Projectevaluatie MSP - nulmeting

Vergelijkbare documenten
Burgeronderzoek Parkstad Limburg 2011

Projectevaluatie Passart. Onderzoek en Statistiek April 2014 Gemeente Heerlen

Gemeentemonitor Simpelveld

Gemeentemonitor Simpelveld

Gemeentemonitor Kerkrade

Burgeronderzoek Parkstad Limburg

AARVELD/BEKKERVELD 2015

SENIORENMONITOR HEERLEN 2003

Stadsonderzoek gemeentebestuur en dienstverlening in Parkstad Limburg 2013

Monitor Burgeronderzoek Sittard-Geleen 2009

Eerste resultaten monitor wijkactieplan MSP t.b.v. regiegroep MSP ; Bureau Onderzoek & Statistiek, gemeente Heerlen

LEEFBAARHEIDSMONITOR EDE 2015 EN TRENDS WIJKEN/BUURTEN

Stadsonderzoek gemeentebestuur en dienstverlening in Parkstad Limburg 2015

Leefbaarheid in Spijkenisse. Resultaten onderzoek over leefbaarheid en veiligheid onder inwoners van Spijkenisse

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

De wijken Slingerbos en Tweelingstad in cijfers. Achtergrondinformatie ten behoeve van raadsbezoek

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Tabellenboek. Leefbaarheidsmonitor Leiden 2000

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

7. Vragenlijst Leefbaarheidsmonitor Leiden 2004

Analyse deelgebied Maaspoort 2016

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2016

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Leefbaarheid en veiligheid

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet

Rapportage Burgeronderzoek: Stads- en Buurtmonitor Kerkrade 2015

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden

Rapportage Burgeronderzoek:

Gegevensanalyse Schiedam-Oost. plaats hier uw foto: de guidelines helpen om de juiste afmeting te maken gebruik schaal en crop mogelijkheden

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Wijkenmonitor Westerkoog

Onderzoek Leefbaarheid en Veiligheid gemeente Oisterwijk 2010

De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015

Wijkenmonitor. Westerkoog

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel

Waar staan de Drechtsteden?

Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011

Monitor Operatie Hartslag Heerlen Follow-up meting 2004

Onderzoek gemeentebestuur en dienstverlening in de Parkstadgemeenten en Nuth

Veiligheidsmonitor 2011 Gemeente Woerden

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

Toelichting bij "Tabellenboek", van Dimensus Monitor Veiligheid en Leefomgeving, 2014 IJsselstein 26 Juni 2014

WijkWijzer Deel 1: de problemen

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden

Wijkboek Sluitersveld

Kritische Prestatie Indicatoren Tevredenheidsindicatoren

Integrale veiligheid. resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007

Stadswerven Zuid 2014 Een jaar na opening van het Energiehuis

Integrale Veiligheidsmonitor 2009 Politieregio Utrecht Tabellenrapport

bron: Geoinformatie Kies een thema Wijkatlas Kattenbroek Wijkatlas Kattenbroek: aanleiding, kleurgebruik en peiljaren

FYSIEK-ECONOMISCHE DOELSTELLINGEN

Burgerpeiling Hoeksche Waard 2015

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Eilandzorg Schouwen-Duiveland Zierikzee. Hulp bij het Huishouden

Waar staat je gemeente. Gemeente Enschede

De gegevens die worden gebruikt door de benchmark worden door de gemeente zelf aangeleverd. De burgerpeiling levert een deel van deze gegevens aan.

Bijlage 2: integrale monitor malberg

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Hoe veilig is Leiden?

Onderzoek Leefbaarheid en Veiligheid 2016

TABELLENBOEK BIJ DE LEEFBAARHEIDSMONITOR LEIDEN 2002 Een onderzoek naar de leefbaarheid en veiligheid in het kader van het Grotestedenbeleid

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen

Empel in Cijfers Januari 2007

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2018

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden

TABELLENBOEK BIJ DE LEEFBAARHEIDSMONITOR LEIDEN 2004 Een onderzoek naar de leefbaarheid en veiligheid in het kader van het Grotestedenbeleid

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Villa Attent BV Nijverdal. Zorg Thuis Verslagjaar Uitgevoerd door Bureau De Bok, Franeker

Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen

Bijlagen Leefbaarheid en Veiligheid 2013

TABELLENBOEK BIJ DE LEEFBAARHEIDSMONITOR LEIDEN 2007 Een onderzoek naar de leefbaarheid en veiligheid in het kader van het Grotestedenbeleid

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

Vinkel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2016

Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

LEEFBAARHEID EN VEILIGHEID IN DE BUURT 2017

FACTSHEET MTO Villa Attent BV, Nijverdal 7,9

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Kanskaart voor Lunetten. de wijkproblematiek in kaart gebracht

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Leefbaarheidsmonitor Hoogvliet 2009

Buurtprofiel: Heugemerveld hoofdstuk 11

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

Monitor Burgeronderzoek Sittard-Geleen 2007

Hoe veilig zijn Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel?

Gemeente Harderwijk. Monitor Leefbaarheid en veiligheid, participatie en sport

Wmo: Tevredenheid met de Hulp bij het Huishouden in Heerlen 2013

Transcriptie:

2012 Projectevaluatie MSP - nulmeting Onderzoek en Statistiek Gemeente Heerlen

2

Projectevaluatie MSP Nulmeting - 2012 Rapportage projectevaluatie MSP: Nulmeting 2012 door bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Heerlen Telefoon: 045 5604752 E-mail: o&s@heerlen.nl Internet: www.parkstadmonitor.nl Gegevens mogen worden overgenomen, mits met bronvermelding. Verveelvoudiging voor eigen of intern gebruik is toegestaan.

