Voorstel aan de raad Opgesteld door Stadswerken Kenmerk 15.502990 Vergadering Commissie Stad en Ruimte Vergaderdatum 9 juni 2015 Geheim Nee Plan Gemeentelijke watertaken Utrecht Het College van burgemeesters en wethouders stelt de raad voor het volgende te besluiten: 1 Het Plan gemeentelijke watertaken Utrecht vast te stellen 2 Het tarief voor de rioolheffing in de planperiode te stabiliseren 3 De stad te vergroenen door de doelstelling m.b.t. afkoppelen van regenwater te verbreden 4 Samen met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een waterbank op te richten om noodzakelijke watercompensatie daar te realiseren waar het effect het grootst is en de meeste ruimtelijke kwaliteit aanwezig is. 5 Bij lozingen uit de riolering naar oppervlaktewater over te gaan naar meer effectgericht beleid 6 De financiële middelen voor verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit daar in te zetten waar we de grootste effecten kunnen realiseren. Burgemeester en wethouders van Utrecht, De secretaris De burgemeester Drs. M.R. Schurink Mr. J.H.C. van Zanen
Voorstel aan de raad Bijlages Voorstel: Voorstel_3035 Bijlage: 400.1.VJN GUT_Nota Watertaken_LR Eerdere besluitvorming Uitvoering
Context Het plan Gemeentelijke watertaken Utrecht 2016-2019 beschrijft hoe we de komende jaren de drie gemeentelijke zorgplichten invullen op het gebied van het stedelijk waterbeheer. Tevens beschrijft het plan welke kosten daarmee samenhangen en welke invloed dit heeft op de ontwikkeling van de gemeentelijke rioolheffing. De eerste zorgplicht gaat over de vraag hoe we jaarlijks de circa 18 miljard liter afvalwater inzamelen en afvoeren naar de rioolwaterzuivering, zonder dat dit leidt tot gezondheidsrisico s, overlast voor bewoners en verontreiniging van bodem en oppervlaktewater. De tweede zorgplicht gaat het om de vraag hoe we jaarlijks de ruim 80 miljard liter regenwater verwerken die binnen de gemeentegrenzen valt, zonder dat er overlast optreedt voor bewoners en bezoekers van Utrecht. Afgelopen zomer waren het gemeentelijke rioolstelsel en de openbare ruimte goed in staat om de extreme buien te verwerken. Toch ontstond er op een aantal locaties forse overlast bij woningen en bedrijfspanden met vloerpeilen en tuinen die lager liggen dan de openbare weg. De verwachting van het KNMI is dat extreme buien in de toekomst steeds vaker en met een steeds hogere intensiteit gaan voorkomen. Gemeente en woning- en bedrijfseigenaren hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid om Utrecht ook in de toekomst droog en daarmee leefbaar te houden. Het plan Gemeentelijke Watertaken beschrijft deze verantwoordelijkheden en de te volgen strategie. Naast de extremere buien in de zomer, is ook de verwachting van het KNMI dat de winters in Nederland steeds natter worden. Dit leidt tot hogere grondwaterstanden in de winter met mogelijk toenemende grondwateroverlast. De derde zorgplicht van de gemeente is om deze structurele grondwateroverlast tegen te gaan. Dit kan de gemeente niet alleen. Net als bij hemelwateroverlast is dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, waterschappen en eigenaren van woningen en bedrijven. Dit plan beschrijft de verantwoordelijkheden en de te volgen strategie. Het gemeentelijk oppervlaktewater is een belangrijk onderdeel van het systeem om regenwater af te voeren en te bergen en om de grondwaterstand te reguleren. Daarom gaat dit plan ook in op de functies van en de ambities met het oppervlaktewater dat wij als gemeente in beheer en onderhoud hebben. Het zorgdragen voor de gemeentelijke watertaken kost geld. Hiervoor betalen alle burgers van Utrecht een speciale heffing, de rioolheffing. Met de in het Plan Gemeentelijke Watertaken voorgestelde maatregelen houden we vast aan onze ambities, terwijl we door efficiënter te werken en scherpe keuzes te maken de kosten verder omlaag brengen. We stabiliseren de rioolheffing en gebruiken de extra financiële ruimte om oude leningen versneld af te lossen. Hiermee zadelen we toekomstige generaties bewoners van de stad niet meer op met lasten uit het verleden. 1 Het Plan gemeentelijke watertaken Utrecht vast te stellen 1.1 Elke gemeente dient op grond van de Wet milieubeheer en gemeentelijke financiële verordening een dergelijk plan te hebben. De Wet milieubeheer stelt het opstellen van een rioleringsplan voor alle gemeenten verplicht. De financiële verordening van Utrecht bepaalt dat er drie nota's onderhoud kapitaalgoederen moeten worden opgesteld. Een er van betreft rioleringen. Het plan Gemeentelijke Watertaken Utrecht 2016-2019 geeft invulling aan de planverplichting. 1.2 De looptijd van het vorige Gemeentelijke Rioleringsplan is verlopen Het vorige verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan had een looptijd van 2011-2014. In mei 2013 is de raad per brief (13.023839) geïnformeerd dat in 2015 een nieuw plan aangeboden zou worden, tegelijk met de nota Onderhoud Kapitaalgoederen Openbare Ruimte, waarmee de looptijd van beide gelijk wordt.
