Welke supermens vliegt het verst? In deze les laten we de leerlingen ervaringen opdoen met vliegen en windkracht. We maken een supermens (met een knipoog naar superman/superwoman) en onderzoeken hoe hij/zij het beste of het verste vliegt en hoe je het resultaat kunt beïnvloeden en verbeteren. We nemen ook de functie van de verschillende onderdelen van ons werk onder de loep. Bovendien leggen we de link naar wind als energiebron. Doelen De leerlingen kunnen een stappenplan volgen. De leerlingen kunnen hun werk verbeteren na een test. De leerlingen kunnen zeggen waarvoor elk onderdeel van hun supermens dient. Referenties VVKBaO OVSG GO ET 06.06.01; 06.06.04; 06.13.01; 06.15.02; 06.18.03 WO-TEC-01.08; WO-TEC-01.09; WO-TEC-01.10; WO-TEC-01.14; WO-TEC-02.24; WO-TEC-02.30; WO-TEC-04.05 3.2.6.21; 3.3.2.1; 3.3.2.4; 3.3.3.17; 3.3.3.19; 3.3.3.21 2.2; 2.3; 2.13; 2.14; 1.15 Timing 75 min. Materiaal voor de leerlingen voor de hele klas voor de demonstratietafel per leerling: 1 ballon (verschillende soorten) 1 rietje 1 wasknijper een stukje touw dubbelzijdige kleefband 1 kopieerblad een bolletje touw (vliegertouw, knutseltouw ) enkele scharen eventueel: enkele rietjes en een tafeltennisballetje om blaasvoetbal te spelen Thema s Deze techniekactiviteit kan aan bod komen bij een thema over vliegen; wind (n.a.v. storm );... 61
Instap Bekijk met de leerlingen de introductiefoto s in het leerwerkboek. Kunnen ze elke foto benoemen? Alle vier verplaatsen de (vlieg)tuigen zich door de lucht; sommige werken op een motor, andere niet. TIP Je kunt eventueel ook beginnen met een partijtje blaasvoetbal te spelen met een tafeltennisballetje en rietjes. Leg zo de link naar wind maken en iets doen bewegen. Wat zie je? (een zweefvliegtuig, een raket, een helikopter en een luchtballon) Wat kun je ermee doen? (Je kunt je verplaatsen door de lucht.) Hebben ze alle vier een motor? (Nee, een luchtballon en een zweefvliegtuig hebben geen motor.) Hoe vliegt een luchtballon, in welke richting? (Een luchtballon drijft mee met de wind, een zweefvliegtuig ook.) Vandaag gaan jullie zelf iets maken dat door de lucht kan vliegen. Maak zelf van tevoren een supermens op basis van het stappenplan, zodat je de leerlingen kunt tonen wat ze precies gaan maken. Leskern STAP 1 Ik wil. Vandaag maken we een superman of supervrouw. Laat jouw geknutselde supermens zien en verzamel al het materiaal vooraan in de klas. Laat de kopieerbladen zien en laat de leerlingen kiezen: Wat wil je maken: een superman of supervrouw? Maakt het uit of je een man of een vrouw maakt en laat vliegen? (Nee, dat maakt niet uit: ze kunnen allebei vliegen als je ze goed maakt.) Omcirkel wat je wilt maken: de superman of de supervrouw. Laat hierna elk kind een superman of -vrouw uitknippen. Ik kies. Ik maak. Je ziet hier vooraan mijn superman of -vrouw. Kijk goed wat je nodig hebt. (een ballon, een kopieerblad, een schaar, kleefband, een wasknijper, een stukje touw, één of twee rietjes) Wat heb je niet nodig van de foto s in je leerwerkboek? Kruis aan. (De hamer en de kleurpotloden heb je niet nodig.) 62
STAP 1 63
Op de volgende bladzijde zie je hoe we onze superman of -vrouw maken. Wat moet je eerst doen? (Je moet de prent uitknippen.) Wat doe je daarna? (Je maakt een rietje vast op de achterkant van de tekening.) Wat doe je bij foto 3? (Je maakt dubbelzijdige kleefband vast op het rietje.) Wat moet je dan doen? (Je moet de ballon uitrekken en opblazen.) Wat moet je doen bij foto 5? (Je moet de wasknijper over de opgeblazen ballon schuiven.) Vestig er de aandacht op dat je daarvoor het platte stuk van de wasknijper gebruikt, dicht bij het scharnierpunt. Zo vermijd je het best dat de lucht ontsnapt. Wie kan zeggen wat je daarna moet doen? (Je kleeft de prent van je supermens op de ballon.) Laat de leerlingen de eerste zes stappen al uitvoeren. We zijn bij foto 7. Wie kan vertellen wat we nu moeten doen? (Je maakt een touw vast aan de deurklink, aan de klink van een raam of aan een haakje aan de muur van de klas.) TIP Als je op de achterkant van de supermens twee rietjes kleeft, twee touwtjes vastmaakt en de twee touwtjes door de twee rietjes schuift, dan zal de supermens mooi recht blijven hangen wanneer je de ballon laat vliegen. Wanneer je met één rietje werkt, zakt de tekening naar onderen, maar de ballon vliegt natuurlijk even goed! Wat moeten we doen bij foto 8? (Je schuift het touwtje door het rietje.) 64
