PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM FRUITTEELT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Vergelijkbare documenten
IPM ALS BASIS VOOR EEN MODERNE LANDBOUW VERPLICHT VANAF Annie Demeyere Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

CONTROLE EN CERTIFICERING VAN IPM

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM FRUITTEELT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

IPM WETGEVING RICHTLIJNEN CHECKLIST Annie Demeyere Dienst Voorlichting

Akkerbouw (inclusief maïs en voederbiet) Suikerbiet: rotatie van 1/3 respecteren 2 nvt nvt nvt nvt

IPM Integrated Pest Management: hoe voldoen aan wettelijke verplichtingen? Bart Debussche Vlaamse Overheid Departement Landbouw en Visserij

Praktijkgids gewasbescherming: katern IPM Fruitteelt. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

IPM RICHTLIJNEN-CHECKLIST- LOONSPROEIERS. Annie Demeyere Afdeling duurzame landbouwontwikkeling

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING

Checklist IPM alle sectoren. 1 Preventie van schadelijke organismen 22/11/13. 1: major 100 % conform. 2 : minor: 70 % conform. 3(=C): aanbeveling

IPM WETGEVING -RICHTLIJNEN-CHECKLIST. Annie Demeyere Afdeling duurzame landbouwontwikkeling

GEINTEGREERDE GEWASBESCHERMING (IPM) TOEGEPAST IN DE TEELT VAN KNOLBEGONIA

IPM als basis voor een

Praktijkgids gewasbescherming: katern IPM Glasgroenten. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

Praktijkgids gewasbecherming: katern IPM Ruwvoeders. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij. Foto : LCV

Randvoorwaarde - erosiebestrijding /

Praktijkgids gewasbecherming: katern IPM Openluchtgroenten. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

Erosiebestrijding in de randvoorwaarden. Riemst 20 juni 2017 Maarkedal 29 juni 2017

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING

Nieuwe erosieregelgeving randvoorwaarden. Lierde 17/3/2016 Bart Debussche

IPM voor de groensector

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM RUWVOEDERS DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM GLASGROENTEN DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Agrobiodiversiteit in Vlaanderen Hoe ondersteunt, stimuleert en verplicht de overheid hierin?

IPM IN DE BIETENTEELT T IS NIE MOEILIJK, T IS GEMAKKELIJK

I GEÏNTEGREERDE TEELT

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM OPENLUCHTGROENTEN DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

IPM - RICHTLIJNEN EN FYTOLICENTIE

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM OPENLUCHTGROENTEN DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Audit bij de Vegaplan Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie versie 2.0 dd Laatste update:

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM AKKERBOUW DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Praktijkgids gewasbescherming : katern IPM Akkerbouw. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

Frans Goossens RICHTLIJNEN INTEGRATED PEST MANAGEMENT (IPM) Studiedag Kamerplanten, Destelbergen

Witloofwortelteelt op erosiegevoelige percelen

Controle op de erosiemaatregelen Hubert Hernalsteen

Lastenboek geïntegreerde pitfruitproductie in België

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM AKKERBOUW DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2017

GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING IN DE WITLOOFTEELT INLEIDING EN WETGEVEND KADER

IPM - RICHTLIJNEN VOOR DE BOOMKWEKERIJ

Studiedag knolbegonia, FYTOLICENTIE - IPM. F. Goossens. Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Ontwikkeling

Vlaanderen DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ. is landbouw & visserij

Randvoorwaarden Erosie. Martien Swerts Dienst land en Bodembescherming Departement LNE

Praktijkgids gewasbescherming: katern IPM Sierteelt

WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN

Gewasbeschermingsplan

Integrated Pest Management 8 Basisprincipes

Randvoorwaarden erosie. Jan Vermang, Martien Swerts Departement LNE Dienst Land en Bodembescherming

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2017

Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt vzw

Bodemerosie: oorzaken en oplossingen. Jan Vermang, Martien Swerts, Petra Deproost Departement LNE Dienst Land en Bodembescherming

BASISPRINCIPES VAN IPM

IPM als wapen tegen resistentie

Hoe gewasbeschermingsmiddelen uit het water houden?

