Bijlage E: Testament Janneke Plasman-Verdonk Heden, één januari tweeduizend vier, verscheen voor mij, mr. Cornelis Johannes de Vlieger, notaris te Rotterdam: mevrouw Janneke Verdonk, geboren te Rotterdam op drie mei negentienhonderd twee en veertig, gehuwd onder huwelijkse voorwaarden met de heer Hendrik Plasman. De verschenen persoon verklaarde als volgt over haar nalatenschap te beschikken: "I. Herroeping Ik herroep alle vóór deze door mij gemaakte uiterste wilsbeschikkingen waaronder begrepen eventueel door mij in het buitenland gemaakte beschikkingen en eventuele beschikkingen die ik bij codicil heb getroffen. Eventuele beschikkingen omtrent orgaandonatie en uitvaart blijven in stand. II. Rechtskeuze Ik bepaal dat de vererving en afwikkeling van mijn nalatenschap dient te geschieden naar Nederlands recht, voorzover niet enig ander ten tijde van mijn overlijden geldend rechtssysteem dwingend anders mocht bepalen. III. Uitsluiting wettelijke verdeling Ik bepaal dat titel 3 afdeling 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek geheel buiten toepassing blijft. IV. Erfstelling Ik benoem tot mijn enige erfgenamen: tezamen en voor gelijke delen: mijn echtgenoot de heer Hendrik Plasman -hierna te noemen: mijn echtgenoot- en ieder van mijn kinderen. Op de benoeming van mijn kinderen verklaar ik de wettelijke regels omtrent plaatsvervulling van toepassing en wel vóór die omtrent de aanwas. Indien een erfgenaam verwerpt en aanspraak maakt op zijn legitieme portie, heeft ten behoeve van de afstammelingen van deze erfgenaam geen plaatsvervulling plaats. V. Keuzelegaat en vruchtgebruik A. Ik legateer aan mijn echtgenoot alle tot mijn nalatenschap behorende goederen of zovele en zodanige daarvan als hij zal verkiezen, zulks tegen inbreng in mijn nalatenschap van de waarde waarop die goederen die hij wenst te aanvaarden zullen worden gewaardeerd. Deze waarde zal worden vastgesteld door mijn erfgenamen in gezamenlijk overleg of -bij gebreke van overeenstemming daaromtrent- door één of meer deskundigen te benoemen overeenkomstig het bepaalde in artikel 679 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Mijn echtgenoot zal binnen één maand, na daartoe te zijn verzocht, moeten verklaren of en in hoeverre hij van dit legaat gebruik wil maken. Deze inbreng zal geschieden door verrekening met het erfdeel van mijn echtgenoot en door schuldigerkenning aan zijn mede-erfgenamen, dit geheel naar rato van ieders erfdeel. Elk van de vorderingen die ingevolge deze schuldigerkenning ontstaat, is opeisbaar bij het beëindigen van het hierna sub B te vermelden vruchtgebruik alsmede in de hierna sub VIII.A.2 te vermelden situaties. Voorts zijn ten aanzien van elk van deze vorderingen de hierna sub VIII.A.1 en 3 tot en met 6 te vermelden bepalingen van toepassing. B. Ik legateer aan mijn echtgenoot het vruchtgebruik van de echtelijke woning. Terzake van dit vruchtgebruik zijn de volgende bepalingen van toepassing: 1. Het vruchtgebruik zal ingaan op de dag van mijn overlijden en eindigen op de dag van het overlijden van mijn echtgenoot. 2. Het vruchtgebruik zal aan mijn echtgenoot zo spoedig mogelijk na mijn overlijden bij notariële akte moeten worden afgegeven. 3. Mijn echtgenoot zal zijn vrijgesteld van de verplichting tot het stellen van zekerheid. 4. Mijn echtgenoot is verplicht in tegenwoordigheid of na behoorlijke oproeping van de overige erfgenamen een notariële beschrijving van het onder het vruchtgebruik vallende goed op te maken. 2011 Estate Planning College BV 1/6