2 Het tarief voor de rioolheffing in de planperiode te stabiliseren 2.1 Dit is een doelstelling uit het coalitieakkoord 2.2 Hiermee wordt voldaan aan de in september 2014 afgesproken besparingsambitie binnen het samenwerkingsverband Winnet. In 2011 hebben het Ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) het Bestuursakkoord Water gesloten. Dit akkoord heeft als doel het beheer van de waterketen te verbeteren ten aanzien van kosten, kwaliteit en kwetsbaarheid. In het bestuursakkoord is afgesproken dat via regionale samenwerking tussen gemeenten, waterschappen en waterleidingbedrijven invulling wordt gegeven aan de opgaven. Landelijk zijn hiervoor circa 50 regio's gevormd. In de regio Utrecht is dit het Water Innovatie Netwerk (Winnet), een bestuurlijk platform van 14 Utrechtse gemeenten en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De landelijke besparingsopgave is binnen Winnet vertaald in een regionale opgave. Concreet betekent dit voor de regio dat de kostenstijging van 2010 naar 2020 niet van 110 miljoen in 2010 naar 150 miljoen in 2020 mag stijgen, maar tot maximaal 135 miljoen in 2020. De kosten van de gemeente Utrecht bepalen voor bijna 30% de totale kosten binnen Winnet. Voor Utrecht betekent de ambitie een maximale stijging van de rioleringskosten van 32,7 miljoen in 2010 naar maximaal 37,9 miljoen in 2020 (prijspeil 2010). Door de kosten te verlagen en het tarief komende planperiode te stabiliseren maken wij deze ambitie waar. 2.3 Door het tarief te stabiliseren lossen we versneld oude leningen af Met het voorgestelde beleid houden we vast aan de uitgangspunten van het Basisrioleringsplan (1984) om rioolvervanging direct te financieren en niet te activeren waardoor kapitaallasten ontstaan. Door efficiënter te werken en scherpere keuzes te maken brengen we de kosten omlaag. We stabiliseren de rioolheffing en gebruiken de financiële ruimte om oude leningen versneld af te lossen. Hiermee lossen we oude leningen niet in 2053, maar in 2024 af. Dit is van belang, gelet op het feit dat vanaf 2030 de verwachting is dat het aantal jaarlijks te vervangen kilometers riool zal toenemen. 3 De stad te vergroenen door de doelstelling m.b.t. afkoppelen van regenwater te verbreden 3.1 Dit is de invulling van de motie 2014/M118 Van de goot in de sloot Voor het robuuster maken van de bestaande riolering tegen extreme buien is het verstandig om naast het afkoppelen (het scheiden van de systemen voor afval- en hemelwater) ook in te zetten op vergroening door het verminderen van niet functionele verharding. Hiermee bereik je hetzelfde effect (minder regenwater in het riool), het kost minder en de maatregel draagt tevens bij aan vermindering van hittestress en een aantrekkelijker openbare ruimte. Het aanleggen van aparte systemen voor afvalwater en hemelwater is kostbaar en is eigenlijk alleen rendabel als er ook een andere reden is om het riool te vervangen. Om toch te kunnen afkoppelen zonder rioolvervanging is in de vorige planperiode fors ingezet op de aanleg van waterpasserende verharding. Dit zijn klinkers met extra brede voegen en een goed doorlatende wegfundering, waardoor regenwater goed kan infiltreren. Feitelijk gebruik
