Oorzaken en symptomen van faillissementen in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen



Vergelijkbare documenten
Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

onderneming : Algemene informatie Naam onderneming Ondernemingsvorm (maak een keuze uit de lijst) Minimum geplaatst kapitaal 18.

Familiebedrijven en de crisis

Inhoud. Lijst van tabellen... Lijst van figuren... Inleiding... HOOFDSTUK 1 FINANCIËLE ANALYSE: INLEIDING... 1

9 tekenen van een naderend faillissement.

COUNTRY PAYMENT REPORT 2015

SRA-Bouwscan Uitkomsten 2014 & verwachtingen 2015

Bent u zelfstandige met vennootschap? Gewaarborgd inkomen Kies voor financiële zekerheid, ook bij arbeidsongeschiktheid!

Weten waar je staat. Koppeling produkten. MKB-stresstest

HARTELIJK WELKOM. 18 mei Startersdag Unizo. BAERT Alfred

Inhoud WOORD VOORAF INLEIDING... 3

Handboek financiële analyse van de onderneming

Inhoud WOORD VOORAF INLEIDING... 3

Bedrijfsoverdracht in Vlaanderen

STUDIE Faillissementen mei 2016

Rentabiliteitsratio s

BROUWERIJ LIEFMANS NV Juridische status : Faillissement. Juridische vorm : NV. Wontergemstraat, DENTERGEM

Herstructureringen en faillissementen : banenverlies in België in 2017

UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE

Dossier regionale luchthavens. 0. Aanleiding:

Voor het bedrijf. Climasoft nv. Vertegenwoordigd door Dirk Maartens. Financiële planningen. van januari 2010 tot december 2012

Kenmerkende gegevens DE 1. Ondernemingsdossier BE Brussel, 31 mei Balanscentrale. Ondernemingsnummer

DOSSIER N BUDGET/FEDCOM/2015/02 - Annexe 2.4. Balanscentrale. Ondernemingsdossier

Bijzondere jeugdbijstand

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Hfst 6 : Solvabiliteit

Luca Pacioli. Portret van Luca Paciolis door Jacopo de Barbari, Luca Bartolomeo de Pacioli was een Italiaans wiskundige.

VERSLAG. van het Rekenhof. over de controle van de rekeningen van Gimvindus nv

Wat zegt uw financiële balans?

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

A COMPANY NV :07 maandag, 14 oktober 2013

Nog teveel ondernemingen kunnen niet inschatten of ze in de problemen zitten

"Ervaring krijg je wanneer je niet krijgt wat je wilt."

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

FAILLISSEMENT = STAKING VAN BETALING

Bedrijfsrevisor. Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009

2. Welke onderneming heeft op basis van onderstaande gegevens de meest gunstige liquiditeitspositie?

UITLEG EXAMEN 1E ZIT

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017

De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de sociale schulden. Historiek van het principe van de hoofdelijke aansprakelijkheid

West-Vlaamse bedrijven: fit, gezond en crisisbestendig?

DISTRIGAZ SA/NV Juridische status : Actief. Juridische vorm : SA/NV RUE DE L'INDUSTRIE BRUXELLES

Investeringen en resultaatverdeling. intercommunales

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd

Eindexamen m&o havo I

Grote dynamiek in kleinschalig ondernemerschap

Persbericht. Jobcreatie in Limburgse bouwsector. Limburgse bouwondernemingen sturen positieve signalen uit

Thenergo levert sterke groei en stijgende recurrente EBITDA marge in eerste half jaar 2008

17/06/2014 Bezoekerscentrum Havenbedrijf Gent Bernard Rommel DEEL 1

JAARREKENING IN EURO

jaarlijkse groei 15% 12% 10% 10% jaarlijkse groei 20% 15% 12% 12% jaarlijkse groei 20% 15% Percentage van de omzet 45% 45% 45% 45% 45%

Starters zien door de wolken toch de zon

Wat zijn de drijfveren van de Nederlandse ondernemer? Een onderzoek naar de vooren nadelen van ondernemen

epaper 10 signalen om een nakend faillissement te herkennen

Structuur voordracht

LIQUIDITEIT. + kasinkomsten (=omzet + afname handelsdebiteuren/ - toename handelsdebiteuren) - totale kasstroom van operaties : 360

nr. 533 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 24 mei 2016 aan PHILIPPE MUYTERS Overdrachten familiebedrijf - Stand van zaken

Opgesteld te Halle op 7 september De Raad van bestuur, Bijlage: Staat van activa en passiva per 31/07/2009. Piet Colruyt), bestuurder

Module 4 Inzicht in cijfers

Hoog ziekteverzuim in Limburg

Tempo-Team arbeidsmarkt en werkvloer onderzoek

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

Tevredenheidsonderzoek bij klanten van interim management (providers)

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

STUDIE. Faillissementen januari 2017

2.1. Vijf praktijkgevallen nader bekeken

De omzet moet ingevuld zijn (verplichte vermelding) 70 > 0

Samenvatting Economie Boekhouden: THEORIE

STUDIE. Faillissementen februari 2017

Ondernemingen. 1 Meer oprichtingen dan stopzettingen. Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest. Streekpact Cijferanalyse.

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Een meerwaarde voor u en uw klanten! Financiële analyse. Dossier De brouwerij. Studie gerealiseerd op basis van de gegevens van de klant

Externe financiële verslaggeving

Hfst 5: Liquiditeit. 5.1 Analyse van de liquiditeit binnen de onderneming

Na groei in 2018 stabilisatie in 2019

Het nieuwe boekhoudrecht Omzetting van de Richtlijn UE 2013/34 in België. Bart Van Coile

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

De premies die de tijdelijke handelsvennootschap (THV) DIB-Ethias Lokale Contractanten ontvangt, worden op verscheidene manieren beschermd:

Kredietverlening aan zelfstandigen en ondernemingen - Stand van zaken

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015

Halfjaarlijkse Resultaten per 30 juni 2005 SYSTEMAT N.V.

FINANCIËLE ANALYSE EN RATIO S

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren

Werken in startende bedrijven

JAARREKENING IN EURO

In 9 stappen ondernemer. Tips & tricks bij het starten van je eigen onderneming

THEMA 10. Resultaatbeoordeling: inleiding tot balans, resultatenrekening en liquiditeitsplan. 0. Introductie: doet de omgeving er iets toe?

Boekhouding verenigingen 28 februari Sylvia Thienpont

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

6. Project management

JAARREKENING IN EURO

Starten in een dal, profiteren van de top

FINANCIËLE ANALYSE VAN DE JAARREKENING TOEGEPAST

Omzet in jaar 5 Jaaromzet , , , , ,00 Variabele kosten , , , , ,00

Transcriptie:

Oorzaken en symptomen van faillissementen in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen Een kwantitatief en kwalitatief beeld Johan Lambrecht, Vincent Molly, Diane Arijs en Wouter Broekaert Studiecentrum voor Ondernemerschap (SVO), Hogeschool-Universiteit Brussel Onderzoek in opdracht van Agentschap Ondernemen Maart 2012

2

Inhoudstafel Ten geleide... 4 1. In een oogopslag en beleidsaanbeveling... 6 2. Bepaling van de sector... 8 3. Literatuuroverzicht... 12 3.1. Extern... 12 3.1.1. Macro-economisch... 12 3.1.2. Sectorspecifiek... 12 3.1.3. Andere... 13 3.2. Intern... 13 3.2.1. Strategisch... 13 3.2.2. Financieel... 14 3.2.3. Menselijk... 15 3.2.4. Andere... 15 3.3. Overzicht... 15 4. Eigen empirie... 17 4.1. Falingspredictiemodellen... 17 4.2. Interviews... 26 Literatuurlijst... 33

