Het Europese begrotingsbeleid en de lokale besturen De Europese Unie kijkt sinds het begin van de financiële crisis in 2008 streng toe op de overheidsfinanciën van de lidstaten. Lokaal ging na wat dat voor Vlaamse gemeenten en OCMW s kan betekenen. tekst jan leroy beeld layla aerts spatte. Ten eerste kwam er een noodfonds voor de meest getroffen staten, waardoor een faillissement kon worden afgewend. Ten tweede stelde de Europese Centrale Bank zeer goedkoop en in grote volumes liquiditeiten ter beschikking om de financiële sector boven water te houden. De komende jaren zullen de banken trouwens ook onderworpen worden aan strengere solvabiliteits- en liquiditeitsregels. Daarnaast waren er nieuwe normen nodig voor de overheidsfinanciën, moesten de kwaliteit en betrouwbaarheid van de gegevens over de begrotingen en schuld beter en wou Europa ook veel eerder zicht krijgen op de verwachte budgettaire ontwikkelingen. Dat heeft geleid tot diverse nieuwe richtlijnen en verordeningen, gegroepeerd in onder meer het Six-Pack en het Two-Pack. Sommige van die maatregelen hebben meteen effect, andere moeten nog worden omgezet in nationale regels. Zo moeten lidstaten voor het begrotingstekort doelstellingen op middellange termijn vastleggen en die ook naleven. Verder krijgt de uitstaande schuld een belangrijker plaats in Europa tikt België op de vingers Europa werkt al lang met normen voor de overheidsfinanciën. Zo golden voor de toetreding tot de euro de Maastrichtcriteria: een begrotingstekort van ten hoogste 3% van het bruto binnenlands product (BBP) en een overheidsschuld van maximaal 60%. België slaagde erin om tegen 1998 het tekort onder de 3% van het BBP te krijgen. Hoewel de overheidsschuld wel nog een eind boven de 100% zat, mocht ons land tot de eurozone toetreden wegens een betekenisvolle beweging richting 60%. De jaren nadien lieten landen als Duitsland, Frankrijk en Nederland enkele keren tekorten van meer dan 3% optekenen, maar tot sancties is het nooit gekomen. De financiële crisis die in 2008 doorbrak, heeft dit grondig veranderd. Door de redding van de banken (met vaak zware kapitaalinjecties vanuit de overheid) en de economische crisis (met minder belastingontvangsten en meer overheidsuitgaven) belandden de begrotingen van de meeste lidstaten diep in de rode cijfers en steeg de overheidsschuld fors. Daarnaast was er het meer specifieke Griekse probleem, waar de cijfers over de overheidsfinanciën jarenlang sterk waren bijgekleurd. De crisis deed het vertrouwen in de kredietwaardigheid van de overheid sterk dalen en de renteverschillen binnen de eurozone werden weer zeer groot. Landen als Ierland, Griekenland, Spanje, Portugal en Cyprus dreigden zelfs hun schuldverplichtingen niet langer te kunnen nakomen. Er waren drastische maatregelen nodig om te voorkomen dat de eurozone uiteende beoordeling van de gezondheid van een land (met regels over een afbouwpad voor landen boven de 60%) en kunnen landen die de regels overtreden sneller tegen een sanctie aanlopen. Er komen ook regels over de overheidsboekhouding en de tussentijdse rapportering (maandelijks voor centrale overheden, per kwartaal voor lokale besturen). Voor Europa moeten onafhankelijke instanties ook oordelen over de cijfers die de lidstaten presenteren. Voortaan moeten de eurolanden uiterlijk op 30 april hun begrotingsvooruitzichten op middellange termijn publiceren, samen met hun plannen voor de komende twaalf maanden op het vlak van groei en werkgelegenheid. Op 15 oktober moet de ontwerpbegroting voor het volgende jaar al bij de Europese Commissie liggen. Die kan zelf niet ingrijpen maar zal ze tegen eind november wel onderzoeken en beoordelen op conformiteit met het Stabiliteits- en Groeipact. Ten laatste op 31 december moeten de eurolanden hun budget definitief goedkeuren. Op 30 mei 2013 publiceerde de Europese Commissie een voorstel van aanbevelingen aan België over het hervormings- en stabiliteitsprogramma. Het was uiteindelijk de Europese Raad die deze aanbevelingen in juni formaliseerde. Ze hebben betrekking op de pensioenen, de loonvorming en de fiscaliteit. Wat vooral de media haalde was het oordeel van Europa over de Belgische budgettaire prestaties. De Commissie dringt erop aan dat er structurele saneringsmaatregelen worden genomen, waardoor het tekort in 2013 beperkt blijft tot 2,7% van het BBP. Verder moeten er tegen eind dit jaar bindende afspraken komen met de andere overheidsgeledingen (inclusief de lokale besturen) over de verdeling van de inspanningen. 8 juli 2013 Lokaal
