VOORBEELDMATERIAAL HOEKENBOX LEERJAAR 3 TAAL P. 02-03 Luisteroefeningen KLEURENDICTEE De leerlingen kleuren prenten in aan de hand van informatie waarover de andere leerling beschikt. P. 04-05 Leesoefeningen JIJ WORDT VOORLEZER De leerlingen lezen verhalen voor op een aantrekkelijke manier. P. 06-07 Schrijfoefeningen OUTE RECLAME De leerlingen maken negatieve passages in (reclame) berichten positiever. P. 08-09 Taalbeschouwing NET HET OMGEKEERDE De leerlingen gaan op bezoek naar tegengestelde bijvoeglijke naamwoorden. P. 10-11 Woordenschat ABEELDINGENDOMINO De leerlingen spelen een dominospel waarin ze overeenkomsten zien tussen allerlei afbeeldingen. Die verwoorden ze ook.
E 2 LEZEN/BOEKEN SCHRIJVEN TAALBESCHOUWING WOORDEN/LETTERS De lln. kleuren prenten in aan de hand van informatie waarover de andere leerling beschikt. Kleurendictee Wat moet je doen? 1 3 2 Je moet een prent juist inkleuren. Je medespeler zal je vertellen hoe je dat moet doen. En jij moet hem of haar zeggen hoe hij/zij moet kleuren... e Voor elke leerling twee prenten (een gekleurde en een zwart-witte) e Kleurpotloden Doe het zo! 1 Ga tegenover elkaar zitten. Zet in het midden een stuk hout of karton, zodat je elkaars materiaal niet ziet. Een leerling neemt de gekleurde prent, de andere neemt de zwart-witte prent. 2 De leerling met de gekleurde prent begint. Zeg een voorwerp en zeg ook welke kleur het heeft. De andere leerling zoekt het voorwerp en kleurt het (zo snel mogelijk) in de juiste kleur. 3 Doe dat voor alle voorwerpen. 4 Kijk daarna alles na. Wat is juist gekleurd? Wat niet? Waarom liep het hier fout? 5 Dan werk je met een tweede prent en wisselen de rollen. De leerling die daarnet kleurde moet nu dicteren. Corrigeer je werk e Je kijkt samen het kleurwerk na. Klaar? Ruim dan alle spullen netjes op. De kast is bruin.
A Doel(en) E 2 LEZEN/BOEKEN SCHRIJVEN TAALBESCHOUWING WOORDEN/LETTERS De lln. kleuren prenten in aan de hand van informatie waarover de andere leerling beschikt. Kleurendictee........................... e De leerlingen beschrijven een gekleurde prent mondeling zodat een luisteraar zich kan voorstellen welke kleuren alle onderdelen hebben. e Ze beluisteren en interpreteren de beschrijvingen. e Ze kunnen verschillen tussen twee gegevens bondig omschrijven (en noteren). Overzichtsblad Leerinhouden nrs. 11 en 12. Differentiatie Hulpkaart Aanpak e Een gekleurde prent: materiaalkaart 2 (nog in een omslag steken) e De overeenkomstige zwart-witprent: kopieerkaart 2 (elke keer kopiëren voor elke leerling die de oefening maakt) Er zijn verscheidene setjes beschikbaar (zie hieronder). e Kleurpotloden Er zijn moeilijkere (***) en makkelijkere prenten (*) waarmee de oefening kan worden uitgevoerd (materiaalkaarten 4 (***) en 3 (*) en kopieerkaarten 4 (***) en 3 (*)). Afhankelijk van de vaardigheid van de leerlingen en het moment van het schooljaar, maak je een keuze. Je kunt deze oefening zelfs verscheidene keren per jaar aanbieden, steeds met wat moeilijker materiaal. Zie Doe het zo! op keerzijde. Controle en verbetering e Na het luister- en tekengedeelte vergelijken de leerlingen hun tekenwerk. Tips Wanneer de leerlingen klaar zijn, bekijk je best even hun resultaten. Vraag ook wat ze uit de oefening geleerd hebben en of ze het leuk vonden.
