SAMENVATTING UITSPRAAK

Vergelijkbare documenten
SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

Commissie van Beroep PO

Commissie van Beroep PO

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING UITSPRAAK. het bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

Commissie van Beroep VO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

Bij de beoordeling van het beroep zal worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.

SAMENVATTING UITSPRAAK

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting voor D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Commissie van Beroep HBO

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

Commissie van Beroep BVE

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

UITSPRAAK. inzake: R., appellante, gemachtigde: mr. P.P. Klokkers, advocaat te Amsterdam, tegen

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

in het geding tussen: de heer [appellant], wonende te [woonplaats], hierna te noemen [appellant]

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw L. Toering

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

Commissie als bedoeld in artikel 12.1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO PO)

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

UITSPRAAK. het Bestuur van de stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. M.

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

Commissie van Beroep BVE SAMENVATTING

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

ECLI:NL:CRVB:2017:1551

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS- SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim en onvoldoende functioneren: BVE SAMENVATTING

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de werkgever het Sociaal Plan correct heeft toegepast; HBO

Commissie van beroep vo

Commissie van Beroep VO

Beroep tegen overplaatsing en berisping wegens weglopen leerlingen gegrond. Beroep tegen schorsing niet-ontvankelijk.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

108490/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel gegrond vanwege niet volgen verweerprocedure respectievelijk gebrek aan noodzaak.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

De Commissie van beroep Islamitische Scholen is een commissie van beroep als bedoeld in artikel 60 van de WPO en artikel 52 van de WVO.

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

SAMENVATTING / Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden en tegen vrijstelling van werkzaamheden; HBO

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

SAMENVATTING / Beroep tegen opschorting bezoldiging, berisping en ontslag op staande voet PO.

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. J.J.

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: de heer F. Verschuren

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw F

105372/ Beroep tegen schorsing en ontslag wegens ongeschiktheid, subsidiair wegens redenen van gewichtige aard; BVE

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

SAMENVATTING / Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan; VO

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING Adviesgeschil en interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h WMS (aanstelling of ontslag van de schoolleiding)

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel gegrond, omdat er onvoldoende grond voor de schorsing was.

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim/gewichtige omstandigheden en tegen schorsing als ordemaatregel; PO

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden/plichtsverzuim/onbekwaamheid en tegen schorsing; BVE

Nalevingsgeschil; als MR-leden weigeren af te treden, kan een bevoegd gezag niet de MR ontbinden en eigenmachtig MR-verkiezingen organiseren.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.L.W.G.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. J.M. Frons

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B. van Meurs

SAMENVATTING Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid; BVE

Commissie van Beroep HBO

Commissie van Beroep VO

Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Voortgezet en Hoger Beroepsonderwijs

SAMENVATTING Adviesgeschil PO - artikel 11 onder f WMS ( vaststelling of wijziging beleid m.b.t. organisatie van de school)

Transcriptie:

SAMENVATTING 106285/106286/106287 Beroepen (3) tegen ontslag wegens opheffing van de betrekking;. Werkneemster is ontslagen op grond van opheffing van de betrekking als bedoeld in artikel 3.8 lid 3 cao po, vanwege het stopzetten van de ID-subsidie door de gemeente. Gebleken is dat de werkgever in strijd met de cao de werkneemster niet in de gelegenheid heeft gesteld zich tegen het voornemen tot ontslag te verweren. Omdat de werkgever vóór het nemen van zijn beslissing de zienswijze van werkneemster niet kende en deze daarom niet heeft kunnen betrekken bij het nemen van de ontslagbeslissing, is de werkneemster geschaad in haar door de cao po beschermd belang om voorafgaand aan het ontslag de gelegenheid te krijgen zich te verweren tegen de aangevoerde gronden. Het toepassen van wederhoor alvorens een ingrijpende beslissing ten aanzien van een medewerker te nemen is dermate belangrijk, dat het niet bieden van deze in de cao opgenomen waarborg reeds leidt tot gegrondheid van het beroep. Dit is vaste jurisprudentie van de Commissie. Dat de werkneemster in de beroepsprocedure de noodzaak tot ontslag op zichzelf niet heeft betwist, doet aan het voorgaande niet af. Beroep gegrond. 106285 in het geding tussen: UITSPRAAK de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. drs. C en het Bestuur van de E, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. D 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van 28 mei 2014, ingekomen op 30 mei 2014, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d. 22 mei 2014 om hem per 1 augustus 2014 eervol ontslag te verlenen op grond van artikel 3.8 lid 3 cao po, op grond van opheffing van de betrekking. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 2 juli 2014 en aangevuld op 2 september 2014. De mondelinge behandeling van het beroep vond, plaats op 26 september 2014 te Utrecht. Het beroep is gevoegd behandeld met de beroepen van twee collega s van A, de heer F (zaaknummer 106286) en mevrouw G (zaaknummer 106287). A verscheen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer H, plaatsvervangend directeur/bestuurder, en mevrouw I, Consulent Onderwijs en Jeugd, bijgestaan door de gemachtigde. Pagina 1 van 9