1

Inhoud Projectevaluatie MSP 1 Inleiding 4 0.1 Leeswijzer 4 0.1.1 Algemeen 4 0.1.2 Opbouw rapport 5 0.1.3 Weergave onderzoeksuitkomsten 5 0.1.4 Uitkomstscores 5 Hoofdstuk 1 Kerncijfers 7 1.1 Demografische cijfers 7 1.2 Economische cijfers 9 1.3 Sociale ontwikkelingen 10 Hoofdstuk 2 Leefbaarheid en verhuisgeneigdheid 12 2.1 Algemene kwaliteit woonomgeving 12 2.2 Fysieke kwaliteit woonomgeving 12 2.3 Sociale kwaliteit woonomgeving 13 2.4 Tevredenheid buurtvoorzieningen 14 2.5 Buurtbetrokkenheid 19 2.6 Verhuisgeneigdheid 20 Hoofdstuk 3 gezondheid, sport en vrije tijd 21 3.1 Gezondheidsbeleving 21 3.2 Overgewicht 21 3.3 Sportbeoefening en sportfrequentie 22 Hoofdstuk 4 Openbare orde en veiligheid 24 4.1 Onveiligheidsgevoelens 24 4.2 Perceptie openbare orde en veiligheidsproblemen 25 4.3 Verkeersituatie 30 Hoofdstuk 5 Bewonersprofiel 31 5.1 Opleidingsniveau 31 5.2 Inkomen 31 5.3 Werkzame beroepsbevolking 32 5.4 Maatschappelijke participatie 32 Onderzoeksverantwoording 35 2

3

Inleiding MSP staat niet bekend als een prachtwijk. Integendeel. Maar bewoners, gemeente, corporaties en vele andere partners in en van de buurt willen het niet bij deze constatering laten. Gezamenlijk zien zij kansen om het tij te keren. Met deze constatering opent het wijkactieplan 2008-2020, waarin de acties staan beschreven die in de periode 2008 tot 2020 moeten worden uitgevoerd in de wijk MSP. Om te kunnen bepalen of de gestelde speerpunten en doelen worden gehaald die in het wijkactieplan staan beschreven, wordt tweejaarlijks een buurtonderzoek uitgevoerd. Dit buurtonderzoek meet op basis van vooraf gestelde indicatoren de mening van inwoners van de wijk die worden uitgesplitst (indien mogelijk) naar buurt. In de vragenlijst zijn de volgende thema s aan de mensen voorgelegd: leefbaarheid en verhuisgeneigdheid, gezondheid, sport en vrijetijd en openbare orde en veiligheid. Dit onderzoek is eind 2012 in de vorm van een schriftelijke enquête afgenomen onder ca. 2100 huishoudens in de wijk. Ca.900 huishoudens hebben zich de moeite genomen de uitgebreide vragenlijst in te vullen en te retourneren: een respons van ca. 43%. De resultaten van het buurtonderzoek in 2012, die in deze rapportage worden beschreven, dienen als een zgn. nulmeting. Dit betekent dat er op dit moment nog géén consequenties kunnen worden verbonden aan de resultaten t.o.v. het werk dat al verricht is in de wijk. 0.1 Leeswijzer Hieronder worden enkele punten toegelicht die van belang zijn bij het lezen en interpreteren van de in dit rapport gepresenteerde onderzoeksuitkomsten. Voor onderzoekstechnische (achtergrond-)informatie wordt verwezen naar de onderzoeksverantwoording die als bijlage in dit rapport is opgenomen. 0.1.1 Algemeen De onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op enquête-onderzoek, waarin inwoners van MSP over allerlei onderwerpen zijn bevraagd. Dit betekent dat niet per se de feitelijke situatie, maar de beleving/perceptie ervan door de burger in beeld is gebracht. Het gaat dus om opvattingen, meningen en gerapporteerd gedrag, of anders gezegd: de werkelijkheid gezien door de ogen van de burger. Om een compleet beeld van de maatschappelijke realiteit te krijgen is het wenselijk naast deze subjectieve informatie ook objectieve informatie uit gegevensbronnen van bijvoorbeeld overheidsorganisaties en maatschappelijke instellingen te verzamelen. Deze objectieve informatie is als een soort factsheet in het eerste hoofdstuk opgenomen. Op die manier kan getoetst worden in hoeverre de maatschappelijke realiteit zoals vastgelegd in registraties overeenkomt met de beleving ervan door de burger. Deze matching van subjectieve en objectieve informatie valt echter buiten het kader van dit papieren rapport. 4

0.1.2 Opbouw rapport Aan dit rapport ligt de volgende structuur ten grondslag: - Hoofdstukken 1 (factsheet) In dit hoofdstuk worden een aantal kerncijfers weergegeven van de wijk en waar mogelijk onderverdeeld naar buurt. - Hoofdstuk 2 t/m 4 (leefbaarheid en verhuisgeneigdheid, gezondheid, sport en vrijetijd, openbare orde en veiligheid) Deze hoofdstukken hebben betrekking op de verschillende thema s zoals deze in de bewonersenquête aan de orde zijn gekomen. - Hoofdstuk 5 (bewonersprofiel) In dit algemene hoofdstuk wordt aan de hand van een aantal kenmerken een profiel van de bevolking van MSP geschetst. Dit bewonersprofiel kan gebruikt worden als achtergrond bij de in de voorgaande hoofdstukken gepresenteerde inhoudelijke informatie. Als bijlage treft u de onderzoeksverantwoording (bijlage 1) aan. 0.1.3 Weergave onderzoeksuitkomsten Tabellen en grafieken Per thema of subthema wordt de informatie op hoofdlijnen weergegeven in de vorm van een grafiek of een tabel. 0.1.4 Uitkomstscores Bij het presenteren van de onderzoeksuitkomsten in de grafieken, tabellen en commentaren wordt gebruik gemaakt van de volgende drie vormen van uitkomstscores: - percentages - schaalscores - rapportcijfers. Voor een goede interpretatie van de onderzoeksuitkomsten moeten over het gebruik van deze uitkomstscores vooraf de volgende technische opmerkingen worden gemaakt. Percentages De berekening van percentages is gebaseerd op alle respondenten (onderzoeksdeelnemers) die een antwoord op de vraag gegeven hebben, inclusief weet niet/geen mening. Voor zover het tevredenheidspercentages betreft, is ervoor gekozen alleen het percentage tevredenen weer te geven. Dit betekent echter niet dat het ontbrekende restpercentage alleen betrekking heeft op personen die óntevreden zijn; aangezien bij de antwoordmogelijkheden ook de neutrale antwoordcategorie niet tevreden/niet ontevreden is opgenomen, bestaat de genoemde restcategorie zowel uit ontevreden respondenten als uit respondenten die tevreden noch ontevreden zijn. In een aantal gevallen is in de vragenlijst gewerkt met een zgn. vijfpuntsschaal. Dit betekent dat de respondenten bij het invullen van de vragenlijst behalve voor een neutraal antwoord (bijv. niet tevreden/niet ontevreden ) ook hebben kunnen kiezen voor de genuanceerde antwoordmogelijkheden tevreden en zeer tevreden, of ontevreden en zeer ontevreden. Bij het weergeven van de antwoordpercentages in dit rapport zijn in die gevallen de twee categorieën tevreden en zeer tevreden samengevoegd tot één categorie, namelijk (zeer) tevreden. Op dezelfde 5

