AV Fysica KSO/TSO. tweede graad LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. 1/1 lt/w. Beeldende kunsten, fotografie, land- en tuinbouw, personenzorg, sport



Vergelijkbare documenten
AV FYSICA ASO. Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn. tweede graad LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. 1/1 lt/w

AV Fysica TSO/KSO. tweede graad LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. 1/1 lt/w. Land- en tuinbouw, personenzorg, fotografie, sport, beeldende kunsten

Wetenschappelijk werk (fysica)

Jaarplan. Quark Quark 4.2 Handleiding. TSO-BTW/VT TSO-TeWe. ASO-Wet

Deel 1 : Mechanica. 2 de jaar 2 de graad (2uur) Inhoudstafel. - a -

Energie, arbeid en vermogen. Het begrip arbeid op een kwalitatieve manier toelichten.

Gelijkwaardig verklaarde eindtermen natuurwetenschappen Voor de tweede graad ASO

Secundair onderwijs - Tweede graad ASO/KSO/TSO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen

EUREK(H)A! 1 Thema 1 Zintuigen A Terugkaatsing en spiegels Nieuw Bijlage 48a

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn

Inhoud. 1 Inleiding energie 19

Ze wordt aangeduid met het woordje uitbreiding in de titelbalk.

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

Ze wordt aangeduid met het woordje uitbreiding in de titelbalk. De moeilijkheidsgraad van de opgaven is aangeduid met een kleurgradatie:

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn

verwijderen P kleurenblindheid 3.6 Optische toestellen: bril verwijderen P 45 (3.6) - 47 A Terugkaatsing en spiegels Nieuw Bijlage 48a

TV Toegepaste fysica

verwijderen P kleurenblindheid 3.6 Optische toestellen: bril verwijderen P 45(3.6) - 47 A Terugkaatsing en spiegels Nieuw Bijlage 48a

Hoe kan de school in het algemeen werk maken van het nieuwe concept (stam + contexten)?

EINDTERMEN Bosbiotoopstudie

1. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken ter ondersteuning van hun leren.

Eerste graad A-stroom

Onderwijsinspectie Vlaanderen

Eindtermen Techniek De leerlingen onderzoeken waarneembare eigenschappen van courante materialen en grondstoffen i.f.v. een technisch proces.

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep technologische opvoeding.

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep informatica

Secundair onderwijs - Tweede graad ASO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen

1.a. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep muzikale opvoeding

Samengevat door Lieve D Helft ICT-coördinator Scholengemeenschap InterEssen

Mogelijke opdrachten voor een vakgroep techniek.

LEERPLAN SECUNDAIR O NDERWIJS

Taalvaardigheid Preventie en remediëring. -betrokkenheid verhogende werkvormen creëren -een maximale -herformuleren de lln het probleem

EINDTERMEN en ONTWIKKELINGSDOELEN Zoektocht in het Maascentrum. A. Eindtermen voor het basisonderwijs vanaf 01/09/2010

Onderzoekscompetenties. Schooljaar GO! atheneum Campus Kompas Noordlaan Wetteren

Vertaalde ET ICT. ET 1: ik wil, ik kan. ET 2: Ik werk veilig, ik draag zorg voor. Ik kan hulp vragen. Ik durf iets uitproberen.

Basisvorming en specifiek gedeelte. Techniek-wetenschappen. eerste en tweede leerjaar. (vervangt 2004/025)

Schuilt er een onderzoeker in jou?

Leerlijn ICT VIJFDE LEERJAAR 1 Kennismaken - aanzetten - occasioneel opbouwen - regelmatig VERWERVEN - systematisch herhalen - verdiepen - verbreden -

Verslag over de opvolgingsdoorlichting van het Don Bosco-Instituut ASO/TSO/BSO te Dilbeek

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep mode

Pedagogische begeleiding wiskunde oktober 2016 Pagina 1

INHOUD. Terreinstudie. Thema 1. 1 Levensgemeenschappen Abiotische en biotische factoren Biotoop - habitat - niche 16.

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie

Basisvorming en specifiek gedeelte. Wetenschappen-topsport (sport) Sportwetenschappen (sport) eerste en tweede leerjaar

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep geschiedenis en/of esthetica

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep personenzorg (component huishoudkunde)

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep Nederlands

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

BIOTOOPSTUDIE HET BOS

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

Eindtermen Natuurwetenschappen. Voor de eerste graad van het secundair onderwijs.

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep geschiedenis en/of esthetica

kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs 1 ste graad A- stroom en B-stroom eindtermen en en ontwikkelingsdoelen techniek

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Vakoverschrijdende eindtermen die van toepassing zijn tijdens de klimaatexcursie

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

ICT-visie GBS Linden

Onderzoekend leren/leren onderzoeken DBOC,15/03/2011 1

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep economie en handelsvakken

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS WISKUNDE. Derde graad BSO Derde leerjaar: 1 of 2 uur/week

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 23 november 2006 STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING. Modulaire opleiding Wetenschappen - Wiskunde AO AV 011

Aan de slag met de nieuwe leerplannen fysica 2 de graad ASO

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

VOET EN WISKUNDE. 1 Inleiding: Wiskundevorming

Examenprogramma natuurkunde havo

WETENSCHAPPELIJK TEKENEN

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Mogelijke opdrachten voor een vakwerkgroep Moderne Vreemde Talen

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Onderzoekscompetenties (OC) in de 1e graad

VISIE. Met opvoeden en onderwijzen beogen leerkrachten de harmonische ontplooiing van de totale persoon.

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS MULTIMEDIATECHNIEKEN. Derde graad TSO Eerste en tweede leerjaar

12 - het symbool schrijven als de naam gegeven is en de naam noemen als het symbool gegeven is van minstens twintig elementen.

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

Aanbod natuur & avontuur en de eindtermen: informatie voor leerkrachten

infobrochure methodeonderwijs De Lotus

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

IN1. Nr Omschrijving 2,5j 3j 4j 5j 6j 7j 8j 9j 10j 11j

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

Hoofdstuk 2: HYDROSTATICA

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

DON BOSCO GENK AANBOD EERSTE GRAAD. Meer dan je denkt!