2. DE FEITEN A, is werkzaam bij de E in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. A was werkzaam als conciërge bij de basisschool J 2, op basis van het Besluit In- en Doorstroombaan (ID-baan) waarvoor de werkgever loonkostensubsidie ontving van de gemeente B. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao po. Bij brief van 23 april 2013 heeft de werkgever de functie van A per 1 augustus 2013 in het zogenoemde risicodragend deel van de formatie (hierna: rddf) geplaatst vanwege de vermindering van de loonkostensubsidie en de te verwachten terugloop van het aantal leerlingen. A heeft tegen deze beslissing geen beroep ingesteld. Bij brief van 22 mei 2014 heeft de werkgever A meegedeeld over te gaan tot eervol ontslag per 1 augustus 2014 op grond van artikel 3.8 lid 3 cao po, wegens opheffing van de betrekking. Hij heeft daarbij aangevoerd dat grond hiervoor was dat de gemeente B heeft besloten om de ID-subsidie versneld af te bouwen. Tegen deze beslissing richt zich het beroep. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A voert aan dat de werkgever niet heeft voldaan aan de verplichtingen genoemd in de cao po. Er zijn namelijk geen andere werkzaamheden aan hem opgedragen, er is geen scholing aangeboden, er is geen zorgvuldig onderzoek naar passende functie gedaan en de werkgever heeft de benoeming van A bij een andere werkgever niet aantoonbaar bevorderd. A geeft aan zelf wel actie te hebben ondernomen door bij vrienden en bekenden naar werk te vragen. De werkgever voert aan dat de korting op de bekostiging van de ID-banen blijkt uit de overgelegde stukken. De werkgever ontvangt nog loonsubsidie voor de werknemers, maar dit is te weinig om de functie in stand te houden. Er is een negatief verschil van 78.000,- per jaar. Daarenboven is de GMR akkoord gegaan met het formatieplan. De functie van de werknemer is het voorgaande jaar in het rddf geplaatst. De door de werknemer genoemde verplichtingen bestonden niet voor de werkgever. Er is geen verplichting voor de werkgever om ander werk aan de werknemer op te dragen. Immers, als er geen passende vacatureruimte is kan deze ook niet worden aangeboden. Voorts kan een scholingsplicht opgelegd worden, maar dit is niet verplicht. De werkgever heeft een budget voor outplacement aan de werknemer aangeboden en de werkgever heeft een zorgvuldig onderzoek naar herplaatsing gedaan, maar er zijn geen functies voor de werknemer voorhanden. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 60 W, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. Pagina 2 van 9

