Dienst water en milieu

Vergelijkbare documenten
Reinigingsbedrijf Midden Nederland. Soest

I. BESLISSING HET VERZOEK. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van het verzoek en de inrichting

De inrichting is gelegen aan De Schans nummers 14 en 16 te Soest, kadastraal bekend gemeente Soest, sectie A, nummers 5385 en 5387.

I. BESLISSING DE AANVRAAG. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de aanvraag

I. BESLISSING DE WIJZIGING. II.A. Beschrijving van de inrichting

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

De inrichting is gelegen aan de Bobinestraat 2A te Veenendaal, kadastraal bekend gemeente Veenendaal, sectie E nummer 711.

I. BESLISSING HET VERZOEK. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van het verzoek en de inrichting

Afdeling Vergunningen

I. SAMENVATTING BESLUIT

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beslissing. De aanvraag

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR H. SMIT V.O.F. SCHROOT- EN METAALHANDEL TE BORGER

De locatie is gelegen in Schalkwijk (gemeente Houten) kadastraal bekend: HTN04 I 414G. Het uitvlakken zal plaatsvinden op bovengenoemd perceel.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

II.B Aanleiding voor het indienen van de aanvraag Als reden wordt opgegeven de aanleg van een tracé voor een nieuwe drinkwatertransportleiding.

I. BESLISSING DE MELDING. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

Dienst water en milieu

I. SAMENVATTING ONTWERP BESLUIT

I. SAMENVATTING BESLUIT

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

I. BESLISSING DE MELDING. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

I. BESLISSING DE MELDING. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

I. BESLISSING DE MELDING. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

1 Inleiding. 2 Beschikking. Gemeente Montfoort t.a.v. de heer J. Dronkert Postbus ZG MONTFOORT. Geachte heer Dronkert,

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

I. BESLISSING DE WIJZIGING. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de inrichting

TEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Ingevolge artikel 8.24 Wet milieubeheer 1 FEITEN

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

Dienst water en milieu

Het werk is gelegen aan de Hoofdweg 94, 3474 JH te Zegveld, kadastraal bekend gemeente Woerden, sectie H, nummer 231.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Afdeling Vergunningverlening

Definitieve beschikking

beroepsmogelijkheid veranderingsvergunning IEH Group B.V. te Mijdrecht

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Industrieweg 16 te Noordhorn. datum besluit: 13 oktober 2017

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

OMGEVINGSVERGUNNING. : het wijzigen van de grens van een inrichting bedoeld voor de zuivering van rioolwater

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

op grond van artikel 8.22 van de Wet milieubeheer (Wm) actualiseren.

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V.

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Beschikking Wet milieubeheer

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V. te Roermond

Aanmeldnotitie Besluit Mer

De inrichting is gelegen aan Molensteyn 3a te De Meern, kadastraal bekend gemeente De Meern- Utrecht, sectie A, nr

Aan: De heer R.R.E. Wildeman Portengen EC Kockengen. Geachte heer Wildeman,

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde staten van Limburg. Van Gansewinkel B.V. te Venlo. Zaaknummer:

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

(ONTWERP) AMBTSHALVE WIJZIGING VERGUNNING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

Beslissing. Dienst water en milieu

De intrekking heeft betrekking op 203 schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg (B1).

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

1. Inleiding. 2. Beschikking

De inrichting is gelegen aan de Caledoniastraat 9 en 13 te Tilburg, kadastraal bekend: gemeente Tilburg, sectie F, nummer 5343 en 5191.

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR DE MILIEUSTRAAT GEMEENTE MIDDEN-DRENTHE, EURSING 2A TE BEILEN

Afdeling vergunningverlening

Aan: De heer O. van der Plaat en mevrouw J.E. Smits Viergang BJ MIJDRECHT. Geachte heer van der Plaat en mevrouw Smits,

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND. Omgevingsvergunning op grond van artikel 3.10, derde lid Wabo verlenen aan INVISTA Polyester B.V.

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Omgevingsdienst Brabant Noord

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

OMGEVINGSVERGUNNING. aanleg waterstofleiding. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Oosterhorn 4 te Farmsum. vth-nummer: Z

Besluit omgevingsvergunning milieuneutrale wijziging. Aanvraagnummer: OLO Zaaknummer:

Risico s beperken, leefbaarheid vergroten.

