GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121 Burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis; gezien de instemming van de plaatselijke commissie voor georganiseerd overleg; besluiten: vast te stellen de volgende: VERORDENING, regelende de bezoldiging van ambtenaren in dienst van de gemeente Maassluis (Bezoldigingsverordening 2002). Artikel 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1. Bevoegd gezag: naar gelang het bestuursorgaan dat de aanstelling regelt de raad, dan wel het college van burgemeester en wethouders. 2. Ambtenaar: degene, die door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders is aangesteld om in dienst van de gemeente werkzaam te zijn. 3. Salarisniveau: een genummerde en samenhangende reeks van opklimmende bedragen als aangegeven in de bijlage. 4. Bezoldiging, salaris en schaal: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Gemeentelijke Arbeidsvoorwaardenregeling. 5. Maximum salaris: het hoogste bedrag van een schaal, dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen. 6. Functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen. Artikel 2. De salarissen van de ambtenaren, die niet bij of krachtens de wet zijn geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisniveaus opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage A2. Artikel 3. 1. Het bevoegd gezag kan met betrekking tot de wijze van uitbetaling van de bezoldiging nadere regels geven. 2. De ambtenaar wordt bij de betaling van de bezoldiging een berekening verstrekt van het aan hem uit te betalen bedrag in geld met vermelding van de inhoudingen welke op de bezoldiging hebben plaatsgevonden. 3. Een berekening als bedoeld in het 2 e lid behoeft niet te worden verstrekt, indien de bezoldiging geen wijziging ondergaat. Artikel 4. 1. Aan de ambtenaar die is aangesteld op een niveau, opgenomen in bijlage A2, wordt in het algemeen het aanvangssalaris van de voor hem geldende schaal toegekend, behoudens de verdere bepalingen van deze verordening. 2. Indien de ambtenaar nog niet voldoet aan de eisen van opleiding en ervaring welke aan de functie zijn gesteld vindt de vaststelling van het salaris plaats overeenkomstig het naast lagere niveau. Gemeenteblad 2002 nr. 121 bezoldigingsverordening (2e wijziging) 1
3. Van het bepaalde in lid 1 kan worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, indien daarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag aanleiding bestaat. Artikel 5. 1. Het bevoegd gezag bepaalt de bezoldiging van een ambtenaar met een niet-volledige betrekking naar evenredigheid. 2. Voor de berekening van de bezoldiging per dag wordt uitgegaan van het aantal dagen van de desbetreffende maand. Voor de berekening van de bezoldiging per uur wordt aangehouden 1/156 van de bezoldiging per maand, waarbij rekening is gehouden met het percentage van de vakantie-uitkering. In geval van niet-volledige betrekking wordt voor de toepassing van de vorige volzin uitgegaan van de bezoldiging waarop bij vervulling van de volledige betrekking aanspraak zou bestaan. Artikel 6. 1. Het salaris van de ambtenaar wordt telkens per 1 januari van enig jaar bij voldoende bekwaamheid, voldoende geschiktheid en voldoende dienstijver, met één regel in betreffende schaal verhoogd. Op grond hiervan wordt aan de ambtenaar een hoger salaris toegekend, op de wijze als is aangegeven in bijlage A2, tot het maximum in zijn niveau is bereikt. 2. Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen. Artikel 7. 1. Bij onvoldoende functievervulling, blijkende uit een formele personeelsbeoordeling, kan het bevoegd gezag onder opgave van redenen besluiten aan de ambtenaar geen salarisverhoging als bedoeld in artikel 6 toe te kennen. 2. Het bevoegd gezag geeft aan het bepaalde in het vorige lid eerst toepassing nadat de ambtenaar is gehoord of daartoe behoorlijk in de gelegenheid is gesteld. 3. Indien de ambtenaar, aan wie één of meer verhogingen niet of later dan op het daarvoor in artikel 6 bedoelde tijdstip zijn toegekend, daarna naar het oordeel van het bevoegd gezag in meer dan voldoende mate zijn functie vervult, worden de daaruit voor de ambtenaar voortvloeiende nadelen geheel of gedeeltelijk ongedaan gemaakt. Artikel 8. 