ONDERZOEK OMVANG FINANCIËLE BUFFER Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in het Gooi te Hilversum 4527160/20187 Utrecht, april 2015
Voorwoord Dit rapport bevat de resultaten van het onderzoek naar de omvang van de financiële buffer per 31 december 2013 bij Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in het Gooi te Hilversum (hierna: CVO t Gooi). De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft het onderzoek, dat overigens niet gericht was op de rechtmatigheid van eventuele investeringen, uitgevoerd in het schooljaar van 2014/2015. Het conceptrapport met kenmerk 4515223 is op 24 maart 2015 voor hoor en wederhoor toegezonden aan het bestuur. De definitieve versie van dit rapport met kenmerk 4527160 is op 20 april 2015 te Utrecht vastgesteld door dr. M. Spierings, teamleider PO/VO directie Rekenschap en Juridische Zaken en zal 5 weken na de vaststelling openbaar worden gemaakt.
INHOUD Voorwoord 3 Samenvatting 7 1 OPDRACHT EN WERKWIJZE 9 1.1 Aanleiding en doel 9 1.2 Onderzoeksvragen, werkwijze en indeling rapport 9 1.2.1 Onderzoeksvragen 9 1.2.2 Werkwijze 9 2 OMVANG BUFFER EIND 2016 10 2.1 Onderzoeksvragen 10 2.2 Bevindingen 10 2.2.1 Inleiding 10 2.2.2 De omvang van de buffer 10 2.2.3 Ontwikkeling buffer periode 2014 tot en met 2016 10 3 BESTEDINGSPLANNEN BESTUUR 12 3.1 Onderzoeksvragen 12 3.2 Bevindingen 12
Samenvatting Ieder jaar beoordeelt de inspectie de ontwikkeling van de financiële buffers van alle besturen in het funderend onderwijs als onderdeel van haar reguliere toezicht. We doen dat aan de hand van de cijfers uit de jaarrekeningen. De financiële buffer bestaat uit middelen die een bestuur reserveert voor reële risico s in zijn bedrijfsvoering en wordt weergegeven als percentage van de totale baten. Komt dat percentage uit boven onze signaleringswaarde, dan beoordelen we de meerjarige ontwikkeling van de buffer. Blijft het percentage boven onze signaleringswaarde, dan stellen we een onderzoek in naar de motivatie die het bestuur heeft voor het reserveren van dergelijke middelen. Dit om uit te sluiten dat de onderwijsmiddelen die een bestuur van de overheid ontvangt onvoldoende ten goede komen aan het onderwijs. CVO t Gooi is geselecteerd voor het onderzoek omdat zijn buffer onze signaleringswaarde overtreft. Na eventuele correcties bedraagt de buffer eind 2013 ca. 7.025.000; ca. 37% van de totale baten, inclusief rentebaten. De signaleringswaarde voor de financiële buffer is 5% (ca. 942.000). De financiële buffer overtreft de signaleringswaarde met ca. 5.431.000. Hierbij lieten we een bedrag van ca. 651.000 dat het bestuur eind 2013 ontving vanwege het Herfstakkoord buiten beschouwing. Besturen waren redelijkerwijs niet meer in staat de middelen nog in hetzelfde jaar uit te geven. Verkenning van de meerjarige ontwikkeling van de buffer op basis van gegevens uit de continuïteitsparagraaf in de jaarrekening van het bestuur wijst uit dat de buffer ook eind 2016 met ca. 36% nog boven de signaleringswaarde ligt. Dit was aanleiding om een onderzoek te beginnen naar de motivatie van het bestuur bij de omvang van deze buffer. De volgende vragen zijn voorgelegd: Herkent u zich in de omvang van de buffer die wij voor uw bestuur hebben berekend voor eind 2016? In hoeverre kunt u de omvang van de buffer onderbouwen met reële, gekwantificeerde risico s in uw bedrijfsvoering? Indien u de omvang van de buffer niet kunt onderbouwen, beschikt u over concrete plannen (vastgesteld door bestuur en Raad van Toezicht) om deze middelen te investeren in het onderwijs? Zo nee, binnen welke termijn kunt u ons die plannen verstrekken? Het bestuur heeft ons de door de Raad van Toezicht goedgekeurde meerjarenbegroting 2015-2020 verstrekt. Hierin is over de jaren 2015-2020 per saldo een negatief exploitatieresultaat begroot van 1.438.515. Het exploitatieresultaat over 2014 bedraagt 148.975 negatief, de investeringen in de huisvesting over 2014 tot en met 2016 zullen circa 835.000 bedragen en de uitbreidingsinvesteringen in de inventaris zullen circa 603.000 bedragen. Na analyse van de reactie van het bestuur stelden we de verwachte omvang van de buffer eind 2020 vast op ongeveer 3,78 mln. (circa 20%), die de signaleringswaarde van de CVO (5%) overschrijdt met circa 2,84 mln. Het bestuur heeft geen cijfermatige onderbouwing van de resterende buffer beschikbaar. Wel heeft het bestuur de volgende tekstuele toelichting gegeven: Wij herkennen ons in de constatering dat de zgn. restbuffer het in het Toezichtkader genoemde percentage fors overstijgt. Voor de hoogte van de buffer is een aantal verklaringen. Een belangrijke verklaring is dat gereserveerd is voor