Afdeling Vergunningverlening

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Baambrugse Zuwe 73 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) 1. Inleiding

Omgevingsgvergunning

De inrichting is gelegen aan de Graanweg 17 te Moerdijk, kadastraal bekend Klundert, sectie C, nummer 1995.

Pagina 1 van 14 Registratienummer: Z / D

Archiefexemplaar. T i 1 1 r BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN. Omgevingsvergunning op grond van artikel 3.10, derde lid Wabo verlenen

Yara Sluiskil B.V. Postbus AA Sluiskil W-MWP170002/ Datum: 13 juni 2017

Pagina 1 van 10 Registratienummer: Z / D

Afdeling Vergunningverlening

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Utrecht, BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING, ACU Asfalt Ventrale Utrecht aan de Groenewoudsedijk 7 te Utrecht

Archimedeslaan 6 Postbus AE Utrecht. Ontheffing van GS van Utrecht

Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer T. Bussink Postbus GV Utrecht. Geachte heer Bussink,

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Procedure Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo.

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER VOOR NV AREA REINIGING TE HOOGEVEEN

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Transcriptie:

Dienst water en milieu BESCHIKKING Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2589111 Fax 030-2583140 http://www.provincie-utrecht.nl Datum 17 oktober 2006 Sector V&H/Ketenbeheer Nummer 2006WEM004223i Referentie Hans Roodhuyzen Uw brief van Doorkiesnummer 030-258 3916 Uw nummer Faxnummer 030-258 3061 Bijlage Voorschriften Onderwerp Wet milieubeheer; beschikking Van Ooijen I Beslissing Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004 2008 en op hetgeen onder hoofdstuk II en volgende wordt overwogen, besluiten wij: de door Aannemersbedrijf A. van Ooijen Woerden BV aangevraagde Wm-vergunning als bedoeld in artikel 8.1 lid 1 (veranderingsvergunning) van de Wet milieubeheer voor de duur van de onderliggende revisievergunning te verlenen gerekend vanaf het in werking treden van deze onderliggende beschikking, te weten 18 maart 2005, voor de duur van tien jaar na deze datum; dat de bij deze beschikking behorende gewaarmerkte aanvraag deel uitmaakt van deze beschikking voor zover de voorschriften en beperkingen niet anderszins bepalen; aan deze Wm-vergunning de voorschriften en beperkingen te verbinden, zoals die in de bijbehorende voorschriften zijn opgenomen. II De aanvraag II.A Beschrijving van de aanvraag Op 30 januari 2006 hebben wij een aanvraag van Aannemersbedrijf A. van Ooijen Woerden BV (hierna: de aanvrager) ontvangen voor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer (Wm) voor het het veranderen en in werking hebben van een inrichting of het veranderen van de werking daarvan (Wm, art. 8.1, lid 1 sub b). De inrichting is gelegen aan de Parallelweg west 1 te Woerden, kadastraal bekend gemeente Woerden, sectie B9, kadastrale nummers 1743, 1742 en 1741. De Wm-vergunning wordt gevraagd voor de periode van geldigheid van de onderliggende revisievergunning van 25 januari 2005. De aanvraag voorziet in het ontwateren van klasse 3 slib (in plaats van maximaal klasse 2) in depotcompartiment E. Op grond van categorie 28.4, onder c, 3 o van bijlage 1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn wij bevoegd gezag voor de inrichting. Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 1 beschikking d.d. 17 oktober 2006

