Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Kleiputten Meulebeke VOORSCHRIFTEN
Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Kleiputten Meulebeke VOORSCHRIFTEN Algplanid: rup_30000_213_00069_00001 wijzigingen 5 november 2009 goedgekeurd door deputatie ten behoeve van plenaire vergadering maart 2010 aanpassingen naar aanleiding van plenaire vergadering oktober 2010 aanpassingen naar aanleiding van het openbaar onderzoek 2 december 2010 goedkeuring door de deputatie ten behoeve van de definitieve vaststelling Gezien en voorlopig vastgesteld door de provincieraad van West-Vlaanderen in vergadering van 23/12/2010 De provinciegriffier, De gouverneur - voorzitter, H. Ost J. De Bethune Dienst Ruimtelijke Planning Adoplan BVBA Koning-Leopold III-laan 41 E3-laan 109b 8200 Sint-Andries (Brugge) 9800 Deinze t 050/ 40 35 33 t 09/241 53 70 f 050/ 40 33 76 f 09/241 53 79 ruimtelijkeplanning@west-vlaanderen.be office@adoplan.be www.west-vlaanderen.be www.adoplan.be Projectbegeleider: Projectcoördinator: Projectverantwoordelijke: Projectverantwoordelijke: Stephaan Barbery Joachim D eigens Bart Willaert Sanne Vervalle
Dit RUP vervangt de bestemming van het gewestplan Roeselare - Tielt (K.B. 17 december 1979 en latere wijzigingen) en het BPA Steenovenstraat (M.B. 15 juni 1995). De voorschriften opgenomen in dit RUP vervangen de algemene voorschriften van het gewestplan en de bijzondere voorschriften van het BPA. VERORDENENDE ART.1.: ALGEMENE BEPALINGEN a. Werken en constructies in functie van openbaar nut en milieu-technische ingrepen - Werken en constructies in functie van openbaar nut en milieu-technische ingrepen kunnen in alle zones toegelaten worden, voor zover de schaal en de bouwkarakteristieken (inplanting, gabariet en materiaalgebruik) ervan geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de betreffende bestemmingszone. b. Afsluitingen - Binnen de perimeter van het RUP is een draadafsluiting toegelaten met een maximale hoogte van 2,50 m. Poorten dienen geïntegreerd te worden in de afsluiting. c. Verhardingen - Indien de milieuwetgeving dit toelaat, dient er maximaal te worden gewerkt met waterdoorlatende verhardingen. d. e. Hemelwater - De opvang van hemelwater dient te gebeuren conform de meest recente gewestelijke verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Waterbeheerwerken - Alle constructies, werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de waterbeheerswerken zijn mogelijk in alle bestemmingszones. Hiermee wordt o.a. het aanleggen van dijken, het wijzigen van waterlopen en het aanleggen van waterbekkens bedoeld. Deze algemene bepalingen zijn van toepassing op alle bestemmingszones binnen de perimeter van dit RUP. 1
VERORDENENDE ART.2.: SPECIFIEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN Bestemming Deze zone is bestemd voor bedrijven van regionaal belang met een van volgende hoofdactiviteiten: productie van bouwmaterialen recuperatie en recyclage van bouwmaterialen en bouwpuin aan- en verkoop van bouwmaterialen (groothandel) aannemersactiviteiten (o.a. wegenbouw) activiteiten ten dienste van de ontginning verwerking en bewerking van slib transport in functie van bovenvermelde activiteiten. Volgende activiteiten zijn eveneens toegelaten: gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van een bedrijventerrein inclusief interne wegenis, infiltratievoorzieningen, wateropvang- en afvoer; herstellen, heraanleggen, of verplaatsen van bestaande ondergrondse en bovengrondse nutsleidingen en aanleggen van nieuwe leidingen; aanleg van fiets- en voetgangersverbindingen; reliëfwijzigingen noodzakelijk voor realisatie van de bestemming. Volgende activiteiten zijn niet toegelaten: kleinhandel; verwerking en bewerking van mest; kantoorachtigen zonder een koppeling aan de bedrijfsactiviteiten