5. Het vruchtgebruik zal worden genoten van mijn nalatenschap, nadat uit die nalatenschap zijn voldaan de ten laste daarvan bestaande schulden en boedelen taxatiekosten, alsmede de begrafenis- of crematiekosten. 6. Het beheer over het vruchtgebruikkapitaal wordt uitgeoefend door mijn echtgenoot. 7. Mijn echtgenoot is bevoegd tot het verhuren of verpachten van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen. 8. Tot het vervreemden of bezwaren van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen is mijn echtgenoot zelfstandig bevoegd. 9. Mijn echtgenoot is volledig bevoegd naar eigen inzicht de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen te verteren; het bewijs van de vertering rust op mijn echtgenoot of zijn rechtverkrijgende(n). 10. Indien mijn echtgenoot het recht tot verteren toekomt kan hij niet krachtens volmacht dit recht door een ander laten uitoefenen. 11. In het geval mijn echtgenoot het recht van vervreemden en/of verteren toekomt vervalt dit recht: a. in de hierna sub VIII.A.2.a tot en met c te vermelden situaties; b. indien mijn echtgenoot blijvend zijn intrek heeft genomen in een verzorgings-, verpleeghuis of soortgelijke instelling. 12. Aan mijn echtgenoot komen alle vruchten toe die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden. Door mijn echtgenoot worden voldaan alle op de vruchten drukkende lasten alsmede de belastingen verschuldigd over de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen, echter slechts voorzover deze tijdens de duur van het vruchtgebruik verschuldigd zullen worden, zonder dat bij de aanvang of het einde van het vruchtgebruik deswege enige verrekening zal plaatshebben. 13. Claims, stockdividenden, bonusaandelen en dergelijke zullen -behoudens ingeval van herkapitalisatie- toekomen aan mijn echtgenoot. 14. Mijn echtgenoot is verplicht ten behoeve van de erfgenamen voor eigen rekening de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen bij een solide verzekeringsmaatschappij te verzekeren en verzekerd te houden tegen die gevaren en onder zodanige voorwaarden waartegen deze goederen gebruikelijk worden verzekerd. VI. Tweetrapsmaking (echtgenoot) A. Hetgeen mijn echtgenoot -hierna te noemen: de bezwaarde- van hetgeen hij uit mijn nalatenschap krachtens het hiervoor sub V.A. bepaalde heeft verkregen -hierna te noemen: het voorwaardelijk vermogen- op de hierna sub B.10 vermelde momenten onverteerd zal hebben nagelaten, zal ten deel vallen aan diegenen die en voor de delen waarvoor deze mijn erfgenamen zouden zijn indien ik gelijktijdig met de bezwaarde zou zijn overleden zonder bij testament over mijn nalatenschap te hebben beschikt -ieder van hen hierna te noemen: de verwachter-. Op de benoeming van de verwachter verklaar ik de wettelijke regels van plaatsvervulling, zoals vermeld in artikel 4:12 van het Burgerlijk Wetboek, van overeenkomstige toepassing en wel vóór die omtrent de aanwas. De bezwaarde is mitsdien rechthebbende onder ontbindende voorwaarde en de verwachter is rechthebbende onder opschortende voorwaarde. B. Met betrekking tot de tweetrapsmaking gelden de volgende bepalingen. 1. De bezwaarde is verplicht binnen één jaar na mijn overlijden bij notariële akte een beschrijving op te maken van het voorwaardelijk vermogen, hetgeen niet in tegenwoordigheid van de verwachter behoeft te geschieden. 2. Tot het voorwaardelijk vermogen behoren ook de goederen en de rechten die bij vervreemding van de oorspronkelijke vermogensbestanddelen door wederbelegging daarvoor in de plaats zijn getreden. 3. De bezwaarde is verplicht het voorwaardelijk vermogen afzonderlijk van zijn overige vermogen te administreren en te beleggen. 4. De bezwaarde is niet verplicht jaarlijks aan de verwachter een opgave te verstrekken van het voorwaardelijk vermogen, tenzij de wet ten tijde van mijn 2011 Estate Planning College BV 2/6