II.B Aanleiding voor het indienen van de aanvraag Aannemersbedrijf A. van Ooijen Woerden BV heeft een Wm-vergunning voor onder meer het ontwateren van klasse 2 bagger in depotcompartiment E. Op 25 januari 2005 verleenden wij hiervoor een revisievergunning met kenmerk 2005WEM000216i. Op grond van de vergunning van 2005 mag in depotcompartiment E baggerslib van maximaal de klasse 2 worden verwerkt (ontwaterd). Op basis van de destijds aangeleverde gegevens is het depotcompartiment E uitgevoerd zonder bodemafdichting in de vorm van een kunststoffolie. De kwaliteit van de te behandelen klasse 2 baggerslib was zodanig dat een vloeistofdichte bodemafdichting niet nodig was. Er treedt geen belasting op van de onderliggende bodem ten gevolge van het ontwateren van klasse 2 baggerslib. In de huidige aanvraag wordt gesteld dat ook klasse 3 bagger in het depotcompartiment E onder dezelfde condities kan worden bewerkt zonder dat er een oplading van de ondergrond zal plaatsvinden door inzijging van percolatiewater uit de opgeslagen bagger. Dit wordt onderbouwd met de motivering opgenomen onder punt 7.1. van de aanvraag waarbij wordt aangegeven dat de mogelijke oplading van de drainagelaag door uitloging van de bagger voor klasse 3 bagger grotendeels identiek is aan het de invloed van klasse 2 bagger. Locatie van de inrichting en het bestemmingsplan: De inrichting ligt aan een parallelweg langs de A12 in een landelijk gebied. De dichtstbijgelegen woning ligt op een afstand circa 370 meter. II.C Huidige vergunningsituatie De aanvraag heeft betrekking op het oprichten en in werking hebben van een inrichting waarvoor nog geen eerdere Wm-vergunning is verleend. Voor de inrichting zijn eerder de volgende Wm-vergunningen verleend en hebben wij de volgende meldingen van de aanvrager geaccepteerd: Soort datum Nummer Bevoegd gezag revisie vergunning 25 januari 2005 2005WEM000216i Melding 8.19 Wm 3 januari 2006 2005WEM005242i III Procedure van de aanvraag om milieuvergunning III.A De aanvraag III.A.1 Ontvangst van de aanvraag Met betrekking tot het verzoek is de procedure ingevolge de paragraaf 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De aanvraag is door ons op 30 januari 2006 ontvangen en is door ons ter informatie op 9 februari 2006 toegezonden aan betrokken bestuursorganen, te weten: a. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden; b. de Regionaal inspecteur VROM-inspectie Regio Noord-West te Haarlem; c. het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. III.B Coördinatie Wm-vergunning en bouwvergunning Voor de aangevraagde activiteiten is geen bouwvergunning noodzakelijk. III.C Coördinatie Wm-vergunning en Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)- vergunning De aangevraagde activiteit is tevens Wvo-vergunningplichtig. Aanvrager heeft bij ons op 30 januari 2006 tezamen met de aanvraag om een Wm-vergunning een aanvraag om een Wvo-vergunning ingediend. Deze laatste aanvraag hebben wij op 30 januari 2006 verzonden aan het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De startdatum voor beide procedures is 30 januari 2006. Beide aanvragen worden door ons gecoördineerd behandeld. Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 2 beschikking d.d. 17 oktober 2006

III.D Terinzagelegging De kennisgeving over het ontwerpbesluit en bijbehorende stukken is gepubliceerd in een ter plaatse verschijnend regionaal dagblad op 17 augustus 2006. Vervolgens heeft de aanvraag, het ontwerpbesluit en bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegen bij de provincie Utrecht, bij de gemeente Woerden en bij het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, namelijk van 21 juni tot en met 2 augustus 2006. Naar aanleiding van de ontwerpbeschikking op de aanvraag zijn, binnen de door de wet gestelde termijn, geen zienswijzen of adviezen ingekomen. IV Toetsingskaders IV.A Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn) De Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet en in de Natuurbeschermingswet 1998. Bij de implementatie in de Natuurbeschermingswet is bepaald, dat de wet slechts geldt voor op te richten inrichtingen. Voor bestaande inrichtingen dienen wij als bevoegd gezag na te gaan of het in werking zijn van de inrichting significante nadelige gevolgen voor een van deze gebieden heeft. Aangezien sprake is van een bestaande inrichting dient een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet milieubeheer. Binnen de provincie Utrecht is Botshol nabij Abcoude aangewezen als Habitatgebied. Het Eemmeer, de Oostelijke Vechtplassen en het stuk van de Nederrijn tussen Wijk bij Duurstede en Rhenen zijn aangewezen als vogelrichtlijngebied. De inrichting ligt niet in de nabijheid van een van de genoemde gebieden, deze gebieden zijn op zeer grote afstand van de inrichting gelegen. De activiteiten binnen de inrichting hebben geen nadelige gevolgen voor één van deze gebieden. Een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 is daarom niet nodig. IV.B Artikel 8.8 tot en met 8.11 Wet milieubeheer IV.B.1 Algemeen De artikelen 8.8 tot en met 8.11 van de Wet milieubeheer omvatten het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. Hierna geven wij aan hoe de aanvraag zich tot het toetsingskader verhoudt. Hierbij beperken wij ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook werkelijk op onze beslissing van invloed zijn. IV.C Lucht IV.C.1 Het kader voor de bescherming van de lucht De aangevraagde emissies zijn getoetst aan de Nederlandse emissie Richtlijn (NeR). Deze richtlijn, die de stand der techniek voor het beperken van luchtemissies beschrijft, wordt landelijk toegepast als toetsingskader voor de beoordeling en regulering van luchtemissies. Wij hebben de gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de kwaliteit van de lucht in de omgeving van het bedrijf beoordeeld en deze gevolgen alsmede de kwaliteit van de lucht in de omgeving van de inrichting getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. IV.C.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de lucht Uit de aanvraag blijkt dat er vanuit de inrichting emissie naar de lucht plaats zou kunnen vinden van stof van het ontwateren van baggerslib. Aan inrichtingen waarbinnen stuifgevoelige stoffen worden opgewerkt, geproduceerd, getransporteerd, geladen, gelost en/of opgeslagen, worden eisen ter vermindering van de stofemissies gesteld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gekanaliseerde en diffuse stofemissies. De gekanaliseerde emissies kunnen als puntbronnen worden beschouwd en moeten voldoen aan Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 3 beschikking d.d. 17 oktober 2006