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Het heden is zwanger van de toekomst (Denis Diderot Frans Filosoof )

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Examenprogramma natuurkunde vwo

Transcriptie:

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS Vak: AV Fysica Basisvorming 1/1 lt/w Studierichtingen: Beeldende en architecturale vorming Biotechnische wetenschappen Fotografie Lichamelijke opvoeding en sport Plant-, dier- en milieutechnieken Sociale en technische wetenschappen Topsport Studiegebieden: Onderwijsvorm: Graad: Leerjaar: Beeldende kunsten, fotografie, land- en tuinbouw, personenzorg, sport KSO/TSO tweede graad eerste en tweede leerjaar Leerplannummer: 2009/008 (vervangt 2007/037) Nummer inspectie: 2007 / 16 // 1 / F / BV / 2H / II / / D/ (vervangt 2007 / 16 // 1 / F / BV / 1 / II / / V/09 Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel

1 INHOUD Visie...2 Beginsituatie...3 Algemene doelstellingen...4 Leerplandoelstellingen/leerinhouden...6 Pedagogisch-didactische wenken...17 Minimale materiële vereisten...23 Evaluatie...26 Bibliografie...29 Bijlage: eindtermen...31

2 VISIE Wetenschappen zijn een belangrijke component van onze cultuur. Ze reiken niet alleen middelen en methoden aan om de materiële werkelijkheid te begrijpen, maar ook om deze werkelijkheid te veranderen overeenkomstig de menselijke noden. Wetenschappen bepalen in belangrijke mate het wereldbeeld van de maatschappij. Omgekeerd hebben waarden en opvattingen die in de samenleving leven ook een invloed op de wetenschappen en op hun ontwikkeling. Wetenschappen in de basisvorming beoogt de natuurlijke nieuwsgierigheid van jongeren tegenover de hen omringende wereld te stimuleren en te ondersteunen door er een wetenschappelijke fundering aan te geven. Dit gebeurt door hen te introduceren in verschillende benaderingen van de natuurwetenschappen, namelijk: wetenschappen als middel om toestanden en verschijnselen uit de dagelijkse ervaringswereld te verklaren. Hier gaat het om het leggen van de verbinding tussen praktische toepassingen uit het dagelijkse leven en natuurwetenschappelijke kennis; wetenschappen als middel om op proefondervindelijke wijze gefundeerde kennis over de werkelijkheid te vinden. Het gaat dan om het ontwikkelen van een rationeel en objectief raamwerk voor het oplossen van problemen en het begrijpen van concepten die de verschillende natuurwetenschappelijke disciplines met elkaar verbinden; wetenschappen als middel om via haar technische toepassingen de materiële leefomstandigheden te verbeteren. Leerlingen herkennen hoe natuurwetenschappelijke ontwikkelingen invloed hebben op hun persoonlijke, sociale en fysieke omgeving; wetenschappen als cultuurverschijnsel en natuurwetenschap als mensenwerk. Leerlingen hebben notie van historische, filosofische, sociale en ethische aspecten van de natuurwetenschappen. Hierdoor zien en begrijpen ze relaties met andere disciplines. De leerlingen van de basisvorming worden voorbereid om als burger deel te nemen aan een moderne duurzame kennismaatschappij. In een steeds veranderende maatschappij zullen zij een actieve rol spelen als gebruiker van de wetenschappelijke kennis maar ook als kennisontwikkelaar en zullen zij bijdragen tot technologische innovatie. Bij deze functies zal de leerling nood hebben aan een fundamentele basiskennis van de wetenschappen en zal hij probleemoplossende vaardigheden en technisch-technologische vaardigheden gebruiken. Zo zal de leerling ook verschillende attitudes nodig hebben om levenslang te leren, om in groep en zelfstandig te werken..

3 BEGINSITUATIE De leerlingen hebben kennis gemaakt met verschillende begrippen uit fysica zoals krachten, hefbomen, energie doordat de eindtermen basisonderwijs (wereldoriëntatie) en de eindtermen technologische opvoeding eerste graad bereikt zijn. Hoewel er geen eindtermen fysica voor de eerste graad bestaan, hebben alle leerlingen een gemeenschappelijke voorkennis van de fysica uit het tweede leerjaar van de eerste graad. Zij zijn vertrouwd met begrippen als algemene eigenschappen van de stof, aggregatietoestanden en faseovergangen, temperatuur, licht en de voortplanting van het licht, eigenschappen van licht zoals terugkaatsing en breking, vlakke spiegels en lenzen. Door het uitvoeren van eenvoudige proeven werden bij de leerlingen eveneens deelvaardigheden ontwikkeld die in de tweede graad in beperkte mate tot verdere ontplooiing kunnen komen..

4 ALGEMENE DOELSTELLINGEN Algemeen kunnen we stellen dat de verwezenlijking van de algemene doelstellingen bijdraagt tot de persoonlijke ontwikkeling van de leerling als burger en als toekomstige beoefenaar van toegepast wetenschappelijk onderzoek. Om de leerlingen in staat te stellen hun kennis in nieuwe en meer complexe situaties te gebruiken is een intensieve ontwikkeling van specifieke vaardigheden noodzakelijk. De algemene doelstellingen zijn geformuleerd binnen drie domeinen: onderzoeksvaardigheden, technisch-technologische vaardigheden en probleemoplossende vaardigheden. Onderzoeksvaardigheden In het domein van de onderzoeksvaardigheden krijgen de leerlingen de mogelijkheid om meer zelfstandig te werken bijv. zelf een onderzoeksplan opstellen, eigen onderzoeksvragen formuleren... Vanuit een probleemstellende context wordt de motivatie gewekt over een bepaald onderwerp. Vanuit deze motivatie wordt een leerlingenproef opgezet waarbij leerlingen de onderzoeksvaardigheden inoefenen. Leerlingen kunnen in beperkte mate van zelfstandigheid: o het onderzoek voorbereiden: doel van het onderzoek formuleren; onderzoeksvraag correct verwoorden; eventueel hypothesen opstellen; opstellen van een methode of plan; keuze en uitleg bij de meetinstrumenten. o uitvoeren en verwerken: waarnemingen doen en de meetwaarden overzichtelijk noteren rekening houdend met de meetnauwkeurigheid van het meettoestel; de meetwaarden ordenen in een tabel en voorstellen in een grafiek. o besluit en evaluatie formuleren: uit de meetwaarden conclusies trekken en de meetmethode evalueren; verslag maken: doel, opstelling, meetresultaten, besluit. Technisch-technologische vaardigheden In het domein van de technisch-technologische vaardigheden maken de leerlingen kennis met verschillende toepassingen van wetenschappelijke kennis en vanuit deze context worden een aantal technisch-technologische vaardigheden ingeoefend. De vaardigheden die de leerlingen nastreven worden zo veel mogelijk geïntegreerd in de leerinhouden aangeboden. Leerlingen kunnen in toenemende mate van zelfstandigheid: de effecten van techniek op de mens en samenleving illustreren en het belang van wetenschappelijke kennis in verschillende toepassingen en beroepen herkennen; het gebruik van eenvoudige instrumenten inoefenen en het doel van apparaten aangeven; bij het raadplegen, verwerken en presenteren van informatie gebruik maken van ICT; de eigenheid van een technisch ontwerp herkennen en omschrijven.