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2018

Afwijkingen bestrijden

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2018

ForwardFarming Field Academy Water Protection Training. Module 3 Afspoeling en erosie

Aspecten van het gewasbeschermingsplan

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2019

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM SIERTEELT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM SIERTEELT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen Martijn D hoop. Studienamiddag: Bescherm de berm 02/10/12

Weekhuidmijten bij azalea:

PUNTVERVUILING. Goede landbouwpraktijken voor een betere waterkwaliteit. Puntvervuiling vermijden

Wat is IPM? Mathias Abts Vlaamse Overheid Departement Landbouw en Visserij

1/24/2019. Nieuw sinds begin 2017! Driftreductie efficiënt toepassen in pit- en steenfruit. Boomgaardspuit. Onkruidspuit. Verplichting IPM checklijst

Vraag en antwoord over de erosiemaatregelen vanaf 2016 (versie 01/01/2018)

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2019

Erosiebeleid in Vlaanderen. Annelies Gorissen, Karel Vandaele, Jo Lammens en Peter Priemen Provinciaal Steunpunt Land & Water

Wijzigingen randvoorwaarden 2015

Vraag en antwoord over de erosiemaatregelen vanaf 2016 (versie 19/04/2016)

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Witloof en IPM Praktische leidraad voor de witlooftelers

Snelle zelfscan: Hoe ver sta ik al voor het behalen van een certificaat?

Pascal Braekman Beleidsadviseur sierteelt & gewasbescherming

Little Cherry Virus Dinsdag 9 september 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Dilemma s biodiversiteit en gewasbescherming landbouwbedrijf.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

BLADZIEKTEN IN DE BIET IN EEN IPM PERSPECTIEF

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Vragen en opmerkingen erosieklassen 2017

Jaarplan Gewasbescherming

1. Perceel met uniforme helling

Gewasbeschermingsmonitor

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Gewasbeschermingsmonitor

Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Pseudomonas. Bacterieziekten. Klein en steenfruit

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal

Diffuse vervuiling Druppeldrift stofdrift

EROSIEBESTRIJDING VLAAMSE LANDMAATSCHAPPIJ DE ZORG VOOR DE OPEN RUIMTE IN VLAANDEREN

Waterportaal. Waterportaal als BELANGRIJKSTE aanspreekpunt!

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing

Nieuwe wetgevingen - Stand van zaken in September Phytofar

Omschakelen naar biologische teelt van aardbeien

Transcriptie:

Vlaanderen is landbouw & visserij PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING MODULE IPM FRUITTEELT Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ WWW.VLAANDEREN.BE/LANDBOUW

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING Katern IPM Fruitteelt 9.02.2016 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// /////////////////////// www.vlaanderen.be

pagina 2 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

Colofon Samenstelling Departement Landbouw en Visserij Afdeling Voorlichting, Doelgroepenbeleid en Kwaliteit Plant Auteurs Morren Hilde Lectoren Pcfruit: Charles de Schaetzen en Tessa De Baets Lay-out Departement Landbouw en Visserij Druk Vlaamse overheid Voor bijkomende exemplaren: www.vlaanderen.be/publicaties 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 3 van 36

pagina 4 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

INHOUD 1 PREVENTIE VAN SCHADELIJKE ORGANISMEN... 9 1.1 Biodiversiteit en ecologische structuren als reservoir voor nuttige organismen 9 1.2 Rassenkeuze, selectie van aangepaste plantenvariëteiten, plantmateriaal en aangepaste teelttechnieken ter voorkoming van ziekten en plagen 12 1.3 Vruchtafwisseling 13 1.4 Bemesting 13 1.5 Bescherming van de bodem tegen bodemerosie 13 1.6 Irrigatie 14 1.7 Hygiënemaatregelen 14 1.8 Toepassen van adequate teelttechnieken 15 2 MONITORING VAN SCHADELIJKE (en nuttige) ORGANISMEN... 17 2.1 Waarnemingsmethoden 17 2.2 Begeleiding door een erkende adviesdienst of erkende voorlichter 20 2.3 Wetenschappelijk verantwoorde schadedrempels 20 3 INTERVENTIE TER BESTRIJDING OF ter voorkoming van SCHADE... 22 3.1 Bestrijdingsmethoden 22 3.2 Keuze van gewasbeschermingsmiddelen 23 3.3 Toepassing van gewasbeschermingsmiddelen 23 3.4 RESISTENTIE 24 4 5 6 REGISTRATIE... 25 Checklist IPM Fruitteelt...26 BIJLAGEN...29 6.1 Bijlage 1: Maatregelen ter bevordering van nuttige organismen, biodiversiteit en ecologische structuren 29 6.2 Bijlage 2: Maatregelen ter voorkoming van bodemerosie 30 6.2.1 éénjarige teelten 30 6.2.2 Beschrijving van de pakketten 31 6.2.3 PAARS perceel 31 6.2.4 ROOD perceel 32 6.2.5 Meerjarige teelten 32 6.3 Bijlage 3: hygiënemaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van schadelijke organismen. 33 6.4 Bijlage 4: Maatregelen om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verduurzamen. 34 6.5 Bijlage 5 : Monitoren van ziekten en plagen gebeurt op minstens 1 van de volgende wijzen 35 6.6 Bijlage 6: Keuze van de bestrijdingsmethoden: 36 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 5 van 36

