, omdat het leven met drie kinderen heel duur is. Het schoonmaken van kantoren is saai en het verdient niet goed, maar ik kan geen ander werk vinden. Tussen de middag lunch ik en doe ik soms snel een paar boodschappen. Daarna werk ik weer tot 15.00 uur. Om 15.30 uur haal ik de kinderen op uit school. In het weekend ben ik vrij en ga ik meestal iets leuks doen met de kinderen. We gaan vaak naar de speeltuin in het park, want dat is gratis. Eten koken vind ik leuk. Ik zoek vaak een lekker recept voor het avondeten in de krant, op internet of in het kookboek. Ik gebruik altijd veel groenten voor de vitamines, dus we eten gezond. We eten niet altijd vlees, omdat dat te duur is. Na het eten kan ik even ontspannen, want de kinderen zitten achter de computer of kijken tv. Ze gaan meestal tussen 19.00 en 20.30 uur naar bed. Om half elf ga ik zelf naar bed, omdat ik de volgende dag weer vroeg moet opstaan. 2 Hoofdzin? Bijzin? Vul de juiste letter in het schema in. Kies uit: a. hoofdzin + hoofdzin b. hoofdzin + bijzin Ik sta vroeg op, want ik moet om 8.45 uur op mijn werk zijn. Ik sta op en ik maak het ontbijt voor de kinderen. Om 8.45 uur moet ik werken, dus ik heb haast. Dan ga ik werken, omdat ik geld moet verdienen. a Het schoonmaken van kantoren is saai, maar ik kan geen ander werk vinden. Na het eten heb ik rust, want de kinderen kijken tv. Om half elf ga ik naar bed, omdat ik morgen vroeg moet opstaan. eenenvijftig 51

4B 3 Want omdat Maak van een want-zin een omdat-zin. Maak van een omdat-zin een want-zin. Ontbijten met de kinderen is een heel gedoe, want Tommy lust alleen pap. Ontbijten met de kinderen is een heel gedoe, omdat Tommy alleen pap lust. 1. Ik breng Tommy naar school, omdat ik vandaag moet werken. 2. We eten niet altijd vlees, want dat is te duur. 3. Ik werk veel, omdat het leven met drie kinderen duur is. 4. Na het eten heb ik rust, want de kinderen kijken tv. 5. Om half elf ga ik naar bed, omdat ik erg moe ben. 4 Zelf zinnen maken Geef antwoord op de vragen. Lever de oefening in bij de docent. Ga je mee naar café 'De fiets'? Nee, ik ga niet mee want ik vind café 'De fiets' niet leuk. 1. Zal ik koffie bij je komen drinken? Nee, dat kan niet omdat... 2. Doe jij vandaag de boodschappen? Nee, ik heb geen tijd want... 3. Waarom doe jij een computercursus? Ik doe de cursus omdat... 4. Kan ik je helpen? Ja graag. Je kunt eten koken of... 5. Waarom ga je zo vroeg naar huis? Ik moet nog veel huiswerk maken en... 6. Wat zullen we vanavond gaan doen? We kunnen naar een restaurant gaan of... 5 Eet smakelijk! a) Lees het recept. Schrijf het recept nog een keer. Zet nu het verbum in de imperatief. Bereiding De bloem met een beetje zout in een grote kom doen. De eieren op de bloem breken en driekwart van de melk bij de bloem schenken. Roeren tot het beslag zonder klontjes is. Het beslag verdunnen met de rest van de melk. De margarine in een koekenpan doen en de pan op het vuur zetten. Wachten tot de margarine heet is. Een paar lepels beslag in de pan scheppen. Het vuur lager zetten. De ene kant bakken tot de bovenkant droog is. Omkeren en de andere kant op hoog vuur bruin bakken. De bloem met een beetje zout in een grote kom doen. Doe de bloem met een beetje zout in een grote kom. 52 tweeënvijftig