5 Probleemoplossende vaardigheden Bij het inoefenen van de fysische begrippen en wetten hebben de leerlingen hun kennis getoetst door het oplossen van kennis-, inzicht- en toepassingsvragen. Door veelvuldige oefening ontwikkelen de leerlingen een probleemoplossend gedrag. Leerlingen kunnen in toenemende mate van zelfstandigheid: een formule gebruiken in een eenvoudige situatie en rekening houden met het aantal beduidende cijfers voor de schrijfwijze van het resultaat; door analyse van het probleem de gegevens noteren en een oplossingsformule afleiden en uitwerken.

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 6 LEERPLANDOELSTELLINGEN/LEERINHOUDEN Informatie over de opmaak Om de leesbaarheid te verhogen worden de leerplandoelstellingen en de leerinhouden in één horizontale rij geplaatst per leerstofonderdeel of per hoofdstuk. De leerplandoelstellingen zijn genummerd. Bij elk deel wordt een aantal specifieke pedagogisch-didactische wenken gegeven waarbij telkens het nummer van de leerplandoelstelling is vermeld. De eindtermen die voor het vak fysica van toepassing zijn, worden in de eerste kolom opgenomen, voorafgegaan door een G. De niet-verplichte uitbreidingsdoelstellingen zijn met de letter (U) aangeduid en zijn cursief geplaatst. Minimaal één leerlingenproef en één informatieopdracht per leerjaar uitvoeren. Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1 Inleiding LEERINHOUDEN G13, G18 1 fysica als wetenschap beschrijven en enkele domeinen van de fysica opnoemen. Fysica in de wetenschappen G15, G20, G19 2 enkele studie- en beroepsmogelijkheden opnoemen en enkele kenmerken aangeven. Studie- en beroepsmogelijkheden Specifieke pedagogisch-didactische wenken De fysica als exact wetenschapsvak situeren binnen de wetenschappen en enkele onderzoeksdomeinen verwoorden; het is belangrijk bij deze bespreking voldoende beeldmateriaal en concrete voorbeelden te gebruiken (1). Als context het werkterrein en de mogelijkheden van een fysicus uitvoerig beschrijven en illustreren met voorbeelden (2).

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 7 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 2 Het SI-eenhedenstelsel LEERINHOUDEN G11 3 het verschil tussen een grootheid en een eenheid verwoorden. Grootheid, eenheid G11 4 de hoofdgrootheden definiëren in woorden en SI-eenheden omschrijven. Hoofdgrootheden en eenheden G11 5 de belangrijkste voorvoegsels omschrijven en gebruiken bij omzettingen tussen eenheden. Afgeleide eenheden, omzettingen G9, G14 6 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. het SI-eenhedenstelsel. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22 - G32 7 vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. het SI-eenhedenstelsel. Vragen en vraagstukken Specifieke pedagogisch-didactische wenken Aandacht vestigen op het verschil tussen grootheden en eenheden met hun respectievelijke symbolen. Het verschil tussen grootheden en variabelen (x, y) uit de wiskunde aangeven. In de fysica hoort bij elk getal een eenheid en het getal is nu een maatgetal van de grootheid (3). Het is niet de bedoeling de wetenschappelijke definitie van de hoofdeenheden te bespreken. Bij de notatie van de waarde van een grootheid aandacht hebben voor de meetnauwkeurigheid van het meettoestel. Bij berekeningen met meetresultaten de vereenvoudigde regels voor beduidende cijfers gebruiken. Bij het maken van opgaven is het best het aantal beduidende cijfers van de gegevens tot drie te beperken (4). Aandacht hebben voor de moeilijkheid die leerlingen hebben bij de omzetting van de decimale schrijfwijze van een tijdstip naar de schrijfwijze met uren en minuten en omgekeerd (5). De noodzaak om voorvoegsels te gebruiken doordat het werkterrein van de fysica zich uitstrekt van de microscopisch kleine massa van een atoom tot het reusachtig grote heelal en van de zeer korte periode van een atoomklok tot de leeftijd van het heelal (5).

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 8 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 3 Dichtheid LEERINHOUDEN G10 8 de dichtheid van een stof verwoorden en berekenen. Dichtheid G1 - G12 G22 - G32 9 onder begeleiding de dichtheid van een vaste stof of vloeistof bepalen en deze methode beschrijven. Leerlingenproef: Bepaling van de dichtheid van een vaste stof of vloeistof G9, G14 10 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. dichtheid. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22 - G32 11 vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. dichtheid. Vragen en vraagstukken Specifieke pedagogisch-didactische wenken Laat de leerlingen het begrip dichtheid met een concreet voorbeeld op een eigen manier correct verwoorden en oefen veelvuldig in het omzetten van de eenheden (8). Laat de leerlingen op een experimentele manier de stofeigenschap dichtheid ontdekken, gebruik hierbij voorwerpen met zowel regelmatige als niet-regelmatige vormen (8-9). Tijdens de leerlingenproef over dichtheid leren de leerlingen een aantal apparaten gebruiken zoals: de balans (digitaal), meetlat, maatglas... Werk systematisch met duidelijke afspraken voor de leerlingen (9-11). Breng de verschillende vaardigheden voor het uitvoeren van de proef stapsgewijze aan en besteed voldoende aandacht aan het maken van een grafische voorstelling. Geef hierbij aan dat we de punten van de grafiek niet punt per punt verbinden maar een rechte tekenen die zo goed mogelijk aansluit bij de punten. Breng de helling van de rechte in verband met de dichtheid van de stof (9). Inzicht ontwikkelen in de grootteorde van de dichtheden en de dichtheid van een stof in een tabel leren opzoeken (10).

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 9 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 4 Krachten LEERINHOUDEN G14 12 voorbeelden van verschillende soorten krachten en toepassingen ervan benoemen. Voorbeelden: spierkracht, wrijvingskracht, veerkracht, elektrische kracht, magnetische kracht G5 13 in concrete situaties een kracht als oorzaak van vervorming en als oorzaak van verandering van bewegingstoestand herkennen en beschrijven. Verschillende uitwerkingen van een kracht op een voorwerp G10 14 de informatie die een vectorvoorstelling bevat toelichten en de krachtvectoren op schaal tekenen. Vectorvoorstelling van een kracht G10 15 krachten volgens dezelfde richting samenstellen(u). Samenstellen van krachten met dezelfde richting (U) G10 16 de zwaartekracht op een massa berekenen en de zwaarteveldsterkte verwoorden. Zwaartekracht, zwaarteveldsterkte G9, G14 17 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. krachten. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22 - G32 18 vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. krachten. Vragen en vraagstukken Specifieke pedagogisch-didactische wenken Het begrip kracht met verschillende voorbeelden illustreren en hierbij het onderscheid aangeven tussen een krachtwerking door contact en een krachtwerking op afstand (12). De uitwerkingen van een kracht met praktische voorbeelden illustreren (13). Bij de vectorvoorstelling de krachten tekenen met een krachtenschaal en duidelijk het verschil tussen een vectoriële grootheid en een niet-vectoriële grootheid aangeven. Voldoende aandacht besteden aan de positie van het aangrijpingspunt van de vector in de figuur (14). Het begrip zwaarteveldsterkte invoeren als kracht op een voorwerp op aarde waarbij een massa van één kilogram wordt aangetrokken met een kracht van 9,81 N. Verduidelijk het onderscheid tussen massa en gewicht (16-17). Met de waarde van de veldsterkte g = 9,81 N/kg de zwaartekracht F z op een gegeven massa m berekenen, F z = m g (16).