Uiteraard moeten lokale besturen hun activa efficiënt beheren, maar als ze alleen nog kunnen investeren door tegelijk te desinvesteren ontstaat er een groot probleem, want gemeentelijke investeringen hebben vaak betrekking op vrijwel onverkoopbare activa, zoals wegen, pleinen of beschermde gebouwen. Complexe Belgische overheid We kunnen de strengere Europese regels niet zomaar naar de Belgische context omzetten. Europa bemoeit zich immers amper met de wijze waarop de lidstaten intern georganiseerd zijn. De normen voor de begroting en de schuld slaan altijd op de overheid als geheel. De federale overheid, die op dat vlak het aanspreekpunt voor Europa is, is uiteraard niet de enige die uitgaven mag doen, belastingen mag heffen of leningen mag aangaan. Lokale besturen zijn hierin al sinds het ontstaan van België actief, en de afgelopen decennia kregen ook de gemeenschappen en gewesten steeds grotere bevoegdheden toegewezen met de eraan gekoppeld hogere uitgaven. Ook de sociale zekerheid met zijn vele geledingen hoort bij de overheid. Voor cijfers in verband met de overheidsfinanciën deelt men België in twee delen in: Entiteit 1, met de federale overheid en de sociale zekerheid, en Entiteit 2, met de gemeenschappen, gewesten en lokale besturen. Voor elk van die entiteiten werden de voorbije jaren normen vastgelegd zodat België als geheel de Europese doelstellingen zou halen. Die normen komen in een zogenaamd Stabiliteitsprogramma, waarvan de versie 2012-2015 op 28 april 2012 groen licht kreeg van de federale regering. Volgens die cijfers zou er in 2015 een begrotingsevenwicht moeten zijn en moet de overheidsschuld tegen dan nog op ten hoogste 92,3% van het BBP staan. Intussen is dat al achterhaald. Zo kwam het tekort van 2012 uit op -3,9% van het BBP, ruim hoger dan de beoogde -2,8%. Voor 2013 wordt een saldo van -2,15% beoogd, maar ook dat streefdoel wordt moeilijk haalbaar. Het Stabiliteitsprogramma 2012-2015 verdeelt de inspanning ook over de verschillende overheidsentiteiten, al is dat deels onder voorbehoud wegens de komende bevoegdheidsoverdrachten van de federale overheid (en sociale zekerheid) naar de gemeenschappen en gewesten. Concreet zou het tekort van Entiteit II al in 2013 weg moeten zijn om nadien te evolueren naar een klein overschot. De belangrijkste inspanning moet duidelijk op federaal vlak gebeuren. Vreemd genoeg bevat het Stabiliteitsprogramma geen opsplitsing van de gewenste evolutie van de overheidsschuld per deelentiteit. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat meer dan 90% van die schuld bij de federale overheid zit. De lokale besturen vertegenwoordigen trouwens minder dan 5%. Ook de schuldafbouw zal dus vooral van de federale overheid moeten komen. En de lokale besturen? Hoewel lokale besturen deel uitmaken van de overheid, kunnen we de Europese normen niet zomaar vertalen tot op het niveau van een individuele gemeente of OCMW. Zo wijkt de Europese definitie van wat een lokaal bestuur is af van de bepalingen in het Belgisch recht. Europa beschouwt bijvoorbeeld kerkfabrieken niet als overheden, terwijl België dat wel doet. Bij autonome gemeentebedrijven en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hangt dit dan weer af van het aandeel van hun inkomsten uit een marktgebonden werking. Maar gemeenten, OCMW s, politiezones en provincies horen zeker bij de lokale overheid. Daarnaast bevat die ook enkele tientallen verzelfstandigde entiteiten