Ten geleide Beleidsmakers hebben de voorbije jaren heel wat aandacht besteed aan faillissementen. Denken we maar aan de nieuwe wet op de continuïteit van ondernemingen, de aangepaste faillissementsverzekering, de Vlaamse proactieve aanpak van het Preventief BedrijfsBeleid (PBB), enzovoort. Faillissementen laten ook de onderzoekswereld niet onberoerd. Onderzoekers hebben de oorzaken van faillissementen bestudeerd en modellen ontwikkeld om de kans op bedrijfsfaling te voorspellen. Er mag dan al heel wat beleids- en onderzoeksaandacht zijn voor faillissementen, het komt niet zoveel voor dat faillissementen in één specifieke sector onder de loep worden genomen. Het is de grote verdienste van het Agentschap Ondernemen, in het kader van zijn proactieve aanpak van het PBB, dat het opdracht heeft gegeven om de oorzaken en symptomen van faillissementen in één sector te laten bestuderen. De keuze van de sector is gebaseerd op de economische weerslag van faillissementen in die sector (bijvoorbeeld het effect op de werkgelegenheid). Die economische impact van faillissementen blijkt het grootst te zijn in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen. We lichten dat in hoofdstuk 2 toe. In hoofdstuk 3 en 4 komen respectievelijk de literatuurstudie en onze eigen empirie aan bod. We openen het rapport met een overzichtsfiguur, die de oorzaken en symptomen van faillissementen in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen samenvat, en met een concrete beleidsaanbeveling. We richten een woord van oprechte dank tot iedereen die ons met raad en daad heeft bijgestaan. Een aantal personen en instellingen noemen we graag bij naam. Zonder hen was dit onderzoek niet mogelijk geweest. In de persoon van Bernard De Potter, administrateur-generaal, danken we het Agentschap Ondernemen voor de financiering van dit onderzoek. We vermelden de leden van het begeleidingscomité, die een opbouwend kritisch klankbord waren: Benedicte De Buck, Fons Kemps en Stefaan Piens van het Agentschap Ondernemen. We danken Dirk Verschoore van Efrem en Claudine Van Kerckhove van de rechtbank van koophandel Gent voor het bezorgen van praktijgevallen van faillissementen. Tot slot danken we de geïnterviewde curatoren, de rechtercommissaris, de gefailleerden, de accountant, de ondernemers, en de vertegenwoordigers van sectorfederaties en van instellingen die gefailleerden begeleiden. Zij hebben ons laten delen in hun rijke ervaring met faillissementen in het algemeen en in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen in het bijzonder. Prof. dr. Johan Lambrecht Namens het onderzoeksteam 4

5

1. In een oogopslag en beleidsaanbeveling Figuur 1 geeft een overzicht van de belangrijkste falingsoorzaken in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen en van de symptomen die eruit voortvloeien. In de volgende hoofdstukken zoomen we in op de oorzaken. Figuur 1. Belangrijkste falingsoorzaken en symptomen Oorzaken Extern Conjunctuurschommelingen/recessies Schommelingen van grondstoffenprijzen Weersomstandigheden Concurrentie Zakelijke conflicten Intern Gebrek aan bedrijfseconomische kennis Slechte prijszetting Te hoge schuldenlast Gebrekkige administratie Wanbetalingen Personeelsproblemen Te grote bouwprojecten Fatale schok Onvoldoende aanpassing aan marktomstandigheden Symptomen Zwakke liquiditeit (jaar t-1) Zwakke solvabiliteit (jaar t-3) Faling 6

Beleidsaanbeveling: Organiseer als Agentschap Ondernemen in elke Vlaamse provincie een specifiek strategisch-financiële opleiding voor zelfstandigen en kmo s uit de bouwsector, en maak daarbij een onderscheid tussen startende en bestaande bouwbedrijven Hevige concurrentie, te grote bouwprojecten en onvoldoende aanpassing aan de marktomstandigheden zijn belangrijke oorzaken van faillissementen in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen. Die falingsoorzaken kunnen grotendeels worden vermeden door een goede strategische positionering als bedrijf. Ontoereikende financiële kennis is een andere belangrijke falingsoorzaak bij bouwbedrijven. Die zwakke financiële bagage komt tot uiting in een slechte prijszetting, een te hoge schuldenlast, wanbetalingen, Ook de symptomen, die waarschuwingssignalen uitzenden, zijn van financiële aard. Een stevige financiële kennis kan bijgevolg falingen in de bouwsector deels voorkomen. Daarom bevelen we aan dat het Agentschap Ondernemen, in samenwerking met de professionele organisaties in de bouwsector, een strategisch-financiële vorming organiseert. In die vorming, die specifiek is gericht op bouwbedrijven, moeten zeker volgende onderdelen aan bod komen: formulering, uitvoering en verandering van strategie, interpretatie van de jaarrekening, kostprijsberekening, optimale financiering en debiteurenbeheer. Doordat kandidaat-bouwondernemers en bestaande aannemers een andere ervaring hebben, verdient het aanbeveling om de strategisch-financiële opleiding voor elk van die twee groepen apart te organiseren. De gebruikte praktijkgevallen, voorbeelden en financiële gegevens tijdens de opleiding hebben allemaal betrekking op zelfstandigen en kleine en middelgrote bedrijven uit de bouwsector, zodat de situatie voor de deelnemers zeer herkenbaar en toepasbaar is. Tijdens de strategisch-financiële opleiding kunnen de deelnemers de aangereikte leerstof op hun eigen bedrijf toepassen. Daarom wordt het aantal deelnemers aan de opleiding in elke provincie best beperkt tot een vijftiental deelnemers. 7

2. Bepaling van de sector In dit onderzoek richten wij ons op sector 41.201 (Nace-code in 2008): Algemene bouw van residentiële gebouwen. In de Kruispuntbank van Ondernemingen wordt die sector als volgt omschreven: - Algemene bouw van alle soorten residentiële gebouwen, inclusief volgens de formule "sleutel op de deur" van eengezinswoningen, appartementen en wolkenkrabbers. - Verbouwen of renoveren van bestaande residentiële gebouwen. - Monteren en optrekken van geprefabriceerde residentiële gebouwen. De sector van algemene bouw van residentiële gebouwen is zeer kwetsbaar voor een faillissement en de economische gevolgen van een faillissement zijn er zeer groot. Laten we dat even illustreren. Tabel 1 toont het aandeel van enkele bouwsectoren in het totaal aantal faillissementen. De sectoren met Nace-code 41 en 41.20 hadden in 2010 een aandeel in het totaal aantal faillissementen van respectievelijk 4,46 procent en 3,97 procent. In 90 procent van de gevallen gaat het om failliete vennootschappen. Tabel 1. Aandeel sector in totaal aantal faillissementen (ondernemingen met en Nace zonder personeel) 2010 2009 2008 Aandeel sector in totaal aantal faillissementen Aandeel sector in totaal aantal faillissementen Aandeel sector in totaal aantal faillissementen 41 4,46% 3,70% 4,14% 41.20 3,97% 2,99% 3,59% Noot: Sector 41: Bouw van gebouwen; Sector 41.20: Burgerlijke en utiliteitsbouw; Sector 41.201: Gegevens niet beschikbaar. Bron: FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. In België gingen er in 2010, 2009 en 2008 respectievelijk 3.654, 3.634 en 3.151 ondernemingen met personeel failliet. Het aandeel van de drie sectoren die het hardst werden getroffen, wordt weergegeven in Tabel 2. We merken dat de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen 1,8 procent vertegenwoordigt in het totaal aantal 8

