Productschap Diervoeder. Toekomstverkenning PDV



Vergelijkbare documenten
In het belang van sector en samenleving

: Publiekrechtelijke taken / activiteiten t.b.v. de diervoedersector

Bijgaand treft u aan een subsidieaanvraag van de Federatie Nederlandse Diervoederketen van 25 februari 2014.

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit van het Productschap Zuivel

1. kwaliteitssystemen en voedselveiligheid 2. organiseren 3. projecten. 1 Kwaliteitssystemen & voedselveiligheid

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit Productschap Diervoeder en Hoofdproductschap

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën

ONTWERP. Verordening van het Productschap Akkerbouw van 2009, houdende vaststelling bestemmingsheffing

Draaiboek incident / crisismanagement in MVO keten

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEI T,

Samen werken aan voedselveiligheid

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit Productschap Pluimvee en Eieren

Van belang. Het verhaal van de Nederlandse Vereniging van Banken

Directiereglement Voorgesteld door de directie op: 14 juni 2011 Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit Productschap Vee en Vlees

Samenvatting. economy.

PDV Jaarverslag 2006 P D V Jaarverslag 2006 Productschap Diervoeder

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Productschap Tuinbouw kennisknooppunt platform overheid op maat van de tuinbouw

1 Begripsbepalingen. 2 Retributieplicht

Producenten Organisatie Varkenshouderij

Seminarie Vegaplan.be

bewegelijke tegenkracht Visie op toezicht Raad van Toezicht WZC Humanitas november 2018

Nieuwsflits. Evaluatieonderzoek naar de Regeling palliatieve terminale zorg

Productschap Diervoeder

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 16 maart 2010; 1 Begripsbepalingen

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST SGGV CASUS TOEZICHT KALVERSECTOR

DUTCH DATACENTER ASSOCIATION

Datum 31 maart 2015 Betreft Beantwoording vragen over private kwaliteitssystemen in varkens- en kalversector

No.W /IV 's-gravenhage, 7 december 2007

Toezichtkamer. Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit van het Productschap Zuivel. 1. Inleiding

IN ZES STAPPEN MVO IMPLEMENTEREN IN UW KWALITEITSSYSTEEM

Klimaatakkoord. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat T.a.v. de heer ir. E.D. Wiebes Postbus EK 'S-GRAVENHAGE

Jaarplan PLUIMNED 2018 (Vastgesteld door het bestuur van PLUIMNED op 21 november 2017)

Onderdeel organisatiekoers: programma Duurzaam gezonde organisatie Portefeuillehouder: Carel van Gelder

LAATSTE TEKST (februari 2010)

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

De beste kwaliteitsborging voor vlees én diervoeder komt uit Nederland

Functieprofiel Voorzitter Transport en Logistiek Nederland

Startnotitie Visie winkelcentra Heemstede- fase 2

Rapportage EKO 2017 juni 2018

Profielschets van de omvang en samenstelling van de Raad van Commissarissen en zijn leden

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Mededeling. Datum. Onderwerp Convenant provincie Flevoland en Staatsbosbeheer. Registratienummer

Reorganisatieprocedure in een notendop

De Regieraad Techniek Flevoland verbindt Flevolandse personen, partijen en projecten en stimuleert initiatieven om te zorgen dat

Jaarverslag PLUIMNED 2016

Vastgesteld in CvB-vergadering d.d. 8 juli 2014, na instemming OR d.d. 4 juli Reorganisatieprocedure TU Delft

: Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten;

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 13 februari 2007; 1 Begripsbepalingen

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

VISIE OP TOEZICHT LAVERHOF

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rekenkamercommissie gemeente Bloemendaal

Bestuursreglement voor de Nederlandse Uitdaging

Toezichtkader Raad van Toezicht SGR

Zelfevaluatie Kwaliteitslabel Sociaal Werk

Meerjaren beleidsplan Ondernemersfonds Van Leek ( OVL )

VERGADERING : OPENBAAR BESTUUR DATUM : 30 SEPTEMBER 2009 AGENDAPUNT : 3 BIJLAGE : OB : Mededelingen en ingekomen stukken

Onderwerp Kredietaanvraag ten behoeve van het traject bestuurlijke bedrijfsvoering gemeente Noordenveld

Consultatieverslag AVV verzoeken BO Granen, BO Suiker en BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen

Inleiding: de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

Productschap Rijst Suriname; Samenwerken of Verzuipen

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT STICHTING VOOR INTERCONFESSIONEEL EN ALGEMEEN BIJZONDER VOORTGEZET ONDERWIJS TE ROTTERDAM EN OMSTREKEN

We doen zeven aanbevelingen om de aanpak van drukte en de leefbaarheid te

Het projectplan is inmiddels besproken in de Commissie Arbeid. De bevinding van de commissie zijn in deze notitie opgenomen.

Koppens en van De Ven benoemen drie fasen die van toepassing zijn voor een strategisch beleidsplan:

Verordening PT heffing export bloemkwekerijproducten Japan 2009

De NVG, 40 jaar jong

15 december Rapportage personele unies Inleiding

Stichting Vrienden van PARK VOSSENBERG

Toezichtvisie van de Raad van Toezicht

Internationaal dierenwelzijnsbeleid

Het bijbehorende mission statement van AVINED, OVONED en PLUIMNED is:

Convenant Kindcentra

Beoogd effect een efficiënte en klantgerichte uitvoering van de taken op het vlak van belastingen, met geminimaliseerde bedrijfsrisico's.

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202

In deze brief ga ik in op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het evaluatierapport.

1 Begripsbepalingen. 2 Het hoofdproductschap

FUNCTIEPROFIEL 1. ORGANISATIE. Noorderpoort

Vergadering d.d. : 23 november 2011 Onderwerp. : Kaderstelling uitvoering werkzaamheden

Toezichtkamer. 15 september Rapportage Scan Jaarverslagen Inleiding

ALGEMENE PROFIELSCHETS ADVIESGROEP BESTUURLIJKE VRAAGSTUKKEN

VFI-gedragscode 2 mei 2000

Toezichtkamer. 15 september PBO special overzicht financiën bedrijfslichamen Inleiding

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar J. van der Meer, (t.a.v. J. van der Meer)

Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de statuten van Stichting Vocallis.

ONTWERP-VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING BLOEMBOLLENHANDEL OOGSTJAAR 2013

Integrale Handhaving. Opzet Quick Scan. Inhoudsopgave. 1. Achtergrond en aanleiding

Nederland. Aan de staatssecretaris van Economische Zaken Mevrouw S.A.M. Dijksma Postbus EC S-GRAVEN HAGE. Datum Onderwerp Informatie

ACTIVITEIT PRODUCTSCHAP AKKERBOUW RISKPLAZA DEEL A: OMSCHRIJVING RISKPLAZA. 14 juni 2013

Internationaal dierenwelzijnsbeleid

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

Rapportage integrale risicoanalyse herziening Governance Havenschap Moerdijk

Communicatieplan Energie- & CO 2

Convenant Vereniging Toeristisch Platform Apeldoorn en Gemeente Apeldoorn

2. Visie; waar gaan we voor, wat willen we bereiken en langs welke weg?

Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003

Raad van Toezicht Marketing Drenthe

Transcriptie:

Productschap Diervoeder

Toekomstverkenning Vastgesteld door het bestuur op 9 november 2005 3

Inhoud Inhoud SAMENVATTING 6 1 INLEIDING 14 1.1 Aanleiding 15 1.2 Vraagstellingen 15 1.3 Verantwoording en werkwijze 15 2 OMGEVINGSANALYSE 18 2.1 Netwerk 19 2.2 Trendanalyse 19 2.3 Conclusie en gevolgen 26 3 DE KOERS VAN HET PRODUCTSCHAP DIERVOEDER 28 3.1 Inleiding 29 3.2 Missie en doel 29 3.3 Strategie, positionering en functies 29 3.4 Beoogde werkwijze 30 3.5 Draagvlak toekomstvisie 31 3.6 Conclusie 34 4 GOVERNANCE 36 4.1 Bestuur en beleidsvorming 37 4.2 Bedrijfsvoering en samenwerking 39 4.3 Verantwoording 40 4.4 Conclusies 41 5 TOEKOMSTIGE TAKEN 42 5.1 Inleiding 43 5.2 Basisvoorziening 43 5.3 Programma I: Diervoederkwaliteit en veiligheid 44 5.4 Programma II: Uniformering voederwaardering 48 5.5 Programma III: Arbeid en arbeidsomstandigheden 49 5.6 Programma IV: Innovatie en ontwikkeling 51 5.7 Programma V: Informatievoorziening en sectorcommunicatie 52 5.8 Programma VI: Medebewindstaken 53 5.9 Programma VII: Facilitaire diensten 54 5.10 Conclusies 54 6 OVERIGE ISSUES 56 6.1 Financiën 57 6.2 Administratieve lasten 60 7 MODERNISERINGSVOORSTELLEN 62 5