manier zijn ook de andere in het onderzoek voorkomende antwoordmogelijkheden eens en helemaal eens samengevoegd tot (helemaal) eens, prettig en zeer prettig tot (zeer) prettig, en gehecht en zeer gehecht tot (zeer) gehecht. Schaalscores Bij de berekening van schaalscores zijn de in de vragenlijst gegeven valide antwoorden omgerekend naar een schaal van 1 t/m 5 of 1 t/m 10, waarbij deze schaal een indicatie geeft van bijvoorbeeld de mate van tevredenheid over een onderwerp of de frequentie waarin een verschijnsel voorkomt. Rapportcijfers Incidenteel is in deze rapportage ook gebruik gemaakt van rapportcijfers. In die gevallen is de respondent gevraagd een waarde-oordeel over een onderwerp te geven in de vorm van een cijfer dat loopt van 1 (= zeer slecht) t/m 10 (= zeer goed). Door de toegekende rapportcijfers van alle respondenten te middelen komt er een gemiddeld rapportcijfer tot stand dat een indicatie geeft van de waardering die de burger heeft voor een bepaald onderwerp. 6

Hoofdstuk 1 Kerncijfers In dit eerste hoofdstuk worden een aantal kerncijfers gepresenteerd die uit verschillende registratiesystemen zijn gegenereerd, zoals het GBA, BAG, UVW WERKbedrijf en het RIO. Deze cijfers schetsen een eerste beeld van de wijk en haar buurten. 1.1 Demografische cijfers Tabel 1.1: Bevolkingsaantal 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 %2003-2012 Palemig 775 783 781 768 768 749 741 745 723 704-9,2% Burettestraat e.o. 445 430 431 425 292 393 267 262 252 252-43,4% Meezenbroek 3.784 3.719 3.623 3.608 3.538 3.385 3.122 3.069 3.024 3.038-19,7% Schaesbergerveld 2.543 2.492 2.476 2.475 2.456 2.373 2.449 2.465 2.432 2.448-3,7% MSP TOTAAL 7.547 7.424 7.311 7.276 7.054 6.900 6.579 6.541 6.431 6.442-14,6% HEERLEN TOTAAL 93.989 93.523 92.585 91.528 90.536 89.678 89.348 89.225 89.216 89.019-5,3% Bron: GBA Grafiek 1: bevolkingsontwikkeling MSP 2003-2012 8.000 7.500 7.000 6.500 6.000 MSP 5.500 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Tabel 1.2: Leeftijdsopbouw per 1-1-2012 1-1-2012 0-9 jaar 10-19 jaar 20-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar 50-59 jaar 60-69 jaar 70-79 jaar 80-89 jaar 90-99 jaar 100 jaar en ouder, Palemig 47 109 69 69 137 118 91 46 16 2 0 Burettestraat e.o. 19 16 21 20 31 29 43 38 32 3 0 Meezenbroek 354 296 423 367 434 424 381 264 91 4 0 Schaesbergerveld 212 268 334 332 409 406 233 168 81 5 0 MSP TOTAAL 632 689 847 788 1.011 977 748 516 220 14 0 HEELREN TOTAAL 7.673 8.929 10.970 10.123 13.528 14.109 11.242 7.646 4.182 604 11 Bron: GBA 7

Grafiek 2: Leeftijdsopbouw MSP 2004-2012 Tabel 1.3: Grootte van het huishouden (gemiddelde huishoudensgrootte 2012) Palemig 2,29 Burettestraat e.o. 1,65 Meezenbroek 1,95 Schaesbergerveld 1,93 MSP 1,96 HEERLEN TOTAAL 1.89 Bron: GBA Tabel 1.4: Bevolkingsdichtheid Aantal inwoners (2012) Oppervlakte (in km 2 ) Bevolkingsdichtheid (aantal inwoners/km 2 MSP 6.442 1.9 HEERLEN TOTAAL 89.019 44.53 Bron: GBA 2012 (aantal inwoners) CBS 2011 (oppervlakte) 3390,5 1999,1 8

Tabel 1.5: Etniciteit (Etniciteit is bepaald op basis van de definitie van het CBS. Voor meer info zie www.cbs.nl.) 2012 Palemig Burettestraat e.o. Meezenbroek Schaesbergerveld MSP TOTAAL HEERLEN TOTAAL Duitsers (absoluut) 63 40 307 231 641 8.721 Belgen (absoluut) 6 3 40 30 79 1.270 Overige geindustrialiseerde landen (absoluut) 50 21 336 171 578 7.227 Surinamers (absoluut) 0 4 16 14 34 372 Antillianen (absoluut) 2 2 33 10 47 716 Marokkanen (absoluut) 23 9 163 123 318 2.368 Turken (absoluut) 2 10 46 33 91 595 Overige niet-geindustrialiseerde landen (absoluut) 7 5 213 128 353 3.156 Aandeel niet-westerse allochtonen in de bevolking, in % 5% 12% 16% 13% 13% 8% Bron: GBA 1.2 Economische cijfers Tabel 1.7: Werkloosheid (aandeel niet-werkende werkzoekenden in procenten van de potentiële beroepsbevolking 2003-2012) 2003 2004 2005 2006 2007 2009 2010 2011 2012 Palemig 7 7 8 8 6 4 5 6 4 Burettestraat e.o. 11 17 15 17 17 14 18 15 16 Meezenbroek 13 16 17 17 15 13 14 14 14 Schaesbergerveld 8 11 12 12 9 9 10 9 7 MSP TOTAAL 11 13 14 14 12 10 12 11 10 HEERLEN TOTAAL 8 10 11 11 9 8 8 8 8 Bron: UWV WERKbedrijf Tabel 1.8: Gemiddeld inkomen (gemiddeld besteedbaar huishoudensinkomen * 1000,-) Palemig 31,8 Burettestraat e.o. 19,3 Meezenbroek 22,4 Schaesbergerveld 25,8 MSP 24.5 HEELREN TOTAAL 28,0 Bron: RIO, 2009 Tabel 1.9: Leegstandcijfers per 29-8-2012 (aantal leegstaande panden) Palemig 37 Burettestraat e.o. 45 Meezenbroek 315 Schaesbergerveld 316 MSP 713 Bron: BAG 9