Het ontslag Alvorens te beoordelen of de werkgever in redelijkheid het dienstverband met A heeft kunnen beëindigen, dient de Commissie te beoordelen of de werkgever bij het nemen van de beslissing de juiste procedure heeft gevolgd. Ontslag in verband met opheffing van de betrekking kan ingevolge het bepaalde in bijlage III, 4 van de cao po niet eerder worden verleend dan nadat de functie en de daarin benoemde of aangestelde werknemer gedurende een geheel schooljaar is geplaatst in het rddf. De Commissie constateert dat de functie van A gedurende het schooljaar 2013-2014 in het rddf is geplaatst zodat aan deze voorwaarde is voldaan. Feitelijk is sprake van een opzegging op grond van opheffing van de betrekking als bedoeld in artikel 3.8 lid 3 cao po, vanwege het stopzetten van de ID-subsidie door de gemeente B. Op grond van artikel 3.18 cao po geldt voor een ontslag als bedoeld in artikel 3.8 lid 3 cao po de zogenoemde voornemenprocedure: alvorens een besluit tot ontslag wegens opheffing van de betrekking genomen wordt, dient de werknemer in de gelegenheid gesteld te worden zich tegen de aangevoerde gronden van het ontslag te verweren. Gebleken is dat de werkgever A niet in de gelegenheid heeft gesteld zich tegen het voornemen tot ontslag te verweren. Omdat de werkgever vóór het nemen van zijn beslissing de zienswijze van A niet kende en daarom niet heeft kunnen betrekken bij het nemen van de ontslagbeslissing, is A geschaad in zijn door de cao po beschermd belang om voorafgaand aan het ontslag de gelegenheid te krijgen zich te verweren tegen de aangevoerde gronden. Het toepassen van wederhoor alvorens een ingrijpende beslissing als ontslag ten aanzien van een medewerker te nemen acht de Commissie dermate belangrijk, dat het niet bieden van deze in de cao opgenomen waarborg reeds leidt tot gegrondheid van het beroep. Dit is vaste jurisprudentie van de Commissie. Dat A in de beroepsprocedure de noodzaak tot ontslag op zichzelf niet heeft betwist doet aan het voorgaande niet af. Op grond van bovenstaande overwegingen zal de Commissie het beroep gegrond verklaren. Als gevolg hiervan kunnen de overige stellingen van partijen onbehandeld blijven. De Commissie wenst ten overvloede niet onopgemerkt te laten dat vast staat dat de bekostiging van de functie uitsluitend plaatsvond op basis van de gemeente ID-regeling en dat deze bekostiging voor het grootste deel is komen te vervallen. Het komt de Commissie vooralsnog voor dat bij een ongewijzigde situatie voor wat betreft de bekostiging het niet reëel is te verwachten dat terugkeer van A naar de arbeidssituatie realiseerbaar is. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 14 november 2014 door mr. C.H. Kemp-Randewijk, voorzitter, drs. K.A. Kool, drs. P. Koppe, mr. K.P. Piena en mr. M.Th. van Wel, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. C.H. Kemp-Randewijk voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris Pagina 3 van 9

106286 UITSPRAAK in het geding tussen: de heer F, wonende te B, appellant, hierna te noemen F en het Bestuur van het E, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. D 6. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van 28 mei 2014, ingekomen op 30 mei 2014, heeft F beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d. 22 mei 2014 om hem per 1 augustus 2014 eervol ontslag te verlenen op grond van artikel 3.8 lid 3 cao-po, op grond van opheffing van de betrekking. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 2 juli 2014 en aangevuld op 2 september 2014. De mondelinge behandeling van het beroep vond, plaats op 26 september 2014 te Utrecht. Het beroep is gevoegd behandeld met de beroepen van twee collega s van F, de heer A (zaaknummer 106285) en mevrouw G (zaaknummer 106287). F is niet ter zitting verschenen. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer H, plaatsvervangend directeur/bestuurder en mevrouw I, Consulent Onderwijs en Jeugd, bijgestaan door de gemachtigde. 7. DE FEITEN F is werkzaam bij de E in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. F was werkzaam als conciërge bij de basisschool J 2, op basis van het Besluit In- en Doorstroombaan (ID-baan) waarvoor de werkgever loonkostensubsidie ontving van de gemeente B. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao po. Bij brief van 23 april 2013 heeft de werkgever de functie van F per 1 augustus 2013 in het zogenoemde risicodragend deel van de formatie (hierna: rddf) geplaatst vanwege de vermindering van de loonkostensubsidie en de te verwachten terugloop van het aantal leerlingen. F heeft tegen deze beslissing geen beroep ingesteld. Bij brief van 22 mei 2014 heeft de werkgever F meegedeeld over te gaan tot eervol ontslag per 1 augustus 2014 op grond van artikel 3.8 lid 3 cao po, wegens opheffing van de betrekking. Hij heeft daarbij aangevoerd dat grond hiervoor was dat de gemeente B heeft besloten om de ID-subsidie versneld af te bouwen. Tegen deze beslissing richt zich het beroep. Pagina 4 van 9

8. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN F voert aan dat de werkgever niet heeft voldaan aan de verplichtingen genoemd in de cao po. Er zijn namelijk geen andere werkzaamheden aan hem opgedragen, er is geen scholing aangeboden, er is geen zorgvuldig onderzoek naar passende functie gedaan en de werkgever heeft de benoeming van F bij een andere werkgever niet aantoonbaar bevorderd. F geeft aan zelf wel actie te hebben ondernomen door bij vrienden en bekenden naar werk te vragen. De werkgever voert aan dat de korting op de bekostiging van de ID-banen blijkt uit de overgelegde stukken. De werkgever ontvangt nog loonsubsidie voor de werknemers, maar dit is te weinig om de functie in stand te houden. Er is een negatief verschil van 78.000,- per jaar. Daarenboven is de GMR akkoord gegaan met het formatieplan. De functie van de werknemer is het voorgaande jaar in het rddf geplaatst. De door de werknemer genoemde verplichtingen bestonden niet voor de werkgever. Er is geen verplichting voor de werkgever om ander werk aan de werknemer op te dragen. Immers, als er geen passende vacatureruimte is kan deze ook niet worden aangeboden. Voorts kan een scholingsplicht opgelegd worden, maar dit is niet verplicht. De werkgever heeft een budget voor outplacement aan de werknemer aangeboden en de werkgever heeft een zorgvuldig onderzoek naar herplaatsing gedaan, maar er zijn geen functies voor de werknemer voorhanden. 9. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 60 W, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. Het ontslag Alvorens te beoordelen of de werkgever in redelijkheid het dienstverband met F heeft kunnen beëindigen, dient de Commissie te beoordelen of de werkgever bij het nemen van de beslissing de juiste procedure heeft gevolgd. Ontslag in verband met opheffing van de betrekking kan ingevolge het bepaalde in bijlage III, 4 van de cao po niet eerder worden verleend dan nadat de functie en de daarin benoemde of aangestelde werknemer gedurende een geheel schooljaar is geplaatst in het rddf. De Commissie constateert dat de functie van F gedurende het schooljaar 2013-2014 in het rddf is geplaatst zodat aan deze voorwaarde is voldaan. Feitelijk is sprake van een opzegging op grond van opheffing van de betrekking als bedoeld in artikel 3.8 lid 3 cao po, vanwege het stopzetten van de ID-subsidie door de gemeente B. Op grond van artikel 3.18 cao po geldt voor een ontslag als bedoeld in artikel 3.8 lid 3 cao po de zogenoemde voornemenprocedure: alvorens een besluit tot ontslag wegens opheffing van de betrekking genomen wordt, dient de werknemer in de gelegenheid gesteld te worden zich tegen de aangevoerde gronden van het ontslag te verweren. Gebleken is dat de werkgever F niet in de gelegenheid heeft gesteld zich tegen het voornemen tot ontslag te verweren. Omdat de werkgever vóór het nemen van zijn beslissing de zienswijze van F niet kende en daarom niet heeft kunnen betrekken bij het nemen van de ontslagbeslissing, is F geschaad in zijn door de cao po beschermd belang om voorafgaand aan het ontslag de gelegenheid te krijgen zich te verweren Pagina 5 van 9