Samenvatting Samenvatting De aanleiding tot het uitvoeren van een strategische toekomstverkenning was tweeledig. Enerzijds het verzoek van het bestuur zelf als vervolg op de in 2004 opgestelde visie Op weg naar 2010; een strategische visie van de akkerbouwproductschappen. Anderzijds was er het verzoek van het kabinet aan alle publiekrechtelijke bedrijfslichamen om een realistische toekomstverkenning uit te voeren. Het kabinet stelt twee elementen centraal met betrekking tot de opzet van de verkenning: analyse van de ontwikkelingen in de betrokken sector(en) en de daaruit voortvloeiende taken voor het bedrijfslichaam; draagvlakpeiling bij de dragende organisaties en ondernemers (waarbij in het bijzonder legitimiteit en representativiteit belangrijke aandachtspunten zijn). Gebleken is dat de dragende organisaties en ook de bedrijven in beginsel behoefte hebben aan een publiekrechtelijk arrangement voor de diervoederkolom (nut en noodzaak aangetoond), maar dat dit arrangement dan wel op een nieuwe leest geschoeid moet worden. Trendanalyse De analyse van de trends is samenvattend als volgt: I. Economische trends Omvang van de veestapel en ontwikkeling veehouderijbedrijven Concentratie processen Internationale oriëntatie Kostprijsreductie en concurrentie Ketengerichtheid II. Maatschappelijke trends Nadruk op productveiligheid Maatschappelijk verantwoord ondernemen Behoefte aan transparantie III. Institutionele trends Wijziging verantwoordelijkheidsverdeling overheid PBO bedrijfsleven Verandering EU markt- en prijsbeleid Positie PBO in staatsbestel onder druk Verandering binnen private organisaties Gevolgen Toename bedrijfsgrootte, kennisintensiever, meer gericht op kwaliteit Minder neiging tot sectorale samenwerking Noodzaak tot internationale samenwerking Noodzaak efficiencyverbetering en kostensanering in bedrijven en productschap Afstemming in keten van bedrijfs- en ketenspecifieke programma s; noodzaak tot coördinatie en uniformering Gevolgen Noodzaak tot uniforme aanpak; standaardiseren Meer communicatie met en naar alle stakeholders, ontwikkeling van gemeenschappelijk beleid Transparantie van ketenborgingsysteem Gevolgen Ontwikkeling van wettelijke kaders, invulling meer door marktpartijen, toenemend toezicht-op-controle systemen Van marktordening naar regionaal beleid Nut is duidelijk, wel herschikken en herinrichten Toenemende belangentegenstelling tussen bedrijven, vooral als gevolg van verschillen in omvang 7

Uit de trendanalyse kunnen de volgende aandachtspunten voor een publiekrechtelijk arrangement in de toekomst worden afgeleid: noodzaak voor coördinatie en regie van sectorbeleid t.a.v. publieke taken neemt toe; internationale uniformering borging productveiligheid wordt snel belangrijker; aansluiting vinden bij toenemende pluriformiteit in de diervoederkolom; kostenreductie en kostenherverdeling. Koers van het schap Het PDV gaat uit van dezelfde missie en doelstellingen als in het verleden, maar zal in het vervolg kritisch zijn in de afweging welke taken worden opgepakt. De hoofdfuncties voor de toekomst zijn: strategisch platform voor de gehele diervoederkolom; dienstverlenend aan de sectoren binnen de diervoederkolom t.b.v. kennis en informatie, onderzoek, promotie en (administratieve) uitvoering van gewenste activiteiten; verordenende bevoegdheid (terughoudend gebruik; waar mogelijk wordt gekozen voor uniformering, standaardisering). De positie binnen het openbaar bestuur brengt met zich mee dat het PDV zich terughoudend opstelt ten aanzien van aangelegenheden die ook door de bedrijven en hun belangenorganisaties kunnen worden verricht. Het PDV ziet voor zichzelf een rol weggelegd als het gaat om aangelegenheden die betrekking hebben op de afstemming binnen de ketens, horizontaal en verticaal. Het PDV richt zich op het algemene en het overkoepelende sectorbelang. De functies van het PDV worden vooral ingezet ten aanzien van thema s met een maatschappelijke component die voor het gezamenlijke bedrijfsleven van belang zijn. Dit vertaalt zich in de programma s: voedselkwaliteit en veiligheid; uniformering van voederwaardering; arbeid en arbeidsomstandigheden; innovatie en ontwikkeling; informatie en communicatie; marktordening (medebewindstaak). Bij de werkwijze wordt uitgegaan van een beperkte basisvoorziening ten laste van alle bedrijven in de diervoederkolom, en specifieke (tijdgebonden) projecten ondergebracht in programma s afgestemd met belanghebbenden. Het profijtbeginsel is uitgangspunt voor de bekostiging van deze projecten. Uit het draagvlakonderzoek blijkt dat het PDV een overwegend positief oordeel krijgt over het huidige functioneren en de toekomstverkenning en ook brede steun geniet. Voedselveiligheid, uniformering van voederwaardering, innovatie en ontwikkeling en informatie en communicatie hebben brede steun. Er zijn kritische kanttekeningen geplaatst, in het bijzonder om zich te beperken tot de kerntaken, toepassen van vraagsturing en profijtbeginsel, en verlaging van de kosten. Governance De dragende werkgeversorganisaties hebben qua omzet een organisatiegraad van 60-100%. Om niet alleen in formeel opzicht, maar ook materieel verzekerd te zijn van draagvlak hecht het bestuur eraan dat de taken en activiteiten worden vastgesteld in nauw overleg met de betrokken ondernemers en dat de te nemen besluiten voldoende besproken zijn met de achterban alvorens voor besluitvorming aan het bestuur te worden voorgelegd. Besluiten van het bestuur worden voorbereid door adviesgroepen waarin georganiseerde bedrijfsgenoten en/of dragende organisaties zitting hebben. Er is vaak sprake van meerdere stappen voordat het bestuur de uiteindelijke besluiten neemt. Om de democratische legitimiteit te versterken en groeperingen ongeorganiseerden invloed op het besluitvormingsproces te verschaffen, is het voornemen te onderzoeken om groepen bedrijven (al dan niet georganiseerden) de mogelijkheid te bieden voorafgaande aan besluitvorming hun mening kenbaar te maken en die ter kennis van het bestuur te brengen. Tevens zal in besluiten van het bestuur expliciet verantwoording worden afgelegd over de wijze van besluitvorming en welke organisaties van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt hun oordeel over het besluit uit te spreken. Voor belangrijke voorstellen zullen tijdens de voorbereidingsfase via een (elektronische) enquête alle betrokken ondernemingen worden geraadpleegd. Het PDV wil verregaand in de back office (facilitaire diensten) met (alle) andere productschappen samenwerken, met behoud van eigen identiteit en zelfstandigheid. Het PDV voert een actief verantwoordingsbeleid en zoekt naar nog verdere verbetering in de toekomst. Toekomstige taken In het vervolg zijn de volgende thema s c.q. programma s aan de orde: Basisvoorziening. Programma s (met daarin projecten): diervoederkwaliteit en veiligheid; uniformering voederwaardering; arbeid en arbeidsomstandigheden; innovatie en ontwikkeling; informatievoorziening en sectorcommunicatie; medebewindstaken; facilitaire diensten. De huidige activiteiten binnen het programma diervoederkwaliteit en veiligheid worden vooralsnog gecontinueerd, met een kostenbesparing (-15%) in de 8 9