emissienormen. Voor de emissie van stof in algemene zin geldt bij een emissievracht van 0,2 kilogram per uur of meer een emissie-eis van 5 mg/m 0 3. Voor diffuse emissies is ons uitgangspunt dat zich op twee meter of meer vanaf de bron geen visueel waarneembare stofvorming mag voordoen. Dit uitgangspunt is een concretisering van de NeR, waarin als uitgangspunt wordt gehanteerd dat geen direct bij de bron visueel waarneembare stofverspreiding mag optreden. Wij hebben het begrip direct bij de bron uitgedrukt in een afstand van twee meter om handhavend te kunnen optreden bij overschrijding van deze afstand. Bij een visueel waarneembare stofvorming over een afstand van twee meter of meer vanaf de bron moet voor hinder buiten de inrichting worden gevreesd. IV.C.3 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn geen redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die relevant zijn voor het bovenstaande. IV.C.4 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de luchtkwaliteit In de aanvraag is sprake van het ontwateren van klasse 3 bagger in het depotcompartiment E waarvoor wij bij besluit van 25 januari 2005 een Wm-revisievergunning verleenden. Er vindt geen wijziging plaats van luchtkwaliteitsituatie. Bij harde wind zou sprake kunnen zijn van verwaaiing van materiaal uit dit depotcompartiment. Dit is afhankelijk van veel factoren als de vorm van het depot, de windrichting en snelheid, de korrelgrootteverdeling, het vochtgehalte en de mate van compactie. Gezien de grote afstand van de inrichting tot woningen achten wij de kans op stofhinder niet aan de orde danwel verwaarloosbaar. Voorschrift 2.3.1 van de onderliggende revisievergunning biedt daarnaast nog de gelegenheid in te grijpen indien er stofhinder buiten de inrichting zou optreden. IV.C.5 Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) Fijn stof Het Besluit luchtkwaliteit van 2005 bevat grenswaarden voor de luchtkwaliteit die door ons als toetsingscriterium worden gehanteerd. Deze grenswaarden geven een niveau van de kwaliteit van de buitenlucht aan dat niet mag worden overschreden of binnen een bepaalde termijn moet zijn bereikt. Artikel 20 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 bepaalt, dat bestuursorganen bij de uitoefening van hun bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van (onder andere) zwevende deeltjes (PM10), de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 genoemde grenswaarde van 40 microgram per m³ als jaargemiddelde concentratie in acht moet worden genomen en wel uiterlijk met ingang van 1 januari 2005. Uit de jaarlijks gerapporteerde cijfers van de gemeente Woerden, waar de inrichting zich bevindt, blijkt dat in de omgeving van de inrichting de achtergrondconcentratie voor zwevende deeltjes (PM10) in 2005 circa 22 microgram per m³ bedroeg. Een inrichting waar activiteiten plaatsvinden die niet tot extreem hoge vorming van fijn stof leiden, levert een bijdrage aan de achtergrondconcentratie van niet meer dan 1 microgram per m³. In de onderhavige inrichting worden geen stofvormende activiteiten uitgevoerd. Er wordt dan ook geen bijdrage geleverd aan de achtergrondconcentratie. De totale fijn stof concentratie in de omgeving van de inrichting blijft 23 microgram per m³. Hiermee wordt voldaan aan de maximale toegestane grenswaarden uit het Besluit luchtkwaliteit 2005. Geldende grenswaarden overige luchtverontreinigende stoffen Een grenswaarde geeft een milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt en die waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in stand gehouden. In het Besluit luchtkwaliteit 2005 zijn de grenswaarden voor benzeen, zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM 10) en lood in de lucht opgenomen. In de omgeving van het bedrijf worden deze grenswaarden niet overschreden. Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 4 beschikking d.d. 17 oktober 2006

