Lesopbouw: instructie. 2 Instructie. 1 Start. Blok 4 Week 2 Les 1

Vergelijkbare documenten
Lesopbouw: instructie. 1 Start. 2 Instructie. Blok 4 Week 2 Les 1

Blok 2 handleiding 5a

Lesopbouw: instructie. Lesinhoud. 1 Start. 2 Instructie. Blok 4 Week 2 Les 1. Vermenigvuldigen: rekenen met de factor 10, 100 en

Leerroutes Passende Perspectieven Alles telt groep 5 blok 1

Leerlijnen groep 4 Wereld in Getallen

Lesopbouw: instructie. Start. Instructie. Blok 4

Leerlijnen groep 5 Wereld in Getallen

Routeboekje. bij De wereld in getallen. Groep 5A Blok 4. Van...

Optellen van twee getallen onder de 10

Lesopbouw: instructie. Start. Instructie. Blok 4. Lesinhoud Kommagetallen: vermenigvuldigen met kommagetallen Kommagetallen: delen met kommagetallen

Blok 2 Blok 2 handleiding 4a

Hieronder ziet u per 2 blokken wat er getoetst wordt in groep 4

rekenboek 5a lessen

Lesbrief groep 5/6. Beste ouders,

Groep 5 Leerroute 3< 1F Leerroute 2= 1F (maatschrift) Leerroute 1 = 1S Periode 1

rekenboek 6a taken

Getallen. 1 Doel: getallen plaatsen op de getallenlijn. 2 Doel: getallen invullen op het 60-veld. 3 Doel: 5-structuur aangeven.

BLOKMENU BLOKLESSEN. halfslagsymmetrie. 2 De wereld in getallen groep 4 Handleiding Malmberg 's-hertogenbosch. toetsboek. werkboek

LES: Betaal gepast 2. inzicht ontwikkelen in deelbaarheid en factoren van getallen. BENODIGDHEDEN Per leerling

tafels van 6,7,8 en 9 X

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

spiekboek De beste basis voor het rekenen groep

Lesbrief 2, groep 5/6. 27 oktober 2017

Getallen en breuken. 1 Doel: helen in breuken verdelen en helen uit de breuk halen. Herhalen

LES: Betaal gepast. BENODIGDHEDEN Per leerling werkblad Munten of briefjes (zie p. 5) potlood en gum AFBEELDING SPELLETJE

Groep 3. Getalbegrip hele getallen. Optellen en aftrekken. Geld

Schattend rekenen Maatkennis over gewichten Gebruik van referentiematen. Per tweetal: kopieerblad Lift een groot vel papier

1 Werken met getallen. a Neem het schema over en vul in: b Schrijf het getal in woorden: D H T E driehonderdzes. 687 vierduizend acht

Omtrek en oppervlakte meten van vijvers

Kijk na! Buiten spelen

Overstapprogramma 6-7

1 Rekenen met gehele getallen

Rekenzeker. Weet binnen een context wat bedoeld wordt met bij elkaar doen, erbij doen, eraf halen en dit vertalen naar een handeling

Aanbod rekenstof augustus t/m februari. Groep 3

LES: Groepjes maken 2

Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5

LES: Getallenfabriek 2

Routeboekje. bij Alles telt. Groep 4 Blok 2. Van...

blok 8 Het konijnenhok

Aandachtspunten. blok 1, les 3 blok 2, les 3 blok 2, les 6 blok 3, les 3 blok 3, les 6

Leerlijnen groep 6 Wereld in Getallen

Takenoverzicht. Rekenrijk Groep 6.

Routeboekje. bij Pluspunt. Groep 4 Blok 1. Van...

spiekboek De beste basis voor het rekenen

Een klant moet 37,90 betalen. Hij geeft je een briefje van 50. Je geeft het geld terug terwijl je meetelt:

TOETS REKENEN / WISKUNDE. Naam:... School:...

Het onderzoeken van problemen met vermenigvuldigen en delen? Zo doe je dat!