A Doel(en) LEZEN/BOEKEN E 3 SCHRIJVEN TAALBESCHOUWING WOORDEN/LETTERS De lln. lezen verhalen voor op een aantrekkelijke manier. Jij wordt voorlezer!...................... e De leerlingen lezen niet te lange, fictionele teksten zonder fouten en voldoende vlot voor. e Door de hulpkaart te gebruiken leren ze nadenken over wat goed voorlezen impliceert. Overzichtsblad Leerinhouden nr. 16. Differentiatie Hulpkaart Aanpak Controle en verbetering e Een drietal leuke, korte verhalen: kopieerkaarten 36 t.e.m. 38 (de eerste keer kopiëren en lamineren). De kinderen mogen er aantekeningen op maken met een uitwisbare stift. e Twee uitwisbare stiften en een vodje Differentiatie naar interesse de leerlingen mogen de tekst die ze voorlezen zelf kiezen. Taal 4 Een verhaal goed voorlezen Als je een cassetterecorder hebt, kun je de leerlingen hun teksten laten opnemen. Het klassikaal beluisteren kan andere leerlingen motiveren om tijdens een volgend hoekenwerk deze oefening ook eens uit te voeren. Moeilijk woord: expressief De leerlingen geven aan de hand van de hulpkaart commentaar op elkaars leesbeurt. Tips Deze oefening kan een voorbereiding zijn op het voorlezen van verhalen in een kleuterklas of eerste leerjaar (peer-voorlezen). Als je dat er aan de leerlingen bij vertelt, zijn ze dubbel gemotiveerd om te oefenen.
LEZEN/BOEKEN E 4 SCHRIJVEN TAALBESCHOUWING WOORDEN/LETTERS De lln. reconstrueren een tekst door de tekstdelen in de juiste volgorde te leggen. Recepten in elkaar puzzelen Wat moet je doen? 1 3 We gaan een kookboek maken. Daar staan recepten in. Die krijg je van ons, maar de stukjes tekst moet jij nog wel in de goede volgorde leggen. Doe het zo! 1 Elke leerling neemt de stroken tekst in één kleur. Samen vormen zij één recept. 2 Werk eerst alleen. Leg die stroken in een goede volgorde. Dat is de volgorde die een kok moet volgen om het gerecht te kunnen bereiden. Corrigeer je werk e Wanneer je alle twee klaar bent, lees je om beurt je recept voor aan de andere. Doe dat rustig. e Klopt het? e Of moet er nog iets veranderd worden? e Controleer jullie werk door aan de meester of juf de verbetersleutel te vragen. 2 e Stroken met daarop delen van recepten. Elk recept staat in een andere kleur. Klaar? Ruim dan alle spullen netjes op.
LEZEN/BOEKEN SCHRIJVEN E 3 TAALBESCHOUWING WOORDEN/LETTERS De lln. maken negatieve passages in (reclame)berichten positiever. oute reclame Wat moet je doen? 1 3 Je werkt voor een reclamebureau. Slecht geschreven reclameteksten moet jij beter maken. Doe het zo! 1 Lees eerst alle reclameteksten. Kies er een uit die je beter wilt maken. 2 In de reclame staan stukken tekst die slechte dingen zeggen over het product. Zo zal dat niet goed verkopen. Jij moet die foute stukken uit de tekst halen en er betere in de plaats zetten. 3 Je mag de tekst ook leuker maken. Gebruik de hulpkaart. 4 Schrijf je goede reclametekst op een apart blad. Corrigeer je werk e Als je alleen gewerkt hebt, toon je je verbeterd reclameartikel aan je meester of juf. 2 e Werkbladen met teksten (om te verbeteren) e De hulpkaart Reclame maken e Pen en papier e Als je met meer leerlingen aan deze oefening hebt gewerkt, lees je allemaal de verbeterde versie van je tekst voor. Ziet alles er mooi uit? Klaar? Wie klaar is en nog wat tijd heeft, mag zelf een goede reclametekst schrijven voor Samurai Chips (ze zijn er in zout- en paprikasmaak). Misschien kun je zelfs nog een leukere naam voor chips bedenken.
A Doel(en) LEZEN/BOEKEN SCHRIJVEN E 3 TAALBESCHOUWING WOORDEN/LETTERS De lln. maken negatieve passages in (reclame)berichten positiever. oute reclame........................... e De leerlingen herkennen passages die iets negatiefs zeggen over een voorwerp of product en kunnen die vervangen door een positieve tekst. Overzichtsblad Leerinhouden nrs. 1, 6, 13 en 15. Differentiatie Hulpkaart e Reclameteksten om te verbeteren: kopieerkaart 79 (de eerste keer kopiëren in tweevoud en best lamineren) e Pen en papier Ofwel bied je telkens alle teksten aan, ofwel kies je zelf welke tekst de leerlingen moeten optimaliseren. In het laatste geval kun je deze oefening enkele keren per jaar organiseren. Taal 11 Reclame maken Aanpak Controle en verbetering Tips Zie Doe het zo! op keerzijde. Wanneer er verscheidene leerlingen aan deze oefening werken, kunnen ze elkaar verbeteren. Werkt een leerling alleen aan deze oefening, dan kijk je zijn of haar werk best even na.