periode 2006 2009 door efficiencyverbetering. Daarnaast zal het profijtbeginsel volledig worden toegepast. De relevante projecten zijn: Project: GMP + certificatieschema diervoedersector; Projecten: Databanken DOS, DRV en monitoring; Crisismanagement en communicatie Kwaliteitsdienst landbouwkundige laboratoria (KDLL); Kwaliteitscontrole vleeskalversector; Moderne biotechnologie; Veterinaire exportbelemmeringen; Uniformering analysemethoden. Het programma m.b.t. uniformering van de voederwaardering (CVB) wordt gecontinueerd met realisatie van het vergroten van het aandeel van de inkomsten uit verkopen van 30% in 2005 naar 70% in 2009. De speerpunten zijn: Onderhoud en actualisatie nutritionele waardering voedermiddelen: karakterisering van voedermiddelen; onderhoud verteerbaarheid van voedermiddelen. Onderhoud en ontwikkeling van de officiële voederwaarderingsystemen. Het programma m.b.t. arbeid en arbeidsomstandigheden wordt gecontinueerd, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij uitvoering van afspraken door de CAOpartijen en wordt voorzien in dienstverlening aan bedrijven om te voldoen aan wettelijke arbo-verplichtingen. Uitgangspunt hierbij is het profijtbeginsel. Binnen dit programma zijn de volgende projecten voorzien: Sociaal-economische kengetallen (arbeidsmarkt). Opleiding en scholing. Arbeidsomstandigheden en veiligheid. Informatie en communicatie. Het programma m.b.t. innovatie en ontwikkeling wordt in de prioritering aangescherpt aan de wensen van de praktijk m.b.t. de behoefte aan collectief (precompetitief) onderzoek. Het budget voor het voedingsonderzoek voor vleeskalveren blijft ongewijzigd, maar wordt voor de overige diersoorten met ingang van 2006 ruim 20% verlaagd. Binnen het programma informatievoorziening en sectorcommunicatie vindt een efficiencyslag en een nadere prioritering plaats. De informatievoorziening via de website, informatievoorziening over wetgeving en sectorcommunicatie worden gecontinueerd, maar met een daling in de kosten. Dit laatste vindt vooral plaats door een andere vorm van verspreiding van de inhoud van de huidige Feedback. De Databank toevoegingsmiddelen én de statistische informatievoorziening worden z.s.m. stopgezet. Het geheel levert een besparing op in de periode 2006 2009 van 35%. De verwachting is dat de medebewindstaken de komende jaren geleidelijk afnemen met circa 35%. Het streven is de kosten voor facilitaire diensten (thans bij HPA) sterk te verminderen door het gezamenlijk met de andere (akkerbouw)productschappen inrichten van een lean-and-mean shared office centre. Doel is de huidige toegerekende kosten met circa 40% te verminderen door efficiencyverbetering en aanpassing van het serviceniveau. De jaarlijkse bijdrage aan het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten voor de algemene behartiging van de granenbelangen wordt met ingang van 2007 stopgezet. Financiën Door de prioritering in de uit te voeren activiteiten en de beoogde efficiencyverbeteringen, dalen de totale lasten in de periode 2006 2009 met circa 1,5 miljoen (circa -20%) ten opzichte van de huidige situatie; van 7,3 naar ruim 5,8 miljoen. Indien de specifieke projecten voor de kalvermelkindustrie buiten beschouwing worden gelaten, betekent dit een verlaging van de totale lasten van 5,9 naar ruim 4,2 miljoen (-29%). Daarbij zullen de lasten (her)verdeeld worden over de verschillende sectoren op basis van economisch belang, maar ook van een belang van deelsectoren bij bepaalde activiteiten. De huidige situatie is dat een groot deel van de baten wordt gerealiseerd door een financieringsheffing (42%), en bestemmingsheffingen (36%). Daarnaast zijn er retributies (18%) en overige inkomsten (4%). De Schilthuisconstructie wordt door het PDV niet toegepast. Met het oog op het verder doorvoeren van het profijtbeginsel neemt het aandeel van de financieringsheffing in de totale baten (7%) drastisch af, en neemt het aandeel van bestemmingsheffingen (57%) en retributies (26%) en overige inkomsten (10%) fors toe. Om rekening te houden met de economische waarde van de verschillende producten per eenheid, wordt overwogen de heffingen niet langer op gewichtsbasis te bepalen, maar op de omzetwaarde (hoeveelheid x prijs). Een administratieve belasting voor het PDV is de verplichting door de SER om heffingsen retributieverordeningen jaarlijks vast te stellen, ook indien de bedragen niet veranderen. Indien bedrijven aan meerdere productschappen een heffing verschuldigd zijn, is het streven van het PDV met de betrokken productschappen samen te werken om de gelden via één administratieve handeling (opgavenstaat en nota) te realiseren. Bij de inning van de heffingen en retributies 10 11

streeft het PDV naar een minimalisering van de administratieve belasting voor de bedrijven. Moderniseringsvoorstellen Samenvattend zijn de volgende moderniseringsvoorstellen aan de orde: 1. Versterken en verbeteren van de coördinatie van sectorbeleid t.a.v. publieke taken Door de terugtredende overheid zullen er noodzakelijkerwijs herschikkingen plaatsvinden. Het ligt in de rede om waar nodig deze via PBO - regelingen of arrangementen uit te voeren. Vooral op het vlak van coördinatie van sectorbeleid betreffende voedselveiligheid, maar ook voor andere aspecten van overheidsbeleid. Daarnaast is er een periodieke toetsing op herschikking nodig tussen productschap en private organisaties. 2. Internationale uniformering productveiligheid systematisch aanpakken De noodzaak tot internationale uniformering van productveiligheidsborging wordt steeds duidelijker. Belangrijk is dat alle betrokkenen zicht hebben op de wegen waarlangs dit doel bereikt kan worden. Dit betekent de PDV - organisatie geschikt maken (aanpassen) om dit traject samen met betrokkenen vorm te geven. Verder blijft het van belang het GMP + certificatieschema als de gemeenschappelijke basis voor de kwaliteitsborging door de bedrijven in stand te houden en waar nodig deze ook af te stemmen op de wensen van de dierlijke productieketen. 3. Aansluiting vinden bij toenemende pluriformiteit in de diervoederkolom De veranderingen in de diervoederkolom leiden tot onthechting van traditionele structuren. Middelpuntvliedende krachten ontstaan hierdoor. Het PDV dient een traject in te zetten voor hernieuwd relatiebeheer. Inhoudelijk is daarbij gewenst herkenbare meerwaarde te leveren, o.m. door maatwerkaanpak waar mogelijk. De werkwijze en organisatie worden ingrijpend gewijzigd. Er wordt voorzien in een beperkte basisvoorziening en daarnaast worden activiteiten in projectvorm (maatwerk) ondergebracht in programma s voor een bepaalde tijdsperiode uitgevoerd. De financiering vindt plaats door de belanghebbenden op basis van het profijtbeginsel. Verlenging van projecten vindt plaats na evaluatie en consultatie van de belanghebbenden. 4. Kostenreductie en kostenherverdeling Zowel het kostenniveau als de kostenverdeling zijn aan herijking toe. Dit betreft zowel de organisatie van de primaire activiteiten van het schap als de facilitaire ondersteuning. 5. Versterken van kwaliteit van besluitvorming en bestuurlijke integriteit (governance) De mogelijkheden worden onderzocht om bedrijven en ongeorganiseerden mogelijkheden te bieden om voorafgaande aan de finale besluitvorming hun opvattingen te berde te brengen, zoals het verlenen van spreekrecht of het indienen van schriftelijk commentaar. Om de bestuurlijke integriteit verder te verhogen, gaat het PDV een openbaar register van bestuursleden aanleggen met daarbij vermeld hun andere relevante bestuurlijke functies. Daarnaast wordt gewerkt aan een gedragscode die bestuursleden bij hun benoeming moeten ondertekenen. 12 13

Inleiding Inleiding 1 Kamerstuk 2004-2005, 25695, nr. 25, Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 De aanleiding van het verzoek van het kabinet was het eerste verslag van het KPMG over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de bedrijfslichamen, als uitvloeisel van het sinds 1999 van kracht zijnde artikel 139 van de Wbo (http://docs.szw.nl/ pdf/35/2003/35_2003_3_479 7.pdf) 3 http://www.pdv.nl/lmbinaries/ob-05-05.pdf 1.1 AANLEIDING Het bestuur van het Productschap Diervoeder (PDV) heeft in november 2004 besloten een strategische toekomstverkenning uit te voeren. De aanleiding was ten eerste het verzoek vanuit het bestuur (vooral de mengvoederindustrie) naar een fundamentele herbezinning betreffende taken en functie als vervolg op de toen vastgestelde visie Op weg naar 2010; een strategische visie van de akkerbouwproductschappen. Tevens is het een uitvoering van het besluit van het kabinet van 17 november 2004 1 aangaande een verzoek aan alle publiekrechtelijke bedrijfslichamen om een realistische toekomstverkenning uit te voeren 2. Het kabinet stelt twee elementen centraal voor een dergelijke verkenning: analyse van de ontwikkelingen in de betrokken sector(en) en de daaruit voortvloeiende taken voor het bedrijfslichaam; draagvlakpeiling bij de dragende organisaties en ondernemers (waarbij in het bijzonder legitimiteit en representativiteit belangrijke aandachtspunten zijn). 1.2 VRAAGSTELLINGEN Bij de start van de strategische toekomstverkenning zijn voor het PDV de volgende doelen geformuleerd: de huidige en toekomstige activiteiten af te stemmen op de behoeften in de diervoederkolom én de rijksoverheid, rekening houdend met de wijzigende omstandigheden in de omgeving en de daarvoor meest geëigende organisatorische opzet, positionering en financieringsstructuur te kiezen. 1.3 VERANTWOORDING EN WERKWIJZE Voor het begeleiden van het project heeft het bestuur een begeleidingscommissie ingesteld, waarin alle dragende organisaties van het PDV vertegenwoordigd waren. Voor de uitvoering van de strategische verkenning is door het bestuur op 16 februari 2005 een plan van aanpak vastgesteld 3. In de aanpak is in inhoudelijk en chronologisch opzicht een onderscheid gemaakt tussen onderzoek (informatieverzameling) en beleidsvorming (fase I) en draagvlakverwerving én bestuurlijke besluitvorming (fase II). 15