b) Zet de juiste hoeveelheid bij de ingrediënten. Kies uit: 2 20 ½ 250 een beetje Ingrediënten: 1. 250 gram bloem 4. gram margarine 2. eieren 5. zout 3. liter halfvolle melk c) Voor welk Nederlands gerecht is dit recept? 6 Wat eet u meestal op een dag? cd 1-22, 23 Een journalist schrijft een artikel over culturele verschillen in eetgewoontes. Hij interviewt een vrouw op straat. a) Luister naar de eerste dialoog (cd 1-22). Vul het schema in. altijd meestal soms af en toe nooit ontbijt lunch avondeten boterham met kaas en boterham met jam kopje thee kop koffie croissantjes verse jus d orange op het werk: broodje en soep thuis: twee boterhammen met vleeswaren of kaas glas melk gebakken ei warm eten vlees, aardappels en groente toetjes b) Luister naar de tweede dialoog (cd 1-23). Wat eet en drinkt de Italiaan op een dag? Hoe vaak doet hij dat? Vul het schema in. ontbijt altijd meestal soms af en toe nooit lunch altijd meestal soms af en toe nooit 7 En wat eet u? Interview iemand in uw eigen omgeving. Schrijf een tekst over zijn of haar eetgewoontes. Gebruik frequentiewoorden, zoals altijd, meestal, soms, nooit, etc. Lever de tekst in bij de docent. drieënvijftig 53

C Wat zijn je hobby s? 1 Interview met een sportvrouw 4C Lees het interview met deze sportvrouw. Welke sport doet zij? Hoe ziet je doordeweekse dag er uit? Meestal sta ik rond half acht op. Ik ga eerst ontbijten en rond 10.00 uur werk ik de eerste training af. Daarna ga ik even douchen. Rond 12.00 uur lunch ik en dan, als het een zware trainingsperiode is, doe ik even een middagslaapje van 13.00 tot 14.00 uur. Dan train ik meestal weer, vaak vier uur lang. Daarna ga ik weer douchen. Tot slot ga ik avondeten en s avonds wil ik nog iets gezelligs doen! Hoeveel uur train je per dag of per week? Dat verschilt wel erg, of je in de zomer of in de winter zit. En of je in een rustweek of een zware trainings periode zit. Maar in de zomer train ik vaak vier tot zes uur per dag. En in de winter train ik meestal twee tot vier uur. Welke afstand is jouw specialiteit? Ik denk dat de 1500 m mijn specialiteit is, maar ik ben Olympisch kampioen op de 3000 m. Wat is je favoriete ijsbaan? Calgary! Welke sport vind je nog meer leuk om te doen? Ik was vroeger lid van de hockey- en de tennisclub. Dat vind ik ook nog steeds superleuke sporten om te doen! En ik houd erg van zeilen. Deze sportvrouw doet aan 2 Sporten U wilt gaan sporten bij een sportclub. U vindt vijf sporten leuk. Kunt u deze sporten in uw woonplaats doen? Bij welke club? Zoek informatie op internet. Vul het schema in. in mijn woonplaats 1. wielrennen ja / nee naam van de club adres en telefoonnummer van de club kosten per maand 2. voetballen ja / nee 3. hockeyen ja / nee 4. volleyballen ja / nee 5. tennissen ja / nee 3 Mario is sportief a) Vul de juiste vorm van het verbum in. Kies uit: doen (2x) gaan spelen trainen willen zitten (2x) Mario aan voetbal, maar hij ook op zwemmen. Mario later een groot voetballer worden, dus hij veel. Twee keer in de week hij hardlopen en hij ook nog aan fitness. Hij bij voetbalclub Voorwaarts. In het weekend hij met zijn team wedstrijden tegen andere voetbalclubs. 54 vierenvijftig