1.3 Sociale ontwikkelingen Tabel 1.10: Huishoudsamenstelling 2012 Palemig Burettestraat e.o. Meezenbroek Schaesbergerveld MSP TOTAAL Alleenstaanden 29% 8% 15% 17% 44% 46% Eenoudergezinnen 23% 22% 19% 19% 9% 8% Samenwonend zonder kinderen 5% 2% 4% 5% 7% 7% Samenwonend met kinderen 7% 5% 6% 8% 4% 4% Echtparen zonder kinderen 3% 9% 13% 6% 20% 20% Echtparen met kinderen 34% 54% 43% 45% 17% 15% Bron: GBA HEERLEN TOTAAL Grafiek 3: Huishoudsamenstelling in MSP (2012) Tabel 11: Aantal VSV ers (voortijdig schoolverlaters) per 21-9-2012 Palemig 0 Burettestraat e.o. 0 Meezenbroek 7 Schaesbergerveld 5 10

MSP TOTAAL 12 Bron: Bureau VSV gemeente Heerlen Tabel 12: aantal bijstandsgerechtigden Palemig 24 Burettestraat e.o. 29 Meezenbroek 314 Schaesbergerveld 127 MSP TOTAAL 494 11

Hoofdstuk 2 Leefbaarheid en verhuisgeneigdheid Dit tweede hoofdstuk gaat over de wijze waarop de inwoners hun buurt als woon- en leefomgeving ervaren en in hoeverre ze geneigd zijn te verhuizen. De leefbaarheid van de buurt staat dus centraal. Eerst komt in de paragrafen 2.1 t/m 2.3 de algemene, fysieke en sociale kwaliteit van de buurt, gezien door de ogen van de burger, aan de orde. Daarna volgt de tevredenheid over de buurtvoorzieningen (2.4) en de perceptie van de inwoners over de buurtontwikkeling (2.5). Als laatste wordt ingegaan op de verhuisgeneigdheid en bijbehorende motieven (2.6). 2.1 Algemene kwaliteit woonomgeving Hoe waarderen de mensen het woon- en leefklimaat in hun buurt? Wonen ze er graag of niet? Om deze vragen te kunnen beantwoorden is de bewoners gevraagd om een rapportcijfer te geven voor hun buurt als woon- en leefomgeving. De resultaten van deze vraag zijn te zien in tabel 2.1. Tabel 2.1: rapportcijfer buurt als woon- en leefomgeving een rapportcijfer van 1 t/m 10 (1 = zeer slecht; 10 = zeer goed) Gemiddeld cijfer Palemig 7,25 Meezenbroek 6,38 Schaesbergerveld 6,61 MSP TOTAAL 6,61 2.2 Fysieke kwaliteit woonomgeving De algemene kwaliteit van de woonomgeving wordt voor een deel bepaald door de fysieke kwaliteit. Hiermee wordt het aanzien van de bebouwde omgeving bedoeld. Ziet alles er verzorgd uit of is er sprake van verloedering? Om een indicatie te krijgen van de fysieke kwaliteit van de woonomgeving is de inwoners gevraagd om aan te geven in welke mate de volgende vier aspecten van verloedering naar eigen inschatting in de buurt voorkomen: - Bekladding van muren en/of gebouwen - Vernieling van telefooncellen of bushokjes - Rommel op straat - Hondenpoep op straat De antwoordpercentages zijn omgerekend naar een schaalscore voor verloedering die loopt van 0 (= nooit voorkomend) t/m 10 (=zeer vaak voorkomend). Grafiek 4 geeft de scores voor de wijk inclusief de buurten weer. 12

Grafiek 4: Verloedering in de buurt 2.3 Sociale kwaliteit woonomgeving De kwaliteit van de woonomgeving heeft behalve een fysieke component ook een sociale component. Hoe gaan mensen in de buurt met elkaar om? Leeft men op een prettige manier samen of heeft men (over-)last van elkaar? Om deze vragen over de sociale kwaliteit te beantwoorden is in dit onderzoek enerzijds de sociale cohesie en anderzijds de overlast in de buurt onderzocht. De sociale cohesie is gemeten door te vragen in hoeverre men het eens is met de volgende stellingen: - De mensen gaan in de buurt op een prettige manier met elkaar om. - Ik woon in een gezellige buurt waar veel saamhorigheid is. - Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen. - De mensen in deze buurt kennen elkaar nauwelijks. Hierbij hadden de respondenten 5 antwoordmogelijkheden: helemaal mee oneens, mee oneens, niet mee eens/ niet mee oneens, mee oneens en helemaal mee oneens. De scoreschaal loop van 1 t/m 5. Hoe hoger de score, hoe hoger de sociale cohesie. Grafiek 5: Sociale cohesie in de buurt 13

Een tweede aspect van de sociale kwaliteit van de woonomgeving betreft de overlast die men in de eigen buurt ervaart. Deze overlast is gemeten door de inwoners in dit onderzoek te vragen in welke mate de volgende twee vervelende voorvallen in de eigen buurt voorkomen: - Overlast van groepen jongeren - Overlast door omwonenden De antwoordpercentages zijn omgerekend naar een schaalscore voor overlast die loopt van 0 (=nooit voorkomend) t/m 10 (=zeer vaak voorkomend). Grafiek 6 Geeft de overlast scores weer. Grafiek 6: overlast in de buurt 2.4 Tevredenheid buurtvoorzieningen De kwaliteit van de leefbaarheid van de buurt hangt voor een belangrijk deel samen met de waardering die de inwoners hebben voor de voorzieningen in hun directe woon- en leefomgeving. Om deze waardering in beeld te brengen is de mensen gevraagd in hoeverre ze tevreden of ontevreden zijn over de volgende buurtvoorzieningen: - Winkels voor dagelijkse boodschappen - Speelmogelijkheden voor kinderen - Straatverlichting - Groenvoorzieningen - Openbaar vervoer - Parkeergelegenheid - Basisonderwijs - Voorzieningen voor jongeren - Sportgelegenheden - Buurthuizen/ gemeenschapshuizen De respondenten konden kiezen uit 7 antwoordmogelijkheden: zeer tevreden, tevreden, niet tevreden/ niet ontevreden, ontevreden, zeer ontevreden, weet niet/ geen mening en niet van toepassing. 14