Didactisch groepsoverzicht Rekenen

toets Leerlijn Leerdoelen Leeractiviteit toets Toets

Leerstofoverzicht groep 3

Overzicht rekenstrategieën

Rekenstrategieën _binnenwerk.indd Sec1: :18:23

Het Land van Oct. Marte Koning Frans Ballering. Vierkant voor Wiskunde Wiskundeclubs

1. Tellen. b. Getalrijen voortzetten Laat de volgende opgaven maken: Maak de rijen af:

Leerlijnenpakket STAP incl. WIG. Rekenen Rekenen. Datum: Schooltype BAO (Regulier) Herkomst Landelijk Periode DL -20 t/m 200

Lesbrief 1, groep 5/6. 22 september 2017

Tafels bloemlezing. Inhoud 1

Arrangementen dagbesteding VSO Oriëntatiefase Verdiepingsfase Integratiefase Leerjaar 1 (de

Nummer januari 2015

REKENEN OP MAAT GROEP 4

Optellen en aftrekken kan: Uit je hoofd Op papier Met een rekenmachine (op je telefoon)

Voorbereidend Cijferend rekenen Informatie voor ouders van leerlingen in groep 3 t/m 8

Bij het cijferend optellen beginnen we bij de eenheden en werken we van rechts naar links:

Kennis van de telrij De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2.

Passende perspectieven rekenen met De wereld in getallen. Jiska van Hall en Bronja Versteeg

Reken zeker: leerlijn breuken

Routeboekje. bij Rekenrijk. Groep 7 Blok 6. Van...

1 Schrijf de getallen op.

Leerlijnen groep 3 Wereld in Getallen

Het zwembad. Leerlijn Leerdoel Materiaal Werkschrift thema 1. bedenken en. thema 1 vermenigvuldigen. uitrekenen. Oefenen:

Takenoverzicht. De wereld in getallen v3 Groep 7. versie

i n s t a p h a n d l e i d i n g

blok 7 les 6 In elke zak 10 poffertjes In 1 zak 10. Lekker! Vul de open plaatsen in. borden glazen zakken dozen

antwoorden jaargroep 4 reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs blok werkboek Bedenk zelf maar sommen met poffertjes!

Diagnostisch rekenonderzoek

LES: Post. BENODIGDHEDEN Per leerling werkblad Postzegels (zie p. 5) potlood en gum AFBEELDING SPELLETJE

spiekboek spiekboek rekenen plus de beste basis voor het rekenen groep LEERHULP.NL

BLOK 1. Toetsdoelen. - Kinderen kunnen een hoeveelheid (t/m 10) synchroon en resultatief tellen.

Takenoverzicht. Wis en Reken v1 Groep 5. versie

blok 7 les 6 Prijs ( ) Materiaal Werkboek bladzijde 88 en 89 (oefenen) Lesboek bladzijde 80 en 81 Extra materiaal Actuele kalender

Routeboekje. bij Rekenrijk. Groep 4 Blok 1. Van...

Leerwerkboek rekenen. Rekenen tot 100. Startrekenen Instap

TVE TIEN VRAGEN EXTENSIE LVS - VCLB WISKUNDE Begin 1 ste leerjaar

DIT IS HET DiKiBO-ZAKBOEK VAN

LES: Wie van de drie? 2

kun je op verschillende manieren opschrijven of uitspreken: XX Daarnaast kun je een breuk ook opschrijven als een decimaal getal.

Leerlijnenmatrix De wereld in getallen 4 e editie

Leerlijnenoverzicht groep 3 t/m 8

werkboek groep 4 blok 7 en 8 naam

Thema: Zelfrijdende vrachtwagens. Handleiding en opgaven niveau AA. Opgave 1: Samen

Het Breukenboekje. Het Klokkijk boekje. Alles over breuken. Minuten, uren, dagen, maanden

Accenten blok 10. Hoelang duurt Kid Paddle? gewicht 100 g 200 g 300 g 400 g 12 kg 600 g. prijs 2, =

i n s t a p h a n d l e i d i n g

Thema: Problemen voor V&D. Handleiding en opgaven niveau AA. Opgave 1: Samen

Getallen. 1 Doel: een getallenreeks afmaken De leerlingen maken de getallenreeks af met sprongen van

Routeboekje. bij De wereld in getallen. Groep 4A Blok 1. Van...

antwoorden werkboek blok jaargroep 6 In welke maanden worden de minste auto s vervoerd? Reken ongeveer.