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 10 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN 5 Druk 5.1 Druk bij vaste stoffen G10 19 het begrip druk uit kracht en oppervlakte afleiden en de grootte ervan berekenen. Begrip druk bij vaste stoffen G11 20 omzettingen maken tussen de afgeleide eenheden van druk en de grootteorde aangeven. Grootteorde van drukken eenheden: Pa, hpa, bar, mbar G9, G14 21 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. druk bij vaste stoffen. Technische ontwerpen en vaardigheden G8 22 vragen en vraagstukken oplossen. Vragen en vraagstukken Specifieke pedagogisch-didactische wenken Het is ook aangewezen om een grootteordeschaal van de druk te bespreken en te illustreren met voorbeelden (19-20). De omzettingen van eenheden van druk herhaaldelijk inoefenen (20). Als context kan men verschillende voorbeelden bespreken waarbij een vergroting van het oppervlak een drukverkleining teweegbrengt of omgekeerd zoals: sneeuwschoenen, een nagelbed, gevolgen van een verkeersongeval (airbag, scherpe randen)... (21-22). Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 5.2 Druk bij vloeistoffen LEERINHOUDEN G10 23 de druk in een vloeistof verklaren en de grootte van de vloeistofdruk berekenen. Druk in een vloeistof: hydrostatische druk G5, G9, G14 24 de drukvoortplanting op een vloeistof beschrijven en een praktisch voorbeeld ervan omschrijven. Wet van Pascal G9, G14 25 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. druk bij vloeistoffen. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22 - G32 26 vragen en vraagstukken oplossen. Vragen en vraagstukken

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 11 Specifieke pedagogisch-didactische wenken Aandacht besteden aan het verschil tussen druk als niet-vectoriële grootheid (werkt in alle richtingen in een punt) en de kracht als vectoriële grootheid (loodrecht op een oppervlak) (23). De krachtvergroting die ontstaat door drukvoorplanting in verband brengen met technische systemen zoals remsysteem van een auto, hydraulische persen... (24-25). De technische context van verbonden vaten illustreren met voorbeelden zoals de watertoren, een peilglas, niveau van het grondwater, een sifon... (25-26). Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 5.3 Druk bij gassen LEERINHOUDEN G10 27 met behulp van het deeltjesmodel de druk van een gas verklaren. Druk van een gas G5, G11 28 met een aantal proefjes de invloed van de luchtdruk illustreren. Luchtdruk G9, G14 29 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. druk bij gassen. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22 - G32 30 vragen en vraagstukken oplossen. Vragen en vraagstukken Specifieke pedagogisch-didactische wenken Met verschillende proeven de invloed van de luchtdruk illustreren en hierbij de leerlingen een eigen verklaring laten formuleren (27). Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen rond gassen (meer specifiek lucht) die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven: (27) o Lucht heeft geen massa. o Lucht is onzichtbaar dus kan de lucht ook geen kracht uitoefenen. Als context zijn volgende mogelijkheden: de gebieden van hoge en lage luchtdruk bij een weerkaart bespreken, de bouw van een kwikbarometer uitleggen, informatie opzoeken over Torricelli, een bezoek brengen aan het KMI of weerstation, erop wijzen dat drukverschillen implosie en explosie kunnen veroorzaken (29-30).

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 12 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN G10 31 G1 G12 G22 - G32 6 Beweging voor een eenparige rechtlijnige beweging de snelheid berekenen en deze beweging grafisch voorstellen. 32 bij een eenparige rechtlijnige beweging het verband tussen de verplaatsing en de tijdsduur experimenteel bepalen en de beweging grafisch voorstellen. Eenparige rechtlijnige beweging Gemiddelde snelheid, ogenblikkelijke snelheid Leerlingenproef: studie van de eenparige rechtlijnige beweging G5 33 de traagheidswet illustreren in enkele concrete situaties. Eerste wet van Newton G10 34 de krachtenvoorwaarde voor rust of eenparige rechtlijnige beweging toepassen. Voorwaarde voor rust of een eenparige rechtlijnige beweging G10 35 het begrip versnelling omschrijven en berekenen in een concrete situatie(u). Het begrip versnelling(u) G9, G14 36 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. beweging. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22 - G32 37 vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. beweging. Vragen en vraagstukken Specifieke pedagogisch-didactische wenken Het is van belang bij de aanvang van het schooljaar de belangrijkste grootheden, eenheden en omzettingen van eenheden te herhalen. Ook is het nuttig om de afspraken over meetnauwkeurigheid en het gebruik van beduidende cijfers te herhalen. Als context bij ogenblikkelijke en gemiddelde snelheid is het nuttig deze snelheid te bespreken met voorbeelden zoals de snelheidsmeter in een auto, de functie van een flitspaal, de snelheid van een honderd meter loper (31). De omzetting van de eenheden van snelheid (km/h en m/s) en het inzicht in de grafische voorstelling van de eenparige rechtlijnige beweging inoefenen (34). Een mogelijke leerlingenproef voor de studie van de eenparige rechtlijnige beweging onder begeleiding uitvoeren is de beweging van een luchtbel in een glazen buis of de beweging van een speelgoedauto (32). Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen rond beweging en kracht die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven (32-33-34) o Als een voorwerp beweegt werkt er een resulterende kracht op het voorwerp. o Als het voorwerp niet beweegt werkt er geen enkele kracht op het voorwerp. o Als het voorwerp in snelheid vermindert dan is de kracht opgebruikt. o Bij een constante snelheid werkt er een constante kracht.