Om deze hoeveelheid aan informatie zo duidelijk mogelijk weer te geven is gekozen om een aantal klassen samen te voegen. De klassen zeer tevreden en tevreden zijn samengevoegd, net als ontevreden en zeer ontevreden, en weet niet/ geen mening en niet van toepassing. Daarnaast is gekozen voor een matrix van cirkeldiagrammen om de resultaten zo duidelijk mogelijk te presenteren. De legenda bij de cirkeldiagrammen is als volgt: Tevreden Neutraal Ontevreden Weet niet/ geen mening 15

Winkels voor dagelijkse boodschappen Palemig Meezenbroek Schaesbergerveld MSP TOTAAL Speelmogelijkheden voor kinderen Straatverlichting 16

Groenvoorziening Openbaar vervoer Onderhoud van wegen en fietspaden Basisonderwijs 17

Voorzieningen voor jongeren Parkeergelegenheid Sportgelegenheid Buurthuizen/ gemeenschapshuizen 34% 32% 20% 14% 18

2.5 Buurtbetrokkenheid In het kader van wijk- of buurtgericht werken proberen de gemeente en maatschappelijke organisaties samen met de inwoners problemen in de buurten op te lossen. Een voorwaarde hiervoor is dat de mensen zich betrokken voelen bij hun directe woon- en leefomgeving. Om deze betrokkenheid te meten is de vraag gesteld in welke mate de inwoners zicht gehecht voelen aan hun buurt. De resultaten op deze vraag zijn ook weer in cirkeldiagrammen weergegeven, en zijn te vinden in grafiek 8. Grafiek 8: Gehechtheid aan de buurt Palemig Zeer gehecht Gehecht Niet gehecht Helemaal niet gehecht Weet niet/ geen mening Meezenbroek Schaesbergerveld MSP TOTAAL 19

Voorwaarde voor een (actieve) betrokkenheid bij bijvoorbeeld buurtgericht werken is ook dat de mensen zich medeverantwoordelijk voelen voor wat er speelt in de buurt. Ook dit is in dit onderzoek onderzocht. Tabel 2.2 laat zien hoeveel procent van de inwoners zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid in de eigen buurt. Tabel 2.2 medeverantwoordelijkheidsgevoel voor leefbaarheid in de buurt Ja Nee Palemig 88,7% 11,3% Meezenbroek 82,7% 17,3% Schaesbergerveld 83,3% 16,7% MSP TOTAAL 84,0% 16,0% 2.6 Verhuisgeneigdheid De resultaten die zijn beschreven in de vorige paragrafen zijn van invloed op de verhuisgeneigdheid. Ervaart iemand zijn buurt als prettig om in te wonen en ervaart hij/ zij geen overlast, dan is er minder reden om te verhuizen dan wanneer dit wel het geval zou zijn. Om de verhuisgeneigdheid te onderzoeken is de inwoners gevraagd of zij van plan zijn om binnen twee jaar te gaan verhuizen. Men kon kiezen uit vier antwoordmogelijkheden: - Nee, beslist niet - Misschien - Ja, en ik heb hiervoor al activiteiten ondernomen - Ja, maar ik heb hiervoor nog geen activiteiten ondernomen - Weet niet/ geen mening In tabel 2.3 is het percentage inwoners te zien in al deze categorieën. Grafiek 9 laat de percentages zien van inwoners die hebben aangegeven plannen te hebben om binnen twee jaar te verhuizen (derde en vierde antwoordmogelijkheid). Tabel 2.3: Bent u van plan om binnen 2 jaar te verhuizen? Nee, beslist niet Misschien Ja, en heb hiervoor al activiteiten ondernomen Ja, maar heb hiervoor nog geen activiteiten ondernomen Weet niet/ geen mening Palemig 71,1% 15,6% 5,3% 3,3% 4,7% Meezenbroek 49,6% 28,6% 5,6% 5,7% 10,4% Schaesbergerveld 53,3% 24,9% 5,5% 7,0% 9,3% MSP TOTAAL 54,3% 24,6% 5,9% 6,1% 9,1% 20

Grafiek 9: Percentage inwoners dat verhuisplannen heeft binnen 2 jaar Van de mensen die misschien of wel willen verhuizen zijn in tabel 2.4 de belangrijkste motieven onder elkaar gezet. Tabel 2.4: Wat is voor u de belangrijkste reden dat u van plan bent om te gaan verhuizen? persoonlijke omstandigheden (samenwonen, werk, gezondheid) wil een woning gaan kopen (heb nu een huurwoning) Wil een woning gaan huren (heb nu een koopwoning) Palemig M broek Schaes veld MSP TOTAAL 32,3% 25,5% 28,9% 27,3% 9,7% 4,0% 6,7% 5,8% 0,0% 2,7% 3,0% 2,5% vermindering van woonlasten 3,2% 2,0% 3,0% 2,8% Kwaliteit van de huidige woning 3,2% 15,4% 20,0% 17,8% kwaliteit van de woonomgeving 38,7% 35,6% 27,4% 30,7% te weinig voorzieningen in de huidige woonomgeving 9,7% 6,0% 5,2% 6,7% Geen centrale ligging 0,0% 2,0% 1,5% 1,2% andere reden, nl: Huis wordt gesloopt 3,2% 2,7% 1,5% 2,1% Heimwee naar vroegere woonlocatie 0,7% 3,0% 1,8% Ik woon ad hoc in MSP 1,3% 0,6% Negatief imago wijk 2,0% 0,6% 21

Hoofdstuk 3 gezondheid, sport en vrije tijd In het onderzoek zijn ook vragen gesteld over de thema s gezondheid, sport en vrije tijd. In dit hoofdstuk staan de resultaten beschreven van deze thema s. 3.1 Gezondheidsbeleving Op de eerste plaats is de inwoners gevraagd om een oordeel te geven over hun gezondheid in het algemeen. Hierbij kon men kiezen uit de antwoordcategorieën: uitstekend, zeer goed, goed, en slecht. Grafiek 10 geeft weer hoeveel procent van de inwoners de gezondheid matig of slecht ervaart. Grafiek 10: negatieve gezondheidsbeleving in procenten 3.2 Overgewicht Een veel gebruikte maat om te bepalen of mensen overgewicht hebben is de zgn. Body Mass Index. Deze BMI wordt berekend door het gewicht (in kilogram) te delen door het kwadraat van de lengte (in meters) van een persoon. Om deze BMI te kunnen berekenen is de inwoners gevraagd hun lengte en gewicht in te vullen. Aan de hand van de BMI zijn een viertal gewichtscategorieën samengesteld op basis van normen, vastgesteld door de World Health Organisation (WHO), namelijk: Ondergewicht (BMI < 18,5); Normaal gewicht (18,5 BMI < 25); Overgewicht (25 BMI < 30); Ernstig overgewicht (BMI 30) Grafiek 5 geeft weer hoeveel procent van de (volwassen) inwoners overgewicht of ernstig overgewicht heeft, dus een BMI van 25 of hoger. Grafiek 5: Overgewicht 21