en samenwerkingsverbanden, maar hoeveel van die laatste ook echt meetellen, weten we niet. De uitstaande schuld krijgt een belangrijker plaats in de beoordeling van de gezondheid van een land. Landen die de regels overtreden, kunnen sneller tegen een sanctie aanlopen. Kwaliteit van de statistieken Wie normen uitvaardigt, moet er natuurlijk zeker van zijn dat de statistische gegevens om ze op te volgen tijdig beschikbaar, volledig en betrouwbaar zijn. Eurostat, een dienst binnen de Europese Commissie, moet hierop toekijken. De voorbije jaren formuleerde Eurostat geregeld kritiek op de kwaliteit van de statistische informatie over de lokale overheidsfinanciën: de gegevens kwamen Lokaal juli 2013 9
Aanbevelingen van de Europese Commissie aan België De Europese Commissie lichtte begin juni haar aanbevelingen voor het hervormingsprogramma EU 2020 en het stabiliteitsprogramma voor België toe. Het algemene kader van die aanbevelingen bevat drie grote krachtlijnen die voor alle lidstaten gelden en in een globale Europese strategie passen: verlagen van de schuldgraad bij overheid, banken en gezinnen; concurrentievermogen verbeteren en meer banen; voltooiing van de Europese architectuur waardoor Europa op termijn een echte fiscale, economische, banken- en politieke unie wordt. De vertaalslag voor België gebeurt in zeven aanbevelingen. 1 terugdringen van de schuldenlast en het deficit in de begroting. België levert inspanningen, maar niet structureel genoeg. De Commissie vraagt ook meer transparantie over hoe de begrotingsdoelstellingen op middellange termijn verdeeld worden over de verschillende overheden in ons land. 2 aanpassen van het pensioenstelsel. De kloof tussen de wettelijke en de reële pensioenleeftijd moet verminde te laat en waren onbetrouwbaar. Ze waren grotendeels gebaseerd op extrapolaties van steekproeven van vele jaren geleden, en niet op de meer dan 1400 lokale begrotingen en rekeningen. De gegevens worden ook altijd globaal gepresenteerd, en dus niet per gewest of per type lokaal bestuur. Ondanks die statistische mankementen legden federale premiers en ministers van begroting de voorbije jaren de schuld van het slechtere overheidssaldo bij de lokale besturen. Gelukkig zijn er sinds begin 2012 stilaan wat meer betrouwbare gegevens over de lokale financiën beschikbaar. Die hebben meteen geleid tot een (statistische) verbetering van het lokale begrotingstekort met 0,2% van het BBP. De beleids- en beheerscyclus (BBC) zou voor de statistieken een oplossing moeten betekenen. Besturen die de BBC toepassen, moeten hun meerjarenplan, budget en jaarrekening onmiddellijk na de verzending aan de gouverneur digitaal doorsturen naar de Vlaamse overheid, met sancties als ze dat niet doen. Uit die beleidsrapporten zal de Vlaamse overheid de door Europa aan België gevraagde gegevens over het begrotingstekort en de schuld automatisch kunnen afleiden. Door de verplichte meerjarenplanning zouden Vlaamse lokale besturen ook moeten voldoen aan de Europese eis qua budgettaire planning op middellange termijn. Verder verplichten de organieke decreten de gemeenten, OCMW s, autonome gemeentebedrijven en publiekrechtelijke OCMW-verenigingen om per kwartaal te rapporteren over de verrichte transacties, ook al een Europese eis. De kwaliteit van de statistieken over Vlaamse lokale financiën zal de komende periode dus fors verbeteren, al is daarmee niet alles opgelost. Zo kunnen gemeenten en OCMW s niet tegen half oktober een ontwerpbegroting klaar hebben, al is het nog onduidelijk of die verplichting op de centrale of de volledige overheid slaat. België kan hiervoor natuurlijk wel gebruik maken van de lokale meerjarenplannen. Verder worden lokale besturen zoals de politiezones en de (toekomstige) brandweerzones aangestuurd door de federale overheid. Wat die van plan is om de kwaliteit en tijdigheid te verbeteren, is onduidelijk. Europa vraagt ook steeds meer informatie die de BBC niet allemaal zal kunnen leveren, zoals de toegestane