ondernemingen, maar een aandeel heeft van 6,76 procent in het aantal gefailleerde ondernemingen met personeel (in 2010). Tabel 2. Aandeel sector in aantal faillissementen en in totaal aantal ondernemingen Nace (top drie) 2007 2010 2009 2008 Aandeel sector in totaal aantal ondernemingen (met en zonder personeel) Aandeel sector in aantal faillissementen (ondernemingen met personeel) Aandeel sector in aantal faillissementen (ondernemingen met personeel) Aandeel sector in aantal faillissementen (ondernemingen met personeel) 56.101 2,09% 10,18% 10,26% 10,57% 41.201 1,80% 6,76% 7,29% 6,98% 56.301 2,48% 6,16% 4,93% 5,40% Noot: Sector 56.101: Eetgelegenheden met volledige bediening; Sector 41.201: Algemene bouw van residentiële gebouwen; Sector 56.301: Cafés en bars. Bron: FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie; Fonds Sluiting Ondernemingen. In België gingen er in 2010, 2009 en 2008 respectievelijk 23.678, 23.801, en 22.112 banen verloren wegens een faillissement. De sector van algemene bouw van residentiële gebouwen heeft het hoogste aandeel in het totaal aantal verloren banen wegens een faillissement (zie Tabel 3). Dat aandeel ligt beduidend hoger dan het aandeel van de sector in het totaal aantal arbeidsplaatsen. Tabel 3. Aandeel sector in banenverlies (wegens faillissement) en in totaal aantal Nace arbeidsplaatsen (top drie) Aandeel sector in totaal aantal arbeidsplaatsen 2010 2009 2008 Aandeel sector in totaal banenverlies Aandeel sector in totaal banenverlies Aandeel sector in totaal banenverlies 41.201 1,73% 11,65% 11,77% 12,35% 56.101 1,66% 8,06% 7,91% 7,70% 49.410 2,06% 4,59% 3,90% 4,26% Noot: Sector 41.201: Algemene bouw van residentiële gebouwen; Sector 56.101: Eetgelegenheden met volledige bediening; Sector 49.410: Goederenvervoer over de weg, met uitzondering van verhuisbedrijven. Bron: FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie; Fonds Sluiting Ondernemingen; Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. 9

Figuur 2 leert dat de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen in België een zwakkere bedrijfsdynamiek kent dan de bedrijfsdynamiek over de sectoren heen. Zowel de toetredingsquote (aantal oprichtingen/aantal actieve ondernemingen) als de stopzettingsquote (aantal stopzettingen/aantal actieve ondernemingen) scoort er telkens lager. Figuur 2. Toetredings- en stopzettingsquote in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen en over de sectoren heen % Bron: FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. 10

Uit verschillende studies blijkt de kwetsbaarheid van de bouwsector voor een faillissement. Zo leert een recent Europees onderzoek van Creditreform Economic Research Unit (2011) dat de bouwsector in 2010 was betrokken in één op de vijf bedrijfsfalingen in West-Europa. Verder blijkt uit haar studie dat specifiek in België de algemene stijging van het aantal faillissementen in de periode 2009-2010 voornamelijk werd veroorzaakt door de bouwsector. Onderzoek in België van Lambrecht en Ting To (2009) geeft aan dat binnen de faillissementen in de bouwsector het aandeel van de oudste bedrijven (minstens vijftien jaar oud) is gestegen van 22 procent in 1997 naar 32 procent in 2007. Sinds 2002 is die categorie van bedrijven verantwoordelijk voor de meeste faillissementen in de bouw. We kunnen de keuze voor een sector in de bouw ook verantwoorden aan de hand van het belang van familiebedrijven. Lambrecht en Molly (2011) observeerden dat 28 procent van de familiebedrijven actief is in de bouwsector tegenover 20 procent van de niet-familiebedrijven. De teloorgang van familiebedrijven, die doorgaans sterk lokaal ingebed zijn, vormt bijgevolg een belangrijke bedreiging voor de regionale economie. 11

3. Literatuuroverzicht Er mogen dan al heel wat studies beschikbaar zijn over de oorzaken van faillissementen, onderzoek naar de falingsoorzaken in één specifieke sector is schaars. Dat geldt des te meer voor de oorzaken van bedrijfsfaling in een deelsector. Voor dit literatuuroverzicht hebben we kunnen putten uit een aantal studies over faillissementen in de bouw. We bespreken achtereenvolgens externe oorzaken waar ondernemingen zelf weinig invloed op kunnen uitoefenen en bedrijfsinterne oorzaken. Daarna volgt een overzicht. 3.1. Extern Externe oorzaken kunnen van macro-economische aard zijn, maar er kunnen ook sectorspecifieke of natuurlijke omstandigheden meespelen die vooral een impact hebben op de bouwsector (Wong en Ng, 2010). 3.1.1. Macro-economisch Macro-economische omstandigheden vloeien voort uit de algemene gezondheidstoestand van de wereldeconomie of uit de economische toestand waarin een land zich bevindt. Wanneer het slecht gaat met de economie neemt de consumptie af en daarvan ondervinden bedrijven uit verschillende sectoren hinder (Jannadi, 1997). Ook de bouwsector is gevoelig voor conjunctuurschommelingen en recessies. Wanneer de vraag naar zijn diensten afneemt, leidt dat vaak tot hevige concurrentie tussen aannemers. Die voelen zich gedwongen projecten aan te nemen die ze niet aankunnen of waarvan ze achteraf moeten vaststellen dat er geen winst uit te halen valt, waardoor ze uiteindelijk in de problemen raken (Arditi, Koksal en Kale, 2000). Ook veel voorkomende schommelingen van de grondstoffenprijzen kunnen het probleem erger maken doordat grote verschillen ontstaan tussen de offerte en de uiteindelijke kostprijs (KeFiK en Dexia Bank België, 2007). 3.1.2. Sectorspecifiek De bouwsector wordt gekenmerkt door lage toetredingsdrempels, waardoor elke geïnteresseerde ondernemer er relatief gemakkelijk aan de slag kan. Gecombineerd met de hoge onzekerheid in de sector zorgt dat voor hevige concurrentie (Kale and Arditi, 1999). In 12

een Belgisch onderzoek bij kleine en middelgrote bouwbedrijven omschreef zestig procent van de bedrijfsleiders de druk vanwege de concurrentie als sterk (Maes en Vandoren, 2002). Daardoor hebben aannemers het soms moeilijk om voldoende contracten binnen te halen (Jannadi, 1997), of goed personeel te vinden en te behouden (KeFiK en Dexia Bank België, 2007). Onderzoek heeft aangetoond dat hoe meer ondernemingen er actief zijn in de bouwsector, hoe meer falingen er te noteren vallen. Vooral jonge bouwbedrijven zijn daarvan de dupe (Yang, Chan en Li, 2010). Zij moeten immers concurreren met bestaande bedrijven die loyale klantengroepen hebben. Arditi e.a. (2000) merken verder op dat de contracten binnen de bouwsector doorgaans in een dubbelzinnige taal zijn opgemaakt. Dat zorgt samen met de scherpe concurrentiestrijd voor een relatief hoog aantal zakelijke conflicten. 3.1.3. Andere Aangezien de werkzaamheden in de bouwsector zich voor een groot deel buiten afspelen, is het een van de sectoren bij uitstek die vatbaar zijn voor problemen van natuurlijke aard. Denken we maar aan natuurrampen (Arditi e.a., 2000) of zelfs eenvoudigweg onverwacht slechte weersomstandigheden (Jannadi, 1997; KeFiK en Dexia Bank België, 2007). 3.2. Intern De tweede categorie van factoren die bouwondernemingen in de problemen kunnen brengen, zijn van interne aard. We onderscheiden daarbij onder meer strategische, financiële en menselijke factoren. 3.2.1. Strategisch Het varen van een gericht strategische koers kan een bedrijf helpen om een falingsscenario te vermijden (Koksal en Arditi, 2004). Strategische problemen worden veroorzaakt omdat bedrijven zich niet of onvoldoende aanpassen aan de marktomstandigheden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbod of de prijszetting van de onderneming die niet concurrentieel genoeg zijn. Daardoor kan er onvoldoende omzet gerealiseerd worden om het bedrijf leefbaar te houden (Wong en Ng, 2010). Onderzoek bevestigt dat kleinere bouwondernemingen een hogere stopzettingsgraad kennen, omdat zij moeilijker financiering en medewerkers kunnen bekomen dan hun grotere concurrenten en omdat zij meer 13