3.3 Sportbeoefening en sportfrequentie Om een algemeen beeld te krijgen van de mate van sportbeoefening is de inwoners de volgende vraag gesteld: Doet u op de een of andere manier aan sport? Daarbij kon men alleen met ja of nee antwoorden. In tabel 3.1 is te zien hoe de inwoners op deze vraag geantwoord hebben. Tabel 3.1: Doet u op de één of andere manier aan sport? Ja Nee Palemig 57,3% 42,7% Meezenbroek 38,6% 61,4% Schaesbergerveld 51,6% 48.4% MSP TOTAAL 47,5% 52,5% Naast de vraag of burgers sporten is het ook interessant om te achterhalen hoe frequent zij dit doen. Tabel 3.2 geeft de frequentie van sporten weer. Het betreft het sportgedrag van personen die aangegeven hebben dat zij op de één of andere manier aan sport doen. Tabel 3.2: Frequentie sporten van sporters Palemig Meezenbroek Schaesbergerveld MSP TOTAAL enkele malen per week 43,4% 39,5% 41,2% 41,9% 1 maal per week 23,5% 33,4% 31,6% 30,5% meerdere malen per maand 28,9% 25,3% 25,2% 25,4% 1 maal per maand 2,0% 1,8% 0,5% 1,3% minder dan 1 maal per maand 2,2% 0,0% 1,4% 0,9% Naast dat sport belangrijk is voor de gezondheid, kan sport ook een sociale functie hebben. Om te onderzoeken in hoeverre sport een sociale functie vervult is gevraagd in hoeverre mensen samen sporten of meestal alleen. De resultaten van deze vraag zijn weergegeven in tabel 3.3. Tabel 3.3: Sport u meestal samen met anderen, of alleen? Meestal samen met anderen Meestal alleen Beide ongeveer evenveel Palemig 57,0% 28,5% 14,5% Meezenbroek 51,3% 35,7% 13,0% Schaesbergerveld 48,3% 31,4% 20,3% MSP TOTAAL 51,3% 31,7% 17,0% 3.4 Vrije tijd Behalve sportverenigingen zijn er nog ander soortige verenigingen die een maatschappelijke functie vervullen. In het wijkactieplan wordt met name het belang aangegeven van lidmaatschap van jongeren bij deze verenigingen. In tabel 3.4 is aangegeven hoeveel procent van de jongeren (mensen tot 27 jaar) lid is van een vereniging (anders dan sport) en hoeveel procent van deze jongeren lid is van een sportvereniging. 22

Tabel 3.4: percentage jongeren (tot 27 jaar) dat lid is van een vereniging of club, anders dan sport Percentage lid van een vereniging anders dan Percentage lid van een sportvereniging of abonnement bij een fitnessclub sport Palemig 15,5% 66,7% Meezenbroek 15,7% 51,3% Schaesbergerveld 15,4% 56,3% MSP TOTAAL 14,5% 58,1% 23

Hoofdstuk 4 Openbare orde en veiligheid In dit hoofdstuk wordt informatie gepresenteerd over de openbare orde en veiligheid, en met name de beleving hiervan door de burger. In de eerste paragraaf staan de gevoelens van onveiligheid in de buurt centraal. In de tweede paragraaf wordt ingegaan op een aantal vervelende voorvallen en misdrijven die in de buurt kunnen voorkomen. 4.1 Onveiligheidsgevoelens Voor het persoonlijk welzijn is het van belang dat men zich veilig voelt. Daarom is in het onderzoek gevraagd of men zich wel eens onveilig voelt in de eigen woonbuurt. Grafiek 6 laat zien hoeveel procent van de inwoners deze vraag met ja heeft beantwoord. Grafiek 6: Onveiligheidsgevoelens in de buurt Wanneer men aangaf zich wel eens onveilig te voelen in de eigen buurt is ook gevraagd naar de frequentie van deze onveiligheidsgevoelens, met andere woorden: komt dit vaak, soms of zelden voor? De resultaten op deze vraag zijn weergegeven in tabel 4.1. Tabel 4.1: Voelt u zich vaak, soms of zelden onveilig in uw eigen buurt? Vaak Soms Zelden Weet niet Palemig 20,1% 58,1% 21,8% 0,0% Meezenbroek 21,1% 66,4% 12,2% 0,4% Schaesbergerveld 16,9% 71,2% 11,5% 0,4% MSP TOTAAL 18,5% 68,3% 12,8% 0,3% 24

4.2 Perceptie openbare orde en veiligheidsproblemen Waar het in de vorige paragraaf gaat over de algemene veiligheidsbeleving in de buurt, komt in deze paragraaf een iets concreter onderwerp aan de orde, namelijk de manier waarop de inwoners de omvang van de openbare orde- en veiligheidsproblematiek in hun buurt inschatten. Het gaat dus om de perceptie van de veiligheidsproblemen door de burger. Daarvoor is de mensen in dit onderzoek een aantal vervelende voorvallen en misdrijven voorgelegd met het verzoek om aan te geven of deze naar eigen idee vaak, soms of nooit voorkomen in de buurt. De resultaten op deze stellingen zijn weer verwerkt in cirkeldiagrammen, zodat in één oogopslag duidelijk wordt bij welk punt en in welke buurt er een probleem wordt ervaren door de inwoners. Legenda Komt vaak voor Komt soms voor Komt (bijna) nooit voor Weet niet/ geen mening 25

Fietsendiefstal Palemig Meezenbroek Schaesbergerveld MSP TOTAAL Diefstal uit auto s Beschadiging of vernieling aan auto s en diefstal van auto s, bijvoorbeeld wieldoppen Vormen van geluidsoverlast Bedreiging

Bekladding van muren en/ of gebouwen Overlast van groepen jongeren Dronken mensen op straat Vrouwen en mannen die op straat worden lastig gevallen Rommel op straat

Hondenpoep op straat Vernieling van telefooncellen of bushokjes Inbraak in woningen Gewelddelicten Overlast door omwonenden