b) Vul de juiste prepositie in. 1. Benjamin zit voetbal. 2. Stijn gaat op zaterdagochtend tennisles. 3. Jan-Jaap zit een hockeyclub. 4. Sylvia doet niet sport. 5. Theo gaat het sportcentrum om te fitnessen. 6. Tessa doet ballet. 4 Schrijven Favoriete sport Schrijf een korte tekst over uw favoriete sport voor het sportforum op internet. Gebruik de vragen. Lever de tekst in bij de docent. Wat is uw favoriete sport? Waarom? Doet u deze sport zelf ook? Zo nee, waarom niet? Welke sport doet u wel? 5 Welke hobby hebben zij? cd 1-24 Luister naar de dialogen. Welke hobby s hebben Oscar, Carlijn en Bas? Welke nieuwe hobby s willen ze? Vul het schema in. dialoog 1 dialoog 2 dialoog 3 Oscar Carlijn Bas oude hobby s nieuwe hobby s 6 In, uit, aan Vul de juiste prepositie in. 1. Zal ik je helpen koken? 2. Ik ga vanmiddag de hond wandelen. 3. Vanmiddag kan ik niet. Dan ben ik het tennissen. 4. Ik zit paardrijden. 5. Breng de soep smaak zout en peper. 6. Hij doet fitness. vijfenvijftig 55

4C 7 Puzzel In mijn vrije tijd ga ik het liefst Vul de ontbrekende woorden op de juiste plaats in de puzzel in. In mijn vrije tijd 11. kijk ik graag een musical in het. 12. zit ik graag achter de computer om te. 13. luister ik graag naar. 14. ben ik vaak een boek aan het. 15. ga ik een film kijken in de. 16. wil ik vaak naar andere landen. 17. ga ik soms naar een vriendin voor een kopje. 18. ga ik soms met mijn camera op pad om te. 19. ontmoet ik vaak mijn vrienden in het. 10. ben ik graag in de keuken aan het. 1 F 2 5 6 7 J H 4 3 C E 8 B I 9 A 10 G D In de puzzel staan tien gele vakjes met de letters A tot en met J. Vul de letters in de gele vakjes uit de puzzel in het schema in en maak de zin compleet. In mijn vrije tijd ga ik het liefst A B C D E F G H I J 8 Ik en mijn cd 1-25 a) Luister naar het liedje van Jan Smit en geef antwoord op de vragen. 1. Over welk instrument zingt Jan Smit? 2. Waarom zingt Jan Smit over zijn instrument? a. Het instrument is nieuw en hij is blij met het instrument. b. Met dit instrument kan hij muziek maken en muziek is zijn passie. c. Hij voelt zich alleen en daarom wil hij dit instrument kopen. 56 zesenvijftig

b) Ga naar de website van Jan Smit (www.jansmit.com) en geef antwoord op de vragen. 1. Hoe heet de eerste cd van Jan Smit? 2. In welk jaar is de eerste cd van Jan Smit uitgebracht? 3. Wat is de naam van de cd die Jan Smit in 2003 uitbracht? 9 Nieuwe leden U bent lid geworden van een club. Op de website van de club stellen nieuwe leden zich voor. U wilt zich ook voorstellen. Vul het vragenformulier in. Bedenk zelf van welke club u lid wordt. Lever het formulier in bij de docent. Personalia: Voornaam: Achternaam: Woonplaats: Leeftijd: Burgerlijke staat: Korte beschrijving van mezelf (uiterlijk, karakter, beroep, hobby s): Ik en de club: Ik ben lid van een club geworden, omdat Ik heb speciaal voor deze club gekozen, omdat 10 En wat is uw hobby? U hebt een weblog waarop u elke week iets schrijft. Deze week schrijft u een stukje over uw hobby s. Gebruik de volgende vragen. Lever de tekst in bij de docent. Wat zijn uw hobby s? Wanneer doet u dit? Wat wilt u ook graag doen en waarom? Wat wilt u absoluut niet doen en waarom niet? zevenenvijftig 57