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 13 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN 7 Arbeid, energie en vermogen G5 38 het begrip arbeid correct gebruiken en in concrete situaties omschrijven. Het begrip arbeid G5 39 de arbeid bij een constante kracht evenwijdig met de verplaatsing berekenen in een concrete situatie. G5 40 het begrip vermogen beschrijven en in een concrete situatie berekenen. Het begrip vermogen G1 G12 G22 - G32 G5; G17, G14, G21 41 met een eenvoudige methode het vermogen van een leerling bepalen. 42 het begrip energie omschrijven en enkele energievormen zoals potentiële energie (zwaarte-energie, veerenergie), kinetische energie, stralingsenergie, kernenergie in een concrete situatie beschrijven. Arbeid bij een constante kracht evenwijdig met de verplaatsing Leerlingenproef: bepaling van het vermogen van een leerling Het begrip energie, energievormen G5 43 de behoudswet van energie formuleren en illustreren in concrete voorbeelden. Behoudswet van mechanische energie G9, G14 44 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. arbeid, energie en vermogen. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22 - G32 45 vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. arbeid, energie en vermogen. Vragen en vraagstukken Specifieke pedagogisch-didactische wenken Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen rond arbeid die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven: (38-39) o Arbeid is verbonden aan een menselijk gevoel, zodat vermoeidheid overeenkomt met het verrichten van veel arbeid. o Energie wordt zoals brandstof verbruikt in een toestel. Het verschil tussen arbeid en vermogen duidelijk aanbrengen en een grootteordeschaal van vermogen met voorbeelden illustreren (39-41). De verschillende energievormen uitvoerig toelichten en de omzettingen illustreren met experimenten. De duurzame energiebronnen zoals zonne-energie, windenergie, energie uit biomassa beschrijven (41-44). Leerlingen laten kennis maken met een verschil in rendement van een aantal toestellen zoals de gloeilamp en de spaarlamp... (44). Aandacht besteden aan de omzetting van duurzame energievormen zoals: zonne-energie, windenergie, energie uit biomassa... Leerlingen wijzen op de beperkte voorraad van de grondstoffen, aandacht hebben voor rationeel energiegebruik met voorbeelden zoals de code voor energiegebruik bij elektrische toestellen... (44).

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 14 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 8 Warmteleer 8.1 Gassen LEERINHOUDEN G10 46 de druk, volume, temperatuur en massa van een gas beschrijven en benoemen. Toestandsfactoren van een ideaal gas G10 47 de kinetische opvatting van het begrip temperatuur beschrijven en in verband brengen met het absolute nulpunt. Absolute temperatuur, absoluut nulpunt G1 G12 G22 - G32 48 onder begeleiding een gaswet experimenteel afleiden. Leerlingenproef: experimentele studie van één van de gaswetten G10, G5 49 voor een bepaalde hoeveelheid gas de constante verhouding tussen de druk, het volume en de temperatuur beschrijven. Constante verhouding van de toestandsfactoren voor een bepaalde hoeveelheid gas G9, G14 50 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. gaswetten. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22 - G32 51 vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. beweging i.v.m. gaswetten. Vragen en vraagstukken Specifieke pedagogisch-didactische wenken Als context bij gassen voorbeelden bespreken zoals de zon (hete gasbol), de werking van de airbag... (49, 50). Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN 8.2 Merkbare warmte G10 52 met het deeltjesmodel de inwendige energie beschrijven en in verband brengen met warmte-uitwisseling. Warmtehoeveelheid en inwendige energie G5 53 het begrip warmtecapaciteit verwoorden en in eenvoudige situaties gebruiken. Warmtecapaciteit

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 15 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN G16 54 het begrip soortelijke warmtecapaciteit verwoorden en in eenvoudige situaties gebruiken. Soortelijke warmtecapaciteit G9, G14 55 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. merkbare warmte. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22-56 vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. merkbare warmte. G32 Specifieke pedagogisch-didactische wenken Vragen en vraagstukken Als context voor de begrippen warmtecapaciteit is het nuttig de grootteorde te bespreken en in verband hiermee het belang van water aanduiden als middel om warmte te vervoeren en ook om de invloed van de zee op het klimaat te verduidelijken (52-53). Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen over warmte en temperatuur die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven: (52) o Warmte is een soort onzichtbare stof die de kamer binnenkomt. o Warmte en temperatuur zijn hetzelfde. Aandacht hebben voor technische ontwerpen zoals speksteenkachel, verschillende soorten borden en koppen... (55). Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN 8.3 Latente warmte en faseovergangen 8.3.1. Smelten en stollen G10 57 het smelten en stollen van een stof met het deeltjesmodel verklaren. Smelten en stollen G9, G14 58 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. smelten en stollen. Technische ontwerpen en vaardigheden G8, G22 - G32 59 vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. smelten en stollen. Vragen en vraagstukken

wetenschappen, Fotografie, Lichamelijke opvoeding en sport, Plant-, dier- en milieutechnieken,, 16 Specifieke pedagogisch-didactische wenken Verschijnselen bij smelten en stollen uitvoerig illustreren met proeven en voorbeelden uit het dagelijks leven (57-59). Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN 8.3.2. Verdampen, koken en condenseren G10 60 verdampen en condenseren van een stof met het deeltjesmodel verklaren. Verdampen en condenseren G10 61 het kookverschijnsel beschrijven. Kookverschijnsel G9; G14 G8, G22 - G32 62 technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. verdampen, koken en condenseren. 63 vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. verdampen, koken en condenseren. Technische ontwerpen en vaardigheden Vragen en vraagstukken Specifieke pedagogisch-didactische wenken Het kookverschijnsel en koken bij verhoogde of verlaagde druk illustreren met voorbeelden uit het dagelijks leven zoals een snelkookpan (62). Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN 8.3.3. Sublimeren G10 64 sublimeren van een stof met het deeltjesmodel verklaren. Sublimeren Specifieke pedagogisch-didactische wenken Het sublimatieverschijnsel illustreren met voorbeelden uit onze leefwereld (64).

17 PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 1 Algemene pedagogisch-didactische wenken 1.1 Wenken bij de uitvoering van de leerlingenproef Met een leerlingenproef wordt bedoeld een proef die de leerlingen zelfstandig in kleine groepjes (maximum drie leerlingen) uitvoeren, verwerken en ook rapporteren in de vorm van een persoonlijk verslag. Indien er in de klas maar één proefopstelling in voorraad is kan het experiment worden uitgevoerd als klasproef. Deze klasproef kan niet als een leerlingenproef worden beschouwd. Het is de bedoeling de proeven een uitdagend en motiverend karakter te geven en het verband met een dagelijkse context te illustreren. Om de eigen inbreng van leerlingen te stimuleren en leerlingen in toenemende mate van zelfstandigheid te laten werken bij de uitvoering van de leerlingenproef zijn volgende factoren van belang: een motiverende en uitdagende stimulus bieden waardoor het experiment een duidelijk doel en betekenis bekomt; de mogelijkheid bieden aan de leerlingen om actief en zelfstandig een aantal beslissingen te nemen; de mogelijkheid bieden aan de leerlingen om hun eigen ideeën te verwoorden en te overleggen tijdens de uitvoering van de proef. De leerlingenproef kan ondersteund worden met een instructieblad dat kan variëren van een gesloten opdracht tot een open opdracht naargelang het niveau van zelfstandigheid van de leerling dat men wil bereiken. De uitvoering van de leerlingenproef gebeurt in kleine groepjes en hierbij leren de leerlingen zelfstandig een verslag opmaken en hierbij zoveel mogelijk gebruik maken van ICT. Het verslag bevat minimaal volgende punten: doel van de proef in de verwoording van een onderzoeksvraag; een beschrijving of tekening van de opstelling; een beschrijving van onderzoeksmethode, relevante formules, oplossingsformule; uitvoering van de proef: weergave van meetwaarden met aandacht voor beduidende cijfers in een tabel en/of een grafiek; evaluatie: formuleren van het besluit en opmerkingen. Het is belangrijk dat de verslaggeving persoonlijk gebeurt zodat leerlingen het verslag nauwkeurig en met de nodige discipline leren afmaken. Leerlingen leren zo onder begeleiding rapporteren in de vorm van een verslag en maken hierbij geen gebruik van een voorgedrukt invulblad. Bij het aanleren van de opmaak van een verslag kan eventueel een voorgedrukt werkblad ter ondersteuning worden gebruikt. Doordat het verslag een apart werkstuk is van een leerling, is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen en bij de bespreking van de resultaten van de leerlingenproef hierover klassikaal te rapporteren. Bij de evaluatie aandacht hebben voor verschillende vaardigheden en attitudes die bij uitvoering van de proef en het maken van het verslag aan bod komen: goede meetresultaten, nauwkeurigheid, orde en netheid, gedrag, opvolgen van instructies, aandacht voor de veiligheid, opmaak van het verslag... Bij de aanvang van de leerlingenproef voldoende aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten. Leerlingen moeten voldoende op hoogte zijn van de gevaren van bepaalde opstellingen, stoffen of instrumenten. Een klasgroep van twintig leerlingen is voor de uitvoering van een leerlingenproef didactisch verantwoord en wat veiligheid betreft aanvaardbaar. De leerlingen leren ook veilig en milieubewust omgaan met allerlei stoffen. Laat de leerlingen niet met giftige stoffen (bijv. kwik) werken.