pagina 6 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

INLEIDING Een geïntegreerde gewasbescherming (ook IPM, Integrated Pest Management genoemd) gebruikt de verschillende mogelijke bestrijdingssystemen binnen één afgewogen geheel. Een rationeel, gericht gebruik van selectieve chemische gewasbeschermingsmiddelen is pas de laatste stap in een hele ketting van (preventieve) teelt- en bestrijdingsmaatregelen, waarbinnen ook biologische technieken hun plaats hebben. De gebruikte chemische middelen zijn bij voorkeur selectief en weinig persistent, zodat ze het ecosysteem zo weinig mogelijk schade toebrengen en waarbij de natuurlijke vijanden van de parasieten hun werk kunnen doen. Centraal bij de geïntegreerde gewasbescherming staat dezelfde gedachte als bij de geleide bestrijding: pas als de schade zo groot dreigt te worden dat u financieel verlies zou lijden, grijpt u in. Bij de geleide bestrijding wordt de beslissing om in te grijpen, gestuurd door de waarschuwingssystemen. Er wordt ingegrepen met chemische gewasbeschermingsmiddelen op het beste moment. In de geïntegreerde bestrijding wordt de beslissing nog meer gebaseerd op perceelsgebonden waarnemingen. Waar mogelijk kiest u voor bestrijdingsmethoden zonder chemische middelen. IPM beschikt over heel wat alternatieve bestrijdingstechnieken. Als deze ontoereikend zijn, gebruikt u chemische gewasbeschermingsmiddelen. Bij de keuze van de gewasbeschermingsmiddelen houdt u rekening met de volgende criteria en kiest u bij voorkeur: de minst schadelijke middelen voor de mens; selectieve gewasbeschermingsmiddelen die de natuurlijke vijanden sparen; specifieke gewasbeschermingsmiddelen die alleen het te bestrijden organisme treffen; weinig persistente middelen; middelen zonder risico voor verontreiniging van oppervlakte- en/of grondwater; middelen waarvan recente informatie met betrekking tot neveneffecten beschikbaar is. IPM biedt heel wat mogelijkheden voor een meer duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De Europese Unie heeft deze bestrijdingsstrategie opgenomen in de richtlijn 2009/128 voor een duurzaam gebruik van pesticiden. Alle professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen moeten, met ingang van 1 januari 2014, de principes van IPM toepassen. De officiële definitie van IPM in het kader van deze richtlijn luidt als volgt: Geïntegreerde gewasbescherming : de zorgvuldige afweging van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden, gevolgd door de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties van schadelijke organismen tegengaan, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van interventie tot economisch en ecologisch verantwoorde niveaus beperkt houden en het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu tot een minimum beperken. Bij de geïntegreerde gewasbescherming ligt de nadruk op de groei van gezonde gewassen, waarbij de landbouwecosystemen zo weinig mogelijk worden verstoord en natuurlijke plaagbestrijding wordt aangemoedigd. 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 7 van 36