Fase 1: Onderzoek en beleidsvorming 1.a. Het opstellen van trendanalyses 1.b. Inventariseren van beleidskaders 1.c. Visieontwikkeling 1.d. Inventarisatie wenselijke taken en activiteiten 1.e. Opstellen en vaststellen van een concept toekomstverkenning Fase 2: Consultatie en besluitvorming 2.a. Draagvlakonderzoek bij ondernemers 2.b. Bestuurlijke consultatie bij dragende organisaties en ketenpartijen 2.c. Vaststelling finale versie toekomstverkenning Het kabinet heeft als voorwaarde gesteld dat het draagvlakonderzoek (fase 2.a.) uitgevoerd zou worden door een onafhankelijke, externe instantie. Het bestuur heeft besloten om voor het gehele traject externe ondersteuning en expertise in te huren. Voor het draagvlakonderzoek is Berenschot Groep B.V. ingehuurd, en voor het ondersteunen bij het voorbereiden van de strategische visie Raemaekers Beheer en Consult B.V. Voor fase 1.b zijn de opinies van de dragende organisaties verkregen. De dragende organisaties hebben veel waardering voor wat door het productschap is gerealiseerd, echter met het oog op de toekomst dringen zij aan op een fundamentele herbezinning op de positie en taken van het PDV. In een enkel geval wordt impliciet het bestaansrecht van het PDV ter discussie gesteld, andere organisaties bepleiten een sterke taakwijziging dan wel meer flexibiliteit in taken en kosten. Belangrijk knelpunt dat al in deze fase werd geconstateerd is de kostenverdeling over de sectoren binnen de diervoederkolom en het kostenniveau. Voor fase 1.c is veel gebruik gemaakt van de handreikingen die door de Sociaal Economische Raad zijn gedaan in het kader van het Platform Toekomstverkenningen Bedrijfslichamen van de SER aangaande de opzet en inhoud van de toekomstverkenning. In fase 1.d zijn ten behoeve van de inventarisatie van door bedrijven en organisaties wenselijk geachte taken en activiteiten verschillende werkvormen toegepast: De heer dr. ir. H. Raemaekers van Raemaekers Beheer en Consult heeft met verschillende sleutelfiguren in de diervoederketen oriënterende gesprekken gevoerd. Voor het aandachtsveld onderzoek is uitgegaan van de in juni 2004 afgeronde kritische analyse van nut en noodzaak van gemeenschappelijk onderzoek, de prioriteiten en de daarbij te volgen werkwijze 4. Voor het Centraal Veevoederbureau (CVB) is uitgegaan van de in juni 2005 afgeronde strategische heroriëntatie van het CVB 5. Voor de coördinatie van de uitvoering van GMP - 4 http://www.pdv.nl/lmbinaries/ob-04-29.pdf 5 http://www.pdv.nl/lmbinaries/ob-05-33.pdf 6 http://www.pdv.nl/ nederland/organisatie/ page2390.php certificatie en monitoring is uitgegaan van de diepgaande evaluatie die in november 2005 in fase II van de uitvoering verkeerde. Voor de verschillende werkzaamheden en activiteiten zijn enquêtes bij de betrokken of belanghebbende bedrijven of organisaties gehouden. Diverse sleutelfiguren in de dierlijke productieketen zijn geconsulteerd over hun wensen met betrekking tot voor hen relevante werkzaamheden en activiteiten. Als eindresultaat van fase I is op 7 september 2005 door het bestuur een concept - versie van de kernpunten van de toekomstverkenning vastgesteld ten behoeve van het draagvlakonderzoek in de periode 26 september 10 oktober 2005. De resultaten van het draagvlakonderzoek heeft Berenschot 19 oktober 2005 gerapporteerd. Op basis daarvan is door de begeleidingscommissie op 25 oktober 2005 een finale versie besproken. De voortgang en tussenproducten zijn steeds op een openbare website 6 gepubliceerd. 16 17

Omgevingsanalyse Hoofdstuk 2 7 LTO Nederland, Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie, Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie NEVEDI, Nederlandse Vereniging van Meelfabrikanten, Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Eetbare Oliën en Vetten, Vereniging van Nederlandse Destructoren, Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Voedertoevoegingen (NEFATO), Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG), Vereniging Producenten van Natte Veevoeders, Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel, Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren, Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourages en Aanverwante Producten, FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond, CNV Dienstenbond, De Unie. 8 DIBEVO (Dierenbenodigdheden en Voeders), Nederlandse Vakbond Varkenshouders NVV, Dutch feed additive group (Dufagro), Vereniging van Verwerkers van Slachtbijproducten, Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL), Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI), Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandel (ANEVEI), Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO), Deutsche Verband Tierfutternahrung e.v. (DVT- Du), Deutscher Raifeisenverband e.v. (Du), Deutscher Bauerverband (Du), Verein der Getreidehandler der Hamburger Börse e.v. (Du), Qualität und Sicherheit GmbH (Du), Overlegplatform Voedermiddelen v.z.w. (OVOCOM Be), Agricultural Industries Confederations (UK), Fédération Européenne des Fabricants d Aliments Composés (FEFAC). 2.1 NETWERK Het Productschap Diervoeder is ingesteld voor ondernemingen in de diervoederkolom, te weten de volgende geledingen: Geleding Agrarische voortbrenging Mengvoederindustrie Voormengselsector Overige diervoeder- en diervoedergrondstoffenindustrie 750 Niet-agrarische voortbrenging en handel in diervoeders en diervoedergrondstoffen (Pluim)veehouderij Naast de contacten met vele van de ondernemingen behorende tot deze geledingen, heeft het productschap contacten met en werkt samen met een groot aantal ondernemersorganisaties en werknemersorganisaties, zowel actief binnen de diervoederkolom 7 als ook daarbuiten (dierlijke productieketen - retail) 8. Tevens is er met betrekking tot een aantal zaken meer of minder intensieve samenwerking met andere productschappen, te weten: Productschap Vee, Vlees en Eieren (PVE), Productschap Zuivel (PZ), Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO), Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten (GZP) en het Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA). Aantallen Omschrijving bedrijven 18.000 Teelt voedermiddelen 135 Productie mengvoeders voor landbouwhuisdieren 45 Productie van en handel in voormengsels Producenten van (basisgrondstoffen voor) levens- en genotmiddelen die bijproducten produceren, van toevoegingsmiddelen én van huisdiervoeders 800 Handel in mengvoeders, grondstoffen en fourageproducten 55.000 Primaire productie van melk, vlees, eieren, en nertsenhouderij 2.2 TRENDANALYSE De vraag is welke structurele ontwikkelingen zich tussen nu en de komende vier tot zes jaar in de diervoederkolom voordoen en welke invloed deze kunnen hebben op de betekenis van het productschap. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen economische, maatschappelijke en institutionele trends. 19

2.2.1 Economische trends Bij de economische invalshoek richt de aandacht zich op de economische ontwikkeling en op ontwikkelingen in de diervoederkolom. Omvang van de veestapel en ontwikkeling veehouderijbedrijven In de veehouderij is al jaren een proces aan de gang van afname van het aantal bedrijven. Verwacht wordt dat de huidige omvang van de varkens- en kalverstapel in de planperiode in stand blijft, maar dat omvang van de melkveestapel en de pluimveestapel licht verder zal afnemen. De verwachting is dat het aantal ondernemingen verder zal blijven dalen, waardoor de bedrijfsgrootte (fors) zal toenemen. De bedrijven zullen kennisintensiever worden en de gerichtheid op keten en kwaliteit zal toenemen, waarbij zij ook een sterkere positie gaan innemen ten opzichte van de voerleveranciers. Concentratieprocessen De mondiale grondstoffenhandel is de meest geconcentreerde schakel in de keten. Ook de dominante positie van de mengvoederindustrie neemt toe; daarbij is sprake I. Economische trends Gevolgen Omvang van de veestapel en Toename bedrijfsgrootte, kennisintensiever, ontwikkeling veehouderijbedrijven meer gericht op kwaliteit Concentratie processen Minder neiging tot sectorale samenwerking Internationale oriëntatie Noodzaak tot internationale samenwerking Kostprijsreductie en concurrentie Noodzaak efficiencyverbetering en kostensanering in bedrijven en productschap Ketengerichtheid Afstemming in keten van bedrijfs- en ketenspecifieke programma s; noodzaak tot coördinatie en uniformering van enkele grote concerns met een relatief groot marktaandeel en een groot aantal middelgrote bedrijven. Er zijn daarnaast zeer veel kleinere en middelgrote ondernemingen in de sfeer van teelt, binnenlandse handel en verwerking (ruwvoeders, toevoegmiddelen, fouragebedrijven, huisdierenvoeding, etc). Ook de vaak grote (Europese) levensmiddelen- retailbedrijven zijn belanghebbenden. De processen van schaalvergroting en concentratie zullen zich doorzetten. Deze concentratieprocessen leiden tot voortschrijdende onthechting van traditionele sectorale structuren. Internationale oriëntatie Kenmerkend is dat ongeveer 75% van de grondstoffen uit het buitenland komt. De belangrijkste eindproducten (vlees, melk en eieren) worden in de afzet ook gedomineerd door de internationale dynamiek omdat grofweg 60% van de dierlijke productie buiten Nederland wordt afgezet. Aan de voorzijde en achterzijde is de diervoeder- en de dierlijke productieketen dus internationaal gepositioneerd. Deze ingeklemde positie vraagt een sterke, concurrerende en hoogwaardige (kwaliteit, productveiligheid) binnenlandse bedrijvigheid. Internationale concurrentiekracht zal dus bepalend zijn voor de Nederlandse ontwikkelingen. Dit alles vraagt dwingend aandacht voor internationale acceptatie van vooral productveiligheidssystemen, die het beste gerealiseerd kunnen worden door internationale harmonisatie en afstemming ervan. 20 21