investeringen in de schoolgebouwen. In 2010 werden de kosten geraamd op 5.420.000 ( 2.800.000 uit de voorziening groot onderhoud en 2.620.000 uit de algemene reserve). Inmiddels zijn drie van de vier bouwprojecten achter de rug en kunnen we concluderen dat door meevallende aanbestedingen en extra vergoedingen van de gemeente, de kosten voor CVO t Gooi (beduidend) lager zijn uitgevallen. Wij beschikken daardoor over een buffer die hoger is dan wij denken nodig te hebben. In de afgelopen jaren hebben wij zowel aandacht besteed aan onze vermogenspositie als aan mogelijke extra investeringen in (de kwaliteit van) ons onderwijs. In de bestuursvergadering van 20 november 2012 is de notitie over de vermogenspositie en het financieel beleid van CVO t Gooi besproken en is het bestuur akkoord gegaan met een buffer voor restrisico s van 2.000.000 in 2020. Voor de periode 2013-2016 is een extra bestedingsruimte van 800.000 vastgesteld, dus van gemiddeld 200.000 per jaar, bovenop de geraamde baten. Vervolgens is een investeringsagenda vastgesteld, die regelmatig is geactualiseerd. In het jaarverslag 2013 hebben wij een meerjarenraming opgenomen tot en met 2016. Deze meerjarenraming is nogal conservatief opgesteld en is door enkele nieuwe ontwikkelingen achterhaald. Wij zijn op basis van de ontwikkeling van de leerlingaantallen en de meest recente financiële kengetallen bezig een nieuwe meerjarenraming te maken. Deze zal naar verwachting in januari 2015 gereed zijn. De inspectie volgt de ontwikkeling van de financiële buffer van het bestuur in de uitoefening van haar reguliere toezicht.
1 OPDRACHT EN WERKWIJZE 1.1 Aanleiding en doel Ieder jaar beoordeelt de inspectie de ontwikkeling van de financiële buffers van alle besturen in het funderend onderwijs als onderdeel van haar reguliere toezicht. We doen dat aan de hand van de cijfers uit de jaarrekeningen. De financiële buffer bestaat uit middelen die een bestuur reserveert voor reële risico s in zijn bedrijfsvoering en wordt weergegeven als percentage van de totale baten. Komt dat percentage uit boven onze signaleringswaarde, dan beoordelen we de meerjarige ontwikkeling van de buffer. Blijft het percentage boven onze signaleringswaarde, dan stellen we een onderzoek in naar de motivatie die het bestuur heeft voor het reserveren van dergelijke middelen. Dit om uit te sluiten dat de onderwijsmiddelen die een bestuur van de overheid ontvangt onvoldoende ten goede komen aan het onderwijs. 1.2 Onderzoeksvragen, werkwijze en indeling rapport 1.2.1 Onderzoeksvragen Herkent het bestuur zich in de omvang van de buffer die wij hebben berekend voor eind 2016? In hoeverre kan het bestuur de omvang van de buffer onderbouwen met reële, gekwantificeerde risico s in zijn bedrijfsvoering? Indien het bestuur de omvang van de buffer niet kan onderbouwen, beschikt het dan over concrete plannen (vastgesteld door bestuur en Raad van Toezicht) om deze middelen te investeren in het onderwijs? Zo nee, binnen welke termijn kan het bestuur die plannen verstrekken? 1.2.2 Werkwijze Analyse van de jaarrekening 2013 leidt tot een voorlopige bepaling van de omvang van de financiële buffer van het bestuur eind 2016. De reactie van het bestuur op de onderzoeksvragen leidt vervolgens tot de uiteindelijke bepaling van de omvang van de buffer. In hoofdstuk 2 Omvang buffer eind 2013 komen de eerste twee onderzoeksvragen aan bod. In hoofdstuk 3 Bestedingsplannen bestuur komt de laatste onderzoeksvraag aan de orde. Pagina 9 van 12
2 OMVANG BUFFER EIND 2016 2.1 Onderzoeksvragen Herkent het bestuur zich in de omvang van de buffer die wij hebben berekend voor eind 2016? In hoeverre kan het bestuur de omvang van de buffer onderbouwen met reële, gekwantificeerde risico s in zijn bedrijfsvoering? 2.2 Bevindingen 2.2.1 Inleiding Paragraaf 2.2.2 bevat de berekening van de buffer, gebaseerd op de financiële positie van het bestuur in zijn jaarrekening over 2013. Paragraaf 2.2.3 bevat de ontwikkeling van de buffer in de jaren 2014 tot en met 2016. 2.2.2 De omvang van de buffer De onderwijsmiddelen van besturen in het primair en voortgezet onderwijs (uitgedrukt in de zogenaamde kapitalisatiefactor) hebben drie functies: 1. Transactiefunctie: middelen voor het betalen van kortlopende schulden. 