overlijden dwingend anders bepaalt. 5. De bezwaarde heeft het recht om de goederen die hij onder ontbindende voorwaarde houdt, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. 6. De bezwaarde hoeft voor de nakoming van zijn verplichtingen jegens de verwachter geen zekerheid te stellen. 7. De bezwaarde is bevoegd tot het beheer over, het verhuren van, verpachten van, het vervreemden van, bezwaren van alsmede het verteren van de tot het voorwaardelijk vermogen behorende goederen. 8. De bezwaarde kan niet bij wege van schenking over de tot het voorwaardelijk vermogen behorende goederen beschikken, anders dan aan een verwachter. 9. De bezwaarde is verplicht het voorwerp waar zijn recht betrekking op heeft te verzekeren tegen gevaren waartegen het gebruikelijk is een verzekering te sluiten, in ieder geval tegen het gevaar van brand. 10. Het recht van de bezwaarde eindigt: - bij het overlijden van de bezwaarde; - indien en zodra de bezwaarde bij onherroepelijke rechterlijke beslissing failliet is verklaard of surséance van betaling heeft verkregen of de wettelijke schuldsaneringsregeling op de bezwaarde van toepassing is verklaard. 11. Na het eindigen van het recht van de bezwaarde rust op hem of zijn rechtverkrijgende(n) de verplichting de zaken ter beschikking van de verwachter te stellen. De verwachter kan bij het einde van het recht van de bezwaarde afgifte van de door hem onder ontbindende voorwaarde gehouden goederen vorderen of hetgeen daarvoor in de plaats is getreden, voor zover de bezwaarde of zijn rechtverkrijgenden niet bewijzen dat die goederen verteerd of door toeval tenietgegaan zijn. VII. Uitsluitingsclausule a. Ik bepaal dat al hetgeen ten gevolge van mijn overlijden wordt verkregen, alsmede al hetgeen daarvoor in de plaats zal treden -daaronder begrepen de vruchten- niet zal vallen in enige huwelijks- of partnerregistratievermogensrechtelijke gemeenschap, noch betrokken zal worden in enig deelgenootschap of enig verrekenbeding. b. Voorts bepaal ik dat -wat betreft andere verkrijgers dan mijn echtgenoot- de waarde van het onder a. bedoelde wel wordt betrokken in de verdeling van een ontbonden huwelijks- of partnerregistratievermogensrechtelijke gemeenschap of de afwikkeling van een deelgenootschap of verrekenbeding, indien: - het huwelijk of geregistreerd partnerschap van deze verkrijger wordt ontbonden door zijn overlijden of door het overlijden van zijn echtgen(o)t(e) of geregistreerd partner; èn - op dat moment in het huwelijk van de verkrijger geen procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed aanhangig is gemaakt of in zijn geregistreerd partnerschap op dat moment geen verklaring is opgemaakt die na de inschrijving in de registers van de burgerlijke stand leidt tot beëindiging van zijn geregistreerd partnerschap of op dat moment géén verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap is ingediend; èn - het huwelijks- of partnerregistratievermogensregime van de verkrijger tot gevolg zou hebben dat al hetgeen ten gevolge van mijn overlijden wordt verkregen zou moeten worden verdeeld, of krachtens een verrekenbeding zou moeten worden verrekend. VIII. Verdeling door langstlevende Het sub V vermelde vervalt indien mijn echtgenoot binnen één jaar na mijn overlijden bij notariële akte verklaart dat hij het V.B vermelde legaat niet aanvaardt, tenzij mocht blijken dat hij dit legaat reeds heeft aanvaard. Indien mijn echtgenoot deze verklaring aflegt, ken ik mijn echtgenoot, gelet op artikel 4:171 van het Burgerlijk Wetboek, als vertegenwoordiger van de erfgenamen, de bevoegdheid toe om de nalatenschap met inachtneming van het hierna bepaalde te 2011 Estate Planning College BV 3/6