Kostprijsreductie en concurrentie Naast de voornoemde tendensen noopt de verscherpte concurrentie tot kostprijsreductie. Het relatieve Nederlandse voordeel t.o.v. andere veehouderijgebieden in de EU in het verleden is door het prijsverschil tussen niet-granen en granen tegenwoordig geheel verdwenen. De grote mate van transparantie in veehouderij en veevoedersector (bijvoorbeeld voederwaardering, voedselveiligheid) in vergelijking met andere landen draagt bij aan kostprijsreductie. Belangrijke concurrentievoordelen blijven: mogelijkheden voor verdere kostprijsverlaging, infrastructurele voorzieningen in wegen vaarwegen voor aanvoer grondstoffen, hoogstaande verwerkende industrie en een relatief korte afstand tot grote afzetmarkten. Een belangrijk aspect bij kostenreductie is het versterken van de innovatie in de productie, verwerking en logistiek, en transparantie waarbij het ook van belang is een ketenbrede optimalisatie na te streven. Kostprijsreductie blijft een van de dominante drijvende krachten. Ketengerichte samenwerking en productie Ketengerichte samenwerking en productie wordt primair veroorzaakt doordat de afzetmarkt van dierlijke producten verzadigd is, en de marktpositie van de dierlijke productiesector meer en meer gekenmerkt wordt door kwaliteit. Hierdoor ontstaat meer ketensturing, wat vooral plaats vindt door vertaling van wensen vanuit de markt naar diervoederkwaliteit. Deze ketensturing uit zich steeds meer in: een verbetering van de ketenhechtheid per segment; ontstaan van concurrerende ketenformules; ketenverkorting; integrale goederenstroombeheersing. De verbeterde ketenafstemming leidt tot concentratie per segment. Knelpunten: gebrek aan sectorvisie bij sleutelspelers in de keten bemoeilijkt sectorbrede ontwikkelingen, terwijl de vorming van nieuwe machtsblokken veel energie vraagt en de cohesie in de diervoederkolom verlaagt (deelbelangen). Concurrentievoordeel zal behaald kunnen worden door voortdurende innovatie en verbetering van producten en processen, niet alleen op bedrijfsniveaus, maar ook sectorbreed. 2.2.2 Maatschappelijke trends De maatschappelijke invalshoek omvat de eisen die burgers, consumenten en maatschappelijke organisaties stellen aan het betrokken bedrijfsleven en de invloed daarvan op de dynamiek binnen de diervoederkolom. II. Maatschappelijke trends Nadruk op productveiligheid Maatschappelijk verantwoord ondernemen Behoefte aan transparantie Nadruk op productveiligheid Verschillende productveiligheid gerelateerde voedselincidenten (BSE, microbiologische besmettingen, dioxine, etc.) hebben vanaf tweede helft van de negentiger jaren internationaal (EU, WHO) de politieke en maatschappelijke aandacht voor productveiligheid enorm versterkt. De nadruk ligt op de wettelijke verplichting voor de ondernemers om zorg te dragen voor de veiligheid van hun producten voor de gezondheid van mens en dier. Basisprincipes zijn proactief handelen op basis van HACCP, integrale borging van de veiligheid in de gehele voortbrengingsketen en het nemen van voorzorgmaatregelen. Deze nadruk op productveiligheid vraagt om internationaal geaccepteerde danwel geüniformeerde systemen voor de borging van productveiligheid en om ketendekkende in plaats van schakelgerichte borgingsystemen. De rol van de media m.b.t. voedselveiligheid versterkt de aandacht voor dit onderwerp, zeker voor de diervoederkolom. Dit vraagt om een gemeenschappelijke aanpak, sterke regie en een gecoördineerde voorlichting en woordvoering in geval van incidenten. Gevolgen Noodzaak tot uniforme aanpak; standaardiseren Meer communicatie met en naar alle stakeholders, ontwikkeling van gemeenschappelijk beleid Transparantie van ketenborgingsysteem Maatschappelijk verantwoord ondernemen In toenemende mate voelen ondernemingen de noodzaak om in hun bedrijfsvoering rekening te houden met maatschappelijk wenselijke aspecten, die te maken hebben met niet alleen productveiligheid, maar ook arbeidsomstandigheden, employability werknemers, milieu, economische en ecologische duurzaamheid, e.d. Het gaat hierbij om Triple P: People, Profit en Planet. Het bedrijfsleven wordt steeds meer gevraagd zich op dit terrein te verantwoorden. Het name and shame -principe (license to produce) komt steeds meer naar voren. Het is van belang om als keten te anticiperen op maatschappelijke gewenste ontwikkelingen en hier helder over te communiceren naar alle belangrijke stakeholders en de samenleving. Behoefte aan transparantie Vanwege de aandacht voor voedselveiligheid, maar ook dierwelzijn, diergezondheid, milieu en duurzaamheid is er een grote behoefte aan transparantie en afstemming in de agroketens. Nu de grote herziening van de Europese voedselveiligheidswetgeving grotendeels zijn beslag heeft gekregen, 22 23

verschuift de aandacht naar de praktische toepassing en handhaving hiervan. Daarbij komt het vraagstuk van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en bedrijfsleven nadrukkelijk aan de orde. De uitdaging voor het bedrijfsleven is om een gemeenschappelijk, transparant ketenborgingsysteem (GMP + 2006) in stand te houden én met de overheid te komen tot een toezicht-op-controle arrangement. Dit moet ertoe leiden dat de voedselveiligheid maximaal is geborgd en dat door middel van praktische, goed werkbare beheerssystemen tegelijkertijd de kosten in de hand worden gehouden. Voor de overige aspecten is het van belang een gemeenschappelijk beleid en communicatie te formuleren. III. Institutionele trends Wijziging verantwoordelijkheidsverdeling overheid PBO bedrijfsleven Verandering EU markt- en prijsbeleid Positie PBO in staatsbestel onder druk Verandering binnen private organisaties 2.2.3 Institutionele ontwikkelingen Bij de institutionele invalshoek is gekeken naar veranderingen in de positionering van overheden (Europa, rijk, bedrijfslichamen), intermediaire organisaties (ondernemersen werknemersorganisaties; publiekrechtelijke organisaties) en individuele ondernemers en werknemers ten opzichte van elkaar. Een tweede, hiermee samenhangend aspect is veranderingen in wet- en regelgeving. Wijziging verantwoordelijkheidsverdeling overheid PBO bedrijfsleven Op nationaal niveau is er in toenemende mate sprake van een ander overheidsbeleid. De overheid richt zich meer op zijn kerntaken. Regelgeving wordt geschrapt of vervangen door de ontwikkeling van beleidskaders en normen. In de General Food Law is nadrukkelijk vastgelegd dat het bedrijfsleven primair verantwoordelijk is voor de waarborging van de veiligheid van producten, en voor het nemen van Gevolgen Ontwikkeling van wettelijke kaders, invulling meer door marktpartijen, toenemend toezicht-op-controle systemen Van marktordening naar regionaal beleid Nut is duidelijk, wel herschikken en herinrichten Toenemende belangentegenstelling tussen bedrijven, vooral als gevolg van verschillen in omvang voorzorgmaatregelen en eventuele recall. De overheid houdt daar toezicht op. De invulling van het beleid laten de overheden steeds meer over aan marktpartijen. Omdat de controlecapaciteit van de overheid beperkt is, zal het bedrijfsleven meer ruimte krijgen voor het ontwikkelen van toezicht-op-controle systemen. Tevens is er de tendens bij de overheid om het aantal wettelijke bepalingen en administratieve lasten bij het bedrijfsleven te verminderen. Kwaliteitssystemen bieden mogelijkheden om dit proces te versnellen en de wettelijke registratie- en informatieplicht soepel te vervullen via vrijwillige systemen. Verandering EU markt- en prijsbeleid Het EU - beleid blijft belangrijk voor de land- en tuinbouw. De manier waarop de EU de sectoren ondersteunt, zal echter sterk veranderen. Er vindt, mede door internationale handelsliberalisatie binnen de World Trade Organisation (WTO), een omschakeling plaats van marktordening naar een regionaal plattelandsbeleid. De nadruk komt te liggen op aan productie gekoppelde steunmaatregelen voor het boerenbedrijf, waarbij restituties en bestaande steunregelingen geleidelijk worden afgebouwd. Naast het inkomensperspectief voor de boer bepalen maatschappelijke doelen de inrichting van het gemeenschappelijke landbouwbeleid. De klassieke marktordeningstaken gericht op handel en industrie nemen hierdoor in omvang af. Plaats van de PBO in het Nederlandse staatsbestel De periode van 1950 tot 1980 werd gekenmerkt door het functioneren van de overlegeconomie. Diverse zaken werden in goede harmonie ter hand genomen. In de jaren tachtig was duidelijk dat de wederopbouw voltooid was en werden in toenemende mate vraagtekens geplaatst bij het nut van de PBO. Niettemin heeft de PBO steeds haar nut bewezen. Een pluriforme en heterogene maatschappij dwingt de overheid zelfregulering te bevorderen en zich te beperken tot het stellen van kaders. De PBO sluit ten nauwste aan bij zowel deze veranderende taakopvatting van de overheid als bij de wens van het bedrijfsleven tot zelfregulering. Verandering binnen private organisaties Van oudsher houdt het PDV zich niet bezig met belangenbeharing pur sang, want deze vorm van belangenbehartiging ligt bij de private organisaties. Binnen de private organisaties zijn verschuivingen merkbaar. Door de schaalvergroting van de bedrijven dreigt er, zowel in de primaire sector als in de mengvoederindustrie, een belangentegenstelling te groeien tussen de grotere én de kleinere en middelgrote bedrijven. Binnen de primaire sector doet zich een fragmentatie voor, waar meerdere (sectorale en regionale) organisaties zich steeds meer manifesteren. 24 25