Drugsoverlast Overlast van straatprostitutie Overlast van dealpanden of koffieshops Tasjesroof Agressief verkeersgedrag

4.3 Verkeersituatie Tenslotte wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de verkeersituatie. Om de algemene tevredenheid over het verkeer in de directe woonomgeving te indiceren is de mensen gevraagd de verkeersituatie in de buurt door middel van een rapportcijfer van 1 t/m 10 te beoordelen. Grafiek 8 laat de rapportcijfers zien voor de buurten en de wijk in totaal. Grafiek 8: Rapportcijfer verkeersituatie in de buurt 30

Hoofdstuk 5 Bewonersprofiel In dit algemene hoofdstuk wordt een profiel van de bevolking gegeven. Dit bewonersprofiel kan worden gebruikt als achtergrond bij de in de vorige hoofdstukken gepresenteerde informatie. 5.1 Opleidingsniveau Het opleidingsniveau is een belangrijke indicator voor de sociaaleconomische structuur van de bevolking. Om een beeld van dit opleidingsniveau te krijgen is de inwoners gevraagd om aan te geven wat de hoogst genoten schoolopleiding is die met een diploma afgerond is. Daarbij kon men kiezen uit een van de volgende antwoordmogelijkheden: Lager onderwijs (incl. lavo en vglo); Lager beroepsonderwijs (lts, lhno, etc.); Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo, mulo); Middelbaar beroepsonderwijs (mts, meao, etc.); Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo)/ voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo); Hoger beroeps onderwijs (hts, heao etc.); Wetenschappelijk onderwijs. Tabel 5.1: Opleidingsniveau Lager onderwijs LBO MAVO MBO HAVO/ VWO HBO WO Palemig 7,3% 19,2% 10,4% 29,3% 10,4% 21,4% 2,1% Meezenbroek 14,3% 18,4% 22,5% 24,2% 7,4% 11,3% 2,0% Schaesbergerveld 9,2% 10,6% 15,1% 30,2% 12,6% 20,2% 2,2% MSP TOTAAL 11,0% 15,6% 16,7% 27,4% 9,9% 17,2% 2,2% 5.2 Inkomen Naast het opleidingsniveau is ook het inkomensniveau een indicator voor de sociaaleconomische positie van de inwoners. Om een indicatie van dit inkomensniveau te krijgen is de inwoners gevraagd om aan te geven in welke klasse het gezamenlijk netto inkomen per maand van hun huishouden valt. Hierbij hadden ze de mogelijkheid om te kiezen uit 5 inkomenscategorieën, namelijk: Minder dan 1000 euro 1000-1350 euro 1350-1750 euro 1750-3100 euro Meer dan 3100 euro Hierbij moet natuurlijk wel de opmerking gemaakt worden dat het gaat om zelf gerapporteerde antwoorden en niet om objectieve gegevens (van bijvoorbeeld de belastingdienst). Het is namelijk reëel dat respondenten niet altijd dezelfde definitie hebben van het netto loon, aangezien het per respondent kan verschillen wat er wel en niet van het netto inkomen aan bedragen afgegaan is (bijvoorbeeld bij sommige werkgevers wordt de zorgverzekeringspremie of vakbondscontributie meteen van het loon ingehouden). Enige voorzichtigheid bij de interpretatie van de uitkomsten is dus op zijn plaats. Voor exacte inkomensgegevens kan men gebruik maken van Regionaal Inkomensonderzoek (CBS), dat voornamelijk gebaseerd is op gegevens van de belastingdienst. 31

Tabel 5.2: Inkomen Minder dan 1000,- 1000,- - 1330,- 1350,- - 1750,- 1750,- - 3100,- Meer dan 3100,- Palemig 8,6% 13,9% 15,3% 38,7% 23,6% Meezenbroek 19,1% 25,4% 23,6% 27,2% 4,7% Schaesbergerveld 10,8% 15,9% 19,5% 39,4% 14,4% MSP TOTAAL 13,6% 19,4% 20,4% 34,6% 12,0% 5.3 Werkzame beroepsbevolking Ook het hebben van een betaalde baan is een indicator van de sociaaleconomische positie van de inwoners. Om hiervan een beeld te krijgen is de vraag gesteld of men betaalde werkzaamheden voor 12 uur of meer per week verricht. Grafiek 9 geeft weer hoeveel procent van de inwoners 12 uur of meer per week werkzaam is, uitgedrukt in een percentage van de 18-65 jarigen. Daarmee ontstaat een beeld van de werkzame beroepsbevolking. Hierbij moet erop worden gewezen dat waar het begrip beroepsbevolking volgens de officiële definitie betrekking heeft op de 15-65 jarigen, het begrip in dit geval betrekking heeft op de 18-65 jarigen (minimum leeftijd deelname onderzoek). Grafiek 9: Werkzame beroepsbevolking 5.4 Maatschappelijke participatie Behalve op het gebied van betaald werk, school of huishouden kunnen mensen ook anderszins actief zijn, bijvoorbeeld op het terrein van vrijwilligerswerk, hobby s en vrijetijdsbesteding. In deze afsluitende paragraaf wordt een indruk gegeven van de mate waarin en de wijze waarop de inwoners participeren in maatschappelijke activiteiten. Om de maatschappelijke participatie te indiceren is gebruik gemaakt van de volgende onderzoekvragen die inzicht geven in de mate waarin men aan het maatschappelijke leven deelneemt: Doet u op de een of andere manier aan sport? Gaat u wel eens uit? Bijvoorbeeld naar een café, discotheek, bioscoop, theater, museum, sportwedstrijd, buurthuis of ontmoetingscentrum? 32