2. Financieringsfunctie: middelen om de vaste activa uitgezonderd gebouwen en terreinen te kunnen vervangen. 3. De bufferfunctie (financiële buffer): middelen voor het opvangen van onvoorziene risico s zoals schommelende leerlingenaantallen, financiële gevolgen van arbeidsconflicten, veranderende of niet geïndexeerde en daardoor gaandeweg ontoereikende bekostiging. In de volgende tabel staan de voor deze functies berekende waarden en percentages van CVO t Gooi. 2013 (%) Signaleringswaarde (%) Kapitalisatiefactor (KF) 12.118.307 64,35 35,00 Transactiefunctie (TF) 1.949.098 10,35 11,74 Financieringsfunctie (FF) 3.143.283 16,69 18,26 Financiële buffer (B) (KF-TF-FF) 7.025.926 37,31 5,00 2.2.3 Ontwikkeling buffer periode 2014 tot en met 2016 Op basis van de continuïteitsparagraaf in de jaarrekening over 2013 is de ontwikkeling van de buffer bepaald over de periode 2014 tot en met 2016. Daaruit volgt dat de buffer eind 2016 ongeveer 6,85 mln.; ca. 36% bedraagt. Deze overschrijdt de signaleringswaarde nog steeds. Pagina 10 van 12
Het bestuur heeft aangegeven zich te kunnen vinden in deze bepaling van de omvang van de buffer eind 2016. Het bestuur heeft geen cijfermatige onderbouwing van de omvang van de buffer beschikbaar. Wel heeft het bestuur de volgende tekstuele toelichting gegeven: Wij herkennen ons in de constatering dat de zgn. restbuffer het in het Toezichtkader genoemde percentage fors overstijgt. Voor de hoogte van de buffer is een aantal verklaringen. Een belangrijke verklaring is dat gereserveerd is voor investeringen in de schoolgebouwen. In 2010 werden de kosten geraamd op 5.420.000 ( 2.800.000 uit de voorziening groot onderhoud en 2.620.000 uit de algemene reserve). Inmiddels zijn drie van de vier bouwprojecten achter de rug en kunnen we concluderen dat door meevallende aanbestedingen en extra vergoedingen van de gemeente, de kosten voor CVO t Gooi (beduidend) lager zijn uitgevallen. Wij beschikken daardoor over een buffer die hoger is dan wij denken nodig te hebben. Pagina 11 van 12
3 BESTEDINGSPLANNEN BESTUUR 3.1 Onderzoeksvragen Indien het bestuur de omvang van de buffer niet kan onderbouwen, beschikt het dan over concrete plannen (vastgesteld door bestuur en Raad van Toezicht) om deze middelen te investeren in het onderwijs? Zo nee, binnen welke termijn kan het bestuur die plannen verstrekken? 3.2 Bevindingen Het bestuur heeft de volgende reactie gegeven op bovengenoemde vragen: In de afgelopen jaren hebben wij zowel aandacht besteed aan onze vermogenspositie als aan mogelijke extra investeringen in (de kwaliteit van) ons onderwijs. In de bestuursvergadering van 20 november 2012 is de notitie over de vermogenspositie en het financieel beleid van CVO t Gooi besproken en is het bestuur akkoord gegaan met een buffer voor restrisico s van 2.000.000 in 2020. Voor de periode 2013-2016 is een extra bestedingsruimte van 800.000 vastgesteld, dus gemiddeld 200.000 per jaar, bovenop de geraamde baten. Vervolgens is een investeringsagenda vastgesteld, die regelmatig is geactualiseerd. In het jaarverslag 2013 hebben wij een meerjarenraming opgenomen tot en met 2016. Deze meerjarenraming is nogal conservatief opgesteld en is door enkele nieuwe ontwikkelingen achterhaald. Wij zijn op basis van de ontwikkeling van de leerlingaantallen en de meest recente financiële kengetallen bezig een nieuwe meerjarenraming te maken. Deze zal naar verwachting in januari 2015 gereed zijn. Het bestuur heeft ons de door de Raad van Toezicht goedgekeurde meerjarenbegroting 2015-2020 verstrekt. Hierin is over de jaren 2015-2020 per saldo een negatief exploitatieresultaat begroot van 1.438.515. Het exploitatieresultaat over 2014 bedraagt 148.975 negatief, de investeringen in de huisvesting over 2014 tot en met 2016 zullen circa 835.000 bedragen en de uitbreidingsinvesteringen in de inventaris zullen circa 603.000 bedragen. Rekening houdend met de verwachtingen van het bestuur stelden we de verwachte omvang van de buffer eind 2020 vast op ongeveer 3,78 mln.; zo n 20% van de totale baten, inclusief rentebaten. Hierdoor overschrijdt de financiële buffer de signaleringswaarde van 5% nog steeds met circa 2,84 mln. De inspectie volgt de ontwikkeling van de financiële buffer van het bestuur in de uitoefening van haar reguliere toezicht. Pagina 12 van 12