Ook binnen de industrie in brede zin is er een toename van middelpuntvliedende krachten. De aanvankelijke perceptie bij de omgeving was dat NEVEDI zich opwierp als vertegenwoordiger van de diervoedersector (leden voornamelijk mengvoederfabrikanten). Dit werd door de andere dragende organisaties in de overige schakels en segmenten van de diervoederkolom minder gewaardeerd. Gedurende het traject van deze toekomstverkenning is dit beeld door NEVEDI bijgesteld. Bij de vakorganisaties is er sprake van een heroriëntering. Het aantal werknemers dat zich organiseert via vakbonden groeit nauwelijks. De laatste jaren hebben de CAO-partijen afspraken gemaakt, waarvan de uitvoering bij het PDV is neergelegd. Hierbij wordt van de dienstverlenende taak gebruik gemaakt. Vakbonden beschouwen het PDV als een belangrijk sectoraal overlegplatform. 2.3 CONCLUSIE EN GEVOLGEN Uit de trendanalyse kunnen de volgende aandachtspunten voor een publiekrechtelijk arrangement in de toekomst worden afgeleid. 1. Noodzaak voor coördinatie en regie van sectorbeleid t.a.v. publieke taken neemt toe Door de terugtredende overheid zullen er noodzakelijkerwijs herschikkingen plaatsvinden. Het ligt dan in de rede om indien er toch bij het bedrijfsleven behoefte is aan regulering PBO - regelingen of sectorale arrangementen uit te voeren. Vooral op het vlak van voedselveiligheid, maar ook voor andere aspecten van overheidsbeleid (milieu afvalstoffen, arbeidsomstandigheden, etc.), waar nadrukkelijke belangen voor de gehele of voor meerdere sectoren in de diervoederkolom aan de orde zijn. 2. Internationale uniformering borging productveiligheid wordt snel belangrijker De noodzaak tot internationale uniformering van productveiligheidsborging wordt steeds duidelijker. Belangrijk is dat alle betrokkenen zicht hebben op de wegen waarlangs dit doel bereikt kan worden. Dit betekent de PDV organisatie geschikt maken (aanpassen) om dit traject samen met betrokkenen vorm te geven. 3. Aansluiting vinden bij toenemende pluriformiteit in de diervoederkolom De veranderingen in de diervoederkolom leiden tot onthechting van traditionele structuren. Middelpuntvliedende krachten ontstaan hierdoor. Het PDV dient een traject in te zetten voor een hernieuwd relatiebeheer. Inhoudelijk is daarbij herkenbare meerwaarde te leveren o.m. door maatwerkaanpak. Een menukaartmodel, bestaande uit een compact basispakket voor allen en daarnaast op maat gesneden programma s en projecten, opgesteld in overleg met belanghebbenden en waarbij de gebruiker betaalt. 4. Kostenreductie en kostenherverdeling Zowel het kostenniveau als de kostenverdeling zijn aan herijking toe. Fundamentele wijzigingen zijn noodzakelijk. De mengvoederindustrie vindt het onwenselijk dat zij in te grote mate bijdraagt voor de gehele diervoederkolom, terwijl er meer en ook andere belanghebbende sectoren in de kolom zijn. 26 27

Hoofdstuk 3 9 De volgende organisaties hebben een reactie gegeven: LTO Nederland, Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie, Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren, Vereniging OPNV, Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren, VERNOF, Nederlandse Vereniging van Fabrikanten van Voedertoevoegingen, Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourages en Aanverwante producten, FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond, De Unie, Vereniging van Aardappelverwerkende Industrie, Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, Dutch Feed Additive Group, Nederlandse Varkens Vakbond Koers van het Productschap Diervoeder 3.1 INLEIDING De primaire vraag is of er nog steeds draagvlak is voor dan wel behoefte aan een publiekrechtelijke voorziening voor de diervoederkolom. Uit de in fase I ontvangen schriftelijke reacties van een groot aantal belanghebbende organisaties 9 is gebleken dat al deze organisaties deze ultieme vraag positief beantwoord hebben, hoewel onder bepaalde voorwaarden. Deze indruk is in het in fase II uitgevoerde draagvlakonderzoek bevestigd. Op basis hiervan zijn de koers en de toekomstige taken van het PDV opnieuw geformuleerd. 3.2 MISSIE EN DOEL Het PDV is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie voor de diervoederkolom, waarin ondernemers- en werknemersorganisaties samenwerken. De missie van het productschap is vastgelegd in artikel 71 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (1998): een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen, waarvoor zij is ingesteld, te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. Op grond hiervan heeft het PDV tot nu toe als algemene doelstelling: de behartiging van de gemeenschappelijke belangen, zijnde afstemming en samenwerking tussen de opeenvolgende schakels van de productiekolom (ketengerichtheid); bevordering van een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening. 3.3 STRATEGIE, POSITIONERING EN FUNCTIES Het PDV maakt deel uit van het openbaar bestuur en is actief in het belang van de aangeslotenen. Deze positie vormt het uitgangspunt voor de rol die het PDV wil spelen, te weten het bieden van een strategisch platform voor de gehele diervoederkolom. Dit met het doel om wanneer daar behoefte aan is (i) een gemeenschappelijke zienswijze te ontwikkelen, (ii) als spreekbuis te fungeren richting de overheid en andere stakeholders en (iii) de gezamenlijke belangen te behartigen.. Wanneer daar behoefte aan is, is het PDV dienstverlenend aan de sectoren binnen de diervoederkolom t.b.v. kennis en informatie, onderzoek, promotie en (administratieve) uitvoering van gewenste activiteiten. Uitgangspunt is dat deze functie geheel op basis van het profijtbeginsel plaatsvindt. Onder bepaalde omstandigheden kan aan activiteiten extra kracht worden bijgezet door de verordenende (bindende) bevoegdheid waarover het PDV beschikt. 29

Van dit instrument zal het PDV terughoudend gebruik maken. Het komt pas in beeld als vaststaat dat er geen slagvaardig en doelmatig privaatrechtelijk alternatief is. Waar mogelijk kan ook voorzien worden in uniformering, standaardisering en (private) regelingen wanneer dat ook toereikend is. De positie binnen het openbaar bestuur brengt met zich mee dat het PDV zich terughoudend opstelt ten aanzien van aangelegenheden die ook door de bedrijven en hun private belangenorganisaties kunnen worden verricht. Het PDV ziet voor zich zelf een rol weggelegd als het gaat om aangelegenheden die betrekking hebben op de afstemming binnen de ketens, horizontaal en verticaal. Het PDV richt zich op het algemene en het overkoepelende sectorbelang. Belangenbehartiging op het niveau van één bedrijfstak of een individueel bedrijf dient primair te geschieden door de betrokken brancheorganisatie. De functies van het PDV worden vooral ingezet voor de thema s met een maatschappelijke component die voor het gezamenlijke bedrijfsleven van belang zijn. Dit vertaalt zich in de programma s: diervoederkwaliteit en veiligheid; uniformering van voederwaardering; arbeid en arbeidsomstandigheden; innovatie en ontwikkeling; informatievoorziening en sectorcommunicatie; medebewindstaken. De nadere concretisering van deze aandachtsgebieden is opgenomen in hoofdstuk 5. 3.4 BEOOGDE WERKWIJZE De volgende hoofdpunten zijn aan de orde: Het beleid in de toekomst richt zich nadrukkelijk op de verandering van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en bedrijfsleven. Belangrijk blijft de (inter)nationale afstemming en samenwerking met betrekking tot de borging van de productveiligheid, als onderdeel van een ketengerichte aanpak. De pluriformiteit in de diervoederkolom maakt het noodzakelijk om het relatiebeheer gericht aan te passen. Het gehele kostenaspect (hoogte en verdeling van de kosten) wordt opnieuw grondig en fundamenteel herzien. Kosten van activiteiten dienen door de direct belanghebbenden, hetzij via een heffing of op een andere wijze gedekt te worden (profijtbeginsel). De taakuitvoering van het PDV wordt herzien, zodanig dat alleen publiekrechtelijk uitgevoerd wordt wat privaatrechtelijk niet of niet optimaal kan geschieden. Bij de taakuitvoering wordt naar maatwerk gestreefd. Dit betekent dat een menukaart gestuurd model zal worden geïntroduceerd. Dit heeft een ingrijpend herontwerp en herinrichting van het PDV tot gevolg. Uitgangspunt voor de toekomstige werkwijze (activiteiten en financiering) en de daarop af te stemmen werkorganisatie is het creëren van: 10 http:// www.pdv.nl/ nederland/organisatie/ page2390.php een compacte basisvoorziening; specifieke meerjarige projecten, geclusterd naar programma s (menukaart). In beginsel zijn de verschillende activiteiten van het PDV tijdelijk van aard, omdat na het realiseren van de doelstellingen deze kunnen worden beëindigd, dan wel door de bedrijven of in andere verbanden gecontinueerd (kunnen) worden. Daarom worden activiteiten ondergebracht in programma s met daarin een aantal projecten, met een looptijd van maximaal 4 jaar, met daarnaast een basisvoorziening voor algemene zaken en het kunnen beheren van de programma s en projecten. Bij deze werkwijze worden in het vervolg de programma s en daarbij behorende projecten in overleg met de belanghebbende partijen geformuleerd. Voortzetting van een programma / project is afhankelijk van een go / no go - beslissing, gebaseerd op een evaluatie waarbij ook een raadpleging van de gebruikers zal plaatsvinden om te bezien in welke mate het (nog) voldoet aan de behoefte en welke wijzigingen wenselijk zijn. Belangrijk hierbij is dat degenen, die profijt hebben van een project/programma, hieraan meebetalen. Per programma zullen de projecten worden geformuleerd met duidelijke doelstellingen, definiëring van belanghebbenden, omvang benodigde formatie, kosten en de dekking ervan (op basis van het profijtbeginsel). De formulering en afstemming van deze programma s en bijbehorende projecten worden op korte termijn in 2006 uitgevoerd. De implementatie daarvan vindt dan op korte termijn plaats, waarbij de tijdsduur afhangt van de aard en omvang van de ombuigingen. 3.5 DRAAGVLAK TOEKOMSTVISIE In de periode 26 september 10 oktober 2005 heeft Berenschot een draagvlakonderzoek uitgevoerd door het organiseren van 6 panelsessies, waarvan 4 met ondernemers uit de handel en industrie en 2 uit de veehouderij. Uitgangspunt voor de panelsessies was de in september 2005 opgestelde kernpuntennotitie. Het resultaat is door Berenschot gerapporteerd, dat afzonderlijk is gepubliceerd 10. Samengevat is het resultaat van dit draagvlakonderzoek als volgt: de stemming naar het PDV is vrij positief, met wel een aantal kritisch kanttekeningen. Hoofdfuncties Waar het gaat om de hoofdfuncties (overlegplatform, dienstverlening, belangenbehartiging en verordeningen) zijn de patronen en de discussies positief te noemen. Alle hoofdfuncties worden belangrijk gevonden. Uitzondering hierop vormt de dienstverlening, die neutraal scoort. 30 31