risicovolle beslissingen nemen. Dat negatieve effect van kleinschaligheid daalt echter wel naarmate een bedrijf ouder wordt (Yang e.a., 2010). Ook het tegenovergestelde geval, waar een bouwonderneming te snel te groot wordt, kan leiden tot problemen en uiteindelijk tot faling (Wong en Ng, 2010). Zowel het aannemen van te veel projecten tegelijkertijd als het in dienst nemen van te veel personeel of materieel brengt voor een bedrijf zware financiële en organisatorische lasten met zich mee. Dat kan op zijn beurt leiden tot een hogere schuldenlast, wat de kans op faling verhoogt (Arditi e.a., 2000). 3.2.2. Financieel Een tweede categorie van interne oorzaken heeft betrekking op het financiële plaatje, met name het onvoldoende realiseren van winst, te hoog oplopende kosten of schulden, of ontoereikend bedrijfskapitaal (Jannadi, 1997; Wong en Ng, 2010). Onderzoek van Arditi e.a. (2000) wijst te lage winsten als grootste boosdoener aan, goed voor meer dan een kwart van de falingen in de Amerikaanse bouwsector, gevolgd door te hoge operationele uitgaven die bijna achttien procent van de falingen veroorzaken. Beide oorzaken zijn volgens de auteurs gedeeltelijk te wijten aan de scherpe concurrentie in de bouwsector, waarbij elke aannemer een goedkopere offerte wil indienen dan zijn concurrenten. Bovendien blijken die offertes dan nog vaak gebaseerd te zijn op onjuiste schattingen van kosten, productiviteit en benodigde hoeveelheden. Ook de cultuur van claims kan de lage winstmarges in de bouwsector verklaren (Arditi e.a., 2000). Toch mogen we de situatie niet onnodig dramatiseren. Zo onderzochten KeFiK en Dexia Bank België (2007) de situatie voor Belgische bouwbedrijven in de periode 2002-2005. Daaruit blijkt dat de liquiditeit van bouwondernemingen soms een probleem is, maar dat de rendabiliteit en solvabiliteit vaak goed tot zeer goed te noemen zijn. De toegevoegde waarde is doorgaans weliswaar laag, maar wel voldoende om de personeelskosten te kunnen dekken. Een mogelijk bijkomend probleem is dat de betaling door de klanten doorgaans pas gebeurt nadat (een deel van) het werk is afgerond en alle overblijvende mankementen zijn weggewerkt. Dat zorgt voor een langdurig negatieve cashflow bij de aannemers, wat op zijn beurt aanleiding kan geven tot verdere schuldopbouw (Jannadi, 1997; Arditi e.a., 2000). Financiële cijfers kunnen echter slechts een deel van het plaatje schetsen. Zo merkt Hall (1994) terecht op dat eender welke financiële ratio enkel een symptoom is van achterliggende problemen en geen oorzaak ervan. Ook bij andere onderzoekers klinkt het dat financiële analyse niet volstaat om te kunnen voorspellen of een bedrijf al dan niet failliet 14

zal gaan. Een analyse van onder andere managementkwaliteiten, van de structuur van de onderneming, van de manier waarop projecten worden aangepakt, is eveneens noodzakelijk (Abidali en Harris, 1995). 3.2.3. Menselijk Naast strategische en financiële factoren spelen menselijke factoren een rol bij falingen. Een gebrek aan managementkennis, aan ervaring en aan inzet kunnen een bedrijf de das om doen (Arditi e.a., 2000; Wong en Ng, 2010). Hall (1994) stelde in een onderzoek bij kleine Britse bouwbedrijven vast dat oudere eigenaars meer kans op bedrijfsfaling hebben. Degelijke vakmensen onder het personeel doen de overlevingskans van het bouwbedrijf dan weer stijgen. 3.2.4. Andere Andere falingsoorzaken die in de literatuur aan bod komen, zijn het gebrek aan knipperlichten, met andere woorden signalen die waarschuwen voor toekomstige problemen (Wong en Ng, 2010), en de leeftijd van het bedrijf. Achter dat laatste gaan vooral andere factoren schuil. Kale en Arditi (1999) vonden bijvoorbeeld dat nieuwe, Amerikaanse bouwbedrijven eerst een periode van wittebroodsweken doormaken. Als starter is het risico op faling relatief laag, omdat het bedrijf nog een veilige buffer bezit van financiële middelen en goodwill. Dat risico stijgt echter snel om na drie tot vier jaar zijn hoogtepunt te bereiken. Daarna neemt de kans op faling weer af vanwege de opgebouwde ervaring, het uitgebouwde klantennetwerk en het grotere vertrouwen van kredietverstrekkers (Yang e.a., 2010). 3.3. Overzicht Maes en Vandoren (2002) halen het falingsmodel van Argenti uit 1976 aan om de belangrijkste, bedrijfskundige falingsoorzaken niet te verwarren met de symptomen op een rijtje te zetten. Dat levert de volgende rangorde van falingsoorzaken in de bouwsector op: 1. Onnauwkeurige kostprijsberekening. 2. Onvoldoende planning en budgetten. 3. Onvoldoende start- en werkkapitaal. 4. Onvoldoende klantenkennis. 5. Onvoldoende spreiding van het risico. 15

6. Weinig zicht op de toestand van het bedrijf. 7. Onvoldoende personeelsbeleid. 8. Onvoldoende marktonderzoek. 9. Geen strikte scheiding van het kapitaal. 10. Onvoldoende openheid voor extern advies. 11. Onvoldoende interne controle. 12. Onvoldoende tijd voor het bedrijfskundige. 16

4. Eigen empirie Om de symptomen van faillissementen in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen te achterhalen, schatten we falingspredictiemodellen. Daarna worden de oorzaken van faillissementen ontleed aan de hand van de resultaten van gesprekken met bevoorrechte getuigen. 4.1. Falingspredictiemodellen Voor de schatting van falingspredictiemodellen in de subsector 41.201 werd informatie uit de jaarrekening verzameld op basis van de Bel-first-databank van Bureau Van Dijk. Eerst werden in de Bel-first-databank de gefailleerde ondernemingen geselecteerd uit sector 41.201, en dit voor de periode 2008 tot en met 2010. Het betreft 179 ondernemingen die failliet gingen in 2008, 271 ondernemingen die failliet gingen in 2009 en 255 ondernemingen die failliet gingen in 2010. Het zijn telkens failliete vennootschappen die hun jaarrekening publiceren hetzij volgens het verkorte of volgens het volledige schema. Nagenoeg alle ondernemingen (uitgezonderd twee) publiceerden volgens het verkorte schema. Vervolgens werden in de Bel-first-databank alle actieve ondernemingen (lopend) geselecteerd uit sector 41.201, wat betekent dat zij volgens de laatste informatie beschikbaar in Bel-first niet werden geconfronteerd met een faillissement. Het gaat in totaal om 9.993 ondernemingen die momenteel nog actief zijn in die subsector. Ook hier publiceert de meerderheid (96 procent) volgens het verkorte schema. Voor beide groepen van ondernemingen (gefailleerde en actieve) werd vanuit Bel-first bedrijfsinformatie geëxporteerd. Het betreft een aantal algemene bedrijfskenmerken zoals ondernemingsgrootte (totaal actief), leeftijd onderneming, aantal werknemers en sectoren waarin de onderneming actief is. Enkele ondernemingen waren behalve in de subsector 41.201 ook actief in andere sectoren. Op basis van de Bel-first-databank kan worden beoordeeld of subsector 41.201 al dan niet de voornaamste activiteit van de onderneming is. Daarvoor wordt gecontroleerd in de schatting van de falingspredictiemodellen. Ten slotte werd informatie geëxporteerd uit de balans en de resultatenrekening die toelaat om diverse liquiditeits-, rendabiliteits- en solvabiliteitsratio s te berekenen. Die financiële ratio s zullen worden opgenomen als onafhankelijke variabelen in de falingspredictiemodellen. 17