verdelen bij notariële akte. Ik benoem hem hiertoe tot afwikkelingsbewindvoerder. Mijn echtgenoot is bevoegd toe te delen aan zichzelf als ware er een wettelijke verdeling zoals bedoeld in titel 3 afdeling 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek: alle goederen die tot mijn nalatenschap behoren, onder de verplichting alle schulden van mijn nalatenschap als bedoeld in artikel 4:7 van het Burgerlijk Wetboek onder a en i (bestaande schulden), onder b (lijkbezorging), onder c (vereffening) en d (executele), alsmede alle (overige) kosten van boedelafwikkeling voor zijn rekening te nemen. Indien en voorzover mijn echtgenoot door deze toedeling wordt overbedeeld, krijgt ieder van mijn overige erfgenamen op grond van deze verdeling een vordering in geld ten laste van mijn echtgenoot berekend naar verhouding van zijn aandeel in het saldo van mijn nalatenschap met inachtneming van bovenbedoelde schulden. A. Met betrekking tot deze vorderingen van mijn overige erfgenamen geldt het navolgende: 1. over deze vordering een samengestelde en jaarlijkse rente te (laten) vergoeden met een percentage gelijk aan het hierna te melden normrentepercentage ; Het norm-rentepercentage is het percentage dat ten tijde van mijn overlijden staat vermeld in artikel 10 Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 of daarvoor in de plaatstredende regelgeving. 2. de hoofdsom van elk van de vorderingen van mijn overige erfgenamen is opeisbaar: a. bij overlijden van mijn echtgenoot; b. bij (her)trouwen, het aangaan van een geregistreerd partnerschap door mijn echtgenoot of zodra mijn echtgenoot duurzaam gaat samenwonen als ware hij gehuwd, voorzover hierna sub 3 niet anders is bepaald; c. bij afstand door mijn echtgenoot van enige huwelijks- of partnerregistratievermogensrechtelijke gemeenschap of indien en zodra hij bij onherroepelijke rechterlijke beslissing failliet is verklaard of surséance van betaling heeft verkregen of de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is verklaard; d. indien en zodra bij onherroepelijke rechterlijke beslissing mijn echtgenoot onder curatele is gesteld of ingeval de goederen die hem toebehoren of zullen toebehoren geheel of gedeeltelijk door de rechter onder bewind worden gesteld, tenzij de curatele of het bewind haar oorzaak vindt in een geestelijke stoornis van mijn echtgenoot; of e. indien mijn echtgenoot blijvend zijn intrek heeft genomen in een verzorgings-, verpleeghuis of soortgelijke instelling, en het vermogen van mijn echtgenoot, na aftrek van de schulden uit hoofde van deze verdeling aan mijn overige erfgenamen vermeerderd met de daarover tot dan bijgeschreven rente, gedaald is tot of beneden de vermogensgrens als bedoeld in Wet werk en bijstand of een soortgelijke wettelijke regeling waarbij een vermogenstoets wordt gehanteerd en mijn echtgenoot aanspraak kan maken op financiële steun krachtens een overheidsregeling, voorzover hierna sub 3 niet anders is bepaald; 3. de vordering is in elk van de sub 2.b vermelde gevallen alsmede in het sub 2.e vermelde geval niet opeisbaar indien door mijn echtgenoot voldoende zekerheid wordt gesteld voor voldoening van de hoofdsom; 4. de rente is eerst opeisbaar in de sub 2.a en c vermelde gevallen; 5. onverplichte betalingen door mijn echtgenoot zijn toegestaan, mits aan ieder van de overige erfgenamen voor een gelijk bedrag, dit laatste tenzij mijn erfgenamen in gezamenlijk overleg anders overeenkomen; 6. betalingen strekken in eerste instantie ter voldoening van de rente en vervolgens, voorzover het betaalde bedrag groter is dan de tot dan toe bijgeschreven rente, ter voldoening van de hoofdsom, dit alles tenzij mijn erfgenamen in gezamenlijk overleg anders overeenkomen; 7. de vordering is niet overdraagbaar, anders dan aan een mede-erfgenaam, tenzij mijn erfgenamen in gezamenlijk overleg anders overeenkomen. 2011 Estate Planning College BV 4/6