De 8 algemene beginselen van IPM worden als volgt bepaald in de richtlijn. 1. De voorkoming en/of vernietiging van schadelijke organismen moet worden verwezenlijkt of in de hand gewerkt door onder meer en met name door: gewasrotatie; gebruik van adequate teelttechnieken (bijvoorbeeld vals-zaaibedtechniek, zaaitijd en - dichtheid, onderzaaien, conserverende bodembewerking, snoeien en direct inzaaien); gebruik, waar passend, van resistente/tolerante cultivars en standaard/gecertificeerd zaai- en plantgoed; gebruik van evenwichtige bemesting, kalkbemesting en irrigatie- of drainagepraktijken; de verspreiding van schadelijke organismen voorkomen door middel van hygiënemaatregelen (bijvoorbeeld door regelmatige reiniging van machines en apparatuur); bescherming en bevordering van belangrijke nuttige organismen, bijvoorbeeld door adequate beheersmaatregelen of het gebruik van ecologische infrastructuur in en buiten de productiegebieden. 2. Schadelijke organismen worden gemonitord met passende methoden en instrumenten, indien beschikbaar. Tot deze instrumenten behoren, waar mogelijk, veldobservaties en wetenschappelijk verantwoorde waarschuwings-, voorspellings- en vroegdiagnosesystemen, en het advies van gekwalificeerde beroepsadviseurs ter harte nemen. 3. Op grond van de monitoringsresultaten moet de professionele gebruiker besluiten of, en wanneer hij beheersmaatregelen treft. Strenge en wetenschappelijk verantwoorde drempelwaarden zijn essentiële componenten bij de besluitvorming. Waar mogelijk moet vóór de behandeling van schadelijke organismen rekening worden gehouden met voor de regio specifieke gebieden, gewassen en bijzondere klimatologische omstandigheden vastgestelde drempelwaarden. 4. Duurzame biologische, fysische en andere niet-chemische methoden verdienen de voorkeur boven chemische methoden als hiermee de schadelijke organismen op bevredigende wijze worden bestreden. 5. De gebruikte pesticiden moeten zo doelgericht mogelijk zijn en zo min mogelijk neveneffecten hebben voor de menselijke gezondheid, niet-doelwitorganismen en het milieu. 6. De professionele gebruiker moet het gebruik van pesticiden en andere vormen van ingrijpen beperken tot een noodzakelijk niveau, bijvoorbeeld door kleinere doses, een lagere toepassingsfrequentie of gedeeltelijke toepassingen. Hij moet daarbij afwegen of het risico voor de gewassen aanvaardbaar is en de pesticiden de kans op resistentie van de populatie schadelijke organismen niet verhogen. 7. Wanneer het risico op resistentie tegen een beheersmaatregel bekend is en wanneer het niveau van schadelijke organismen dusdanig is dat meerdere toepassingen van pesticiden op de gewassen noodzakelijk zijn, moeten de beschikbare strategieën om resistentie te voorkomen, worden uitgevoerd om de werking van de producten te behouden. Dit kan betekenen dat diverse pesticiden met verschillende werking moeten worden gebruikt. 8. Op basis van de registers over het gebruik van pesticiden en van de monitoring van schadelijke organismen moet de professionele gebruiker zich een oordeel vormen over het succes van de toegepaste beheersmaatregelen. pagina 8 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

RICHTLIJNEN IPM FRUITTEELT De 8 principes van de algemene beginselen werden gebruikt als basis om richtlijnen voor de fruitteelt op te stellen. De richtlijnen zijn een minimum om te voldoen aan IPM. Vanwege de conformiteit met bestaande kwaliteitslastenboeken in de groenten- en fruitsector werd de indeling gewijzigd in overeenstemming met deze lastenboeken zoals Global Gap. Om te voldoen aan de toepassing van IPM moeten de maatregelen die hieronder opgesomd zijn nageleefd worden. De controle op het naleven van de algemene beginselen wordt uitgevoerd door onafhankelijke controle-organismen, die hiervoor erkend zijn. De punten die een quotering 1 krijgen, moeten verplicht nageleefd worden. Deze met quotering 2 moeten in totaal voor 70% nageleefd worden, en deze met quotering 3 worden aanbevolen. Op het einde vindt u de checklist terug die bij de controle gebruikt wordt. 1 PREVENTIE VAN SCHADELIJKE ORGANISMEN 1.1 BIODIVERSITEIT EN ECOLOGISCHE STRUCTUREN ALS RESERVOIR VOOR NUTTIGE ORGANISMEN Schadelijke organismen voorkomen of vernietigen Om de noodzaak voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo laag mogelijk te houden, kunt u van bij de start van een aanplanting al een aantal teeltmaatregelen nemen. Daarnaast kunt u rondom uw percelen ook een geschikte omgeving creëren waar nuttige organismen zich thuis voelen. Zodra er zich een plaag ontwikkelt in uw gewas, kunnen de nuttige predatoren en parasieten vanuit de rand naar uw perceel emigreren en daar de schadelijke plaaginsecten aanvallen en bestrijden. Garanderen van de biodiversiteit en bescherming van de teeltomgeving en van het woonmilieu van zowel dierlijke als plantaardige wilde soorten is een belangrijke vereiste en doelstelling voor de geïntegreerde productie. Ten minste twee van de hierna vermelde ecologische maatregelen voor een betere biodiversiteit moet u op uw bedrijf toepassen. Deze maatregelen zijn: - op een geschikte manier plaatsen en in stand houden van nestkasten en/of zitstangen voor vogels (mezen, roofvogels, enz.); 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 9 van 36