eigen aan het bedrijventerrein; Het specifiek regionaal bedrijventerrein wordt voorzien voor de bestaande aanwezige bedrijven. Kleinhandel en kantoren waarbij er geen productie, verwerking of bewerking van goederen gebeurt worden niet toegelaten. Inrichting Bij elke stedenbouwkundige aanvraag wordt een informatief document gevoegd die volgende aspecten behandelt: zorgvuldig ruimtegebruik; een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied en afwerking van de bedrijfsgebouwen; een bedrijfsgerichte oplossing voor de opvang, buffering en hergebruik van hemelwater. Minstens volgende inrichtingsprincipes dienen gerespecteerd te worden: Nieuwe gebouwen dienen op 6 m afstand ten opzichte van de groenbuffer (art. 5) ingeplant te worden. De maximale bouwhoogte bedraagt 12m. gebouwen dienen maximaal gegroepeerd te worden waar de bedrijfsactiviteit dit toelaat, bedrijfsgebouwen worden bij voorkeur uitgebreid aansluitend op een bestaand gebouw en er wordt maximaal gebouwd in meerdere lagen daar waar de bedrijfsactiviteit dit toelaat; een beperkte oppervlakte voor kantoren en toonzalen wordt toegelaten op voorwaarde dat deze De bedrijven dienen elk individueel in te staan voor maatregelen in functie van de opvang, buffering en hergebruik van hemelwater. 2
VERORDENENDE gekoppeld zijn aan de hoofdactiviteit van individuele bedrijven en voor zover deze activiteiten geen intensieve loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken; toonzalen mogen maximum 25 % van de bebouwde gelijkvloerse oppervlakte bedragen ongeacht op welk niveau zij worden ingericht; Er kan per bedrijf één bedrijfswoning opgericht worden op voorwaarde dat ze een maximale vloeroppervlakte van 200m² hebben. De woonfunctie dient altijd ondergeschikt te zijn aan de bedrijfsfunctie en geïntegreerd in de bedrijfsgebouwen. In uitzondering kunnen bestaande woningen behouden blijven en gebruikt als bedrijfswoning, met max. 1 woning per bedrijf. Interne wegenisinfrastructuur in functie van de bedrijfsvoering en ontginning is toegestaan. Aan de activiteiten eigen constructies zijn toegestaan, zolang het activiteiten betreffen die toegelaten zijn in de bestemming. De stapelhoogte is beperkt tot max. 6,00m; Er dient voorzien worden in een buffercapaciteit van 250-300m³ per ha verharde oppervlakte. Het hemelwater wordt maximaal herbruikt, of vertraagd afgevoerd. ART.3.: ACHTERUITBOUWSTROOK Bestemming: Deze zone is bestemd voor de aanleg van groen, opritten en verhardingen. Inrichting: Bij de inrichting van de achteruitbouwzone dient met volgende inrichtingsprincipes rekening gehouden te worden: Deze zone wordt ingericht als esthetisch verantwoorde groenstrook, verhardingen zijn niet toegestaan met uitzondering van 1 toegang per bedrijf, met een maximale breedte van 10m. Gebouwen en opslag zijn niet mogelijk binnen deze zone, bestaande vergunde of vergund geachte constructies kunnen behouden blijven. Bv. alle constructies voor de uitbouw van een B-Top zijn toegelaten. Het aantal ontsluitingen op de Steenovenstraat wordt maximaal beperkt. Indien het bedrijf zich op een bedrijfseconomisch verantwoorde wijze kan ontsluiten via de wegenis binnen het bedrijventerrein, dan dient hier de voorkeur aan gegeven worden. 3