B. Ik leg mijn echtgenoot alle verplichtingen op die zouden voortvloeien uit de artikelen 4:19 en 4:20 van het Burgerlijk Wetboek indien de wettelijke verdeling van toepassing zou zijn. C. Indien de bewindvoerder de taak als afwikkelingsbewindvoerder niet wenst te aanvaarden, vervalt dit bewind. Het bewind eindigt eveneens uiterlijk twee jaar en een dag na mijn overlijden. Het bewind is ingesteld in het gemeenschappelijk belang van de erfgenamen. De bewindvoerder komen alle bevoegdheden toe die nodig zijn om de bovenstaande verdeling tot stand te brengen, zonder medewerking of toestemming van de overige erfgenamen. Ik ken mijn echtgenoot als afwikkelingsbewindvoerder geen loon toe. De bewindvoerder is niet verplicht de benoeming in te schrijven in de betreffende registers. Rekening en verantwoording wordt bij het einde van het bewind afgelegd bij en door middel van de notariële akte van verdeling van de nalatenschap, waarin de verdeling, binnen de hierboven beschreven ruimte, wordt vastgelegd. Periodiek hoeft er geen rekening en verantwoording te worden afgelegd. D. Ik ken mijn echtgenoot de bevoegdheid toe geen, of slechts partieel, gebruik te maken van de hem toegekende bevoegdheid om de bovenstaande verdeling te maken. Indien mijn echtgenoot de verdeling niet binnen twee jaar na mijn overlijden bij notariële akte tot stand heeft gebracht, vervalt de bevoegdheid. IX. Boedelbeschrijving Ik bepaal dat bij notariële akte een boedelbeschrijving dient te worden gemaakt; in de sub VII vermelde situatie zal in deze akte eveneens het bedrag van de geldvordering van ieder van mijn afstammelingen worden vastgesteld. X. Belastingen Inkomstenbelasting en successierechten die een afstammeling eventueel verschuldigd is of wordt ter zake van hetgeen hij ingevolge het hiervoor bepaalde verkrijgt, zullen door mijn echtgenoot naar zijn keuze òf aan deze afstammeling worden voorgeschoten òf door hem voor eigen rekening worden voldaan. XI. Legitieme portie A. Ik onterf diegene(n) van mijn legitimarissen die weigert/weigeren, binnen drie maanden na daartoe te zijn verzocht in alle bij dit testament gemaakte beschikkingen te berusten, alsmede diegene(n) van mijn legitimarissen die op grond van enig ander geldend rechtssysteem aanspraak maakt/maken op zijn/hun legitieme portie. B. Voor het geval een of meer legitimarissen verwerpt/verwerpen en aanspraak maakt/maken op zijn/hun legitieme portie of ingeval een sub A. vermelde situatie zich voordoet, zal zijn/hun erfdeel/erfdelen aanwassen bij het erfdeel van mijn echtgenoot en zal de inkorting, in afwijking van het in artikel 4:87 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, geschieden bij mijn echtgenoot. C. Ik bepaal dat de vorderingen van mijn legitimarissen eerst opeisbaar zijn in de sub VI.A.2.a en c vermelde situaties, met inachtneming van al hetgeen aldaar is bepaald. XII. Einde huwelijk/geregistreerd partnerschap Ik bepaal dat alle bij dit testament gemaakte beschikkingen ten behoeve van mijn echtgenoot, waaronder begrepen zijn benoeming tot executeur en zijn benoeming tot afwikkelingsbewindvoerder, alleen van kracht zijn indien ik ten tijde van mijn overlijden, respectievelijk het overlijden van mijn echtgenoot, met hem ben gehuwd dan wel met hem ben geregistreerd als partner, met dien verstande dat deze beschikkingen niet van kracht zijn: a. voor het geval ik ten tijde van mijn overlijden respectievelijk het overlijden van mijn echtgenoot gehuwd ben met mijn echtgenoot: indien er op dat moment een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed aanhangig is gemaakt of is uitgesproken; of b. voor het geval ik ten tijde van mijn overlijden respectievelijk het overlijden van mijn echtgenoot géén huwelijk doch een geregistreerd partnerschap ben aangegaan met mijn echtgenoot: indien op dat moment een overeenkomst tot beëindiging van het partnerschap is ondertekend of op dat moment een verzoek tot ontbinding van het 2011 Estate Planning College BV 5/6