Verder heeft het bestuur aangegeven nagedacht te hebben over een gewijzigd beleid, basispakket en programma s, in overleg met de betrokkenen. Nagenoeg alle deelnemers (80%) vinden dit een goede ontwikkeling die zij steunen. Voedselkwaliteit en voedselveiligheid De score voor de verschillende taken in dit pakket toont een beperkte spreiding en komt per saldo uit op belangrijk, een gemiddelde over alle functies van 3,8 (op een schaal van 5). Een collectieve financiering 11 wordt wenselijk geacht voor de meeste activiteiten op het vlak van voedselkwaliteit en veiligheid. Uit de discussies blijkt het belang dat de sector hecht aan voedselkwaliteit en voedselveiligheid. Het thema staat hoog op de prioriteitenlijst, ook omdat de deelnemers beseffen dat de schade voor de sector erg groot kan zijn, wanneer op dit terrein niet zeer zorgvuldig wordt gehandeld. Uniformering voederwaardering (CVB) De score voor de verschillende taken toont een beperkte spreiding en komt per saldo uit op belangrijk. Een collectieve financiering wordt wenselijk geacht voor de omschreven activiteiten op het vlak van voederwaardering. Als alternatieven voor uitvoering en financiering door het productschap worden de mogelijkheden genoemd van uitvoering door de direct belanghebbenden. Daarbij is de leidende gedachte dat de gebruiker betaalt. Arbeid en arbeidsomstandigheden In vergelijking tot de voorgaande taken scoren Arbeid en arbeidsomstandigheden qua belangrijkheid significant lager en worden zelfs onbelangrijk gevonden. Verder stelt geen van de gevraagde ondernemers een collectieve financiering van deze taken op prijs. De meest gehoorde mening is dat de bedrijven zelf en de brancheorganisaties deze taken op zich moeten nemen en dat daarbij het profijtbeginsel moet geleden; de gebruiker betaalt. Bedacht dient te worden dat hierbij de opvattingen van de vakorganisaties niet zijn betrokken. Innovatie en ontwikkeling Het beeld met betrekking tot innovatie en ontwikkeling laat voor wat betreft het belang een redelijk eenduidig beeld zien. Nagenoeg alle activiteiten worden als belangrijk beoordeeld. Uitzondering vormt voeding in relatie tot gedragsmatig (ethologisch) welzijn. Wat zich aftekent is een tweedeling. De zaken die directe invloed op de gezondheid en de geloofwaardigheid van de sector hebben scoren hoog qua belang. Innovatie en onderzoek die zich richten op verbetering van op zich al goede producten, productverbetering dus, scoren lager en voor die taken wordt het model van collectieve financiering ook minder geschikt geacht. 11 Mogelijk beter op te vatten als behartiging in collectief verband als het PDV, maar financiering op basis van het profijtbeginsel Het beeld over de financieringsvorm is divers. De meerderheid van de taken komt volgens de ondernemers niet in aanmerking voor collectieve financiering. Sommige aanwezigen zijn van mening dat de overheid meer onderzoek moet financieren. Meerdere respondenten geven aan dat onderzoek vraaggestuurd moet zijn en dat het bedrijfsleven zelf het initiatief moet nemen. Het profijtbeginsel moet dan sterker gaan gelden. Informatievoorziening en sectorcommunicatie Het beeld met betrekking tot informatievoorziening en sectorcommunicatie laat qua belang een score zien op het snijvlak van neutraal en belangrijk. Wel vinden ondernemers dat activiteiten op het vlak van informatievoorziening en sectorcommunicatie in aanmerking komen voor collectieve financiering. Behartiging granenbelangen voor mengvoederindustrie Op deze vragen komt gemiddeld een neutraal antwoord. In de score valt op dat een kwart van de respondenten deze taak van gering belang vindt, of niet van belang. De directe belangenbehartiging voor de diervoedersector zelf, die in een eerdere vraag aan de orde kwam, scoort duidelijk hoger. Functioneren, kosten en samenwerking De scores op deze vraag concentreren zich op neutraal en positief. Bij discussie over de uitkomsten wordt dit beeld mondeling bevestigd door de deelnemers. Het nut wordt niet alleen onderschreven, maar ook de wijze waarop aan de taken wordt vormgegeven blijkt per saldo positief te scoren. De kosten worden als hoog ervaren. De voorstellen tot verlaging van de kosten worden wel gezien als een stap in de goede richting, maar liever zien de deelnemers een verdere verlaging van de kosten. Uit de beantwoording van de vragen over de heffingen blijkt dat het voor de deelnemers moeilijk is om een oordeel te geven over de hoogte en herkomst van heffingen. Waar samenwerking leidt tot verlaging van kosten vindt deze steun. Maar de meningen over de wenselijkheid van een groter samenwerkingsverband zijn verdeeld. Totaalbeeld Uit de sessies blijkt dat het PDV een overwegend positief oordeel krijgt over het huidige functioneren en de toekomstverkenning. Voedselveiligheid wordt van zeer groot belang geacht. Het recente verleden heeft aangetoond hoe kwetsbaar de sector is voor incidenten. De incidenten kunnen leiden tot grootschalige negatieve effecten op beeldvorming, omzet en prijzen. Het is 32 33

daarom van belang dat alle betrokken in de ketens, in binnen- en buitenland, dezelfde regels gaan hanteren en ook dezelfde wijze van controle en handhaving. Er worden wel de nodige kritische kanttekeningen geplaatst door de aanwezigen. Deze zijn als volgt samen te vatten: Het PDV moet zich beperken tot de kerntaken. Dat geeft aan dat ook het voorgestelde pakket door een aantal aanwezigen nog te ruim wordt bevonden. Vraagsturing en profijtbeginsel zijn begrippen die aanspreken. De heffingen worden aan de hoge kant gevonden Uit de beantwoording van de vragen en de discussies kan worden vastgesteld dat het Productschap Diervoeder steun geniet van de sector. Tot zover de door Berenschot gerapporteerde samenvatting van de raadpleging bij de ondernemingen. Daarnaast hebben de vakorganisaties te kennen gegeven er aan te hechten dat het algemeen belang van PBO en gemeenschappelijk belang van de sector en de daarbij werkzame personen meer benadrukt dient te worden. Daarnaast benadrukken de vakorganisaties het belang om de aandacht voor de factor arbeid structureel in het takenpakket te verankeren. 3.6 CONCLUSIE Het PDV gaat uit van dezelfde missie en doelstellingen als in het verleden, maar zal in het vervolg kritischer zijn in de afweging welke taken worden opgepakt. De hoofdfuncties voor de toekomst zijn: strategisch platform voor de gehele diervoederkolom; dienstverlening aan de sectoren binnen de diervoederkolom t.b.v. kennis en informatie, onderzoek, promotie en (administratieve) uitvoering van gewenste activiteiten; verordenende bevoegdheid (terughoudend gebruik; waar mogelijk wordt gekozen voor uniformering, standaardisering). De positie binnen het openbaar bestuur brengt met zich mee dat het PDV zich terughoudend opstelt ten aanzien van aangelegenheden die ook door de bedrijven en hun belangenorganisaties kunnen worden verricht. Het PDV ziet voor zich zelf een rol weggelegd als het gaat om aangelegenheden die betrekking hebben op de afstemming binnen de ketens, horizontaal en verticaal. Het PDV richt zich op het algemene en het overkoepelende sectorbelang. De functies van het PDV worden vooral ingezet ten aanzien van thema s met een maatschappelijke component die voor het gezamenlijke bedrijfsleven van belang zijn. Dit vertaalt zich in de programma s: diervoederkwaliteit en veiligheid; uniformering van voederwaardering; arbeid en arbeidsomstandigheden; innovatie en ontwikkeling; informatie en communicatie; medebewindstaken. Bij de werkwijze wordt uitgegaan van een beperkte basisvoorziening ten laste van allen, en specifieke (tijdgebonden) projecten ondergebracht in programma s afgestemd met belanghebbenden. Het profijtbeginsel is uitgangspunt voor de bekostiging van deze projecten. Uit het draagvlakonderzoek blijkt dat het PDV een overwegend positief oordeel krijgt over het huidige functioneren en de toekomstverkenning en ook brede steun geniet. Diervoederveiligheid, uniformering van voederwaardering, innovatie en ontwikkeling en informatie en communicatie hebben brede steun. Er zijn kritische kanttekeningen geplaatst, in het bijzonder om zich te beperken tot de kerntaken, toepassen van vraagsturing en profijtbeginsel, en verlaging van de kosten. 34 35