je de wegverharding en wegfundering als systeem voor de afvoer van hemelwater, zelfs bij zware buien. Hoewel de waterpasserende verharding goed functioneert in de verwerking van hemelwater, blijkt deze tot op heden niet zo robuust als gehoopt. Daar waar flink gereden wordt trillen de stenen los en gaan ze klapperen. Voor de komende planperiode blijven we onderzoeken hoe we dit probleem kunnen oplossen. Tot die tijd beperken we de inzet van waterpasserende verharding tot de plekken met weinig verkeersbewegingen, zoals parkeervakken en goten van waterpasserende stenen aan de randen van asfaltwegen. We verwachten nog 2 ha per jaar te kunnen afkoppelen via waterpasserende verharding. Het budget wat beschikbaar was voor de aanleg van waterpasserende verharding in de rijbaan gebruiken we voor het verwijderen van niet functionele verharding en het aanbrengen van groen. Jaarlijks hebben we 1 miljoen euro beschikbaar, waarmee we jaarlijks in totaal circa 4 ha kunnen vergroenen of afkoppelen. Beslispunt 4 Samen met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een waterbank op te richten om noodzakelijke watercompensatie daar te realiseren waar het effect het grootst is en de meeste ruimtelijke kwaliteit aanwezig is. 4.1 Watercompensatie vindt nu bij voorkeur binnen een specifiek, te ontwikkelen plangebied plaats en dit leidt in praktijk niet altijd tot effectieve en ruimtelijk aantrekkelijke oplossingen Door het realiseren van extra verharding neemt de regenwaterafvoer bij extreme buien toe. Beleid van waterschap en gemeente is om daar waar de verharding met meer dan 500 m2 toeneemt, de extra regenwaterafvoer te compenseren door de aanleg van extra waterberging. De kosten voor deze extra waterberging komen voor rekening van de ontwikkelaar en de compensatie dient binnen het plangebied of minimaal hetzelfde peilgebied plaats te vinden. Deze compensatie is bij relatief kleine ontwikkelingen kostbaar en lastig in te passen en leidt daardoor vaak tot flinke discussie tussen ontwikkelaar, gemeente en het waterschap. Ook leidt de plicht om te compenseren binnen het plangebied lang niet altijd tot een effectieve en ruimtelijke aantrekkelijke oplossing. We zetten ons de komende planperiode in om via de regionale samenwerking samen het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden een waterbank en zo mogelijk een verhardingsbank op te richten. Deze bank biedt ontwikkelaars en initiatiefnemers de mogelijkheid om watercompensatie en zo mogelijk verhardingscompensatie binnen de gemeente te kunnen afkopen. Met dit geld kan de gemeente dan op plekken waar een grotere noodzaak ligt en betere inpassing mogelijk is, extra waterberging realiseren of bestaande verharding verminderen door deze te vergroenen. Bij de verdere uitwerking van de waterbank wordt ook onderzocht of het wenselijk en haalbaar is om via de waterbank gebruikers van (verontreinigd grondwater) te laten betalen voor noodzakelijke beheermaatregelen. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan het nieuwe gebiedsplan Wet Bodembescherming. 5 Bij lozingen uit de riolering naar oppervlaktewater over te gaan naar meer effectgericht beleid 5.1 Hiermee wordt hetzelfde effect bereikt, maar dan tegen lagere kosten Een gemengd rioolstelsel, waarbij regenwater en afvalwater via dezelfde buis worden afgevoerd is bij hevige neerslag niet in staat al het regenwater te bergen. Om te voorkomen
dat er dan wateroverlast ontstaat, beschikt dit type rioolstelsel over nooduitlaten, de zogenaamde riooloverstorten. Deze lozen het overtollige verdunde afvalwater op oppervlaktewater, wat kan leiden tot overlast voor het milieu. Sinds 1993 gold voor de riooloverstorten wettelijk een brongerichte aanpak waarbij lozingen met 50% teruggebracht moesten worden. Dit kostte soms miljoenen per te saneren overstort (bouw van bergbezinkbassins). Utrecht heeft de afgelopen 10 jaar circa 40 miljoen geïnvesteerd om lozingen terug te dringen. Daarbij was de omvang van de lozing