waarborgen of projecten van publiek-private samenwerking. Tot slot zouden onafhankelijke instanties de correctheid van de cijfers moeten controleren en attesteren. In Vlaanderen komt er binnenkort een externe audit voor lokale besturen, maar die zal zich vooral richten op de organisatiebeheersing (interne controle). De controle op de (financiële) correctheid van de beleidsrapporten (meerjarenplan, budget, jaarrekening) blijft normaal gesproken bij het agentschap Binnenlands Bestuur van de Vlaamse overheid. De vraag rijst of Europa dit als een voldoende onafhankelijke instantie zal beschouwen. Welke norm? Gemeenten kennen sinds 1988 het verplichte begrotingsevenwicht. De gouverneur moet deficitaire budgets schorsen. OCMW s krijgen van de gemeente de middelen bijgepast die ze ontberen om de kosten of uitgaven te dekken, en bij de politiezones zorgt de toelage vanuit de gemeente(n) voor het evenwicht. Ook de BBC, die vanaf 2014 geldt, gaat gepaard met verplicht na te leven evenwichtsregels die de toezichthoudende overheid controleert. Lokale besturen weten dus wat een begrotingsnorm die vanuit de Belgische of Vlaamse overheid komt, betekent. Ze zijn echter nog totaal niet vertrouwd met een Europese normering op het vlak van tekort of uitstaande schuld. Verder zal nog blijken dat die Europese evenwichtsdefinitie ook grondig verschilt van wat geldt voor lokale besturen. Europa legt normen op aan lidstaten, waar ze gelden voor de overheid als geheel. Europa bemoeit zich echter niet met de interne verdeling van zijn normen tussen de overheidsgeledingen. Voor België wil Europa wel een evenwicht tegen 2015, maar dat wil niet noodzakelijk zeggen dat dit een evenwicht van elk van de deelentiteiten impliceert. In theorie zou een tekort van bijvoorbeeld de federale overheid gecombineerd kunnen worden met een ten minste even groot overschot van bijvoorbeeld de gemeenschappen en gewesten. Het Belgische Stabiliteitsprogramma gaat wel uit van een evenwicht van de Entiteiten I en II. Een verdere opsplitsing per type lokaal bestuur in elk gewest bestaat vandaag niet, laat staan dat er normen zouden gelden voor een individuele gemeente of OCMW. Die vertaling zou in de meeste gevallen trouwens niet door de federale 10 juli 2013 Lokaal
Wat als? Er bestaan verschillende manieren om naar een begrotingsevenwicht te kijken, maar in de meeste gevallen is de Europese definitie een stuk strenger dan wat vandaag geldt voor lokale besturen. Maar net voor gemeenten en OCMW s is het moeilijk om aan die norm te voldoen. De reden daarvoor is dubbel: het hoge aandeel investeringen in de lokale uitgaven (11,3% tegenover gemiddeld 3,2%) en de relatief kleine schaal van lokale besturen. Door het feit dat gemeenten en OCMW s meer dan andere overheden investeren, hebben ze ook meer behoefte aan een spreiding van die vaak zware uitren en het arbeidsmarktbeleid moet meer inzetten op actief ouder worden. 3 hervorming en modernisering van de loonvorming. De Europese Commissie beseft dat de discussie over de loonindexering in België bijzonder gevoelig ligt. Ze spreekt niet over afschaffing, maar over aanpassingen. 4 verbeteren van de concurrentiepositie in verschillende sectoren. Hierbij komen de dienstensector, detailhandel en breedband in het vizier. De Europese Commissie wil meer liberalisering. 5 vereenvoudiging van het belastingstelsel met verschuiving van lasten op lonen naar minder groeiverstorende belastingen, zoals milieubelastingen, btw of fraudebestrijding. 6 begeleiding en activering van werkzoekenden. De interne arbeidsmobiliteit in België moet verhoogd worden in combinatie met betere coördinatie en overleg tussen de verschillende overheden. De activeringspolitiek moet zich richten op de meest kwetsbare groepen: ouderen, jongeren en migranten. 