Bent u op de een of andere manier actief als vrijwilliger? Geeft u bijvoorbeeld regelmatig hulp aan buren, zieken of ouderen, of hebt u een functie in een club, vereniging, kerk, moskee, buurthuis of politieke partij, of doet u misschien iets voor school? Heeft u nog andere vrijetijdsactiviteiten en hobby s, die hiervoor nog niet aan de orde zijn geweest? Het kan hier bijvoorbeeld gaan om muziek maken, toneel spelen, handwerken, het volgen van cursussen etc. Hoe vaak ontmoet u vrienden of familie? Bedoeld is niet alleen het aantal malen dat u thuis vrienden ontvangt of bij vrienden op bezoek gaat, maar ook samenkomsten die niet binnenshuis plaatsvinden, bijvoorbeeld op straat of in een park. Vervolgens is gevraagd of men bovenstaande activiteiten in sociaal verband (samen met anderen) uitvoert en of men ze regelmatig (minimaal 1 keer per maand) verricht. Op basis van de antwoorden op deze vragen is vervolgens een schaalscore voor maatschappelijke participatie berekend, die loopt van 0 (=zeer laag) t/m 10 (=zeer hoog). Grafiek 10 geeft een overzicht van de resultaten. Grafiek 10: Maatschappelijke participatie Met het oog op het wegwerken van integratie- en inburgeringsachterstanden, en het bevorderen van participatie van mensen zonder werk, is ook gekeken naar de maatschappelijke participatie bij allochtonen en werklozen. In tabel 5.3 zijn de gegevens van de maatschappelijke participatie in het algemeen en bij deze twee groepen weergegeven. Tabel 5.3: Maatschappelijke participatie, uitgesplitst naar allochtonen en werklozen Maatschappelijke participatie Maatschappelijke participatie bij allochtonen Maatschappelijke participatie bij werklozen Palemig 3,6 3,4 (16 respondenten) 4,0 (1 respondent) Meezenbroek 3,1 2,7 (71 respondenten) 2,2 (14 respondenten) Schaesbergerveld 3,3 3,3 (56 respondenten) 3,1 (11 respondenten) MSP TOTAAL 3,3 3,1 (154 respondenten) 2,7 (27 respondenten) 33

BIJLAGEN 34

Onderzoeksverantwoording Hieronder wordt de opzet van het burgeronderzoek 2011 en de verantwoording van de uitvoering beschreven. Aan de orde komen achtereenvolgens de onderzoeksmethode, steekproeftrekking, responsverantwoording, representativiteit, betrouwbaarheid en nauwkeurigheid. Onderzoeksmethode Gelet op het grote aantal onderzoeksvragen is ervoor gekozen het buurtonderzoek uit te voeren in de vorm van een schriftelijke enquête. Deze enquête is gehouden onder alle huishoudens van de buurten Palemig en Burettestraat e.o. en onder een steekproef van de huishoudens in Meezenbroek en Schaesbergerveld. Alleen personen van 18 jaar en ouder zijn aangeschreven. De personen die voor het onderzoek zijn geselecteerd, hebben per post een brief ontvangen met daarin een uitnodiging om een digitale vragenlijst in te vullen, die via de website www.mijnmsp.nl te benaderen was. Elke respondent ontving in dezelfde brief een voor hem/ haar unieke inlogcode en wachtwoord. Verzocht werd om deze enquête binnen 10 dagen in te vullen. Om de respons te verhogen is er na 10 dagen schriftelijk gerappelleerd door middel van een schriftelijke vragenlijst en begeleidende brief van de gemeente Heerlen met het verzoek de vragenlijst in te vullen en binnen 10 dagen in een portvrije antwoordenveloppe te retourneren. Om de privacy te kunnen waarborgen zijn aan de respondenten geen naam- en adresgegevens gevraagd, behalve de postcode (nodig om de uitkomsten te kunnen herleiden naar gemeenten en buurten). Het veldwerk is uitgevoerd in de periode oktober 2012. Steekproeftrekking Aangezien het buurtonderzoek niet alleen gegevens dient te genereren op het schaalniveau van de wijk maar ook op het niveau van de buurten, is in de onderzoeksopzet uitgegaan van een aselecte steekproef in de wijken Meezenbroek en Schaesbergerveld. In de overige wijken zijn alle huishoudens aangeschreven. Gestreefd werd naar ca. 400 geslaagde enquêtes in de wijken waarin een steekproef getrokken is. Op basis van dit principe is in 2012 uiteindelijk uit de Gemeentelijke Bevolkingsadministratie van Heerlen een aselecte steekproef getrokken van 18 jaar en ouder. Gelet op de omvang en moeilijkheidsgraad van de vragenlijst is ervoor gekozen bewoners van verzorgings- of verpleegtehuizen buiten de steekproeftrekking te laten. Responsverantwoording In totaal hebben uiteindelijk in MSP 894 huishoudens de vragenlijst ingevuld, hetgeen een onderzoeksrespons van 42% betekent. Tabel 1 op de volgende pagina geeft een overzicht van de respons per buurt. Weergegeven zijn het aantal verzonden en geretourneerde vragenlijsten, en het daaruit resulterende responspercentage. Tabel 1: respons per buurt Buurt Verzonden Retour Responspercentage Palemig 299 128 42,8% Burettestraat e.o.* 332 8* 2,4%* Meezenbroek 993 369 37,1% Schaesbergerveld 835 363 43,5% MSP TOTAAL 2459 894 (36,4%) 42,0% 35

* De respons van de buurt Burettestraat e.o. is dermate laag dat de resultaten van deze buurt niet apart zijn meegenomen in deze rapportage. De respondenten uit deze buurt zijn wél meegenomen in de resultaten van MSP totaal. Verder wijkt het responspercentage van deze buurt significant af van de overige buurten. Dit betekent dat er waarschijnlijk iets mis is gegaan in de verspreiding van de vragenlijsten. Verder zijn er in deze rapportage géén gegevens van Heerlen totaal opgenomen als referentiepunt. Er was een dermate grote ondervertegenwoordiging van de groep jongeren dat de gegevens niet bruikbaar waren. Oplossing voor beide problemen is het Burgeronderzoek 2013. De gegenereerde gegevens uit dit onderzoek zullen worden opgenomen als referentiepunt Heerlen totaal en als nulmeting voor de buurt Burettestraat e.o.. Representativiteit Bij enquête-onderzoek bestaat het risico dat bepaalde bevolkingsgroepen oververtegenwoordigd of ondervertegenwoordigd zijn in de responsgroep. In dat geval zijn de respondenten geen goede afspiegeling van de totale bevolking en is het onderzoek daarmee niet representatief. Ook in dit onderzoek was dit het geval. Na toetsing van de representativiteit op basis van geslacht en leeftijd, werden kleine afwijkingen geconstateerd. Om deze kleine afwijkingen naar geslacht en leeftijd te corrigeren heeft weging plaatsgevonden. Dit is een bij steekproefonderzoek gebruikelijke statistische techniek waarbij de onderzoeksgegevens (door middel van een vermenigvuldigingsfactor) zodanig worden herberekend dat de samenstelling van de responsgroep vrijwel exact gelijk is aan de feitelijke bevolkingssamenstelling. 36