Er zijn geen andere grenswaarden in de vorm van milieukwaliteitseisen in een algemene maatregel van bestuur of in de provinciale milieuverordening vastgesteld die op het onderhavige bedrijf van toepassing zijn. IV.D Geur IV.D.1 Het kader voor de bescherming tegen geurhinder Het in de NeR-lucht omschreven algemeen uitgangspunt van het geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van het BBT principe de kern van het nationale geurbeleid. In het landelijke geurbeleid is vastgelegd dat wij de uiteindelijke afweging maken waarbij wij rekening houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen. Het geurbeleid bestaat uit de volgende uitgangspunten: - als er geen hinder of kans op hinder is, zijn maatregelen niet nodig; - als er wel hinder of kans op hinder is, worden maatregelen op basis van het BBT principe afgeleid; - voor bepaalde branches is een toetsingskader voor geurhinder in een bijzondere regeling van de NeR opgenomen; - de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag. Voor het bepalen van het acceptabele hinderniveau geeft de NeR de hindersystematiek. Met behulp hiervan kan een situatie van geuroverlast worden beoordeeld. Toepassen van de hindersystematiek leidt tot een specifieke afweging voor een individuele situatie of tot het toepassen van een bijzondere regeling. IV.D.2 Individuele aanpak Een zeer geringe geur kan optreden bij het vullen van het depotcompartiment met verse baggerspecie. Echter gelet op de afstand van ca. 370 m tot de dichtstbijzijnde woningen van derden is daar geen geuroverlast te verwachten. Uit een eerder door de Grontmij opgesteld document opstellen basisdocument Wm-vergunningen baggerdepots blijkt dat voor vergelijkbare depots de contour van 1 ge/m3 voor de 98-percentielwaarde ligt op een afstand van circa 300 m vanaf het middelpunt van het depot. Voor de onderhavige inrichting komt dit neer op ongeveer 250 m van de inrichtinggrens. Voor geurhinder behoeft daarom niet te worden gevreesd. IV.D.3 Beoordeling en conclusie De voorgestelde wijze van behandelen van baggerspecie is zodanig dat dit leidt tot een acceptabel hinderniveau en is derhalve vergunbaar. IV.E Geluid IV.E.1 Beoordeling en conclusie De aanvraag heeft betrekking op het bewerken van klasse 3 bagger in plaats van klasse 2 in het depotcompartiment E. Voor de beoordeling van het aspect geluid betekent dit ten opzichte van hetgeen hierover is geoordeeld in de procedure voor een Wm-revisievergunning uit 2005 geen enkele verandering. Een nadere beoordeling behoeft hier niet plaats te vinden. IV.F Bodem IV.F.1 Het kader voor de bescherming van de bodem Het (nationale) preventieve bodembeschermingbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) bedrijfsmatige activiteiten. Het ministerie van VROM heeft de NRB in overleg met vergunningverleners, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven opgesteld. Deze richtlijn is ontwikkeld om vergunningvoorschriften te uniformeren en harmoniseren. Met de NRB kunnen (voorgenomen) bodembeschermende maatregelen en voorzieningen binnen inrichtingen worden beoordeeld en kan de besluitvorming met betrekking tot een optimale bodembeschermingstrategie worden gestuurd. Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 5 beschikking d.d. 17 oktober 2006

