gever uiteindelijk door de fondsvorming via de premie slechts een deel van die uitkering. Als een overheidsorgaan dus vermoedt dat iemand die het wil tewerkstellen een werkloosheidsrisico met zich brengt, kan het besluiten geen dienstverband (aanstelling) met diegene aan te gaan, maar het werkgeverschap uit te besteden. Een dergelijke besluit kan de overheidswerkgever veel geld besparen. Het overheidsorgaan betaalt aan directe loonkosten (aan het uitzendbureau of de payrollorganisatie wellicht meer, maar kan de aanzienlijk hogere kosten verbonden aan het eigen risicodragerschap zo geheel vermijden. 4 conclusie Voorkomen moet worden dat deze constructies vooral worden benut voor ontduiking of ontwijking van al dan niet bij cao geregelde rechtspositionele regelingen en arbeidsvoorwaarden, staat in het sociaal akkoord (p. 27). Wellicht heeft een enkel overheidsorgaan behoefte aan de flexibele inzet van personeel die het door eigen werving en selectie niet op korte termijn kan verwerven en gebruikt het dan een arbeidsrechtelijke constructie. Waarom in die gevallen de overheid zich bedient van payrollconstructies, valt slecht in te zien nu ze daarvoor ook de uitzendconstructie kan gebruiken. Naar mijn idee (ik ken daarover geen onderzoek) is de behoefte aan tijdelijke inzet niet vaak groot en komt die behoefte niet veel voor. Gelet op de (alleen uit de pers bekende) langdurige en constante inzet van payrollwerknemers bij het Agentschap NL lijkt daarvan bij die organisatie in ieder geval geen sprake te zijn. De inzet van werknemers via arbeidsrechtelijke constructies door de overheid zal naar mijn idee veelal worden ingegeven door de wens om het risico van betaling van de werkloosheidskosten af te wentelen op de fondsen, zodat ook het reguliere bedrijfsleven in belangrijke mate meebetaalt aan de werkloosheidskosten van de overheid. Het leidt er toe dat de overheidswerkgever niet toekomt aan de uitvoering van de afspraken over bovenwettelijke uitkeringen. Dat wekt toch op zijn minst de indruk dat de overheidswerkgever zich via een constructie onttrekt aan zijn eigen afspraken. Van een overheid die zegt dat dat voorkomen moet worden, valt me dat tegen. Een goed voorbeeld geeft die overheid zeker niet. Staat van de ambtelijke dienst 39
vaste en flexibele contracten en kwaliteit van de arbeid in Het Openbaar bestuur Prof. dr. F.D. Pot Dr. P.G.W. Smulders 1 inleiding Er is discussie over de vragen of de flexibilisering niet te veel is doorgeschoten en of bij mensen met flexibele contracten de kwaliteit van de arbeid slechter is dan bij mensen in vaste dienst. Hoe zit dat in het openbaar bestuur? 2 Flexwerk in Het openbaar bestuur In de periode 2005-2012 kwam in het openbaar bestuur minder flexwerk voor dan gemiddeld in alle andere sectoren samen (tabel 1). tabel 1: type contracten in percentage werknemers van de totale sector (gemiddeld 2005-2012, bron: nea) openbaar bestuur % gem. alle overige sectoren % Vast dienstverband (voor onbepaalde tijd) 88 81 Tijdelijk dienstverband met uitzicht op vast 5 8 Tijdelijk dienstverband voor bepaalde tijd 5 6 Uitzendkrachten 2 2 Oproepkrachten/invalkrachten 0 3 Totaal 100 100 In dezelfde periode 2005-2012 nam flexwerk in het openbaar bestuur ook minder toe dan gemiddeld in alle andere sectoren (figuur 1). Tot flexwerk worden hier gerekend tijdelijk dienstverband voor bepaalde tijd plus uitzendkrachten plus oproepkrachten/invalkrachten. In de periode 2005-2012 was dat percentage bij de politie gemiddeld 2 procent, bij justitie (exclusief ministerie) 1 Voor de duidelijkheid: het gaat hier om werknemers; zelfstandigen worden buiten beschouwing gelaten. Alle cijfers in dit artikel, tenzij anders aangegeven, zijn gebaseerd op de monitor Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden, die TNO en het CBS met ondersteuning van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitvoeren (Koppes et al., 2013). 40 Staat van de ambtelijke dienst
5 procent, bij gemeenten en provincies 5 procent, bij ministeries 7 procent en bij de rest van het openbaar bestuur (zoals defensie, sociale verzekeringen, beveiliging, brandweer, etc.) 12 procent. 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Figuur 1: Percentage werknemers met een flexcontract bij het openbaar bestuur resp. alle andere sectoren, 2005-2012 (NEA, 14.391 resp. 165.002 werknemers) 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Openbaar bestuur Alle andere sectoren Er zijn tussen bedrijfssectoren ook verschillen in doorstroom naar vaste arbeid. De kans om drie jaar na instroom nog in de flexibele schil te zitten is in het openbaar bestuur het grootst met 45 procent (Heyma & Van der Werff, 2013, p. 20). Mensen met een flexibel contract in het openbaar bestuur ervaren dan ook een nog grotere werkonzekerheid 2 dan flexwerkers in alle andere sectoren gemiddeld (zie figuur 2). 2 Werkonzekerheid: 1) Loopt u het risico om uw baan te verliezen? 2) Maakt u zich zorgen over het behoud van uw baan? 3 arbeidsmarkt 41