TOELICHTING REKENEN MET BREUKEN

x x x

blok 7 les 6 Extra materiaal Rood bordkrijt Per tweetal een kladblaadje Klassikale analoge klok Voor verlengde instructie: per kind een klokje

Transcriptie:

Blok Week 2 Les 1 0 70 30 0 35 5 20 10 1 36 2 11 12 1 0 739 00 96 325 10 71 02 9 327 330 69 56 1 210 332 700 566 20 212 59 29 3 599 76 551 300 5 1 770 99 0 00 109 3 991 10 02 111 350 70 270 96 596 150 70 = 0 105 = 97 90 290 25 355 305 20 = 25 102 25 = 77 9 29 2 27 77 1 36 56 63 725 3 37 77 77 57 100 0 500 0 100 9 96 00 79 100 0 570 550 97 95 93 395 393 Lesinhoud Getallen: getallen tot en met 1000 op de getallenlijn Bewerkingen: aftrekken tot en met 1000 Lesopbouw: instructie 1 Start In de startopgave gaat het om buurgetallen, de getallen die direct voor en na een getal komen. U oefent dit eerst mondeling met de groep. U noemt een getal onder de 1000 (bijvoorbeeld 576, 32, 223, 301) en wijst een kind aan. Welk getal komt ervoor? U wijst een ander kind aan. Welk getal komt erna? U blijft dit doen in hoog tempo, waarbij u telkens een van de twee vragen stelt, zonder een vaste volgorde. Vervolgens maken de kinderen opgave 1 uit het lesboek. 2 Instructie In deze les oefenen de kinderen het aftrekken tot en met 1000 met overschrijding van het honderdtal. Het afhalen van een honderdtal, een voorwaarde voor het aftrekken over het honderdtal, is in week 3 van blok 3 geoefend. Bij opgave 2 in het lesboek zijn vier situaties afgebeeld. Bij elke situatie is een aftreksom te bedenken. Samen bekijkt u opdracht a. Wat is er te zien? Wat zou een goede vraag (som) zijn bij deze afbeelding? Een goede vraag zou zijn: hoeveel geld houdt de jongen over? De som wordt dan: 150 70 = Hoe reken je de som uit? U bespreekt de verschillende mogelijkheden met de kinderen. 20

Les 1 Week 2 Blok Het kan bijvoorbeeld door te springen op de getallenlijn (eerste een sprong van 50 naar 100 en dan nog een sprong van 20). Andere kinderen zullen het uit het hoofd uitrekenen door de som 15 7 als uitgangspunt te nemen. U vraagt de kinderen in tweetallen te kijken naar de volgende drie situaties. Bij elke situatie bedenken ze een goede som en rekenen deze uit. Ze schrijven op hoe ze gerekend hebben. U bespreekt de drie situaties kort na door telkens een tweetal de som en de berekening te laten uitleggen. Zijn er kinderen die dezelfde som anders hebben uitgerekend? U schrijft mee op het bord en laat zo de verschillende oplossingen zien. Kinderen die een verlengde instructie nodig hebben, neemt u apart aan de instructietafel. De rest van de groep gaat door met opgave 3. 3 Zelfstandig werken De kinderen maken de sommen. Als de kinderen klaar zijn met deze opgave, beginnen ze aan de weektaak. Lesopbouw: verlengde instructie Overstap De kinderen maken de sommen in het bijwerkboek. 5 Verlengde instructie Met de kleine groep worden ook aftreksommen geoefend; het gaat om sommen tot 1000 met honderdtaloverschrijding. De kinderen gebruiken steeds de lege getallenlijn om de sommen uit te rekenen. Herhaal het afhalen van een honderdtal eerst nog even. Laat de kinderen de volgende somparen uitrekenen: 100 30 = 100 = 100 0 = 00 30 = 500 = 900 0 = Benadruk in de nabespreking de analogie tussen het afhalen van 100 en het afhalen van de andere honderdtallen. Stap vervolgens over naar de eerste som 150 0. Op de getallenlijn is al aangegeven waar je begint met springen: bij 150. Wat moet je nu doen? Er moet een sprong van 0 gemaakt worden. Dit kan in kleine sprongen van 10, maar handiger is het grotere sprongen te maken: eerst een sprong van 50 naar de 100, daarna nog een sprong van 30. De kinderen tekenen deze sprongen op de getallenlijn. Op welk getal kom je uit? Er wordt dus gesprongen via het honderdtal, zoals ze dit eerder hebben geleerd via het tiental. Als extra steun kunnen de kinderen het getal 0 opsplitsen in de som: 150 0 = 50 30 Nu de volgende som: wat is er anders? Het springen begint bij 350 in plaats van bij 150. Dat lijkt heel anders, maar het springen blijft hetzelfde. Eerst spring je naar het dichtstbijzijnde honderdtal: dat is nu het getal 300. Op welk antwoord kom je uit? (270) Samen met de kinderen maakt u het volgende sommenpaar. U let hierbij vooral op het springen naar het dichtstbijzijnde honderdtal. Gaat dat goed? 6 Zelfstandig werken De kinderen maken de sommen. Ze mogen hierbij getallenlijnen gebruiken. Als de kinderen klaar zijn met deze opgave, beginnen ze aan de weektaak. 21

