Leerstijltest NAAM, Voornaam: Figuur 1: invullijst. Per rij kun je door middel van een cijfer aangeven welke van de vier weergegeven woorden het meest of het minst passen bij jouw manier van leren. Het meest passende woord krijgt een 4, het minst passende woord krijgt een 1. De 2 en 3 worden aan de woorden op de tussenliggende posities gegeven. Kolom 1 Kolom 2 Kolom 3 Kolom 4 Betrokken: je gaat meteen heel serieus in op de mening van de schrijver a Selectief: je leest alleen wat je direct boeit of bekijkt de afbeeldingen b Ontvankelijk: je staat open voor de inhoud van de hele tekst c Voelend: je probeert je in te leven in het standpunt van de schrijver d Accepterend: je staat open voor het standpunt van de schrijver e f g h i Intuïtief: je gaat af op je gevoel bij de beoordeling van de tekst Abstract: je ontdekt al snel de hoofdzaken in de tekst en denkt na over het uitgangspunt van de schrijver Gericht op het heden: je toetst de inhoud van de tekst aan de dagelijkse praktijk Ervaring: je betrekt je praktijkervaring bij het lezen van de tekst Intens: je gaat net zolang door tot je de tekst helemaal in alle details begrijpt Verkennend: je leest eerst de hele tekst globaal door Relevant: je leest alleen wat je voor de toets moet weten of herkent uit de les Bekijkend: je gaat na het lezen nadenken over de inhoud Risiconemend: je vindt het een fantastisch idee en je zou het meteen willen uitproberen in de praktijk Produktief: je maakt aantekeningen die je van nut lijken voor je examen Beschouwend: je wilt eerst nog wat meer informatie voor je je mening vormt Reflecterend: je denkt na het lezen na over dit onderwerp Observatie: je zou willen zien hoe zoiets in de praktijk werkt Terughoudend: je praat eerst met anderen voordat je een eigen mening vormt over de tekst Analytisch: je probeert de stof in een schema of uittreksel om te zetten Denkend: je denkt bij het lezen na over jouw mening over de tekst Beoordelend: je beoordeelt kritisch of de schrijver wel of niet gelijk heeft Logisch: je probeert alle feiten in een logisch verband te zetten Concreet: je krijgt meteen goede ideeën voor je oefening Toekomstgericht: je stelt je voor hoe je dit kan toepassen in je toekomstig beroep Begripsvorming: je stelt je vragen om te controleren of je het begrijpt Rationeel: je sluit je gevoelens uit bij het lezen van de tekst Praktisch: je bedenkt meteen wat je eraan hebt voor de praktijk Neutraal: je leert omdat het nu eenmaal de opdracht is Al doende: je neemt je voor om het idee van de schrijver uit te proberen Bewust: je vindt het leuk om de inhoud van de tekst te leren Vragend: je stelt jezelf kritische vragen over de inhoud van de tekst Actief: je wilt het liefst meteen aan de slag om de inhoud van de tekst uit te proberen in de praktijk Pragmatisch: je leest alleen goed wat jou nuttig lijkt voor de praktijk Proefneming: je probeert uit of het werkt wat de schrijver beweert Verantwoordelijk: je ziet direct in dat je dit moet leren voor je toekomstig beroep
Leerstijltest NAAM, Voornaam: Figuur 3: Schietschijf Kolb Deze scores worden overgenomen op de schietschijf, de punten worden verbonden met rechte lijnen. Er ontstaat nu een grafische representatie van het leerstijlprofiel. Figuur 2: berekeningswijze leerstijlprofiel De ingevulde cijfers worden opgeteld volgens onderstaande berekeningswijze. Let op, niet alle cijfers doen mee! Score per kolom Letteraanduiding Totaal kolom 1 b + c + d + e + g + h =. = CE-score kolom 2 a + c + f + g + h + i =. = RO-score kolom 3 b + c + d + e + h + i =. = AC-score kolom 4 a + c + f + g + h + i =. = AE-score
Leerstijltest NAAM, Voornaam: Figuur : Leerstijlcirkel Kolb. Op de assen staan de positieve en negatieve getallen uitgezet. De persoonlijke scores (let op min- en plusscores) worden aangekruist op de verticale as (AC-CE) en op de horizontale as (AE-RO). Deze punten worden met een lijn met elkaar verbonden. Figuur 4: berekeningsformule dominante leerstijlprofiel Om erachter te komen op welke dimensie je het sterkst scoort, wordt een berekeningsformule toegepast. Bij het invullen moeten de cijfers in de goede volgorde worden geplaatst. Bij het aftrekken kunnen negatieve cijfers ontstaan, geef in dat geval een duidelijk minteken aan. AC-score min CE-score =. -. =. AE-score min RO-score =. -. =.