vaste en flexibele contracten en kwaliteit van de arbeid in Het Openbaar bestuur Figuur 2: Werkkenmerken bij openbaar bestuur vs rest en vast vs flexibel contract (NEA; gemiddelde 2010-2012) Gevarieerd werk (3 items; 1=nooit - 4=altijd) Autonomie (5 items; 1=weinig - 3=veel) 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 Vaste dienst, incl. uitzicht op vast Tijdelijke dienst Vaste dienst, incl. uitzicht op vast Tijdelijke dienst Werkdruk (4 items; 1=nooit - 4=altijd) Bedrijfsopleiding (2 items; 0=nee - 2=beide types) Werkonzekerheid (2 items; 0=nee - 1=ja) Openbaar bestuur Alle andere sectoren Om een beeld te krijgen van de kwaliteit van de arbeid bij mensen met flexibele contracten, is gekeken naar kenmerken van hun taakinhoud (autonomie en gevarieerdheid), of zij de twee jaar voor bevraging een cursus of opleiding gevolgd hebben en de werkdruk 3. Mensen met flexibele contracten scoren in het algemeen lager op autonomie en op gevarieerdheid van het werk. Deze twee kenmerken kunnen tevens worden gezien als indicatoren voor professionele ruimte. Flexwerkers scoren ook lager op het gevolgd hebben van een cursus of opleiding. Deze lagere scores komen ook in het openbaar bestuur voor en zijn ook te zien in het gemiddelde van de scores van alle andere sectoren samen. In het openbaar bestuur zijn de scores voor zowel vaste medewerkers als flexwerkers evenwel hoger, dus gunstiger, dan het gemiddelde voor dezelfde categorieën in alle sectoren samen. De werkdruk is bij flexwerkers wat lager dan bij vaste medewerkers en ligt in het openbaar bestuur op hetzelfde niveau als het gemiddelde in de andere sectoren samen. 3 conclusie Flexibele contracten komen in het openbaar bestuur in vergelijking met het gemiddelde van 3 Gevarieerd werk: 1) Is uw werk gevarieerd? 2) Vereist uw baan dat u nieuwe dingen leert? 3) Vereist uw baan creativiteit? Autonomie: 1) Kunt u zelf beslissen hoe u uw werk uitvoert? 2) Bepaalt u zelf de volgorde van uw werkzaamheden? 3) Kunt u zelf uw werktempo regelen? 4) Moet u in uw werk zelf oplossingen bedenken om bepaalde dingen te doen? 5) Kunt u verlof opnemen wanneer u dat wilt? Cursus/opleiding: 1) Heeft u in uw bedrijf de laatste twee jaar aan een interne opleiding of cursus meegedaan? 2) Heeft uw bedrijf de afgelopen twee jaar een externe opleiding of cursus voor u betaald? Werkdruk: 1) Moet u erg snel werken? 2) Moet u heel veel werk doen? 3) Moet u extra hard werken? 4) Is uw werk hectisch? 42 3 arbeidsmarkt
andere sectoren weinig voor, maar de kans om uit te stromen uit de flexibele schil naar de vaste kern is betrekkelijk klein. Het percentage werknemers met flexibele contracten verschilt aanzienlijk per onderdeel van het openbaar bestuur. Bij mensen met flexibele contracten is de kwaliteit van de arbeid slechter. Zij hebben minder professionele ruimte dan vaste medewerkers. Die verschillen tussen flexibel en vast bestaan zowel in het openbaar bestuur als bij het gemiddelde van de samengenomen andere sectoren. Mensen met flexibele contracten in het openbaar bestuur scoren echter positiever op de kwaliteit van de arbeid dan mensen met flexibele contracten in het gemiddelde van de samengenomen andere sectoren. Aandachtspunten zijn de uitstroom uit de flexibele schil, de taakinhoud (autonomie en gevarieerdheid) en cursussen van mensen met flexibele contracten. Verbetering op die punten bevordert ook de duurzame inzetbaarheid van flexwerkers en stelt hen in staat bij te dragen aan een doelmatige en zich vernieuwende overheid. resultaten. Hoofddorp: TNO Arbeid. Zie voor de andere jaargangen http://www.monitorarbeid. tno.nl/databronnen/nea referenties Heyma, A. & Van der Werff, S. (2013). De sociaaleconomische situatie van langdurig flexibele werknemers. Amsterdam: SEO. Koppes, L.L.J., Vroome, E.M.M. de, Mars, G.M.J., Janssen, B.J.M., Zwieten, M.H.J. van & Bossche, S.N.J. van den (2013). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2012; methodologie en globale Staat van de ambtelijke dienst 43