1. Aan de ambtenaar, aan wie het bevoegd gezag een taak opdraagt, welke naar hun oordeel niet voortvloeit uit of geen onderdeel uitmaakt van zijn normale functie en waarvoor niet een toelage of vergoeding bij deze verordening of enig ander besluit is vastgesteld, wordt een door hen vast te stellen toelage of vergoeding toegekend. 2. Het bevoegd gezag kan aan de toekenning van deze toelage of vergoedingen voorwaarden verbinden. 3. Het bevoegd gezag kan een krachtens dit artikel toegekende toelage of vergoeding intrekken of verminderen, indien naar hun oordeel de voorwaarden of omstandigheden, op grond waarvan de toekenning is geschied,niet of niet meer in dezelfde mate aanwezig zijn. Artikel 9. Aan een ambtenaar, wiens niveau is vermeld in bijlage A2, die naar het oordeel van het bevoegd gezag, bijzondere persoonlijke eigenschappen bezit, welke voor de vervulling van zijn functie van belang zijn, wordt door het bevoegd gezag, hetzij bij eerste aanstelling, hetzij daarna een toelage van ten hoogste 10% van zijn salaris verleend. Artikel 10. Het bevoegd gezag kan voor de benoeming van een ambtenaar diploma- /opleidingseisen stellen. Gemeenteblad 2002 nr. 121 bezoldigingsverordening (2e wijziging) 2
Artikel 11. In geval van bevordering en toekenning van persoonlijke toelage als bedoeld in het Beloningsreglement Gemeente Maassluis wordt de ambtenaar een zodanig salaris toegekend, dat dit in elk geval tenminste één periodieke verhoging hoger is dan het salaris, dat hij op zijn vorige niveau zou hebben genoten. Artikel 12. Aan ambtenaren, die in het bezit zijn van een geldig EHBO-diploma en die door het bevoegd gezag zijn aangewezen om in voorkomende gevallen eerste hulp te verlenen, wordt een toelage toegekend als genoemd in bijlage D2. Artikel 13. Aan de ambtenaren, die een functie bekleden waaraan zekere inconveniënten zijn verbonden, kan het bevoegd gezag een toelage toekennen, met dien verstande, dat deze toelage, afhankelijk van de mate waarin deze inconveniënten in de functie voorkomen, maximaal het in bijlage D2 genoemde bedrag per maand kan bedragen, indien en voorzover deze inconveniënten bij de beoordeling van de functie niet of niet voldoende tot uitdrukking zijn gekomen. Artikel 14. 1. Aan de ambtenaren die zonder in ploegendienst werkzaam te zijn, volgens dienstrooster onregelmatige dienst verrichten, wordt boven het salaris een vaste toeslag toegekend. 2. De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur: a. van maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen18 en 22 uur 20%; b. zaterdag tussen 6 en 22 uur 40%; c. van maandag tot en met zaterdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur 45%; d. op zondag, en daarmee gelijk gestelde dagen 65% van het salaris per uur van de ambtenaar met dien verstande, dat genoemde percentages ten hoogste worden berekend over het salaris per uur van de ambtenaar die aanspraak heeft op het maximumsalaris van niveau 6. 3. Voor de in het vorige lid onder a. genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage niet toegekend, indien de arbeid niet is aangevangen vóór 7 uur respectievelijk niet is beëindigd nà 19 uur. 4. Het bevoegd gezag kan in daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende gevallen een regeling treffen, welke het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt. Artikel 15. 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 14, een blijvende verlaging ondergaat, wordt door het bevoegd gezag een aflopende toelage toegekend, indien: a. die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelagen bedoeld in artikel 9; en b. de ambtenaar de toelage, als bedoeld in artikel 14, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering daarvan, gedurende ten minste 2 jaar zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder, wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 14, een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend indien de ambtenaar de toelage als bedoeld in artikel 14 direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. Gemeenteblad 2002 nr. 121 bezoldigingsverordening (2e wijziging) 3