We baseren onze selectie van verklarende en controlevariabelen op de bekende falingspredictiemodellen van Ooghe en Van Wymeersch (2000). De faling in jaar t wordt er telkens voorspeld op basis van financiële data uit jaar t-1 en jaar t- 3. Het falingspredictiemodel om falingen in jaar t op basis van financiële data uit jaar t-1 te voorspellen, steunt op volgende verklarende variabelen (tussen haakjes staat de richting van het theoretisch verwachte effect op failliet gaan): 1. Richting van de financiële hefboom = nettorendabiliteit van het totaal der activa vóór belastingen gemiddelde interestvoet van de schulden (-). Indien dat verschil groter is dan 0, wordt de waarde 1 ingevoerd (anders de waarde 0 als referentiecategorie). 2. (Reserves + overgedragen winst of verlies) / totaal der passiva exclusief overlopende passiva (-). 3. (Overige geldbeleggingen + liquide middelen) / totaal der activa (-). 4. Vervallen belastingschulden + vervallen schulden t.a.v. RSZ (+). Indien die som groter is dan 0, wordt de waarde 1 ingevoerd (anders de waarde 0 als referentiecategorie). 5. (Voorraden + vorderingen op ten hoogste 1 jaar handelsschulden op ten hoogste 1 jaar ontvangen vooruitbetalingen op bestelingen op ten hoogste 1 jaar schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten) / totaal der activa (-). 6. Nettobedrijfsresultaat / bedrijfsactiva exclusief overlopende activa (-). 7. Schulden op ten hoogste 1 jaar aan kredietinstellingen / schulden op ten hoogste 1 jaar (+). 8. Gewaarborgde schulden / schulden op meer dan en op ten hoogste 1 jaar (-). Het falingspredictiemodel om falingen in jaar t op basis van financiële data uit jaar t-3 te voorspellen, stoelt op volgende verklarende variabelen (tussen haakjes staat de richting van het theoretisch verwachte effect op failliet gaan): 1. (Reserves + overgedragen winst of verlies) / totaal der passiva exclusief overlopende passiva (-). 2. Vervallen belastingschulden + vervallen schulden t.a.v. RSZ (+). Indien die som groter is dan 0, wordt de waarde 1 ingevoerd (anders de waarde 0 als referentiecategorie). 3. (Brutoresultaat investeringen in materiële en financiële vaste activa) / totaal der activa (-). 18

4. (Uitstaande vorderingen op verbonden ondernemingen + waarborgen toegestaan in hun voordeel + andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel) / totaal der activa (-). 5. Schulden op meer dan en op ten hoogste 1 jaar / totaal der passiva exclusief overlopende passiva (+). In beide modellen (t-1 en t-3) worden volgende controlevariabelen opgenomen: 1. Totaal der activa (TA). 2. Leeftijd onderneming (Leeftijd). 3. Bouw residentiële woningen (Nace-code 41.201) is de voornaamste sector waarin de onderneming actief is. In het model wordt de waarde 1 opgenomen als dat zo is (anders de waarde 0 als referentiecategorie). 4. Interactie-effect van leeftijd en totaal der activa (Leeftijd*TA). De binaire, logistische regressiemodellen gaan telkens het natuurlijke logaritme (ln) van de kansverhouding van failliet gaan versus actief blijven voorspellen. Tabel 4 toont de geschatte effecten (regressiecoëfficiënten) van elk van de verklarende en controlevariabelen gemeten in jaar t-1 op de ln van de kansverhouding van failliet gaan in jaar t versus actief blijven in jaar t. Voor de actieve bedrijven werd een willekeurige steekproef van 195 bedrijven getrokken teneinde een gebalanceerde dataset te krijgen van actieve en gefailleerde bedrijven in de verschillende modellen. 19

Tabel 4. Falingen in 2010, 2009 en 2008 voorspellen op basis van financiële data 1 jaar ervoor (dus o.b.v. respectievelijk 2009, 2008 en 2007) Regressiecoëfficiënten Richting van de financiële hefboom = nettorendabiliteit van het totaal der activa vóór belastingen gemiddelde interestvoet van de schulden (Reserves + overgedragen winst of verlies ) / totaal der passiva exclusief overlopende passiva (Overige geldbeleggingen + liquide middelen) / totaal der activa Ln [p (faling 2010 = 1) / Ln [p (faling 2009 = 1) / Ln [p (faling 2008 = 1) / p (faling 2010 = 0)] p (faling 2009 = 0)] p (faling 2008 = 0)] 0,214-0,430-1,198** -0,201-0,009 0,012-5,807* -6,657*** -6,795** Vervallen belastingschulden + vervallen schulden t.a.v. RSZ 1,678* 0,084-0,783 (Voorraden + vorderingen op ten hoogste 1 jaar handelsschulden op ten hoogste 1 jaar ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen op ten hoogste 1 jaar schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten) / totaal der activa -0,655-1,224* -3,541*** Nettobedrijfsresultaat / bedrijfsactiva exclusief overlopende -1,743* -1,704** -0,038 activa Schulden op ten hoogste 1 jaar aan kredietinstellingen / -0,030-0,940 2,729* schulden op ten hoogste 1 jaar Gewaarborgde schulden / schulden op meer dan en op ten -4,458-2,343-1,520 hoogste 1 jaar TA 0,000 0,000 0,000 Leeftijd -0,068* -0,040-0,018 Bouw -0,695 0,290-0,250 Leeftijd*TA 0,000 0,000 0,000 Constante 0,437 0,699 1,140 Steekproefgrootte 212 (44 gefaalde en 168 actieve) 240 (66 gefaalde en 174 actieve) 203 (45 gefaalde en 158 actieve) % gefaalde juist geklasseerd 43,2 % 31,8 % 44,4 % % actieve juist geklasseerd 97,6 % 93,1 % 93,7 % -2 log likelihood (model) 151,696*** 217,464*** 150,124*** p < 0,10, *p < 0,05, **p < 0,01, ***p < 0,001. 20

Tabel 5. Falingen in 2010, 2009 en 2008 voorspellen op basis van financiële data 3 jaar ervoor (dus o.b.v. respectievelijk 2007, 2006 en 2005) Regressiecoëfficiënten Ln [p (faling 2010 = 1) / Ln [p (faling 2009=1) / Ln [p (faling 2008=1) / p (faling 2010 = 0)] p (faling 2009=0)] p (faling 2008=0)] (Reserves + overgedragen winst of verlies ) / totaal der 0,067 0,254-0,047 passiva exclusief overlopende passiva Vervallen belastingschulden + vervallen schulden t.a.v. RSZ 0,979 0,373 1,301* (Brutoresultaat investeringen in materiële en financiële -0,593-0,087-0,297 vaste activa) / totaal der activa (Uitstaande vorderingen op verbonden ondernemingen + -7048,613 11,552 0,931 waarborgen toegestaan in hun voordeel + andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel) / totaal der activa Schulden op meer dan en op ten hoogste 1 jaar / totaal der 0,696* 0,710* 0,521 passiva exclusief overlopende passiva TA 0,000 0,000 0,000 Leeftijd -0,025-0,045** -0,035* Bouw 0,282-0,629* -0,681* Leeftijd*TA 0,000 0,000 0,000 Constante -0,127 0,946* 0,624 Steekproefgrootte 390 (195 gefaalde en 195 actieve) 365 (212 gefaalde en 153 actieve) 291 (143 gefaalde en 148 actieve) % gefaalde juist geklasseerd 65,1 % 81,6 % 59,4 % % actieve juist geklasseerd 65,1 % 41,8 % 68,9 % -2 log likelihood (model) 495,261*** 458,256*** 371,067*** p < 0,10, *p < 0,05, **p < 0,01, ***p < 0,001. 21