7 taakverdeling tussen de verschillende overheden betreffende broeikasemissies. Vooral maatregelen in het vervoer en de gebouwen. De Europese Commissie gaat in dialoog met de Belgische overheid, maar de aanbevelingen zijn ook niet neutraal voor gemeenten en OCMW s. Bij de discussie over de schuldenlast en hoe die over de verschillende overheden verdeeld moet worden, komen ook zij in het vizier. Dat hierover het laatste woord nog niet gevallen is, staat buiten kijf. betty de wachter ec.europa.eu, europe2020, België aanklikken en de specifieke aanbevelingen overheid kunnen gebeuren, want het toezicht op de gemeenten en OCMW s zit bij de gewesten. Voor politie- en brandweerzones zou de federale overheid wel door Europa geïnspireerde normen kunnen opleggen, maar die zones wegen budgettair veel minder zwaar dan de gemeenten of OCMW s. Zelfs met een vertaling van de Europese evenwichtsnorm zouden nog niet alle problemen van de baan zijn. Het verplicht na te leven begrotingssaldo en de maximumschuld worden uitgedrukt in procenten van het BBP. Gemeenten kennen echter geen BBP, en dus moet een hanteerbare norm in bedragen uitgedrukt zijn, met vervolgens de vraag hoe die bedragen dan moeten worden verdeeld over alle besturen. Conclusie: het is niet vanzelfsprekend de Europese evenwichts- en schuldregels tot op het niveau van een individueel lokaal bestuur te herleiden. Voorlopig (?) beperkt men zich dus tot het ex ante (via meerjarenplannen en budget) en ex post (via de jaarrekening) nakijken hoe de totale groep van lokale besturen (binnen één gewest) op de beide criteria scoort, zonder expliciete norm. Welk evenwicht? Soms gaat men er wat te gemakkelijk van uit dat de definitie van een budgettair evenwicht voor de hand ligt. Niets is minder waar: er zijn verschillende manieren om dat evenwicht te bepalen, met telkens ook andere gevolgen voor de inspanningen die een overheid moet leveren om eraan te voldoen. Zo mochten de gemeenten onder de nieuwe gemeentelijke boekhouding leningen aangaan voor de financiering van investeringen, voor zover ze erin slaagden om de gevolgen van die lening (aflossingen en intresten) Voortaan moeten de eurolanden uiterlijk op 30 april hun begrotingsvooruitzichten op middellange termijn publiceren, samen met hun plannen voor de komende twaalf maanden op het vlak van groei en werkgelegenheid. te dragen in de gewone dienst. Elk van beide begrotingsdiensten moest ook in evenwicht zijn, rekening houdend met het saldo uit het verleden. Onder de BBC wordt het evenwicht beoordeeld bij het indienen van het meerjarenplan, met een dubbel criterium. Er moet jaarlijks een evenwicht op kasbasis zijn: de totale ontvangsten (inclusief nieuwe leningen en het resultaat van het vorige boekjaar) moeten volstaan om alle uitgaven te financieren. Daarnaast moet het bestuur op het einde van de planperiode ook een structureel evenwicht halen (een positieve autofinancieringsmarge): het saldo van de exploitatieontvangsten en -uitgaven moet volstaan om de leninglasten (intresten en aflossingen) te dragen. Voor een evenwicht zoals Europa het definieert moeten alle uitgaven (inclusief investeringen, maar zonder aflossingen) gedekt zijn door alle ontvangsten (zonder nieuwe leningen en overschotten uit het verleden). Het is perfect mogelijk dat een bestuur aan de criteria van de nieuwe gemeenteboekhouding of de BBC voldoet, en voor Europa toch een tekort heeft. Dat geldt zeker in een periode van grote investeringen. Die tellen voor Europa met hun volle gewicht in het jaar zelf mee als uitgaven. Een tweede oorzaak van de verschillende uitkomst ligt bij de saldi uit het verleden. Die tellen wel mee bij de nieuwe gemeenteboekhouding en de berekening van het BBC-evenwicht op kasbasis, terwijl de autofinancieringsmarge en Europa er geen rekening mee houden. Lokaal juli 2013 11