Blok Week 2 Les 2 2 2 2 2 12 16 20 16 2 32 0 16 32 6 0 6 6 10 10 2 : 6 = 30 : 5 = 6 5 5 5 5 9 9 2 : 6 = 7 7 7 7 6 5 10 10 1 = 3 6 1 : 3 = 6 36 = 9 36 : 9 = 30 = 10 3 30 : 10 = 3 = 6 : = 6 Lesinhoud Bewerkingen: vermenigvuldigen, oefenen tempotoets tafels Bewerkingen: delen, herhaling Voorbereiding Kopieer kopieerblad 6 voor ieder kind Materiaal Kopieerblad 6 Lesopbouw: instructie 1 Start Vandaag oefenen de kinderen de tempotoets. Het gaat om de automatisering van de tafels. U deelt kopieerblad 6 uit. Leg aan de kinderen uit dat dit een toets is om te oefenen, zodat ze goed weten hoe zo n toets in z n werk gaat. Aan het eind van dit blok krijgen ze de echte tempotoets. U vertelt erbij dat ze een streepje mogen zetten als ze niet zo snel het antwoord weten. Ze beginnen met de eerste serie sommen (horizontaal). Hiervoor krijgen ze precies 1 minuut de tijd. U geeft vooraf aan om welke bewerking het gaat in deze serie (vermenigvuldigen). Na een minuut vraagt u de kinderen de pen neer te leggen en het blad om te draaien. U houdt een korte pauze zodat de kinderen zich kunnen ontspannen en zich weer kunnen opladen voor de volgende serie. Op uw teken beginnen ze met de volgende rij, ook hiervoor krijgen ze 1 minuut. Op deze manier maakt u de eerste helft van het kopieerblad af. 2 Instructie In deze les oefenen de kinderen verder met deelsommen. In voorgaande lessen werd ook nog steeds de keersom genoteerd die bij de deelsom hoorde. Nu noteren de kinderen alleen de deelsom. U vraagt de kinderen goed naar opdracht 2a in het lesboek te kijken maar nog niets te zeggen. Na korte tijd vraagt u een van de kinderen te vertellen waarover deze opgave gaat. Er moeten oliebollen verdeeld 22

Les 2 Week 2 Blok worden. Door middel van vragen stellen laat u de kinderen met elkaar de eerste som van opgave 2 ontdekken. Hoeveel oliebollen zijn er? Hoeveel kinderen zijn er? Waarom staat dit denkwolkje bij deze som? Op deze manier stelt u alle aspecten van de deelsom aan de orde. Daarbij gebruikt u de term deelteken en legt u de relatie tussen de keersom en de deelsom. De kinderen maken zelf de twee andere sommen van deze opgave. U bespreekt ze kort na. Kinderen die een verlengde instructie nodig hebben, neemt u apart aan de instructietafel. De rest van de groep gaat door met opgave 3. 3 Zelfstandig werken U wijst de kinderen op het voorbeeld bij deze opgave: ze schrijven de deelsom en het antwoord in het schrift. Lesopbouw: verlengde instructie Overstap De kinderen maken de keersommen in hun bijwerkboek. 5 Verlengde instructie Bij de instructie aan de kleine groep legt u vooral de nadruk op de samenhang tussen deelsommen en keersommen. Samen bekijkt u de eerste som van opgave 5. Hoeveel waxinelichtjes zijn er? Over hoeveel schalen worden ze verdeeld? Welke keersom kun je hierbij maken? ( = 6 ) Welke deelsom wordt dat? ( : 6 = ) De tweede som maken de kinderen zelf. Bij de bespreking noemen de kinderen wellicht eerst de deelsom op. Uw vraag daarna is dan: welke keersom kan je helpen om deze deelsom uit te rekenen? Het maakt niet uit welke som de kinderen eerst noemen. Het gaat erom dat ze zien dat de keersom en de deelsom bij elkaar horen en eigenlijk hetzelfde zijn. 6 Zelfstandig werken De kinderen schrijven de deelsommen en de keersommen in hun bijwerkboek. 23