Uit Tabel 4 kunnen we één duidelijk knipperlicht afleiden om faling te voorspellen op basis van (financiële) data uit het voorgaande jaar. In elk jaar zien we dat de kans op faling significant wordt beïnvloed door de liquiditeit, gemeten als de som van overige geldbeleggingen en liquide middelen ten opzichte van het totaal der activa. De falingskans verkleint naarmate de liquiditeitspositie verbetert. De rendabiliteit, gemeten als nettobedrijfsresultaat ten opzichte van de bedrijfsactiva exclusief overlopende activa, speelt ook een belangrijke rol. De kans op faling lag in 2010 en 2009 significant lager bij toename van die rendabiliteitsratio. De richting van de financiële hefboom heeft een significante invloed in 2008. Een positief financiële hefboom doet de falingskans significant verkleinen. De voorspelling van de falingen in 2008 hangt ook af van de solvabiliteit, gemeten als de verhouding van de schulden op ten hoogste 1 jaar aan kredietinstellingen ten opzichte van de schulden op ten hoogste 1 jaar. De falingskans stijgt naarmate het aandeel van de schulden op ten hoogste 1 jaar bij kredietinstellingen groeit. Wat de controlevariabelen betreft, hadden de oudere bedrijven in 2010 en 2009 een kleinere falingskans. We onderstrepen dat de statistische significantieniveaus in de geschatte modellen niet vertekend kunnen zijn door de steekproefgrootte, omdat we telkens met een geldig aantal bedrijven werkten (tussen 203 en 240 bedrijven). Een bedrijf werd opgenomen in de analyses, als alle financiële data voor de berekening van de ratio s beschikbaar waren. Gezien het belang van de liquiditeit en de rendabiliteit, gaan we voor die ratio s de falingskansen plotten. We kunnen namelijk op basis van de geschatte modelparameters exact de kansen op faling berekenen bij gegeven waarden voor de verklarende variabelen en controlevariabelen. We passen dat toe voor de berekening van de kans op faling in 2009 op basis van (financiële) data van 2008. Figuur 3 toont voor alle 240 bedrijven de voorspelde kans op faling in 2009 op basis van de liquiditeit, gemeten als de som van overige geldbeleggingen en liquide middelen ten opzichte van het totaal der activa (benaming T41_3_2008 in Figuur 3). De LOESS kernel smoothing (paarse lijn) werd toegepast op de datapunten om de trend af te leiden tussen de voorspelde falingskans en de liquiditeitsmaatstaf. Er is een duidelijk versneld dalende trend, wat wijst op een dalende falingskans naarmate de liquiditeit verbetert. We benaderen die trend door een dalend lineair verband (blauwe lijn) en een kwadratisch verband (groene curve). Het kwadratische verband vormt de beste 22

benadering voor de dalende trend. De falingskans neemt versneld af wanneer de liquiditeitsratio stijgt van 0 naar 0,4. Figuur 3. Voorspelde falingskans 2009 t.o.v. liquiditeit in 2008 In Figuur 4 wordt de voorspelde kans op faling in 2009 uitgezet tegenover de rendabiliteit, gemeten als nettobedrijfsresultaat ten opzichte van de bedrijfsactiva exclusief overlopende activa (benaming T41_6_2008 in Figuur 4). Figuur 4 toont dat er weinig spreiding is in de waarden van die rendabiliteitsratio. De trend is duidelijk dalend: de kans op faling daalt met een hogere rendabiliteit. 23

Figuur 4. Voorspelde falingskans 2009 t.o.v. rendabiliteitsmaatstaf in 2008 Wanneer de falingen worden voorspeld op basis van (financiële) data van 3 jaar ervoor, dan is de solvabiliteit een duidelijk knipperlicht (zie Tabel 5). De solvabiliteit wordt gemeten als het aandeel van de schulden op meer dan en op ten hoogste 1 jaar in het totaal der passiva exclusief overlopende passiva. De falingskans stijgt naarmate het aandeel van de schulden toeneemt. De voorspelling van de falingen in 2008 hangt ook nog af van een andere schuldenpost. De falingskans wordt groter naarmate de vervallen belastingschulden en vervallen RSZ-schulden stijgen. Ook uit Tabel 5 blijkt dat de oudere bouwondernemingen beter gewapend zijn tegen een faillissement. 24

Aangezien de falingskans in 2009 op basis van (financiële) data van 3 jaar ervoor het sterkst wordt beïnvloed door de solvabiliteit, plotten we in Figuur 5 de falingskansen. De falingskans stijgt duidelijk naarmate het aandeel van de schulden in het totaal der passiva (benaming T42_6_2006 in Figuur 5) toeneemt. Figuur 5. Voorspelde falingskans 2009 t.o.v. solvabiliteitsmaatstaf in 2006 25

4.2. Interviews Om de oorzaken van faillissementen in kaart te brengen, hebben we interviews gehouden met zeven groepen van personen (tussen haakjes staat het aantal geïnterviewden per groep): curatoren (4), rechters-commissarissen (1), gefailleerden (2), succesvolle ondernemers (2), accountants (1), begeleiders van gefailleerden (2) en vertegenwoordigers van sectororganisaties (2). Door een verscheidenheid van personen te interviewen, horen we verschillende klokken en klanken en kunnen we scherper inzoomen op de oorzaken van falingen in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen. We hebben ernaar gestreefd om per praktijkgeval van een faillissement met verschillende personen te spreken (bijvoorbeeld met de curator, de rechter-commissaris en de gefailleerde). De gegevens van de praktijkgevallen werden verkregen via organisaties die gefailleerden begeleiden en via de rechtbank van koophandel van Gent. Op de rechtbank hebben we de dossiers, met onder meer het verslag van de curator, kunnen bestuderen van vijf praktijkgevallen met een faillissement in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen. Het is een bewuste keuze geweest om ook een gesprek te houden met succesvolle aannemers, die een rijke ervaring hebben in de sector. Op die manier wordt vermeden dat zaken die worden aangetroffen bij een gefailleerde automatisch als een falingsoorzaak worden beschouwd. Die zaken kunnen zich immers ook voordoen bij een succesvol bedrijf en kunnen dan moeilijk als een falingsoorzaak worden bestempeld. We stippen nog aan dat het houden van bijkomende gesprekken overbodig is, omdat we het verzadigingspunt hebben bereikt en bijgevolg herhalingen zouden krijgen. De geïnterviewden hebben ons voldoende inzicht verschaft in de oorzaken van faillissementen in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen. We rapporteren hierna de falingsoorzaken. Op uitdrukkelijk verzoek van enkele gesprekspartners brengen we de resultaten van de interviews anoniem. We illustreren de getuigenissen met citaten van onze gesprekspartners. 26