De Europese definitie van wat een lokaal bestuur is wijkt af van de bepalingen in het Belgisch recht. gaven over de vermoedelijke levensduur via de aflossing van leningen, net iets wat een evenwicht volgens de Europese definitie niet toelaat. Lokale besturen zijn in vele gevallen ook relatief kleine entiteiten, wat leidt tot grote jaarlijkse schommelingen in de investeringen. Dat maakt het extra moeilijk om elk jaar aan die evenwichtsverplichting te voldoen. Gelukkig hoeft dat vandaag ook niet voor een individuele gemeente of OCMW. Was dat wel het geval, dan zou een lokaal bestuur voor vrijwel onmogelijke keuzes staan. Het zou de investeringen zeer sterk kunnen reduceren of zelfs stopzetten, met enorme economische gevolgen lokale investeringen zijn goed voor de helft van de overheidsinvesteringen en uiteraard ook een snelle veroudering van het patrimonium. Een bestuur zou ook kunnen blijven investeren, en de ontvangsten jaarlijks aanpassen. Dat zou leiden tot voortdurende tariefwijzigingen van de belastingen, wat zeer onwenselijk is vanuit economisch en politiek oogpunt. Eerst enkele jaren sparen en pas nadien investeringen doen biedt geen soelaas, want de positieve saldi tijdens de spaarperiode mogen voor Europa boekhoudkundig niet worden gecompenseerd met de extra uitgaven in het investeringsjaar. Gemeenten en OCMW s zouden natuurlijk hun investeringen ook kunnen financieren door patrimonium te verkopen. Uiteraard moeten lokale besturen hun activa efficiënt beheren, maar als ze alleen nog kunnen investeren door tegelijk te desinvesteren ontstaat een groot probleem, want gemeentelijke investe- ringen hebben vaak betrekking op vrijwel onverkoopbare activa, zoals wegen, pleinen of beschermde gebouwen. Opgelet: financiële activa (zoals aandelen) verkopen ter financiering van investeringen lost niets op, want Europa telt die verkopen niet mee als ontvangsten. Ook methodes inzetten om de investeringen buiten de boeken te houden kan een idee zijn. Dat kan via publiek-private samenwerking (PPS), waarbij de privéspeler investeert en het goed nadien tegen een vergoeding ter beschikking stelt. PPS heeft zeker voordelen, maar het mag geen doel op zich worden met de budgettaire registratie als belangrijkste motivatie. Bovendien is het niet uitgesloten dat PPS uiteindelijk de duurste oplossing is, terwijl het uitgangspunt net budgettaire zuinigheid was Conclusie: het zou een bijzonder slecht idee zijn om de Europese evenwichtsnorm zomaar op te leggen aan individuele lokale besturen. Soms wordt de idee gelanceerd om alleen te werken met een verplichting voor de collectiviteit van de lokale sector (binnen één gewest bijvoorbeeld) en over de zes jaren van een legislatuur heen. Zo zou er al een compensatie plaatsvinden tussen de besturen onderling (niet alle gemeenten en OCMW s investeren even intensief) en in de tijd (de investeringen vertonen grote schommelingen van jaar tot jaar). Op zich lijkt dit verdedigbaar en met de BBC-meerjarenplannen wordt het ook mogelijk voor de Vlaamse lokale besturen de verwachte evolutie van het tekort en de schuld op te volgen. Maar of de norm ook echt werd gehaald kan alleen achteraf worden vastgesteld. Op dat moment is ingrijpen met terugwerkende kracht uiteraard niet meer mogelijk. De (niet-europese) budgettaire normen die de voorbije jaren aan de lokale besturen werden opgelegd, hebben niet tot budgettaire ontsporingen geleid. Ondanks het feit dat de lokale sector goed is voor ongeveer de helft van de overheidsinvesteringen, blijft de schuld beperkt tot circa 5% van de totale Belgische overheidsschuld. De Europese evenwichtsnorm is doorgaans een stuk strenger dan wat vandaag geldt. We hebben echter vastgesteld dat die norm op individuele lokale besturen toepassen niet alleen zeer moeilijk zou zijn, maar bovendien ook kan leiden tot zeer ongewenste neveneffecten. Laten we er, op basis van de ervaringen van de voorbije decennia, dus maar op rekenen dat de toepassing van de eigen lokale evenwichtsnormen over verschillende jaren heen en bekeken voor alle lokale besturen samen uiteindelijk leidt tot een Europees begrotingssaldo voor de lokale sector dat ongeveer gelijk is aan nul. Jan Leroy is directeur bestuur VVSG Leeswijzer: Een uitgebreide versie van deze tekst, aangevuld met cijfermateriaal, is verschenen in Lokaal Financieel Management. 12 juli 2013 Lokaal