De NRB beperkt zich tot de normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten. Bodembescherming ten behoeve van calamiteiten wordt in NRB-kader niet behandeld. Een eventuele calamiteitenopvang echter wel. IV.F.2 De potentieel bodembedreigende activiteiten Binnen de inrichting vindt als potentieel bodembedreigende activiteit plaats het opslaan en bewerken (ontwateren) van klasse 3 bagger. Bij de aanvraag is in bijlage C een bodemrisicodocument gevoegd. In dit document zijn van alle bodembedreigende activiteiten de emissiescore en de eindemissiescore bepaald aan de hand van de NRB-systematiek. Uit deze bijlage blijkt dat de behandeling van klasse 3 bagger in het depotcompartiment E leidt tot een eindemissiescore 2. IV.F.3 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de bodem In het bij de aanvraag gevoegde bodemrisicodocument zijn de maatregelen en voorzieningen ter voorkoming van bodemverontreiniging beschreven. IV.F.4 Beoordeling en conclusie bodembescherming Wij hebben het bij de aanvraag gevoegde bodemrisicodocument (NRB scan, bijlage C) beoordeeld en stemmen in met de opzet, de uitgangspunten en de resultaten. Uit het document blijkt, dat het behandelen van klasse 3 bagger in depotcompartiment E niet leidt tot het verwaarloosbaar bodemrisico. De eindemissiescore blijft 2. In 2000 is bij de aanleg van het baggerdepot in compartiment E het volgende aangebracht: Een laag drainzand van 0.5 m; Een drainagestelsel. Voor deze nieuwe activiteit zijn extra maatregelen en/of voorzieningen noodzakelijk om tot een vergunbare situatie te komen. De extra maatregelen en/of voorzieningen die getroffen moeten worden zijn eveneens beschreven in paragraaf 7.1 en bijlage C van de aanvraag. Zo zal teneinde te kunnen waarborgen dat de minimale afstand tussen de zool van de baggerspecie en het grondwater ten minste 0,5 m bedraagt de dikte van de huidige drainzandlaag worden verhoogd naar 0,6 m. Ieder jaar wordt gelijktijdig met het afgraven van de gerijpte baggerspecie 0,05 m zand verwijderd. Voordat de nieuwe partij baggerspecie wordt aangevoerd, wordt eerst de zandlaag weer met 0,05 m schoon drainzand aangevuld. De bestaande grondwatermonitoring zal in de nieuwe situatie worden uitgebreid met twee extra peilbuizen die in de directe nabijheid van depotcompartiment E worden geplaatst. Tweemaal per jaar zal het grondwater rondom vak E worden onderzocht op de gangbare stoffen uit de baggerspecie. Bij het stellen van de voorschriften hebben wij met het bovenstaande rekening gehouden. Aldus ontstaat er een situatie die wij vergunbaar achten. IV.F.5 Bodembelastingonderzoek Het preventieve bodembeschermingbeleid gaat er van uit dat (zelfs) een verwaarloosbaar bodemrisico nooit volledig uitsluit dat een belasting van de bodem optreedt. Om die reden is altijd bodembelastingonderzoek noodzakelijk. Het bodembelastingonderzoek richt zich op de afzonderlijke activiteiten en de aldaar gebruikte stoffen. Bodembelastingonderzoek bestaat uit het vastleggen van de nulsituatie bodemkwaliteit voorafgaand aan, of zo spoedig mogelijk na, de start van de betreffende activiteit(en) en een vergelijkbaar eindsituatie bodemonderzoek na het beëindigen van de betreffende activiteit. Het nulsituatie onderzoek moet ten minste duidelijkheid verstrekken over: de locatie van bemonsteringspunten rekening houdend met de mobiliteit van de gebruikte stoffen en de locale grondwaterstroming; de wijze waarop de betreffende stoffen moeten worden gedetecteerd, bemonsterd en geanalyseerd; de bodemkwaliteit ter plaatse van bemonsteringslocaties. Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 6 beschikking d.d. 17 oktober 2006