Blok Week 2 Les 3 februari februari april, juni, september, november januari, maart, mei, juli, augustus, oktober, december 06:5 1:5 07:0 19:0 05:15 17:15 zondag 5 09:05 21:05 11:10 23:10 06:30 1:30 07:55 19:55 maandag maandag zaterdag 31 december en zondag 1 januari keer februari 5 2 februari 25 april 23 juni 21 februari 21 december 26 december 2 februari 1 april 9 mei 7 juli 6 maart januari 9 januari 13 maart 2 mei Lesinhoud Tijd: klokkijken, herhaling digitale tijden Tijd: kalender Materiaal Instructieklok Kalender Lesopbouw: instructie 1 Start In opgave 1 worden de digitale tijden herhaald. U zet de wijzers van de instructieklok op 9.00 uur. U vraagt de kinderen hoe laat het is. Kan een van de kinderen de digitale tijd op het bord schrijven? Is 9.00 uur de enige mogelijkheid? Bedenkt geen van de kinderen dat 21.00 uur ook een mogelijkheid is, dan vraagt u of 9.00 uur s morgens of s avonds is. Hoe schrijf je dan negen uur s avonds? Daarna zet u de klok op 10 minuten voor 10. Weer vraagt u de digitale tijd op te schrijven. Als de kinderen niet zelf 9.50 en 21.50 uur opschrijven, vraagt u weer naar ochtend- en avondtijd. Daarna schrijven ze de antwoorden van opgave 1 uit het lesboek in hun schrift. 2 Instructie Het aflezen van een kalender staat in deze les centraal. U maakt hierbij bij voorkeur gebruik van de kalender die in de klas hangt. In de opgave staat een jaarkalender waarbij 3 maanden naast elkaar afgebeeld zijn. Voor aanvang van de les zoekt u in de leerlingenlijst het kind op dat (bijna) jarig is of pas jarig is geweest. Dat kind komt voor de klas en u vraagt om zijn of haar verjaardag op de kalender aan te wijzen. U schrijft de datum op het bord. Op welke dag valt die datum? Daarna vraagt u welke dag het vandaag is en welke datum. Ook dat schrijft u op het bord. Hoe lang is het geleden dat het kind jarig was of hoe lang duurt het nog voor het kind jarig is. Mogelijk ontdekken kinderen dat 1 week vooruit of terug betekent 1 kolom naar rechts of links gaan op de kalender. Als ze dit niet 2

Les 3 Week 2 Blok zelf ontdekken vraagt u om vanaf vandaag 1 week vooruit te gaan. Als ze 7 dagen verder tellen, komen ze naast de dag uit waarop ze begonnen zijn. Samen kijkt u naar opgave 2 in het lesboek. Daar staat de term kwartaal. Zien de kinderen dat het woord kwartaal lijkt op een woord dat ze kennen? Misschien komen ze zelf op de term kwartier. Hoeveel kwartieren zitten er in een uur? (vier) Hoeveel kwartalen zitten er in een jaar? (vier) 3 maanden zijn samen 1 kwartaal. De kinderen maken in tweetallen opgave 2 op een blaadje. Bij de nabespreking laat u de kinderen de namen van de maanden van de verschillende kwartalen opnoemen. U schrijft dat op het bord. Zo worden de maanden van het jaar herhaald. 3 Zelfstandig werken De kinderen kijken bij het maken van deze opgave in het werkboek naar de kalender in hun lesboek. Zelfstandig werken De kinderen maken, eventueel in tweetallen, de opgave in het werkboek. 5 Zelfstandig werken De kinderen vullen het schema in. Ze maken gebruik van de kalender in hun lesboek. Kinderen die deze opgave moeilijk vinden herinnert u aan de instructie bij opgave 2. Tijdens de nabespreking van de les legt u vooral de nadruk op deze opgave. Vonden ze deze opgave moeilijk of makkelijk? Hoe hebben ze de antwoorden gevonden? 25