Governance Hoofdstuk 4 12 Nederlandse Varkenshouders Vakbond, DIBEVO, Transport en Logistiek Nederland, Koninklijk Nederland Vervoer, Centraal Bureau voor de Rijnen Binnenvaart, Kantoor Binnenvaart, Vereniging van Scheepsbevrachters en Logistieke dienstverleners in de Binnenvaart, Nederlandse Pluimvee Verwerkende Industrie (NEPLUVI), Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandel (ANEVEI), Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO), Centraal Bureau Levensmiddelen, Bij public governance zijn vooral democratische legitimiteit, representativiteit, beleidsvorming en bestuurlijke integriteit (par. 4.1) essentiële aspecten. Daarnaast komen ook bedrijfsvoering en samenwerking (par. 4.2) en verantwoording (par. 4.3) aan de orde. 4.1 BESTUUR EN BELEIDSVORMING 4.1.1 Democratische legitimiteit en representativiteit Finale besluitvorming vindt plaats door het bestuur, dat de inhoud en de kaders voor het beleid en de activiteiten bepaalt. De leden van het bestuur worden aangewezen door de dragende organisaties van werkgevers- en werknemerszijde. Het aantal bestuurszetels bedraagt 19 voor de gezamenlijke ondernemersorganisaties en 11 voor de werknemersorganisaties. De benoemingsgerechtigde organisaties worden aangewezen door de SER. Zij moeten aantonen te voldoen aan de vastgelegde representativiteitcriteria. De dragende werkgeversorganisaties hebben qua omzet een organisatiegraad van 60-100%. 4.1.2 Beleidsvoorbereiding en besluitvorming Om niet alleen in formeel opzicht, maar ook materieel verzekerd te zijn van draagvlak hecht het PDV eraan dat de taken en activiteiten worden voorbereid in nauw overleg met de betrokken ondernemers en werknemersorganisaties. De te nemen besluiten dienen voldoende besproken te zijn met de achterban alvorens voor besluitvorming aan het bestuur worden voorgelegd. Over het algemeen komen voorstellen van onderop tot stand. Signalen van het bedrijfsleven (werkgevers of werknemers) worden rechtstreeks of via hun organisaties bij het productschap in bespreking gebracht. Het PDV kent een aantal commissies en werkgroepen (structureel en ad-hoc) om in samenspraak met de meest betrokken sectoren de onderwerpen af te stemmen. Hierin participeren naast vertegenwoordigers van de organisaties met benoemingsrecht in het bestuur ook een aantal niet - benoemingsgerechtigde organisaties 12. Dit betreft zowel organisaties in de diervoeder- en veehouderijsectoren als ook organisaties in de dierlijke productieketen (verwerkende industrie en retail). Maatschappelijke organisaties (NGO s) kunnen, afhankelijk van het onderwerp en wenselijkheid worden geraadpleegd tijdens de voorbereidingsfase. 37

De agenda en bijbehorende stukken voor de bestuursvergadering worden voorafgaande aan de vergadering op de website van het PDV gepubliceerd, teneinde zoveel mogelijk betrokkenen de gelegenheid te geven hier kennis van te nemen en zo nodig een reactie te geven. De huidige formele kaders behoeven voor PDV geen aanpassing. Het PDV wil wel de mogelijkheden onderzoeken om ongeorganiseerden beter te betrekken bij de beleidsvoorbereiding. In dat kader zal de komende periode bezien worden of de inbreng van de (ongeorganiseerde) ondernemers verbeterd zou kunnen worden, waarbij het volgende aan de orde zou kunnen zijn: het creëren van mogelijkheden om voorafgaande aan de besluitvorming mogelijkheden te geven om hun oordeel over voorstellen kenbaar te maken; in besluiten van het bestuur zal expliciet verantwoording worden afgelegd over de wijze van besluitvorming en welke organisaties en personen van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt hun oordeel over het (voorgenomen) besluit uit te spreken; ontwerp - verordeningen worden gelijktijdig met de publicatie in het Mededelingenblad van de SER via de website voor commentaar gepubliceerd; belangrijke voorstellen worden tijdens de voorbereidingsfase via een (elektronische) enquête voor reactie of raadpleging voorgelegd aan alle betrokken ondernemingen. De resultaten van de reacties en enquêtes worden ter kennis gebracht van de adviescommissies resp. het bestuur. 4.1.3 Bestuurlijke integriteit De bevoegdheden van de diverse organen van een schap volgen uit de Wet bedrijfsorganisatie (Wbo). Daarnaast heeft het PDV in de Verordening PDV bevoegdheden en werkwijze organen en secretaris 2004 neergelegd hoe de interne bevoegdheidsverdeling en mandatering is geregeld. De verantwoordelijkheid voor de beleidsvoorbereiding en de uitvoering van besluiten is, voorzover niet wettelijk behorend tot een van de organen, aan de secretaris gemandateerd. Om te bevorderen dat zakelijke en publieke belangen strikt gescheiden blijven en nevenfuncties niet in de weg staan aan onpartijdigheid en onafhankelijkheid, gaat het PDV een openbaar register van bestuursleden aanleggen met daarbij vermeld hun andere relevante bestuurlijke functies. Dit register zal via het internet te raadplegen zijn en regelmatig geactualiseerd worden. Daarnaast zou het opstellen van een gedragscode die bestuursleden bij hun benoeming moeten ondertekenen, te overwegen zijn. Het PDV heeft geen commissies ex art. 88a Wbo. Het management (secretaris) en personeel van het PDV heeft geen personele unies met dragende organisaties of gelieerde instellingen. Voorts is het de secretaris volgens de Wbo niet toegestaan een (bestuurlijke) functie bij een onderneming in de eigen sector te vervullen. Op het niveau van bestuursleden zijn er evenmin personele unies met instellingen die belast zijn met het toezicht op de naleving van verordeningen. 4.2 BEDRIJFSVOERING EN SAMENWERKING De secretaris is belast met de bedrijfsvoering, en beschikt daarvoor ten eerste over een professioneel secretariaat. Dit wordt gereorganiseerd. In de toekomst wordt ten eerste voorzien in een basisvoorziening met de algemene leiding, secretariële ondersteuning en projectmanagers. Daarnaast zullen projectteams voor goedgekeurde projecten worden samengesteld, waarin medewerkers van het PDV en/of andere schappen participeren op basis van competenties. Specifieke werkzaamheden worden uitbesteed aan gespecialiseerde instellingen. Voor ondersteuning betreffende personeelsbeheer, financiële administratie, repro en verzending e.d. worden momenteel diensten ingehuurd bij de facilitaire tak van het Hoofdproductschap Akkerbouwproducten. Het PDV werkt met het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, het Productschap Wijn en het Hoofdproductschap Akkerbouw samen in het cluster van de akkerbouwproductschappen. Uitgangspunt bij de samenwerking is tweeërlei: elk schap blijft herkenbaar voor zijn achterban én door de onderlinge samenwerking worden beleidssynergie en efficiencyvoordelen gerealiseerd. De werkorganisatie van de akkerbouwproductschappen zal de komende periode verder worden gestroomlijnd. Er zal één, vernieuwde, gezamenlijke werkorganisatie worden ingericht die de sectorproductschappen ondersteunt, conform wat in de Visie 2010 van de akkerbouwproductschappen (november 2004) al is vastgesteld om de kosten te reduceren. Doel is een shared service center in te richten voor de uitvoering van Europees landbouwbeleid als delegated body voor het Ministerie van LNV en voor ondersteunende diensten voor de betrokken schappen. De directievoering van de werkorganisatie vindt plaats door de voorzitter en secretarissen van de betrokken productschappen Het PDV streeft naar nog verdergaande samenwerking met andere productschappen, met behoud van eigen identiteit en zelfstandigheid, door het realiseren van één backoffice voor alle productschappen. Dit leidt ook tot een gemeenschappelijke huisvesting. Deze vorm van samenwerking moet substantiële synergie- en kostenvoordelen kunnen opleveren. 38 39