Afbeelding 1: nestkast voor torenvalk en mezen in de fruitaanplanting - plaatsen of in stand houden van kunstmatige schuilplaatsen voor wilde solitaire bijen (Osmia, Andrena) en oorwormen of kunstmatige schuilplaatsen voor de overwintering van nuttige insecten (gaasvliegen, lieveheerbeestjes, enz.); Afbeelding 2: schuilplaatsen voor wilde solitaire bijen en oorwormen - plaatsen of in stand houden van natuurlijke schuilplaatsen zodat nuttige organismen daar kunnen overwinteren (hagen, struiken, bosjes, bomen, rietkragen enz.); - plaatsen van gemengde hagen (vlierbes, klimop, wilg, sporkehout, enz.) rond de aanplanting als toevluchtsoord voor nuttige organismen; - plaatsen of in stand houden van een wilde vegetatiestrook, met bijvoorbeeld composieten en schermbloemigen; pagina 10 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

Afbeelding 3: wilde vegetatiestrook langs de aanplanting - in stand houden van een compenserende ecologische oppervlakte die ten minste 2 % van het bedrijf bedekt. Op deze oppervlakte mag geen enkele meststof of gewasbeschermingsmiddel terecht komen; - het volledig mechanisch onkruid vrijhouden van niet-beteelde stroken of zwartstroken; - het inzaaien van bodembedekkers of groenbedekkers; - gebruik maken van verwarringstechniek (appel en peer); Afbeelding 4: feromoonverwarring bij pitfruit - weidevogelbeheer door bescherming van vogelnesten en/of aanleg van vluchtstroken; - akkervogelbeheer zoals aanleggen van gemengde grasstroken, leeuwerikvlakjes, faunaranden, winterstoppel of graanranden; 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 11 van 36

Afbeelding 5: faunarand - aanleg, bescherming en bevordering van grasbufferstroken om nuttige organismen te bevorderen. 1.2 RASSENKEUZE, SELECTIE VAN AANGEPASTE PLANTENVARIËTEITEN, PLANTMATERIAAL EN AANGEPASTE TEELTTECHNIEKEN TER VOORKOMING VAN ZIEKTEN EN PLAGEN Het plantmateriaal of de plantenvariëteiten moeten bij voorkeur gekozen worden in functie van hun gezondheidsstatus en resistentie of tolerantie tegen ten minste één belangrijke ziekte of plaag, indien beschikbaar. Om problemen met ziekten en plagen te voorkomen is het belangrijk om de teelt te starten met gezond plantgoed. De levering van planten moet steeds vergezeld zijn van een plantenpaspoort. Het plantmateriaal moet gezond en gecertificeerd virusvrij zijn. Wanneer dit type materiaal niet voorhanden is, moet u gebruik maken van het plantmateriaal met de hoogste gezondheidsstatus. Het moet in elk geval minstens voldoen aan de Europees vastgelegde CAC-normen. Wanneer plantmateriaal geleverd wordt, doet u een visuele controle op de aanwezigheid van ziekten en plagen. Genetisch gemodificeerde organismen (GGO s) zijn toegelaten voor zover ze de principes van IPM niet schaden en ze in Vlaanderen toegelaten zijn. Indien van toepassing, zijn bestuivers aanbevolen volgens variëteit en teelttechniek. Gebruik of kies een onderstam die aangepast is aan de bodem om een gezonde groei te bekomen. Als teler beschikt u over de nodige informatie van de rassen en variëteiten die u op uw percelen aanplant. Hiervoor kunt u een beroep doen op de informatie die door de erkende praktijkcentra aan u ter beschikking gesteld wordt. Op basis van deze informatie wordt de keuze gemaakt in functie van gezondheidsstatus, resistentie of tolerantie tegen belangrijke ziekten en plagen en in functie van de vraag van de afnemer. Voor de informatie over pit- en steenfruit, houtig kleinfruit en vollegrondsaardbeien kunt u terecht bij pcfruit vzw. De informatie over aardbeien onder glas is te verkrijgen bij het Proefcentrum Hoogstraten vzw. Proefcentrum fruitteelt vzw pcfruit Proefcentrum Hoogstraten vzw PCH http://www.pcfruit.be http://ww.proefcentrum.be pagina 12 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