65
Ik test. We zijn bij foto 9. Wat zie je op de foto? (Je moet het touw strak houden en de ballon in positie houden bij het begin van het touw.) Wat moet je doen om je supermens te laten vliegen? Kijk naar foto 10. (Je doet de knijper los, neemt hem weg en de ballon gaat vliegen.) Laat enkele supermensen vliegen. Kies de namen van twee leerlingen van wie je het vliegen wilt vergelijken. Schrijf die twee namen tussen de lijntjes. Doe dat voor op het bord. Welk supermens vloog het verst? Zet een kruisje in de tabel. Welk supermens vloog het snelst? Zet een kruisje in de tabel. Ik verbeter. In deze stap willen we nagaan hoe we onze supermens nog beter kunnen maken. Stel enkele gerichte vragen. Heeft jouw supermens gevlogen? Waarom wel? Waarom niet? Hoe kun je jouw supermens nog beter maken? Wat moet je veranderen? Kruis aan en vul aan in je leerwerkboek. Vertel wat je aan jouw supermens wil veranderen. TIP Geef de leerlingen de tijd en de ruimte om hun ballon echt te verbeteren of aan te passen. Tijdens de volgende test laat je hen verwoorden waarom ze hun supermens hebben aangepast en wat ze hebben verbeterd. Evalueer of het resultaat ook werkelijk beter is dan bij het eerste werkje. STAP 2 In deze stap bekijken we of de leerlingen de techniekactiviteit hebben begrepen en zicht hebben op wat er gebeurd is. Lees samen met de leerlingen de zinnen. Wellicht moet je de zinnen zelf voorlezen of door een vlotte lezer laten lezen. We lezen de zinnen. Als de zin juist is, mag je een kruisje zetten in het hokje voor de zin. Bij het volgende deel omcirkel je wat juist is. 66
STAP 2 67
STAP 3 Verwijs naar de test- en de verbeterfase. Je ziet twee tekeningen. Hoe vloog de supermens het verst? Moest je het touwtje strak houden? Moet je je ballon hard opblazen? Omcirkel de prenten die tonen hoe het moet. (strak touwtje en dikke ballon) STAP 4 Laat de leerlingen nadenken over wat er zou gebeuren als je de ballon zonder touwtje laat vliegen. Wat denk je dat er gebeurt als de ballon zonder touwtje vliegt? (kriskras, naar voor) Omcirkel de juiste woorden. TIP Laat de leerlingen eerst verwoorden wat ze denken dat er gaat gebeuren. Voer dan de actie concreet uit. (Ik denk... ik zie.) STAP 5 Laat de leerlingen nadenken over de functie van elk onderdeel van de supermens. Waarvoor dient het touwtje? (Om de richting te bepalen waar de supermens naartoe zal vliegen.) Waarvoor dient de wasknijper? (De wasknijper houdt de lucht vast in de ballon.) Waarvoor dient de opgeblazen ballon? (Om de ballon te laten vliegen. De ballon geeft snelheid aan de supermens.) Verbind de tekeningen met het juiste zinnetje. Lees eventueel de zinnen hardop voor terwijl de leerlingen de verbindingen maken. Vraag aan de leerlingen waarvoor het rietje dient. Dat staat niet in het leerwerkboek, maar ook hier kun je leerlingen over laten nadenken. (Om de ballon niet kriskras te laten vliegen, om de weg te wijzen ) STAP 6 Deze oefening staat niet in het leerwerkboek. We willen toch even de link leggen naar zaken die werken op wind. Wat heeft nog wind nodig om bv. rond te draaien of te bewegen? (een windmolen, een vlag die wappert, een ventilator, een zeilboot ) 68
STAP 3 STAP 4 STAP 5 69
Slot Wijs de leerlingen op het doelenkader onderaan in de les. Het kader vertaalt kennis, vaardigheden, inzichten en attitudes op leerlingenmaat. Je kunt nagaan of de leerlingen de essentie van de les vatten door een aantal vragen te stellen. Hoe wist je hoe je een supermens moest laten vliegen? (door het stappenplan te volgen) Hoe kun je weten wanneer je je werkje nog moet verbeteren? (Door te testen. Zo kun je zien of je het nog kunt verbeteren.) Waarvoor dienen de delen van onze supermens? (ballon = snelheid, touw = richting, wasknijper = houdt lucht vast, rietje = richting ) Sluit af met een korte evaluatie. Wat vond je moeilijk? Wat ging al vlot? Wat zou je nu anders doen? Wat heb je geleerd? Loont het de moeite om na te kijken en je werkje nog beter te maken? Waarom? Achtergrondinformatie Je vindt het kopieerblad ook op www.techniekonderwijs.be. 70
71 Dit kopieerblad hoort bij Techniek! 1. Van In