Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Quintie Beerens 17 May 2015 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/61260 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet. Wikiwijs Maken is een onderdeel van Wikiwijsleermiddelenplein, hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt.
Inhoudsopgave Thema 1: Wat is biologie Thema 2: Stevigheid en beweging Over dit lesmateriaal Pagina 1
Thema 1: Wat is biologie Thema 1: Wat is biologie = de leer van het leven Afkomstig van de Griekse woorden bios (leven) en logos (leer/wetenschap) Dood Levenloos Levend = iets wat ooit geleefd heeft = iets wat nooit geleefd heeft = iets wat de 7 levensverschijnselen vertoont 7 levensverschijnselen: Bewegen Ademhalen Voeden Voortplanten Uitscheiden (= stoffen afgeven aan de omgeving) Groeien Waarnemen (zien/horen/ruiken/voelen) Natuurgetrouwe tekening = nauwkeurige tekening met alle details Schematische tekening = alleen de belangrijke hoofdlijnen/onderdelen getekend Buitenaanzicht / lengtedoorsnede / dwarsdoorsnede Een zaad is opgebouwd uit: Zaadhuid = stevig vlies voor bescherming Navel = hiermee zat de zaad vast aan de moederplant Poortje = gaatje in de zaadhuid naast de navel waarmee het zaad water kan opnemen Hartvormig bultje Zaadlob = bevat het reservevoedsel Kiem > hieruit groeit het kiemplantje De horizontale as van een grafiek is de x-as De verticale as van een grafiek is de y-as Pagina 2
Groeien = het groter en zwaarder worden van een organisme Ontwikkeling = het optreden van veranderingen in de bouw van een organisme Groeispurt = een periode van snelle groei Levensfasen: Baby Peuter 0 1 ½ jaar 1 ½ - 4 jaar Kleuter 4 6 jaar Schoolkind Puber Adolescent Volwassene 6 12 jaar Belangrijk periode voor geestelijke ontwikkeling 12 16 jaar Sterke lichamelijke veranderingen, o.a. voortplantingsorganen 16 21 jaar Persoon wordt geheel zelfstandig 21 65 jaar Oudere/bejaarde65 en ouder Metamorfose = gedaanteverwisseling = lichaamsbouw en levenswijze van jong dier is flink anders dan dat van een volwassen dier Larve = jong dier dat nog metamorfose moet ondergaan Levenscyclus vlinder: Ei Rups (= larve)eet veel, vervelt enkele keren en groeit snel Pop Vlinder zit in een cocon, eet niet, ontwikkelen nieuwe organen Volwassen dier = imago Levenscyclus kikker: Ei Kikkerdril in het water Pagina 3
Haalt adem met kieuwen en de huid Jong kikkervisje heeft inwendige kieuwen, een ouder kikkervisje uitwendige kieuwen KikkervisjeEet algen Voortbeweging m.b.v. staart Leeft in het water Kikker Staart is verdwenen Bek is groter geworden Heeft longen gekregen i.p.v. kieuwen: ademhaling nu longen en huid Eet insecten Voortbeweging m.b.v. achterpoten Leeft in het water en op land Levensfasen van baby tot puber kn.nu/ww.973ec7e (schooltv.nl) Thema 1: Wat is biologie? kn.nu/jum5h Als je de tekst en het filmpje goed hebt doorgenomen, kun je de toets maken. Succes!! Vraag 9. Hoe noemen we de witte ovale vlek bij een boon? Pagina 4
Vraag 4. Zijn de volgende 5 voorwerpen levend, dood of levenloos? Koe: Pen: Een kip op je bord met avondeten: Roos: Plastic fles: *Neem de bovenstaande woorden over en typ het goede antwoord erachter. Vraag 7. Waarvoor dient het poortje bij de boon? Vraag 8. Wat is een organisme? Vraag 3. Pagina 5
Noem 4 van de 7 levensverschijnselen. Vraag 2. Wat betekent? Vraag 10. Noem twee voorwerpen waarmee je bijvoorbeeld een boon kunt vergroten? *Schrijf dit zo op zoals hieronder voor is gedaan. 1. 2. Vraag 1. Wat betekenen de volgende woorden? Bios: Logos: *Neem de woorden over en schrijf daar je antwoord achter. Vraag 5. Is deze tekening natuurgetrouw of schematisch? Pagina 6
Vraag 6. Waarvoor dient de zaadhuid bij een boon? Thema 2: Stevigheid en beweging Pagina 7
Thema 2: Stevigheid en beweging Skelet van de mens: geraamte = inwendig skelet Borstkas: ribben + borstwervels + borstbeen Schoudergordel: schouderbladeren + sleutelbeenderen Bekken: heupbeenderen + heiligbeen Ellepijp: loopt van de elleboog naar de kant van pink Fontanellen: stevig vlies dat tussen de schedelbeenderen zit (tijdens en max 1 ½ jaar na de geboorte) --> maakt bevalling mogelijk. Op latere leeftijd is dit een naadverbinding. Functies van het skelet: Stevigheid Vorm Bescherming (van organen) Bewegen (spieren zitten aan botten vast) (maken van bloedcellen in beenmerg) Wervelkolom van boven naar onder: 7 halswervels (bovenste = atlas, tweede = draaier) 12 borstwervels -> ribben aan vast 5 lendenwervels Heiligbeen -> vergroeide wervels Staartbeen -> vergroeide wervels Drie soorten poten: Topgangers : loopt op toppen van tenen à hebben hoef om elke teen = hoefganger Teengangers : alleen teenkootjes op de grond Zoolgangers : hele voet op grond (stevig, maar minder snelheid) Beenweefsel bestaat uit: Beencellen Pagina 8