18 1.2 Wenken voor de informatieopdracht: Om de doelstellingen van de maatschappij en de samenleving na te streven maken de leerlingen één informatieopdracht per leerjaar. Bij het uitvoeren van deze opdracht ontwikkelen de leerlingen de informatievaardigheden. De leerlingen maken de opdracht persoonlijk of in kleine groepjes(maximum 3 lln.). De leraar zal er op toezien dat het onderwerp van deze opdracht verband houdt met de leerstofinhouden. Het is belangrijk de doelstellingen van deze opdracht duidelijk te stellen, de opdracht beperkt te houden en de taakverdeling binnen een groepje goed te rapporteren. Doordat de opdracht een apart werkstuk is van één of enkele leerling(en) is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen Het is van belang dat de leerlingen informatie leren opzoeken (efficiënt gebruik van het internet toelichten) maar ook dat zij informatie kunnen verwerken tot een leesbare en goed gestructureerde tekst. Leerlingen leren bijvoorbeeld informatie opzoeken en verwerken over historische figuren zoals: Pascal, Torricelli, Archimedes, Newton, Joule... of over technische toepassingen van de wetenschappelijke kennis. Bij het opzoeken van informatie over een historisch wetenschapsfiguur het belang van zijn wetenschappelijke bijdrage verwoorden en situeren. 1.3 Situering van de leerlingenproef in het leerplan Minimaal per leerjaar één leerlingenproef uitvoeren. Het is aangewezen om uit de voorgestelde lijst een keuze te maken. Andere leerlingenproeven die duidelijk aansluiten bij de leerstofinhouden zijn ook toegestaan, mits rekening wordt gehouden met een evenwichtige spreiding over de verschillende leerstofonderdelen. Eerste leerjaar 1. Inleiding 2. Het SI-eenhedenstelsel 2.1. Leerlingenproef: gebruik van meetinstrumenten. 3. Dichtheid 3.1. Leerlingenproef: bepaling van dichtheid van vaste stof of vloeistof. 4. Krachten 5. Druk 5.1. Leerlingenproef: bepaling van de druk bij een vaste stof of in een vloeistof. Tweede leerjaar 6 Beweging 6.1 Leerlingenproef: studie van de eenparige rechtlijnige beweging. 7 Energievormen, energiebehoud en rendement 7.1 Leerlingenproef: bepaling van het vermogen van een leerling. 8 Warmteleer 8.1 Gassen 8.1.1 Leerlingenproef: experimentele studie van één van de gaswetten. 8.2 Merkbare warmte 8.3 Latente warmte en faseovergangen 8.4 Verdampen, koken en condenseren 8.5 Sublimeren

19 1.4 ICT-integratie 1.4.1 Wat? Onder ICT- integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het realiseren van leerplandoelstellingen. 1.4.2 Waarom? Maatschappelijke ontwikkelingen wijzen op het belang van het verwerven van ICT-competenties. Jongeren moeten niet alleen in staat zijn om nieuwe media te gebruiken, zij moeten net zo goed kunnen inschatten wanneer deze efficiënt en effectief kunnen worden ingezet. Het gebruik van nieuwe media sluit zeer goed aan bij de leefwereld van de jongeren en speelt in op hun vertrouwdheid met de beeldcultuur. Er wordt meer en meer belang gehecht aan probleemoplossend denken, kritisch selecteren, het zelfstandig of in groep werken, het kunnen verwerven en verwerken van enorme hoeveelheden informatie. Deze ontwikkelingen zijn ook merkbaar in het onderwijs. In de meeste vakken of bij het nastreven van vakoverschrijdende eindtermen vervult ICT een ondersteunende rol. Door de integratie van ICT kunnen leerlingen: het leerproces zelf in eigen handen nemen; zelfstandig en actief leren omgaan met les- en informatiemateriaal; op eigen tempo werken en een eigen parcours kiezen (differentiatie en individualisatie). 1.4.3 Hoe ICT integreren ter ondersteuning van het realiseren van de leerplandoelstellingen? Zelfstandig oefenen in een leeromgeving Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijv. d.m.v. specifieke pakketten. De meerwaarde van deze vorm van ICTintegratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot zelfevaluatie. Zelfstandig leren in een leeromgeving Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijv. in een open leercentrum). Een elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning. Creatief vormgeven Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma s bieden. Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een ELO en het internet. Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren. De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm. Voorstellen van informatie aan anderen Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICT-ondersteuning onder de vorm van tekst, beeld en/of geluid d.m.v. bijv. een presentatie, een website, een folder... Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan o.a. via e-mail, internetfora, een ELO, chatten, blogging. Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem keuzes te maken uit een scala van programma s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht uit te voeren. Door te reflecteren op de ge-