VERORDENENDE ART.4.: ZONE VOOR WEGENIS Bestemming: Dit gebied is bestemd voor wegenis. Inrichting: In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van de wegenis, fiets- en voetgangersverbindingen en hun aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoersvoorzieningen en lokale dienstwegen toegelaten. ART.5.: BUFFERZONE Bestemming Deze zones zijn bestemd voor de aanleg van een buffer bestaande uit dense aanplanten van streekeigen hoogen laagstammig groen, eventueel gecombineerd met een berm. Inrichting De groenbuffer is minimaal 15m breed. De westelijke buffer is minimaal 25m breed. Het aanleggen van een bufferende berm van maximaal 6,00m hoogte is toegelaten. - Beplanting met inheemse en streekeigen bomen. - tussen- en randbeplanting van inheemse struiksoorten; - de beplanting heeft een minimale hoogte van 7,00 meter. Het aanleggen van een bufferende berm is verplicht ten noorden en ten zuiden van de zone van het specifiek regionaal bedrijventerrein. Ten zuidwesten is een berm en/of akoestische wand eveneens mogelijk. Volgende werken en handelingen zijn toegestaan zolang de bufferende werking niet wordt ondermijnd: - werken en handelingen in functie van onderhoud van de buffer; - het plaatsen van vernevelaars om stofhinder naar de omgeving toe te minimaliseren; - het plaatsen van afsluitingen. Het creëren van open ruimten en of verhardingen (uitz. akoestische wand) in de groenbuffer is verboden, noch het omzetten van groenbuffer naar tuin of park. Het groenscherm dient te worden gerealiseerd in het eerste plantseizoen na het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning. De zone voor buffer moet zorgen voor een duidelijke integratie van het bedrijf in zijn omgeving. De buffer dient de visuele en geluidshinder van het bedrijf te beperken. Omwille van de ruimtelijk moeilijke verenigbaarheid van industriegebied en natuurgebied (mogelijks toekomstige nabestemming ontginningsgebied) wordt ten westen van het plangebied een groenbuffer voorzien van 25m breed. Deze biedt een betere garantie naar de ontwikkeling en vergunbaarheid van de verwerkende activiteiten. Bij deze groenbuffer wordt er gestreefd naar een groenvoorziening met een homogene inheemse beplanting bestaande uit een bomenlaag en een struiklaag. Om zo snel mogelijk resultaat te krijgen van de buffer, zal het principe van wijkers en blijvers worden toegepast. Op deze manier wordt snel een groene aanblik gecreëerd. Wanneer de langzaam groeiende soorten beginnen op te schieten kunnen de overdadige snelgroeiers gerooid of kort gesnoeid worden. Het plaatsen van een buffer met groenaanplanten en benevelaars zorgt tot een betere inperking van de stofhinder die plaatsgrijpt bij breekactiviteiten en grondverzet in droge periodes. De buffer zal het stof helpen vangen. 4
VERORDENENDE ART.6.: ONTGINNINGSGEBIED MET NABESTEMMING SPECIFIEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN Bestemming Deze zone is bestemd voor de ontginning van klei. Inrichting Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het winnen en mechanisch behandelen van klei zijn toegelaten voor zover het tijdelijke infrastructuur betreft. Verwerking is uitgesloten. Bij ontginning moet de ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van de ontginning op het gebied en op de omgeving geminimaliseerd worden. De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor ontginning omvat de nodige informatie over de fasering van de ontginning, de eindafwerking met het oog op de nabestemming en de toepassing van de inrichtingsbepalingen. Na ontginning en opvulling tot 3m onder het oorspronkelijke maaiveld is het gebied bestemd als specifiek regionaal bedrijventerrein. Verdere opvulling kan gebeuren in functie van de nabestemming. Het gebied is bestemd voor de winning van oppervlaktedelfstoffen, waarbij : - het gebied als hoofdfunctie de ontginning van primaire delfstoffen, met name klei, krijgt, overeenkomstig de wetgeving inzake de ontginning van delfstoffen; - het gebied onmiddellijk voor ontginning kan worden aangesneden; - tijdelijke infrastructuur voor de ontginningsactiviteit en de mechanische behandeling van de ontgonnen delfstoffen is toegelaten. Die constructies dienen na ontginning te worden verwijderd. Het bouwen van gebouwen en het plaatsen van installaties voor de verwerking van oppervlaktedelfstoffen is niet toegestaan. De aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor bedrijfsgebouwen moet hierover de nodige informatie bevatten. Mechanische behandeling: daaronder wordt onder meer verstaan zeven, mengen, breken Een voorbeeld van niet-toegelaten verwerkingsactiviteit is een betoncentrale. 5