4C 11 Wat hoort bij de foto s? a) Kijk naar de foto s op de titelpagina van hoofdstuk 4 in het tekstboek. Welke uitspraak hoort bij welke foto? uitspraak a b c d e f g h i j foto a. Deze activiteit doe ik altijd s morgens. Als ik uit bed kom, is dit de eerste activiteit die ik doe. Ik vind het heerlijk om lang te. b. Ik lunch altijd op mijn werk. Meestal eet ik twee boterhammen met kaas. Op vrijdag eet ik iets speciaals. Dan maakt de kantinejufrouw heerlijke. c. Als ik s avonds thuiskom uit mijn werk, heb ik veel honger. Gelukkig maakt mijn man het avondeten want ik kan niet. d. s Morgens heb ik weinig honger. Toch is het goed om s ochtends te eten. Ik neem daarom altijd wat yoghurt met fruit als. e. Mijn beste vriend woont in een ander land, in Zweden. Toch wil ik hem graag spreken. Telefoneren is duur, dus gaan we één keer per week samen. f. Ik vind mijn werk leuk, maar het is een beetje saai. Ik ontmoet bijna geen andere mensen want ik zit de hele dag achter een. g. Ik ga graag naar de sportschool. Op maandag doe ik aan aerobics, op woensdag ga ik squashen en op vrijdag ga ik. h. Ik ben erg muzikaal. Ik kan goed zingen en ik heb gitaarles, maar mijn favoriete instrument is niet de gitaar. Mijn favoriete instrument is de. i. Ik vind schoonmaken helemaal niet leuk. Mijn vriendin houdt ook niet van schoonmaken. We hebben nu een afspraak. Ik doe de was, de afwas en de wc. Mijn vriendin zal de badkamer schoonmaken en. j. Ik vind het leuk om een taal te leren. Ik spreek al Italiaans en Engels. Nu ga ik op vakantie naar Frankrijk. Ik wil ook Frans leren, dus ga ik elke woensdag naar een. b) Maak de zinnen uit a) af. a. Deze activiteit doe ik altijd s morgens. Als ik uit bed kom, is dit de eerste activiteit die ik doe. Ik vind het heerlijk om lang te douchen. 58 achtenvijftig

Uitspraak 1 Waar valt het zinsaccent op? cd 1-26 Luister naar de zin op de cd. Onderstreep het woord waar het accent op valt. 11. Ik zit op tennisles. 12. Hij gaat naar huis. 13. Morgen doe ik de boodschappen. 14. Ik wil vandaag gaan hardlopen. 15. Wij zijn aan het chatten met Peter. 16. Om zes uur kook ik het avondeten. 17. Katja wordt altijd vroeg wakker. 18. Je bent altijd aan het werk. 19. Ik moet Anna nog bellen vandaag. 10. Ik houd niet van snoep. 2 Waar valt het zinsaccent op? cd 1-27 Luister naar de zin op de cd. Onderstreep de woorden waar het accent op valt. 11. Morgen komt ze bij me eten. 12. Ik ga naar bed want ik ben moe. 13. De lunch kost vijftien euro per persoon. 14. Ik heb altijd zin in ijs. 15. Hij zit bij een hele leuke voetbalclub. 16. Elise zou zo graag op vakantie gaan. 17. Als ik klaar ben met eten, ga ik chatten of tv-kijken. 18. Doe jij vandaag de boodschappen of moet ik het doen? 19. Deze bakker is niet duur. 10. Mijn man doet de boodschappen, maar ik doe de rest in huis. 3 Luister en zeg na cd 1-28 Luister naar de zinnen op de cd en zeg na. 4 Zinsaccent en aanvulzinnen cd 1-29 a) Luister naar de cd. Onderstreep het woord waar je het zinsaccent hoort. 11. De thee is koud. 12. Ga je morgen met de bus? 13. De winkel sluit vrijdag om acht uur. 14. De keuken is groot. 15. Lezen vind ik leuk. 16. Chatten is leuk. 17. Freja komt uit Zweden. 18. Ik ben klaar met eten. 19. Ik woon al heel lang in Nederland. 10. Ga je vanavond mee naar het café? negenenvijftig 59