LEZEN/BOEKEN SCHRIJVEN TAALBESCHOUWING E 5 WOORDEN/LETTERS De lln. gaan op zoek naar tegengestelde bijvoeglijke naamwoorden. Net het omgekeerde! Wat moet je doen? 1 3 Je krijgt een tekst die niet helemaal klopt. Aan jou om de fouten te herstellen door de woorden om te keren. Doe het zo! 1 Lees de tekst. Je kent het sprookje wel, maar het is niet mee oké! Jij moet het verbeteren. 2 Schrijf bij het verbeteren de juiste woorden (bijvoeglijke naamwoorden) boven de tekst. 3 Lees je tekst voor. De andere leerling luistert en gaat na of je alle fouten verbeterd hebt. 4 Dan maak je samen een lijst met daarop de tegengestelde woorden uit jullie teksten telkens in twee kolommen naast elkaar en altijd gevolgd door een naamwoord. Jullie lijst ziet eruit zoals hiernaast. 5 Probeer de lijst uit te breiden met bijvoeglijke naamwoorden die je zelf nog gevonden hebt. 2 e Een tekst met fouten e Wit papier (voor je blad met kolommen) en een pen Corrigeer je werk e Je corrigeert elkaar. Klaar? Ruim dan alle spullen netjes op. Een voorbeeld: Bijvoeglijk naamwoord Dikke (kabouter) Snelle (leeuw) Vroege (vogel) Tegengesteld woord Dunne (kabouter) Trage (leeuw) Late (vogel)
A Doel(en) LEZEN/BOEKEN SCHRIJVEN TAALBESCHOUWING E 5 WOORDEN/LETTERS De lln. gaan op zoek naar tegengestelde bijvoeglijke naamwoorden. Net het omgekeerde!..................... e De leerlingen kunnen in concreet tekstmateriaal van bijvoeglijke naamwoorden de tegenstelling bedenken. e Ze lezen teksten kritisch en ontmaskeren zaken die onlogisch zijn. Overzichtsblad Leerinhouden nrs. 12, 13, 14 en 15. Differentiatie Hulpkaart e Het omgekeerde Roodkapje: kopieerkaarten 91 en 92 (elke keer kopiëren voor alle leerlingen die deze oefening maken) e Wit papier (voor het blad met kolommen) en pen Je kunt de leerlingen ook ieder de helft van de tekst laten aanpakken en hun oplossing daarna aan elkaar laten voorlezen. Aanpak Controle en verbetering Tips Zie Doe het zo! op keerzijde. De leerlingen verbeteren elkaar.
LEZEN/BOEKEN SCHRIJVEN TAALBESCHOUWING WOORDEN/LETTERS E 3 De lln. spelen een dominospel waarin ze overeenkomsten zien tussen allerlei afbeeldingen. Die verwoorden ze ook. Afbeeldingendomino Wat moet je doen? 1 3 Je speelt een dominospel met foto s en maakt zo een grote ideeënketting. Doe het zo! 1 De materiaalmeester verdeelt de dominostenen over de spelers. 2 De leerling met het laagste huisnummer begint. Hij legt een dominosteen op de bank of de tafel, goed zichtbaar voor iedereen. 3 De volgende moet aan één van beide kanten van de eerste steen een steen aanleggen. Dat kan als de speler zeker één overeenkomst kan zeggen tussen de prenten die nu naast elkaar liggen. 4 Samen zoek je naar nog meer overeenkomsten tussen de twee prenten. 5 Dan is het aan de volgende. Werk zo verder tot alle stenen aan elkaar liggen. 6 Dan moet je aan één kant beginnen en om de beurt zo snel mogelijk de relaties van de hele ketting opnieuw zeggen. Corrigeer je werk Een voorbeeld: Als het regent, kun je een paraplu gebruiken om droog te blijven. Als je telefoneert met een gsm, moet je met je oor naar de antwoorden luisteren. 2 e Dominostenen (= kaartjes) met aan de twee kanten een prent e Kloppen alle overeenkomsten? Klaar? Wanneer er nog tijd is, mag je de oefening nog eens maken.
A Doel(en) LEZEN/BOEKEN SCHRIJVEN TAALBESCHOUWING WOORDEN/LETTERS E 3 De lln. spelen een dominospel waarin ze overeenkomsten zien tussen allerlei afbeeldingen. Die verwoorden ze ook. Afbeeldingendomino...................... e De leerlingen kunnen associëren en daarbij allerlei gegevens vlotjes met elkaar in verband brengen. Overzichtsblad Leerinhouden nrs. 11 en 13. Differentiatie Hulpkaart Aanpak Controle en verbetering e Dominostenen: materiaalkaarten 17 en 18 (de eerste keer nog verknippen) Ieder werkt vanuit eigen ideeën en associaties. Het elkaar aanvullen legt het denken van de anderen bloot en nodigt uit om grenzen in het denken en associëren te verleggen. Zie Doe het zo! op keerzijde. Moeilijk woord: relatie De leerlingen controleren elkaar en vullen elkaar aan. Tips De leerlingen kunnen zelf zulke dominospellen maken voor hun medeleerlingen. LANG.3.TASK.indd 12 12/01/10 09:51