Gebrek aan bedrijfseconomische kennis Veel van onze gesprekspartners wijzen op het gebrek aan bedrijfseconomische kennis bij bouwondernemers als achterliggende oorzaak van veel problemen. Door de lage toetredingsdrempel ontbreekt het nieuwe ondernemers vaak aan een gestructureerde, professionele manier van werken. Het oorspronkelijke ondernemingsplan wordt al zeer snel verlaten, waardoor de financiële structuur van de onderneming niet meer overeenstemt met de realiteit. Ondernemers breiden hun personeelsbestand (hetzij eigen werknemers, hetzij onderaannemers) al te vaak explosief uit, zonder een stevige kapitaalbasis. Dat leidt zowel tot liquiditeits- als tot organisatorische problemen. Slechte prijszetting Slechte prijszetting is een tweede belangrijke oorzaak van faillissementen in de sector van algemene bouw van residentiële gebouwen. Een correcte prijszetting is heel belangrijk in de bouw, omdat de arbeidskost er zwaar doorweegt. De vele aannemers in de sector zorgen evenwel voor zeer scherpe concurrentie waardoor onderaannemers, die vaak maar één opdrachtgever hebben, hun prijzen heel laag zetten. Doordat ze niet zelf de marges kunnen bepalen, werken ze aan te scherpe prijzen. De grote uitbesteder aanvaardt bovendien niet dat de onderaannemer voor meerdere opdrachtgevers werkt. Een curator merkt op dat vooral allochtone onderaannemers onvoldoende nagaan voor wie ze werken. Volgens een begeleider van gefailleerden zijn het vaak de zwaksten die als onderaannemer werken: Bij de zwakste spelers in de sector is er de lokroep van het geld. Na een aantal jaren te hebben gewerkt voor een baas, denken ze dat ze meer kunnen verdienen als zelfstandige. Ze proberen dan klanten te werven, maar dat lukt niet, vaak omdat ze laaggeschoold zijn. Soms duwt hun baas hen in het statuut van schijnzelfstandige. Die vertelt dat ze door de hoge loonkosten niet in dienst kunnen blijven als werknemer, wel als zelfstandige. Maar het statuut van zelfstandige wordt dan veel te rooskleurig voorgesteld, met valse beloften over het inkomen en over de opdrachten. Een andere begeleider merkt op dat ex-werknemers een veel te positief beeld hebben van het inkomen van een zelfstandige; ze houden onvoldoende rekening met alle te betalen kosten. Ook een sectororganisatie onderstreept dat er in elk project steeds onverwachte kosten opduiken. Door de scherpe prijzen is de marge om dergelijke schokken op te vangen echter bijzonder klein. Ook in tijden van crisis zal het gebrek aan reserves zware financiële moeilijkheden met zich meebrengen. 27

Niet enkel onderaannemers maken zich schuldig aan slechte prijszetting. Ook hoofdaannemers werken soms aan veel te lage marges, om hun marktpositie veilig te stellen. Op die manier riskeren ze evenwel niet al hun kosten te kunnen betalen. Een accountant stelt het als volgt: Het belangrijkste wat een aannemer moet kunnen, is rekenen. Hij moet de kosten juist kunnen inschatten, en ook systematisch en grondig aan nacalculatie doen. Ook een curator wijst op het belang van nacalculatie: De aannemers zien dat zuiver als een kostenpost, terwijl het zichzelf terugverdient. Wanneer dat niet gebeurt, ligt de schuld bij de aannemer en niet zozeer bij marktschommelingen van grondstoffenprijzen want die kunnen worden opgevangen door contractuele clausules. Een succesvolle ondernemer haalt eveneens het probleem van kostenbewaking en kostprijsberekening aan: De meerderheid weet niet wat zijn kostprijs is. Men denkt enkel maar aan werken, werken, werken, zodat er geen tijd wordt genomen om de financiën te bekijken. Men kijkt vaak gewoon even naar het kasboek en daarmee is de kous af. Te hoge schuldenlast Het aangaan van te veel schulden is een andere oorzaak van faillissementen in de bouw. Dat speelt veeleer nieuwe ondernemingen parten. Enerzijds moeten zij onmiddellijk investeren in een camionette, een aanhangwagen, materieel, Anderzijds kopen zij soms direct het beste en duurste materieel aan. Zelfs een financieringstechniek als leasing veroorzaakt problemen, omdat ook dan te veel moet worden afbetaald. Die hoge afbetalingen worden bemoeilijkt wegens de grote werkkapitaalbehoefte, die voortvloeit uit de voorfinanciering van het aangekochte materieel voor de bouwwerven. Een begeleider wijst naar de boekhouders voor die zware schuldenlast: De boekhouder raadt aan dat de ondernemer kosten maakt, zodat er minder of geen belastingen moeten worden betaald. Hij vergeet evenwel dat de ondernemer ook moet leven en de schulden moet kunnen blijven afbetalen. Door de lage scholing stelt de ondernemer al zijn vertrouwen in de boekhouder. Ook een sectororganisatie klaagt aan dat sommige boekhouders kortzichtige adviezen geven die bedrijfseconomisch weinig steek houden. Een andere kritiek aan het adres van de boekhouder is dat die geen btw-aangifte meer doet wanneer die niet meer wordt betaald. Een begeleider meent dat een deontologische code de boekhouders zou moeten verplichten iets in te dienen bij de BTW: Een ondernemer wordt immers niet beboet voor fouten in de btw-aangifte, maar wel voor het niet indienen van een btwaangifte. Fouten kunnen nadien worden rechtgezet, maar de boetes komen bovenop de schulden. 28

Gebrekkige administratie De administratieve rompslomp is een ander weerkerende factor die ondernemers in moeilijkheden kan brengen. Een sectororganisatie hekelt niet alleen de toegenomen complexiteit van de wetgeving, maar ook de wereldvreemdheid van de wetten. Laaggeschoolde aannemers zijn voor hun administratie (facturen opmaken, betalingen opvolgen, ) vaak afhankelijk van hun partner of familie. Dat verklaart waarom het papierwerk en de opvolging van betalingen niet meer behoorlijk worden gedaan ingeval van echtscheiding. De ondernemer kan dan zelfs in een vicieuze cirkel en in een administratieve puinhoop terechtkomen: nog harder werken, nog minder tijd voor administratie, geen betalingontvangsten, nog harder werken, Die gebrekkige administratie leidt tot stuurloos ondernemen, wat wanbetalingen in de hand kan werken. Een begeleider verwoordt het als volgt: Sommige ondernemers zijn slordig in het opstellen en opvolgen van facturen. Klanten merken dat en hebben door dat het een weerloze ondernemer is, waardoor ze laat of niet betalen. Stuurloze ondernemers doen vaak een beroep op de goedkoopste boekhouder, die weinig of niet adviseert. Het is trouwens niet alleen de administratie die tijd en inspanning van de ondernemers vergt. Zij moeten ook constant nieuwe evoluties en technieken opvolgen en er zich zonodig in bijscholen indien zij concurrentieel willen blijven. Wanbetalingen Zelfs een degelijke administratie kan een andere oorzaak van falingen niet steeds verhinderen, namelijk wanbetalingen. Dat illustreert een van de praktijkgevallen: een familiebedrijf met een lange staat van dienst (opgericht in 1985), met vijftien werknemers en met een sterke reputatie. De curator van dat praktijkgeval maakt gewag van een schrijnend faillissement, waar de onderneming en haar bedrijfsleiding geen enkele schuld treft. Het bedrijf is het slachtoffer geworden van twee zware wanbetalers. Eén wanbetaler kreeg een ernstig conflict met zijn architect over onjuist uitgevoerde werken en wilde daarom niemand meer betalen. De aannemer had nochtans de werken correct uitgevoerd volgens de richtlijnen van de architect. De andere wanbetaler had onvoldoende kopers voor zijn bouwproject en kon daarom de aannemer niet meer betalen. Ook andere bestudeerde gefailleerden kregen te kampen met wanbetalers: Particulieren maken er tegenwoordig een sport van om de laatste factuur te betwisten; ze vinden altijd wel iets dat niet goed is uitgevoerd. 29