De door middel van nulsituatie onderzoek vastgelegde bodemkwaliteit geldt als uitgangspunt bij de beoordeling of ten gevolge van de betreffende activiteiten bodembelasting heeft plaatsgevonden en of bodemherstel nodig is. De nulsituatie van de bestaande inrichting is reeds in het kader van eerdere vergunningen voldoende vastgesteld in de rapporten beschreven in de onderliggende Wm-revisievergunning van 25 januari 2005. Daarnaast is een verplichting opgelegd om bij beëindigen van de inrichting de bodemkwaliteit opnieuw vast te stellen. Indien uit het eindonderzoek blijkt dat er bodembelasting is opgetreden ten gevolge van de activiteiten binnen de inrichting kunnen saneringsmaatregelen worden opgelegd. IV.G Afvalwater IV.G.1 Het kader voor de bescherming tegen verontreiniging door lozing van afvalwater De aangevraagde activiteit is Wvo-vergunningplichtig. Vanuit depotcompartiment E wordt afvalwater op de gemeentelijke riolering geloosd. Voor deze lozing is een vergunning ingevolge de Wvo aangevraagd. De gevolgen van de van de gevraagde activiteit voor de kwaliteit van het uiteindelijke oppervlaktewater worden door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden beoordeeld. IV.H Energie IV.H.1 Het kader voor het beoordelen van energie in de milieuvergunning Aanvrager wordt tot de kleinere energiegebruikende industrie gerekend. Daaronder vallen bedrijven met een jaarlijks energiegebruik van minder dan 0,5 PJ. De doelstellingen tot energiebesparing zijn gebaseerd op het idee dat energiegebruikende industrie alle kosteneffectieve maatregelen treft waarbij het rendement tenminste 15% bedraagt (terugverdientijd tot en met 5 jaar). IV.H.2 Beoordeling en conclusie De Handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven (Infomil, december 2005) en de Circulaire Energie in de milieuvergunning (InfoMil, oktober 1999) zijn als uitgangspunt genomen bij de beoordeling van het aspect energie. Uit de aanvraag blijkt dat het jaarlijkse energieverbruik van aanvrager minder is dan 45.000 kwh of 25.000 m 3 aardgas equivalenten. Daarom zal aan de vergunning uitsluitend een voorschrift verbonden worden waarin van aanvrager wordt verlangd dat hij jaarlijks rapporteert over het energiegebruik. IV.I Mobiliteit IV.I.1 Het kader voor het aspect mobiliteit De publicatie De Wet milieubeheer en vervoersmanagement (VNG, 2000) is als uitgangpunt genomen voor de beoordeling van het aspect mobiliteit. In deze publicatie worden de volgende ondergrenzen genoemd: Meer dan 100 werknemers en/of; Meer dan 500 bezoekers per dag en/of; Meer dan 2 miljoen transportkilometers per jaar voor verladers en uitbesteed vervoer en/of; Meer dan 1 miljoen eigen transportkilometers per jaar. Vastgesteld is dat de genoemde grenswaarden niet worden overschreden. Aan dit aspect is in deze procedure hieraan verder geen aandacht geschonken IV.J Preventie IV.J.1 Het kader voor het aspect preventie Afval- en emissiepreventie is het voorkomen of beperken van het ontstaan van afval en emissies of de milieuschadelijkheid ervan, door reductie aan de bron of door intern hergebruik. Gebleken is dat in deze procedure sprake is van het behandelen van baggerspecie door natuurlijke ontwatering. Hierbij komen geen afvalstoffen vrij. Daarom wordt aan dit aspect hier verder geen aandacht besteed. Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 7 beschikking d.d. 17 oktober 2006