Tussencelstof met veel kalk en weinig lijmstof Hard en stevig Kraakbeenweefsel bestaat uit: Kraakbeencellen Tussencelstof met weinig kalk en veel lijmstof Buigzaam O.a. in tussenwervelschijven, in gewrichten, tussen rib en borstbeen, oorschelp Skelet baby bevat nog veel kraakbeen. Oude mensen > weinig lijmstof in tussencelstof > broze en minder buigzame botten Botten zijn verbonden via een: Naadverbinding (schedel) = onbeweeglijk Kraakbeen (o.a. rib borstbeen) = beetje beweeglijk Vergroeid (o.a. heiligbeen en staartbeen) = onbeweeglijk Gewricht = beweeglijk Type gewrichten: Kogelgewricht Scharniergewricht Rolgewricht (spaakbeen rolt om ellepijp) (Zadelgewricht (duim)) Bouw van gewricht: Gewrichtskom Gewrichtkogel (= gewrichtsknobbel) Kraakbeenlaagje --> tegen slijtage & soepel bewegen Gewrichtskapsel --> taai vlies dat botten bij elkaar houdt / beschermt & maakt gewrichtssmeer Gewrichtssmeer --> vloeistof die gewricht soepel laat bewegen Gewrichtsbanden --> extra taai vlies in gewrichten die zware belasting doen (bijv. kniebanden, enkelbanden) Alle spieren samen :spierstelsel Bovenarm Biceps = armbuigspier Triceps = armstrekspier Spieren die tegenovergestelde beweging maken: antagonisten (bijv. rug en buikspieren, tricepsbiceps) Pees: taai stevig, niet elastisch vlies dat spier aan bot vast hecht Plek waar pees aan bot zit: aanhechtingsplaats Door samentrekken spiervezels --> spier korter en dikker Wervel bestaat uit het wervellichaam en het wervelgat. Door het wervelgat loopt het ruggenmerg (zenuwen) Wervelkolom zorgt voor schokdemping door: Pagina 9
Spierpijn: Dubbele S-vorm Tussenwervelschijven door afvalstoffen die achterblijven in spier mini beschadigingen van spiervezels Spierkramp: spier trekt plotseling samen door intensieve belasting > kan leiden tot spierscheuring in vlies rond spierbundels. Zweepslag: scheuring van kuitspier Botbreuk: twee bothelften moeten gezet worden. Kniegewricht bevat extra: Been: knieschijf (bescherming) 2 Kraakbeenschijven: meniscus (soepeler bewegen gewricht) Kniebanden en kruisbanden Voetbalknie: meniscus scheurt in kniegewricht --> vocht in knie of knie op slot. Kneuzing: beschadiging van een weefsel, zonder dat er iets breekt of scheurt. Verstuiking of verzwikking: kneuzing van een gewricht --> gewrichtskapsel en gewrichtsbanden raken te ver uitgerekt/scheurt --> zwelling. Ontwrichting: gewrichtskogel schiet volledig uit de kom Tennisarm: aanhechtingsplaat van elleboogspier is ontstoken Achillespeesontsteking: aanhechtingsplaats van kuitspier is ontstoken Voorkomen van blessures door: Cooling-down Warming-up -->Veel bloed door spieren laten stromen, zodat spier makkelijker kan samentrekken en minder snel overbelast is. RSI: muisarm ( herhaalde belasting blessure ). Ik van binnen kn.nu/ww.b38f383 (ikvanbinnen.nl) Thema 2: stevigheid en beweging kn.nu/yi0r2 Als je de tekst en het filmpje goed hebt doorgenomen, Pagina 10
kun je de toets maken. Succes!! Vraag 4. Er zijn 3 types gewrichten. Noem deze 3 en geef een voorbeeld. *Zo werkt je het uit vb.... voorbeeld:... Vraag 9. Wat is nummer 1? a. Onderkaak b. Schedelbeenderen c. Bovenkaak d. Halswervel Pagina 11
Vraag 3. Een gewricht wordt meestal gevormd uit 2 botten. Wat zit er aan de uiteindes van de botten wat er voor zorgt dat ze kunnen bewegen? Vraag 5. Wat is een gewrichtssmeer en waar zorgt dit voor? Vraag 2. Je kan op 3 verschillende manieren op je voeten staan. Noem deze 3 en een voorbeeld. *schrijf het zo op. vb.... voorbeeld: Vraag 7. Wat is nummer 17? Pagina 12
a. Teenkootjes b. Vingerkootjes c. Middenhandbeentjes Vraag 1. Noem 4 functies van het skelet. Pagina 13
Vraag 8. Wat is nummer 21? a. Hielbeen b. Scheenbeen c. Kuitbeen Vraag 6. Wat is nummer 6? Pagina 14
a. Rib b. Onderkaak c. Schouderblad Vraag 10. Wat is nummer 16? Pagina 15
a. Handwortelbeentjes b. Ellepijp c. Spaakbeen d. Heiligbeen Pagina 16
Over dit lesmateriaal Colofon Auteur Quintie Beerens Laatst gewijzigd 17 May 2015 om 21:03 Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Eindgebruiker leerling/student Moeilijkheidsgraad gemiddeld Bronnen Bron Levensfasen van baby tot puber http://www.schooltv.nl/video/levensfasen-van-baby-tot-puber/ Ik van binnen http://www.ikvanbinnen.nl/main.php?pag=video&video=skelet Type Link Link Pagina 17