3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van die toelage, gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in artikel 16 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid. 4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden. 5. Het bevoegd gezag stelt voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast. Artikel 16. 1. Aan de ambtenaren die volgens dienstrooster in ploegendienst werkzaam zijn, wordt boven het salaris een vaste toelage toegekend. 2. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt voor arbeid in tweeploegendienst, verricht van maandag tot en met vrijdag 7½%, van maandag tot en met zaterdag 10% en van maandag tot en met zondag 12½% van het voor de ambtenaar geldende salaris. 3. De aanwijzing van de ambtenaar of groepen van ambtenaren die voor de toelage in aanmerking komen, geschiedt door het bevoegd gezag. Daarbij kan van het bepaalde in de vorige leden worden afgeweken, en kunnen terzake aanvullende regels worden gesteld. Artikel 17. 1. De ambtenaar die, op grond van het bepaalde in artikel 15:1:10, 2 e lid onder c. van de Gemeentelijke Arbeidsvoorwaardenregeling, is aangewezen om zich buiten de, voor zijn betrekking vastgestelde werktijden, beschikbaar te houden ontvangt hiervoor een vaste vergoeding. 2. De ambtenaar die is aangewezen om zich gedurende een periode van vrijdag tot vrijdag buiten de voor hem vastgestelde werktijden beschikbaar te houden ontvangt hiervoor een bruto vergoeding als genoemd in bijlage D2. 3. De ambtenaar die is aangewezen om zich na de, voor zijn betrekking vastgestelde werktijd op vrijdag tot maandag 8.00 uur beschikbaar te houden ontvangt hiervoor een bruto vergoeding als genoemd in bijlage D2. 4. De ambtenaar die een beschikbaarheidsdienst verricht op een algemeen erkende feestdag, niet zijnde een zaterdag of een zondag, ontvangt hiervoor een bruto vergoeding als genoemd in bijlage D2. Artikel 18. 1. Het referte-tijdvak als bedoeld in artikel 7:22:3 van de Gemeentelijke Arbeidsvoorwaardenregeling bedraagt drie kalendermaanden of dertien kalenderweken, zodat de vergoeding, bedoeld in artikel 3:3 van genoemde regeling, de overgangstoelage onregelmatige dienst, alsmede de prestatiebeloning slechts geacht wordt te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie kalendermaanden of in de dertien kalenderweken, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand of per week is toegekend aan die vergoeding of die beloning, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per maand of per week wordt uitbetaald. 2. Voor zover de ambtenaar op evenbedoelde datum minder dan drie maanden of dertien weken zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand of per week is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest. Artikel 19. In gevallen waarin toepassing van deze verordening naar hun oordeel ernstige bezwaren zou opleveren of waarvoor in deze verordening geen voorziening is getroffen is het bevoegd gezag bevoegd daarin te voorzien. Gemeenteblad 2002 nr. 121 bezoldigingsverordening (2e wijziging) 4
Artikel 20. Indien in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA) overeenstemming wordt bereikt met de centrales van overheidspersoneel omtrent maatregelen de bezoldiging betreffende, stelt het bevoegd gezag voor het personeel in dienst van de gemeente overeenkomstige besluiten terzake vast. Artikel 21. 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de vaststelling 2. De Bezoldigingsverordening 1993 komt hiermee te vervallen. Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis, gehouden op 28 mei 2002. De secretaris, De burgemeester, mr. A.J.T. Korthout drs. J. Sterkenburg-Versluis. 1 e wijziging vastgesteld bij B. en W.-besluit d.d. 9 juli 2002. Datum inwerkingtreding van de bijlagen A1 en D1 1 februari 2002 met terugwerkende kracht. Datum bekendmaking: 12 juli 2002. 2 e wijziging vastgesteld bij B. en W.-besluit d.d. 2 september 2003. Datum inwerkingtreding van de bijlage A2 bezoldiging 1 april 2003 Datum inwerkingtreding van de bijlage D2 vergoedingen 1 april 2003 Datum bekendmaking: 29 september 2003. Gemeenteblad 2002 nr. 121 bezoldigingsverordening (2e wijziging) 5