leidend en in mindere mate het effect op de kwaliteit van het water waarop overgestort werd. Nu nagenoeg aan de wettelijke doelstelling is voldaan, hebben het Hoogheemraadschap en de gemeente afgesproken om bij toekomstige saneringen voortaan het effect op de kwaliteit van het ontvangende water leidend te laten zijn. We nemen voortaan alleen nog maatregelen bij lozingen uit de riolering als deze leiden tot een zichtbare verbetering van het watersysteem of een aantoonbare vermindering van risico's voor de volksgezondheid of voor planten en dieren. Bij de afweging worden alle emissies naar het watersysteem meegenomen en niet alleen die uit de riolering. De afspraken die in 2007 zijn gemaakt over de sanering van de lozingen in de stad Utrecht laten we hiermee los. Deze worden vervangen door de afspraken in het afvalwaterakkoord dat in december 2014 is gesloten met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Omdat alle in 2007 afgesproken maatregelen in de beheergebieden van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en Rijkswaterstaat al zijn gerealiseerd, hoeven met deze partijen geen nieuwe afspraken gemaakt te worden. Met deze nieuwe aanpak besparen we minimaal 1 miljoen op de aanleg van zuiverende voorzieningen. 6 De financiële middelen voor verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit daar in te zetten waar we de grootste effecten kunnen realiseren. 6.1 De te realiseren waterkwaliteit in stedelijk gebied wordt voor een groot deel bepaald door de chemische kwaliteit van het water dat Utrecht inkomt en de inrichting en doorstroming van watergangen. Op de kwaliteit van het water dat de stad instroomt heeft de gemeente geen invloed. En bij de inrichting zijn cultuurhistorische kades en oevers, aanwezige bomen en andere gebruiksfuncties beperkende factoren voor de maximaal te realiseren waterkwaliteit. We blijven een goede ecologische waterkwaliteit nastreven. Daarom zetten we komende planperiode via de wijkwaterplannen vooral in op maatregelen waarbij we de grootste en zichtbaarste effecten kunnen realiseren. We investeren vooral in maatregelen als zichtbare waterkwaliteitsproblemen zich voordoen, zoals overmatig kroos en algen, vissterfte, botulisme, stank, blauwalg en overmatig zwerfvuil. De resterende financiële middelen investeren we in wateren met hoge ecologische potentie of daar waar we in combinatie met vervangingen en groot onderhoud ook de ruimtelijke en ecologische kwaliteit van watergangen kunnen verbeteren.
Ontwerpvoorstel aan de raad Raadsbesluit Opgesteld door Stadswerken Kenmerk 15.502990 Vergadering Commissie Stad en Ruimte Vergaderdatum 9 juni 2015 Plan Gemeentelijke watertaken Utrecht Het College van burgemeesters en wethouders stelt de raad voor het volgende te besluiten: 1 Het Plan gemeentelijke watertaken Utrecht vast te stellen 2 Het tarief voor de rioolheffing in de planperiode te stabiliseren 3 De stad te vergroenen door de doelstelling m.b.t. afkoppelen van regenwater te verbreden 4 Samen met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een waterbank op te richten om noodzakelijke watercompensatie daar te realiseren waar het effect het grootst is en de meeste ruimtelijke kwaliteit aanwezig is. 5 Bij lozingen uit de riolering naar oppervlaktewater over te gaan naar meer effectgericht beleid 6 De financiële middelen voor verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit daar in te zetten waar we de grootste effecten kunnen realiseren. Aldus besloten in de vergadering van de raad, gehouden op De griffier drs. A.A.H. Smits De burgemeester mr. J.H.C. van Zanen