Blok Week 2 Les 9 5 + 3 9 + + 6 9 7 + + 6 7 + 9 6 90 7 22 7 meerdere mogelijkheden 6 3 11 56 22 27 niets 62 50 17 22 9 Lesinhoud Bewerkingen: automatisering optellen en aftrekken over het eerste tiental Geld: teruggeven en gepast betalen Materiaal voor de kleine groep Biljetten van 5, 10, 20, 50 en 100 euro (voor ieder kind) Munten van 1 en 2 euro (voor ieder kind) Materiaal Biljetten van 5, 10, 20, 50 en 100 euro (voor elk tweetal) Munten van 1 en 2 euro (voor elk tweetal) Lesopbouw: instructie 1 Start U schrijft het volgende rijtje op het bord: 5 = 12 13 = 9 15 = 7 7 = 10 = 9 In dit rijtje sommen is nogal wat weggevallen: in elke som ontbreekt het plus- of minteken en een getal. De sommen moeten weer compleet worden gemaakt. Gaat er iets af bij de eerste som of komt er iets bij. Hoeveel komt er dan bij? Samen met de kinderen maakt u het rijtje op het bord compleet. Vervolgens maken de kinderen opgave 1 uit het lesboek. 2 Instructie In deze les oefenen de kinderen gepast betalen en teruggeven tot 00 euro, hetgeen al vaker aan de orde is geweest. Het is winter en veel mensen gaan op wintersport. Wat heb je allemaal nodig voor een wintersportvakantie? Bij opgave 2 in het lesboek zijn diverse artikelen afgebeeld. Elk tweetal krijgt een aantal biljetten en munten om spullen te kopen. Je gaat voor het eerst op wintersport en je hebt heel veel nodig: je moet bij de kassa 27 euro betalen voor een paar ski s. Je geeft 3 briefjes van 100. Hoeveel geld krijg je terug? (22 euro) U laat de situatie spelen voor de klas: één kind krijgt 26

Les Week 2 Blok 300 euro, een ander kind beheert de kassa. Hoeveel geld wordt er teruggegeven en op welke manier? De andere kinderen rekenen mee. Wie kan helpen? Vaak is het handig om door te tellen. Soms gebeurt dat ook in de winkel: van 27 naar 20 (2 euro), naar 290 (10 euro), naar 300 (nog eens 10 euro). Samen is dat 22 euro. U kunt dit op het bord laten zien op een getallenlijn. Bij opdracht b gaat het om de skischoenen. U laat het opnieuw uitspelen door een tweetal. Hoe duur zijn de skischoenen? ( 53) Hoeveel krijg je terug? Hoe reken je dat uit? Zijn er ook andere manieren om 7 terug te geven? Bij opdracht c is het wisselgeld op; je moet gepast betalen. U laat tweetallen een manier bedenken om de ijshockeyschaatsen van 39 gepast te betalen. Ze gebruiken hierbij de biljetten en munten. Hoeveel verschillende manieren om gepast te betalen zijn er gevonden? Wanneer gebruik je het kleinste aantal biljetten en munten? ( 20, 10, 5, 2, 2) Wanneer gebruik je juist het grootste aantal? (39 munten van 1) Kinderen die een verlengde instructie nodig hebben, neemt u apart aan de instructietafel. De rest van de groep gaat door met opgave 3. 3 Zelfstandig werken De kinderen schrijven bij elk artikel op hoeveel geld ze terugkrijgen. Hierbij kunnen ze gebruikmaken van de biljetten en munten. Lesopbouw: verlengde instructie Overstap In het bijwerkboek kiezen de kinderen hun eigen sommen: links schrijven ze 5 sommen op die ze al goed kennen, rechts 5 sommen die ze nog moeten oefenen. 5 Verlengde instructie Met de kleine groep oefent u in de wintersportwinkel nog even verder met teruggeven. Ieder kind heeft een hoeveelheid biljetten en munten om de verschillende situaties te kunnen naspelen. De kinderen kiezen bij opgave 5 in het bijwerkboek een artikel uit dat ze willen kopen en gaan dit betalen. Een ander kind beheert de kassa en geeft het geld terug. Iedereen rekent mee: wordt er genoeg geld teruggegeven? Hoe kun je dit uitrekenen? Vervolgens worden ook de vragen bij opgave 5 beantwoord. Zo koopt Sven nog een skipak. Hoe duur is dat? Hij betaalt met 300. Hoeveel geld krijgt hij terug? Je kunt dit uitrekenen door aan te vullen van 210 naar 300: 90 210 300 Ook kunnen kinderen het aanvullen proberen met geld, bijvoorbeeld door telkens 10 euro terug te geven: 210, 220 enzovoort. Hoeveel geld krijgt Anna terug? 6 Zelfstandig werken De kinderen schrijven bij elk artikel op hoeveel geld je terugkrijgt. 27