Tijdens mijn eerste jaar als zelfstandige heb ik drie jaar moeten wachten op een bedrag van 30.000 euro. Naast de slechte weersomstandigheden gedurende drie jaar, waardoor er te weinig inkomsten binnenkwamen, hebben de lange betalingstermijnen mij de das omgedaan. Liquiditeitsproblemen veroorzaken ook negatieve publiciteit. De sectororganisaties merken op dat de combinatie van lage marges in de sector en wanbetalingen vaak nefast is, zeker wanneer een ondernemer afhankelijk is van slechts één of twee opdrachtgevers. Een vertegenwoordiger van een sectororganisatie, die ook nog aannemer is, stelt de lange gerechtelijke procedure voor de invordering van achterstallige betalingen aan de kaak: Rechtbanken werken op dat vlak zeer traag, waardoor je soms jaren moet wachten op je centen. Voornamelijk in een sector met zeer lage marges is dat nefast. Verschillende gesprekspartners stellen dat de bouwsector gebukt gaat onder late betalingen en zware prefinanciering. Tegen dat de vorderingsstaten zijn goedgekeurd, de facturen zijn gemaakt en de betaling op rekening staat, zijn er al snel enkele maanden verstreken. Het personeel en andere werkingskosten dienen evenwel maandelijks te worden betaald. Personeelsproblemen De bouwsector heeft meer en meer te kampen met contractuele geschillen, die veel ellende kunnen veroorzaken. Er wordt vastgesteld dat klanten veeleisender zijn en een uitstekende afwerking wensen. Het is evenwel moeilijker en moeilijker om personeel te vinden dat bekwaam en gemotiveerd is om voor een voortreffelijke afwerking te zorgen. Bovendien stijgt de technische moeilijkheidsgraad van bouwen, waardoor de kans op fouten en op wanbetalingen toeneemt. Voor een geïnterviewde succesvolle ondernemer is personeel de succesfactor; hij somt de kenmerken op waaraan het personeel moet voldoen: - Gedrevenheid: de ingenieurs moeten zeer gedreven zijn door hun werk. Zo moeten ze bereid zijn het werk aan te vatten wanneer de werf opent (soms om 6 u s morgens) tot ongeveer 19 u. - Brede ervaring: de ingenieurs moeten een zo breed mogelijke ervaring hebben, niet alleen op hun eigen werkgebied maar ook op dat van de arbeiders waarmee zij werken. De bedrijfsleider zorgt er daarom voor dat de 30

ingenieurs al eens een hamer vasthebben of met de heftruck rijden. Alleen zo kunnen ze volgens hem inschatten hoeveel tijd en moeite iets zal kosten, en kunnen ze ook de arbeiders of onderaannemers controleren en bijstaan. Ze moeten ook zoveel als nodig op de werf actief aanwezig zijn. - Schoolverlaters: de bedrijfsleider heeft een paar keer geprobeerd om ervaren ingenieurs aan te nemen, maar dat werkte nooit goed omdat die zich te weinig lieten vormen. Het is essentieel dat het management en de ingenieurs perfect op elkaar ingespeeld zijn en dat ze perfect weten wat er wordt verwacht. Bij een bedrijf van enige omvang is het trouwens onmogelijk om als baas nog alles perfect te kunnen overzien en te kunnen regelen. Ook een andere succesvolle ondernemer benadrukt het belang van een degelijk personeelsbeleid: De bedrijfsleider moet daar voldoende tijd voor nemen. Bedrijven die zich aantrekkelijk weten voor te stellen, zullen ook goed scoren op het vlak van het aantrekken van goed personeel. Een sterke bedrijfscultuur intern en extern uitdragen, is in die zin zeer belangrijk. Een curator stipt aan dat sommige aannemers met te veel personeel werken. Een accountant getuigt dat een van zijn klanten het faillissement heeft moeten aanvragen wegens een te hoge personeelsbezetting: Er liep al snel heel veel personeel rond, terwijl de kapitaalstructuur nog die van een eenmanszaak was. Naast onbekwaam en te veel personeel kan ziek personeel een zware slag toebrengen, vooral in kleine bedrijven. Een vertegenwoordiger van een sectororganisatie licht toe: Ziek personeel kan een gigantisch negatief effect hebben op een kleine onderneming en haar projecten. Hoewel het patronale fonds tussenkomt in de loonkost voor de periode van afwezigheid wegens ziekte blijft het werk op de werf liggen. Ten slotte stipt een curator het gebrek aan toezicht op de onderaannemers aan, zeker wanneer er met nieuwe partners wordt samengewerkt: Men neemt vaak de goedkoopste onderaannemers aan, maar de problemen komen bij de hoofdaannemer terecht. Te grote bouwprojecten Volgens een vertegenwoordiger van een sectorfederatie is een van de belangrijkste oorzaken van faillissementen dat aannemers te veel hooi op de vork nemen en te grote projecten aannemen: Dat kan leiden tot zware problemen als er onvoldoende liquide middelen zijn. Bovendien rijzen er heel wat moeilijkheden om alles degelijk te plannen en de administratie op te volgen. De financiële structuur van het bedrijf staat niet in verhouding tot die grote bouwprojecten. 31

Fatale schok Ten slotte kan een fatale schok een faillissement veroorzaken. Zo heeft een van de geïnterviewde ondernemers een zeer zwaar auto-ongeval gehad, met vijf weken coma, gedeeltelijke verlamming en gezichtsverlies tot gevolg. Hij heeft negen maanden geen inkomen gehad, terwijl de facturen maar bleven binnenstromen. Hij zag zich dan ook genoodzaakt om de boeken neer te leggen. In een ander praktijkgeval gaf het verlies van een rechtszaak, die al tien jaar aansleepte, de genadeslag. De aannemer werd er wegens slecht uitgevoerde tegelwerken veroordeeld tot het betalen van 42.000 euro. Zijn zaak, opgericht in 1992, was nooit echt winstgevend geweest. Bovendien kampte hij met gezondheidsproblemen. Na de veroordeling door de rechtbank vroeg hij dan ook het faillissement aan. 32

Literatuurlijst Abidali, A. F. en Harris, F. (1995). A methodology for predicting company failure in the construction industry. Construction Management and Economics, 13, pp. 189-196. Arditi, D., Koksal, A. en Kale, S. (2000). Business failures in the construction industry. Engineering, Construction and Architectural Management, 7 (2), pp. 120 132. Creditreform Economic Research Unit (2011). Insolvencies in Europe. Neuss. Hall, G. (1994). Factors distinguishing survivors from failures amongst small firms in the UK construction sector. Journal of Management Studies, 31 (5), pp. 737-760. Jannadi, M. O. (1997). Reasons for construction business failures in Saudi Arabia. Project Management Journal, 28 (2), pp. 32-36. Kale, S. en Arditi, D. (1999). Age-dependent business failures in the US construction industry. Construction Management and Economics, 17, pp. 493-503. KeFiK en Dexia Bank België (2007). Studie rond de Belgische bouwsector en zijn kmo s. Koksal, A. en Arditi, D. (2004). Predicting construction company decline. Journal of Construction Engineering and Management, 130 (6), pp. 799-807. Lambrecht, J. en Molly, V. (2011). Het economische belang van familiebedrijven in België. Kortrijk, FBNet Belgium. Lambrecht, J. en Ting To, W. T. (2009). Falingsoorzaken bij zelfstandigen en kmo s. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Brussel, Liberaal Verbond voor Zelfstandigen. Maes, J. en Vandoren, C. (2002). Onderzoek naar oorzaken van faillissementen van kleine en middelgrote bouwondernemingen. WTCB, pp. 28-43. Ooghe, H. en Van Wymeersch, C. (2000). Financiële analyse van de onderneming. Diegem, Kluwer, Ced. Samsom. Wong, J. M. W. en Ng, S. T. (2010). Company failure in the construction industry: A critical review and a future research agenda. Australia, FIG Congress 2010. Yang, H., Chan, A. P. C. en Li, Q. (2010). Density dependence in the Chinese construction industry. Engineering, Construction and Architectural Management, 17 (6), pp. 563-580. 33