tegen de aangevoerde gronden. Het toepassen van wederhoor alvorens een ingrijpende beslissing als ontslag ten aanzien van een medewerker te nemen acht de Commissie dermate belangrijk, dat het niet bieden van deze in de cao opgenomen waarborg reeds leidt tot gegrondheid van het beroep. Dit is vaste jurisprudentie van de Commissie. Dat F in de beroepsprocedure de noodzaak tot ontslag op zichzelf niet heeft betwist doet aan het voorgaande niet af. Op grond van bovenstaande overwegingen zal de Commissie het beroep gegrond verklaren. Als gevolg hiervan kunnen de overige stellingen van partijen onbehandeld blijven. De Commissie wenst ten overvloede niet onopgemerkt te laten dat vast staat dat de bekostiging van de functie uitsluitend plaatsvond op basis van de gemeente ID-regeling en dat deze bekostiging voor het grootste deel is komen te vervallen. Het komt de Commissie vooralsnog voor dat bij een ongewijzigde situatie voor wat betreft de bekostiging het niet reëel is te verwachten dat terugkeer van F naar de arbeidssituatie realiseerbaar is. 10. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 14 november 2014 door mr. C.H. Kemp-Randewijk, voorzitter, drs. K.A. Kool, drs. P. Koppe, mr. K.P. Piena en mr. M.Th. van Wel, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. C.H. Kemp-Randewijk voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris Pagina 6 van 9

106287 UITSPRAAK in het geding tussen: mevrouw G, wonende te B, appellante, hierna te noemen G gemachtigde: mevrouw mr. K en het Bestuur van de E, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. D 11. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van 28 mei 2014, ingekomen op 30 mei 2014, heeft G beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d. 22 mei 2014 om hem per 1 augustus 2014 eervol ontslag te verlenen op grond van artikel 3.8 lid 3 cao-po, op grond van opheffing van de betrekking. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 2 juli 2014 en aangevuld op 2 september 2014. De mondelinge behandeling van het beroep vond, plaats op 26 september 2014 te Utrecht. Het beroep is gevoegd behandeld met de beroepen van twee collega s van G, de heer A (zaaknummer 106285) en de heer F (zaaknummer 106286). G verscheen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer H, plaatsvervangend directeur/bestuurder en mevrouw I, Consulent Onderwijs en Jeugd, bijgestaan door de gemachtigde. 12. DE FEITEN G is werkzaam bij de E in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. G was werkzaam als lokaalassistent bij de basisschool J 2, op basis van het Besluit In- en Doorstroombaan (ID-baan) waarvoor de werkgever loonkostensubsidie ontving van de gemeente B. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao po. Bij brief van 23 april 2013 heeft de werkgever de functie van G per 1 augustus 2013 in het zogenoemde risicodragend deel van de formatie (hierna: rddf) geplaatst vanwege de vermindering van de loonkostensubsidie en de te verwachten terugloop van het aantal leerlingen. G heeft tegen deze beslissing geen beroep ingesteld. Bij brief van 22 mei 2014 heeft de werkgever G meegedeeld over te gaan tot eervol ontslag per 1 augustus 2014 op grond van artikel 3.8 lid 3 cao po, wegens opheffing van de betrekking. Hij heeft daarbij aangevoerd dat grond hiervoor was dat de gemeente B heeft besloten om de ID-subsidie versneld af te bouwen. Tegen deze beslissing richt zich het beroep. Pagina 7 van 9

13. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN G voert aan dat de werkgever niet heeft voldaan aan de verplichtingen genoemd in de cao po. Er zijn namelijk geen andere werkzaamheden aan haar opgedragen, er is geen scholing aangeboden, er is geen zorgvuldig onderzoek naar passende functie gedaan en de werkgever heeft de benoeming van G bij een andere werkgever niet aantoonbaar bevorderd. G geeft aan zelf wel actie te hebben ondernomen door bij vrienden en bekenden naar werk te vragen. De werkgever voert aan dat de korting op de bekostiging van de ID-banen blijkt uit de overgelegde stukken. De werkgever ontvangt nog loonsubsidie voor de werknemers, maar dit is te weinig om de functie in stand te houden. Er is een negatief verschil van 78.000,- per jaar. Daarenboven is de GMR akkoord gegaan met het formatieplan. De functie van de werknemer is het voorgaande jaar in het rddf geplaatst. De door de werknemer genoemde verplichtingen bestonden niet voor de werkgever. Er is geen verplichting voor de werkgever om ander werk aan de werknemer op te dragen. Immers, als er geen passende vacatureruimte is kan deze ook niet worden aangeboden. Voorts kan een scholingsplicht opgelegd worden, maar dit is niet verplicht. De werkgever heeft een budget voor outplacement aan de werknemer aangeboden en de werkgever heeft een zorgvuldig onderzoek naar herplaatsing gedaan, maar er zijn geen functies voor de werknemer voorhanden. 14. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 60 W, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. Het ontslag Alvorens te beoordelen of de werkgever in redelijkheid het dienstverband met G heeft kunnen beëindigen, dient de Commissie te beoordelen of de werkgever bij het nemen van de beslissing de juiste procedure heeft gevolgd. Ontslag in verband met opheffing van de betrekking kan ingevolge het bepaalde in bijlage III, 4 van de cao po niet eerder worden verleend dan nadat de functie en de daarin benoemde of aangestelde werknemer gedurende een geheel schooljaar is geplaatst in het rddf. De Commissie constateert dat de functie van G gedurende het schooljaar 2013-2014 in het rddf is geplaatst zodat aan deze voorwaarde is voldaan. Feitelijk is sprake van een opzegging op grond van opheffing van de betrekking als bedoeld in artikel 3.8 lid 3 cao po, vanwege het stopzetten van de ID-subsidie door de gemeente B. Op grond van artikel 3.18 cao po geldt voor een ontslag als bedoeld in artikel 3.8 lid 3 cao po de zogenoemde voornemenprocedure: alvorens een besluit tot ontslag wegens opheffing van de betrekking genomen wordt, dient de werknemer in de gelegenheid gesteld te worden zich tegen de aangevoerde gronden van het ontslag te verweren. Gebleken is dat de werkgever G niet in de gelegenheid heeft gesteld zich tegen het voornemen tot ontslag te verweren. Omdat de werkgever vóór het nemen van zijn beslissing de zienswijze van G niet kende en daarom niet heeft kunnen betrekken bij het nemen van de ontslagbeslissing, is G geschaad in haar door de cao po beschermd belang om voorafgaand aan het ontslag de gelegenheid te krijgen zich te verweren Pagina 8 van 9

tegen de aangevoerde gronden. Het toepassen van wederhoor alvorens een ingrijpende beslissing als ontslag ten aanzien van een medewerker te nemen acht de Commissie dermate belangrijk, dat het niet bieden van deze in de cao opgenomen waarborg reeds leidt tot gegrondheid van het beroep. Dit is vaste jurisprudentie van de Commissie. Dat G in de beroepsprocedure de noodzaak tot ontslag op zichzelf niet heeft betwist doet aan het voorgaande niet af. Op grond van bovenstaande overwegingen zal de Commissie het beroep gegrond verklaren. Als gevolg hiervan kunnen de overige stellingen van partijen onbehandeld blijven. De Commissie wenst ten overvloede niet onopgemerkt te laten dat vast staat dat de bekostiging van de functie uitsluitend plaatsvond op basis van de gemeente ID-regeling en dat deze bekostiging voor het grootste deel is komen te vervallen. Het komt de Commissie vooralsnog voor dat bij een ongewijzigde situatie voor wat betreft de bekostiging het niet reëel is te verwachten dat terugkeer van G naar de arbeidssituatie realiseerbaar is. 15. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 14 november 2014 door mr. C.H. Kemp-Randewijk, voorzitter, drs. K.A. Kool, drs. P. Koppe, mr. K.P. Piena en mr. M.Th. van Wel, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. C.H. Kemp-Randewijk voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris Pagina 9 van 9