Leertypetest NAAM, Voornaam Leertypetest 1 Werkwijze In de onderstaande lijst vind je verschillende manieren om iets te leren. Geef in de hokjes naast deze manieren door middel van een cijfer aan in hoeverre jij denkt dat jij met die manier van werken het beste leert: - Vul in, als JIJ denkt dat JIJ op deze manier veel leert; - vul 3 in, wanneer JIJ denkt dat JIJ hiermee behoorlijk leert, maar dat deze manier voor JOU niet de meest geschikte is; - vul 1 in, als JIJ denkt dat JIJ met die manier van werken weinig bijleert. 1 Tijdens een bezoek aan een tentoonstelling presenteer ik een rondleiding. 2 Tijdens een uiteenzetting noteer ik steeds de hoofdpunten. 3 Ik lees een tekst waarin een lesonderdeel uitgeschreven is. 4 Ik luister naar een voorgelezen tekst. Ik bekijk de afbeeldingen die in het boek voorkomen. 6 Ik voer met een medestudent in de les een dialoog op. 7 Ik lees de tekst die bij de uiteenzetting wordt rondgedeeld. 8 Ik maak een samenvatting van de te kennen leerstof. 9 Ik zoek spontaan naar bijkomende informatie over een lesonderwerp. Ik bekijk een educatieve film over een bepaald lesonderwerp. 11 Ik discussieer met mijn medestudenten over een onderwerp uit de les. 12 Ik luister naar een spreekbeurt. 13 Ik neem graag nota van alles wat wordt gezegd. 14 Ik bekijk liever de archeologische overblijfselen dan de catalogus door te nemen. 1 Ik verkies het leerboek erop na te lezen, dat de docent als alternatief voor zijn cursus heeft gegeven. 16 Ik verzamel verschillende artikels uit de kranten over een bepaald lesonderwerp. 17 Ik luister naar de docent die een voordracht houdt over een bepaald lesonderwerp. 18 Ik vertel aan mijn medestudenten hoe ik een bepaalde taak ga aanpakken. 19 Een onderwerp uitgewerkt onder de vorm van dia s draagt mijn voorkeur weg. Ik schrijf de samenvatting van de lesonderwerpen verstrekt door de docent nog eens over. 21 In het museum lees ik zeker alle bijhorende opschriften. 22 Ik zet geschreven informatie om in een grafiek, diagram of schema. 23 Na een uitstap praat ik na over wat mij het meest geboeid heeft. 24 Ik beluister achteraf audiocassettes van de lessen die ik heb opgenomen. 2 In een tekst onderstreep ik kernwoorden. 26 Ik lees een boek over een bepaald lesonderwerp. 27 Ik doorblader graag een fotoboek om een onderwerp te doorgronden. 28 Ik schrijf de te leren lesonderdelen voor mezelf over uit het leerboek of de cursus. 29 Voor mijn studie van een vreemde taal beluister ik de cassette met uitspraakvoorbeelden. 30 Ik lees luidop een tekst in een vreemde taal. 1 Deze leertypes-test is vrij gebaseerd op een test in: H. KLIPPERT, Methoden-Training, Basel, 1998 (7 e druk), blz. 60-61. Dit is een niet gevalideerde test.
Leertypetest NAAM, Voornaam Verwerking leertypetest Tel de op de vorige bladzijde ingevulde cijfers samen voor volgende rijen: - leertype LEZEN cijfers van de rijen: 3 + 7 + 1 + 21 + 26 =... - leertype LUISTEREN cijfers van de rijen: 4 + 12 + 17 + 24 + 29 =... - leertype SCHRIJVEN cijfers van de rijen: 2 + 8 + 13 + + 28 =... - leertype DOEN cijfers van de rijen: 1 + 9 + 16 + 22 + 2 =... - leertype PRATEN cijfers van de rijen: 6 + 11 + 18 + 23 + 30 =... - leertype KIJKEN cijfers van de rijen: + + 14 + 19 + 27 =... Plaats de totalen door middel van een punt op de respectieve assen en verbind de punten met elkaar.
Leertypetest NAAM, Voornaam Kijken Lezen 1 1 Praten 1 1 Luisteren 1 1 Doen Schrijven