20 bruikte middelen en de bekomen resultaten te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en nadelen van de aangewende middelen (programma s, applicaties ) en kunnen ze hun keuzes bijsturen. 1.5 Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) 1.5.1 Wat? Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelstellingen, die -in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen - niet gekoppeld zijn aan een specifiek vak, maar door meerdere vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET worden volgens een aantal vakoverschrijdende thema's geordend: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie, muzisch-creatieve vorming en technisch-technologische vorming (alleen voor ASO). De school heeft de maatschappelijke opdracht om de VOET volgens een eigen visie en stappenplan bij de leerlingen na te streven (inspanningsverplichting). 1.5.2 Waarom? Het nastreven van VOET vertrekt vanuit een bredere opvatting van leren op school en beoogt een accentverschuiving van een eerder vakgerichte ordening naar meer totaliteitsonderwijs. Door het aanbieden van realistische, levensnabije en concreet toepasbare aanknopingspunten, worden leerlingen sterker gemotiveerd en wordt een betere basis voor permanent leren gelegd. VOET vervullen een belangrijke rol bij het bereiken van een voldoende brede en harmonische vorming en behandelen waardevolle leerinhouden, die niet of onvoldoende in de vakken aan bod komen. Een belangrijk aspect is het realiseren van meer samenhang en evenwicht in het onderwijsaanbod. In dit opzicht stimuleren VOET scholen om als een organisatie samen te werken. De VOET verstevigen de band tussen onderwijs en samenleving, omdat ze tegemoetkomen aan belangrijk geachte maatschappelijke verwachtingen en een antwoord proberen te formuleren op actuele maatschappelijke vragen. 1.5.3 Hoe te realiseren? Het nastreven van VOET is een opdracht voor de hele school, maar individuele leraren kunnen op verschillende wijzen een bijdrage leveren om de VOET te realiseren. Enerzijds door binnen hun eigen vakken verbanden te leggen tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET, anderzijds door thematisch onderwijs (teamgericht benaderen van vakoverschrijdende thema's), door projectmatig werken (klas- of schoolprojecten, intra- en extra-muros), door bijdragen van externen (voordrachten, uitstappen). Het is een opdracht van de school om via een planmatige en gediversifieerde aanpak de VOET na te streven. Ondersteuning kan gevonden worden in pedagogische studiedagen en nascholingsinititiatieven, in de vakgroepwerking, via voorbeelden van goede school- en klaspraktijk en binnen het aanbod van organisaties en educatieve instellingen. 1.6 Begeleid zelfgestuurd leren 1.6.1 Wat? Met begeleid zelfgestuurd leren bedoelen we het geleidelijk opbouwen van een competentie naar het einde van het secundair onderwijs, waarbij leerlingen meer en meer het leerproces zelf in handen gaan nemen. Zij zullen meer en meer zelfstandig beslissingen leren nemen in verband met leerdoelen, leeractiviteiten en zelfbeoordeling.

21 Dit houdt onder meer in dat: de opdrachten meer open worden; er meerdere antwoorden of oplossingen mogelijk zijn; de leerlingen zelf keuzes leren maken en verantwoorden; de leerlingen zelf leren plannen; er feedback wordt voorzien op proces en product; er gereflecteerd wordt op leerproces en leerproduct. De leraar is ook coach, begeleider. De impact van de leerlingen op de inhoud, de volgorde, de tijd en de aanpak wordt groter. 1.6.2 Waarom? Begeleid zelfgestuurd leren sluit aan bij enkele pijlers van ons PPGO, o.m. leerlingen zelfstandig leren denken over hun handelen en hierbij verantwoorde keuzes leren maken; leerlingen voorbereiden op levenslang leren; het aanleren van onderzoeksmethodes en van technieken om de verworven kennis adequaat te kunnen toepassen. Vanaf het kleuteronderwijs worden werkvormen gebruikt die de zelfstandigheid van kinderen stimuleren, zoals het gedifferentieerd werken in groepen en het contractwerk. Ook in het voortgezet onderwijs wordt meer en meer de nadruk gelegd op de zelfsturing van het leerproces in welke vorm dan ook. Binnen de vakoverschrijdende eindtermen, meer bepaald Leren leren, vinden we aanknopingspunten als: keuzebekwaamheid; regulering van het leerproces; attitudes, leerhoudingen, opvattingen over leren. In onze huidige (informatie)maatschappij wint vaardigheid in het opzoeken en beheren van kennis voortdurend aan belang. 1.6.3 Hoe te realiseren? Het is belangrijk dat bij het werken aan de competentie de verschillende actoren hun rol opnemen: de leerling wordt aangesproken op zijn motivatie en leer kracht; de leraar krijgt de rol van coach, begeleider; de school dient te ageren als stimulator van uitdagende en creatieve onderwijsleersituaties. De eerste stappen in begeleid zelfgestuurd leren zullen afhangen van de doelgroep en van het moment in de leerlijn Leren leren, maar eerder dan begeleid zelfgestuurd leren op schoolniveau op te starten is klein beginnen aan te raden. Vanaf het ogenblik dat de leraar zijn leerlingen op min of meer zelfstandige manier laat doelen voorop stellen; strategieën kiezen en ontwikkelen; oplossingen voorstellen en uitwerken; stappenplannen of tijdsplannen uitzetten; resultaten bespreken en beoordelen; reflecteren over contexten, over proces en product, over houdingen en handelingen;

22 verantwoorde conclusies trekken; keuzes maken en verantwoorden is hij al met een of ander aspect van begeleid zelfgestuurd leren bezig. 2 Specifieke pedagogisch-didactische wenken De specifieke didactische wenken zijn geformuleerd onder elk deel van de tabel leerplandoelstellingen/leerinhouden. Bij elke wenk is telkens het nummer van de leerplandoelstelling aangegeven. In de wenken zijn voor bepaalde fysische concepten ook enkele misvattingen of misconcepties opgenomen. Door allerlei ervaringen in het dagelijks leven hebben leerlingen reeds heel wat informele kennis opgebouwd. In bepaalde gevallen is bij deze spontane kennisconstructie een misvatting aanwezig doordat de leerling een verklaring hebben gezocht die steunt op foutieve inzichten. Het is van belang dat de leraar deze misvattingen of misconcepties kent, zodat hij met gerichte proeven of toepassingen deze foutieve inzichten van de leerlingen kan omzetten tot juiste fysische concepten. Aandacht hebben voor het exact gebruik van de taal en voor een nauwkeurige verwoording van de begrippen. Het is nuttig leesoefeningen te ontwikkelen waarbij leerlingen hun kennis en vaardigheden toepassen bij het lezen van een tekst uit een tijdschrift, krant, website...