IV.K Afvalstoffen IV.K.1 Doelmatig beheer van afvalstoffen Wet milieubeheer Op grond van artikel 8.10 Wet milieubeheer kan de Wm-vergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip bescherming van het milieu is de zorg voor de doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 Wet milieubeheer is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wet milieubeheer (artikel 10.14 van de Wet milieubeheer). Het bedoelde afvalbeheersplan is het LAP. IV.K.2 Toetsing doelmatig beheer In de Wm-revisievergunning van 25 januari 2005 is dit aspect al beoordeeld. Afgezien van het feit dat er in depotcompartiment E nu klasse 3 bagger zal worden bewerkt in plaats van klasse 2 bagger zoals beschreven in de vergunning van 2005 wijzigt er verder niets in de bedrijfsvoering. Voor de doelmatige toetsing verwijzen wij hierbij naar hetgeen hierover in paragraaf 5.2.9 van de Wmrevisievergunning van 25 januari 2005 is geschreven. IV.K.3 Vergunningtermijn Vergunningen voor het opslaan en be- en verwerken van afvalstoffen mogen (behoudens in het geval sprake is van de activiteiten storten en/of afvalverbranding) slechts worden verleend voor een termijn van ten hoogste 10 jaar (Wet milieubeheer, art. 8.17, lid 1 en lid 2). IV.K.4 Acceptatie en verwerking (A&V-beleid) In de Wm-revisievergunning van 25 januari 2005 is dit aspect al beoordeeld. Afgezien van het feit dat er in depotcompartiment E nu klasse 3 bagger zal worden bewerkt in plaats van klasse 2 bagger zoals beschreven in de vergunning van 2005 wijzigt er verder niets in de bedrijfsvoering. Voor de beoordeling van dit aspect verwijzen wij hierbij naar hetgeen hierover in paragraaf 5.2.9 op pag. 12 van de Wm-revisievergunning van 25 januari 2005 is geschreven. IV.K.5 Conclusie toetsing doelmatig beheer Gelet op het bovenstaande is de wijze van verwerking van klasse 3 bagger in depotcompartiment E conform de in de aanvraag aangegeven be/ -of verwerkingsmethode in overeenstemming met het bepaalde in de artikelen 10.4, 10.5 en 10.14 van de Wet milieubeheer. IV.L Toekomstige ontwikkelingen Voor wat betreft de aard, omvang en werkwijze van/in de inrichting zijn op korte termijn (binnen drie jaar) geen wijzigingen voorzien. Ook worden er in de omgeving van de inrichting geen ontwikkelingen verwacht die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu (woonbebouwing of andere bebouwing). V Bekendmaking definitief besluit V.A Wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit Ten opzichte van het ontwerpbesluit zijn geen wijzigingen aangebracht in de voorschriften behorende bij deze vergunning. V.B Afschriften Het origineel van deze beschikking te zenden aan de aanvrager en een afschrift te zenden aan: burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden; VROM-Inspectie Regio Noord-West, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Postbus 550 3990 GJ Houten; Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 8 beschikking d.d. 17 oktober 2006

VI Conclusie Gelet op bovenstaande overwegingen ten aanzien van de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, bestaat er voor ons geen aanleiding de gevraagde vergunning in het belang van de bescherming van het milieu te weigeren. De mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden voorkomen dan wel tot een acceptabel niveau worden beperkt door de aan deze vergunning verbonden voorschriften. Wij hebben derhalve besloten als weergegeven onder I. VII Termijn waarvoor de Wm-vergunning wordt verleend Wij verlenen een Wm-vergunning voor een termijn van ten hoogste tien jaar indien: a. de Wm-vergunning betrekking heeft op een inrichting waarin afvalstoffen, van buiten de inrichting afkomstig, worden opgeslagen, overgeslagen, bewerkt, verwerkt, vernietigd of verbrand; b. op een inrichting waarin huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen op of in de bodem worden gebracht om ze daar te laten. In dit geval verlenen wij de aangevraagde Wm-vergunning voor de duur van de onderliggende revisievergunning van 25 januari 2005. Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, ing. G.C.M. Nortier, hoofd sector Vergunningen en Handhaving/Ketenbeheer a.i. Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 9 beschikking d.d. 17 oktober 2006

Beroepsmogelijkheid Tegen dit besluit kan binnen zes weken na de dag van ter inzage legging beroep worden ingesteld bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beroep kan overeenkomstig het bepaalde in Awb art 8:1 jo art 7:1 worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig hun zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht of door belanghebbenden die geen zienswijze naar voren hebben gebracht maar die dat redelijkerwijs niet kan worden verweten of door belanghebbenden die zich niet kunnen vinden in de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit. Het beroep staat open voor belanghebbenden. Het beroepschrift moet worden ondertekend en moet ten minste de volgende gegevens bevatten: 1. de naam en het adres van de indiener; 2. de dagtekening; 3. een omschrijving van de beschikking waartegen het beroep is gericht; 4. de gronden van het beroep. Bij het beroepschrift moet zo mogelijk een afschrift van de beschikking waarop het geschil betrekking heeft, worden overgelegd. Het beroepschrift moet in tweevoud worden gezonden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA 's-gravenhage. Voor indiening van een beroepschrift is 141,- griffierecht verschuldigd voor een natuurlijke persoon en 281,- voor een rechtspersoon. Indien beroep is ingesteld tegen deze beschikking kan ook om een voorlopige voorziening worden gevraagd indien onverwijlde spoed dat vereist. Het verzoek moet worden gedaan bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak. Daarbij is hetzelfde griffierecht opnieuw verschuldigd. Sector V&H/Branchegericht/Ketenbeheer 10 beschikking d.d. 17 oktober 2006