b) Luister nog een keer naar de zinnen. Hoe kan de zin verder gaan? Kruis aan: a of b. 1. De thee is koud, a. niet de koffie. b. niet warm. 2. Ga je morgen met de bus? a. Niet vandaag? b. Niet met de fiets? 3. De winkel sluit vrijdag om acht uur, a. niet om zeven uur. b. niet donderdag. 4. De keuken is groot, a. niet de badkamer. b. niet klein. 5. Lezen vind ik leuk, a. maar mijn broer niet. b. maar tv-kijken niet. 6. Chatten is leuk, a. niet saai. b. maar tv-kijken niet. 7. Freja komt uit Zweden, a. niet uit Denemarken. b. niet Elsa. 8. Ik ben klaar met eten, a. maar hij niet. b. maar niet met huiswerk maken. 9. Ik woon al heel lang in Nederland, a. maar jij nog niet. b. niet in Duitsland. 10. Ga je vanavond mee naar het café? a. Of liever naar de bioscoop? b. Of liever morgenavond? c) Lees de zinnen voor. Leg de nadruk op het zinsaccent. 60 zestig

Over Nederland De Elfstedentocht a) Lees de tekst en kies het juiste antwoord. 1. De Elfstedentocht a. is precies 200 km. b. is iets minder dan 200 km. 2. De Elfstedentocht gaat door als het ijs a. 15 cm of dikker is. b. als het ijs bijna 15 cm is. 3. In welke plaats komt de schaatstocht twee keer? a. In Leeuwarden. b. In Sneek. 4. Toerrijders zijn a. amateurs. b. wedstrijdrijders. 5. Wat krijgt een amateurrijder die voor middernacht finisht en alle stempels heeft? a. Een diploma. b. Een elfstedenkruisje. b) Ga naar de website www.elfstedentocht.nl. Geef antwoord op de vragen. 1. Wanneer was de eerste Elfstedentocht? Elfstedentocht Als mensen in Friesland zeggen: 'it giet oan' (het gaat door) kan dat betekenen dat er in die winter een Elfstedentocht komt. De Elfstedentocht is een beroemd sportevenement in Nederland. Het is een schaatstocht van bijna 200 kilometer over natuurijs. Het is heel bijzonder als er een Elfstedentocht is, omdat de tocht alleen doorgaat als het ijs dik genoeg is. Over de hele route moet het ijs een dikte van minimaal 15 centimeter hebben. De schaatstocht gaat langs de elf Friese steden. Hij begint in Leeuwarden en gaat vervolgens langs Sneek, IJlst, Sloten, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Bolsward, Harlingen, Franeker en Dokkum en eindigt weer in Leeuwarden. Getrainde marathonschaatsers schaatsen tegen elkaar. Dit zijn de wedstrijdrijders. Tot nu toe staat het absolute snelheidsrecord van een Elfstedentocht op naam van Evert van Benthem uit het dorp Sint Jansklooster. Hij was in 1985 in 6 uur, 47 minuten en 44 seconden weer terug in Leeuwarden. Amateurs (de toerrijders) mogen wel meeschaatsen maar kunnen niet winnen. De amateurs moeten proberen om de tocht af te maken. Ze starten vanaf 5.30 uur en ze moeten voor middernacht terug zijn in Leeuwarden. De toerrijders krijgen dan een soort medaille: het elfstedenkruisje. Om te controleren of iedereen ook echt de hele tocht schaatst zijn er stempelposten. Iedere deelnemer krijgt een controlekaart. Bij iedere stad staat een controlepost, maar er zijn ook twee controleposten op twee onbekende locaties. In totaal mogen 16.000 amateurs zich voor de Elfstedentocht inschrijven. Meer mensen mogen niet op het ijs. Dat is niet veilig. 2. Wie was de winnaar van de Elfstedentocht in 1963? 3. Wie was de snelste vrouw in de tocht van 1997? 4. Wanneer was de laatste Elfstedentocht? eenenzestig 61

62 tweeënzestig