23 MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN 1 1 Algemene bemerkingen AV Fysica is een vak waarbij de leerlingen hun dagelijkse ervaringswereld kunnen uitbreiden door het volgen en zelf uitvoeren van proeven in de klas. Het proefondervindelijk karakter van het vak is daarom zeer belangrijk. De uitvoering van demonstratieproeven door de leraar en de uitvoering van de leerlingenproef door de leerlingen dragen zeker bij tot een beter begrip en inzicht van de leerinhouden. Deze werkvormen blijven voor de leerlingen de beste manier om inzicht in de eigenheid van de fysica te verwerven. In bepaalde gevallen kunnen een video, een film of een computersimulatie de plaats van de demonstratieproef innemen. Deze hulpmiddelen zullen de begripsvorming ongetwijfeld verhogen maar kunnen nooit het experimenteel aspect van de wetenschappelijke methode vervangen. De lessen fysica moeten plaatsvinden in een lokaal met een aangepaste infrastructuur, zodat alle proeven veilig kunnen gebeuren. Dit betekent dat volgende voorzieningen essentieel zijn in het fysicalokaal: elektriciteit-, water- en gasvoorziening centraal met noodstop, de mogelijkheid tot volledige verduistering van het lokaal en elektriciteitsvoorziening op de leerlingentafels. Hierbij moet speciaal gelet worden op nodige veiligheidsvoorzieningen in het algemeen en op de specifieke voorzieningen, zoals het gebruik van kwik, naftaleen en metaalgaas met asbest vermijden in de lessen. In het lokaal moet een inventaris van het materiaal zijn en het lokaal moet ook een nooduitgang hebben met een deur die naar buiten opendraait. De lijst geeft een overzicht van het basismateriaal. Het leerlingenmateriaal aanschaffen in veelvoud zodat de leerlingen in kleine groepjes (maximum drie leerlingen) de proeven kunnen uitvoeren. 2 Basismateriaal Meetapparatuur meetlat klaschronometer handchronometer balans (digitaal) schuifpasser rolmeter thermometer(analoog of digitaal) dynamometer Statiefmateriaal stangen en voeten, noten en statiefklemmen driepikkel en metaalgaas Glaswerk (eventueel kunststof) reageerbuizen 1 Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: - Codex, - ARAB, - AREI, - Vlarem. Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: - de uitrusting en inrichting van de lokalen; - de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel. Zij schrijven voor dat: - duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; - alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; - de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden; - de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.

24 Toestellen Diversen bekerglazen, kolven en trechters maatcilinders meetspuiten glazen buizen vacuümpomp en toebehoren spanningsbron bunsenbrander (of kookplaat) metaalbarometer overheadprojector computer met interface en sensoren multimeter televisie en videorecorder of dvd-speler gereedschapskist verbindingsdraden gummislangen en stoppen batterijen, lampen Verbruiksmateriaal De leraar moet de mogelijkheid hebben tot aankoop van materiaal dat regelmatig te vernieuwen is: schuurpapier, batterijen, lampen, lucifers, touw, plakband, gedestilleerd water, aluminiumfolie, ballonnen, botsballen, fysicaspeelgoed... 3 Specifiek materiaal per onderdeel Dichtheid Krachten Druk kubussen van verschillende grootte en uit verschillende stoffen glazen bol voor dichtheidsbepaling van lucht toestel voor de wet van Hooke momentenschijf schietlood ijkmassa's veren toestel bij druk (plankje met klein en groot oppervlak) vloeistoffen en gassen verbonden vaten toestel principe van Pascal glazen buis met afsluitplaatje vliesmanometer Maagdenburgse halve bollen Arbeid, vermogen en energie radiometer van Crookes zonnecel Beweging toestel om de eenparige beweging te onderzoeken (bijv. glazen buis met glycerol en luchtbel) toestel om de eenparig versnelde beweging te onderzoeken (bijv. valgeul, rolbaan met tikker, luchtkussenbaan met optische poort) valbuis van Newton

25 Energievormen, energiebehoud en rendement lanceertoestel met veer in te drukken op verschillende standen model van waterturbine verbonden met dynamo Warmteleer toestellen voor het onderzoek van de gaswetten joulemeter metalen cilinders (bijv. aluminium, ijzer, lood) koker met loodkorrels toestel voor het aantonen van de kritische temperatuur

26 EVALUATIE 1 De evaluatie heeft een tweevoudig doel De evaluatie dient aan de leerling informatie te geven over de mate waarin hij of zij erin geslaagd is om zowel de kennis als de vaardigheden te beheersen die mogen verwacht worden na het leerproces. De evaluatie moet aan de leraar de feedback geven om vast te stellen of hij of zij de meest aangepaste methode hanteert om de gestelde doelen te bereiken. Een evaluatie is meer dan een getal om een rapportcijfer te berekenen. Het is een werkinstrument waarbij permanent en wederzijds (leerling-leraar) besluiten dienen getrokken te worden over het onderwijs- en leerproces. In het kader van het schoolreglement en het schoolwerkplan is het aangewezen om ouders en leerlingen tijdig over de wijze van evalueren in te lichten. 2 Eigenschappen van een goede evaluatie Door te evalueren wil men bij de leerlingen nagaan in hoeverre de doelstellingen die men met het leerproces wilde bereiken, bereikt zijn. De evaluatie moet daarom volgende kenmerken bezitten: ze moet valide, betrouwbaar en efficiënt zijn. Validiteit: mate waarin de toets of de eindproef overeenstemt met het gegeven onderwijs. Dit betekent o.a. dat er bij de evaluatie voldoende vragen rond de behandelde contexten moeten voorkomen. Betrouwbaarheid: het uitschakelen van toevalsinvloeden en het aanwenden van objectieve meetmethoden. Efficiëntie: de tijd nodig voor het voorbereiden en het afnemen van de toets moet in verhouding staan tot het bekomen van relevante informatie, liefst in een minimum van tijd. Onvoldoende resultaten bij individuele leerlingen of bij gedeelten van de klasgroep, zullen de leraar ertoe aanzetten om remediërend in te grijpen. Indien nodig zal de leraar voor andere werkvormen en leermiddelen kiezen. Een evaluatie kan een signaal geven om doelstellingen en/of leerinhouden bij te sturen. Verder is de evaluatie een belangrijk gegeven bij de pedagogische begeleiding en bij de controle door de inspectie. Voor de leerling is het van belang, om door de evaluatie te weten te komen, hoe zijn evolutie is binnen het leerproces. Een evaluatiecijfer voor dagelijks werk zal dus noodzakelijker wijze gesteund zijn op veelvuldige evaluatiemomenten die zowel kennis, vaardigheden als attitudevorming omvatten. 3 Algemene richtlijnen De vragen/opdrachten met aanduiding van de cijferverdeling op de modeloplossing en de aanwijzingen voor de oplossing van de open vragen, worden opgesteld en vooraf aan de directeur overhandigd. Om achteraf discussies te vermijden zorgt men ervoor dat de leerlingen beschikken over: een duidelijk beeld van wat van hen verwacht wordt; de vragen en opdrachten die reeds zijn voorgekomen gedurende het didactisch proces; een schriftelijk overzicht van de voor het examen te kennen leerstof; een geschreven mededeling waarin staat welke informatiebronnen en welk materiaal ze mogen/moeten meebrengen op het examen; een blad met vragen om overschrijffouten te vermijden. Indien in een klas leerlingen van verschillende polen of studierichtingen samen alle lessen of een deel van de lessen volgen, dan is binnen deze klas differentiatie van vragen toegelaten.