partnerschap is ingediend; c. indien ten tijde van mijn overlijden respectievelijk het overlijden van mijn echtgenoot mijn huwelijk met mijn echtgenoot is omgezet in een geregistreerd partnerschap, echter alleen indien deze omzetting is geschied in het kader van de beëindiging van de relatie tussen mijn echtgenoot en mij. Ik bepaal dat al hetgeen ten gevolge van mijn overlijden wordt verkregen, alsmede al hetgeen daarvoor in de plaats zal treden -daaronder begrepen de vruchten- niet zal vallen in enige huwelijks- of partnerregistratievermogensrechtelijke gemeenschap, noch betrokken zal worden in enig deelgenootschap of enig verrekenbeding. XIII. (Vrijstelling van) inbreng Diegene(n) van mijn afstammelingen die mijn uiterste wil volledig eerbiedigt/eerbiedigen, stel ik vrij van de verplichting tot inbreng in mijn nalatenschap van de waarde van de giften, tenzij en voorzover bij de gift anders is bepaald. Diegene(n) van mijn afstammelingen die mijn uiterste wil niet volledig eerbiedigt/eerbiedigen verplicht ik tot inbreng in mijn nalatenschap van de waarde van de giften, óók indien bij de gift anders is bepaald. XIV. Executeursbenoeming Ik benoem mijn echtgenoot tot executeur in de zin van artikel 4:142 van het Burgerlijk Wetboek. De executeur kan ook als wederpartij van zichzelf optreden en is uitdrukkelijk bevoegd legaten aan zichzelf af te geven. Ik ken mijn echtgenoot voor zijn werkzaamheden als executeur geen loon toe. Ik ken de executeur de bevoegdheid toe een of meer andere executeurs aan zich toe te voegen of in zijn plaats te stellen. Indien te eniger tijd een executeur mocht ontbreken, is de kantonrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een vervanger te benoemen. XV. Goederen buiten Nederland Indien het sub VIII vermelde afwikkelingsbewind van toepassing is en een of meer tot mijn nalatenschap behorende goederen zich niet in Nederland bevindt en de wetgeving casu quo de rechterlijke instanties van het land van de plaats van ligging van dit goed deze bevoegdheid tot verdeling niet erkent, legateer ik dit goed aan mijn echtgenoot, zulks tegen inbreng in mijn nalatenschap van de waarde van dit goed. Deze waarde zal worden vastgesteld op de wijze als hiervoor sub V.A staat vermeld. Deze inbreng zal geschieden door verrekening met het erfdeel van mijn echtgenoot en door schuldigerkenning aan zijn mede-erfgenamen, dit geheel naar rato van ieders erfdeel. Op elk van de vorderingen die ingevolge deze schuldigerkenning ontstaat, zijn de hiervoor sub VIII.A vermelde bepalingen van toepassing. Alvorens tot het verlijden van deze akte over te zijn gegaan, heb ik, notaris, van de zakelijke inhoud aan de verschenen persoon mededeling gedaan en heb daarop toelichting gegeven. De verschenen persoon heeft verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig voor het verlijden van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en met de inhoud in te stemmen. De verschenen persoon is mij, notaris, bekend. Deze akte is verleden te Rotterdam op de dag als aan het begin van deze akte vermeld. Na beperkte voorlezing is deze akte door de verschenen persoon ondertekend. Onmiddellijk daarna is de akte door mij, notaris, ondertekend. 2011 Estate Planning College BV 6/6