VERORDENENDE ART.7.: NABESTEMMING SPECIFIEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN Bestemming Binnen dit gebied is dezelfde bestemming van toepassing als in artikel 2. Als nevenfunctie zijn groenbuffers toegelaten. Inrichting Deze nabestemming wordt van kracht nadat de ontginning en de opvulling heeft plaatsgevonden. Binnen dit gebied zijn dezelfde inrichtingsprincipes van toepassing als in artikel 2. Deze bestemming treedt in werking nadat de ontginning heeft plaatsgevonden en de opvulling heeft plaatsgevonden. Overdruk: groenbuffer Buffer bestaande uit dense aanplanten van streekeigen hoog- en laagstammig groen, eventueel gecombineerd met een berm. De groenbuffer is minimaal 15m breed. Het aanleggen van een bufferende berm van maximaal 6,00m hoogte is toegelaten. - Beplanting met inheemse en streekeigen bomen. - tussen- en randbeplanting van inheemse struiksoorten; - de beplanting heeft een minimale hoogte van 7,00 meter. Het aanleggen van een bufferende berm is verplicht ten zuiden van de zone nabestemming specifiek regionaal bedrijventerrein. De westelijke groenbuffer is minimaal 25m breed. Ten zuidwesten is een berm en/of akoestische wand eveneens mogelijk. Volgende werken en handelingen zijn toegestaan zolang de bufferende werking niet wordt ondermijnd: - werken en handelingen in functie van onderhoud van de buffer; - het plaatsen van vernevelaars om stofhinder naar de omgeving toe te minimaliseren; - het plaatsen van afsluitingen. Het groenscherm dient te worden gerealiseerd in het eerste plantseizoen na het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning. Omwille van de ruimtelijk moeilijke verenigbaarheid van industriegebied en natuurgebied (mogelijks toekomstige nabestemming ontginningsgebied) wordt ten westen van het plangebied een groenbuffer voorzien van 25m breed. Deze biedt een betere garantie naar de ontwikkeling en vergunbaarheid van de verwerkende activiteiten. De zone voor buffer moet zorgen voor een duidelijke integratie van het bedrijf in zijn omgeving. De buffer dient de visuele en geluidshinder van het bedrijf te beperken. Bij deze groenbuffer wordt er gestreefd naar een groenvoorziening met een homogene inheemse beplanting bestaande uit een bomenlaag en een struiklaag. Om zo snel mogelijk resultaat te krijgen van de buffer, zal het principe van wijkers en blijvers worden toegepast. Op deze manier wordt snel een groene aanblik gecreëerd. Wanneer de langzaam groeiende soorten beginnen op te schieten kunnen de overdadige snelgroeiers gerooid of kort gesnoeid worden. Het plaatsen van een buffer met groenaanplanten en benevelaars zorgt tot een betere inperking van de stofhinder die plaatsgrijpt bij breekactiviteiten en grondverzet in droge periodes. De buffer zal het stof helpen vangen. 6
VERORDENENDE Het creëren van open ruimten en of verhardingen (uitz. akoestische wand) in de groenbuffer is verboden, noch het omzetten van groenbuffer naar tuin of park, met uitzondering van één doorsteek, indicatief aangeduid met Hier is een doorsteek van max. 10 m breedte mogelijk ten behoeve van de ontsluiting van het achterliggende ontginningsgebied. Deze ontsluiting kan enkel gebruikt worden voor de ontginningsactiviteit en aanverwante activiteiten. De as van de doorsteek kan maximaal 20 m afwijken ten opzichte van de indicatieve aanduiding. Met aanverwante activiteiten worden alle activiteiten bedoeld die een gevolg zijn van de ontginningsactiviteit, bijvoorbeeld het terug opvullen van de ontginningsputten. 7