1.3 VRUCHTAFWISSELING Monoculturen zijn algemeen af te raden bij grondteelten. Bovendien geldt vruchtafwisseling niet voor meerjarige teelten. Vruchtafwisseling is een mogelijkheid om een aaltjesreducerend gewas te gebruiken en/of om het organisch gehalte van de bodem te verhogen voor meerjarige teelten. De gekozen percelen voor een nieuwe teelt moeten ook gunstig zijn voor deze teelt: door hun ligging, bijvoorbeeld elke vorstgevoelige plaats of andere ecologische nadelen vermijden; door hun bodemkwaliteit, bijvoorbeeld ondiepe, te droge of te natte gronden vermijden. Aardbeien in volle grond worden bij voorkeur niet in een rotatie enger dan 1 op 3 jaar geteeld. Als uit de grondanalyse blijkt dat een grondontsmetting nodig is, kan deze uitgevoerd worden conform de erkenningen. Zo mogelijk moet de voorkeur gegeven worden aan een niet-chemische bodemontsmetting. De keuze van de groenbedekkers stemt u bij voorkeur af op teelten in de rotatie en waar mogelijk gebruikt u aaltjesreducerende groenbedekkers. Afbeelding 6: Tagetes als bodembedekker en aaltjesreducerend gewas 1.4 BEMESTING Bemesting is het best gebaseerd op een passende chemische bodem- en/of gewasanalyse, die op regelmatige tijdstippen (minstens om de 4-5 jaar) uitgevoerd wordt. Het is ook raadzaam aangepaste technieken te gebruiken om de voedingsbehoefte te bepalen. Bij meerjarige fruitteelten is het aangewezen een bodemanalyse uit te voeren voor het aanplanten. De MAP-normen moeten uiteraard gerespecteerd worden. Daarom is het aanbevolen specifieke technieken te hanteren die u toelaten gerichter en efficiënter te bemesten. Voorbeelden hiervan zijn: band-, rij- of puntbemesting (fertigatie) of traag werkende meststoffen. Tot slot mag u volgens de wettelijke bepalingen ook niet bemesten op een strook van 5 m naast waterlopen. 1.5 BESCHERMING VAN DE BODEM TEGEN BODEMEROSIE Bodemerosie vermindert de bodemvruchtbaarheid en de opbrengsten op lange termijn, draagt bij tot het ontstaan van modderstromen en overmatige ruimings- en baggerspecie. Op basis van gegevens uit een wetenschappelijk model gebruikt door het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie kunnen de erosiegevoelige percelen in tegenstelling tot vroeger, in 6 klassen opgedeeld worden: zeer hoog, hoog, 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 13 van 36

medium, laag, zeer laag en verwaarloosbaar erosiegevoelig. De vroeger sterk erosiegevoelige percelen vallen onder de indeling zeer hoog en de matig gevoelige onder hoog en medium. De beschikbare gegevens in verband met de erosiegevoeligheid van een bepaald perceel worden voorgedrukt op de verzamelaanvraag. Dit geeft de landbouwer al een indicatie over waar er mogelijke erosiebestrijdingsmaatregelen kunnen worden genomen. De erosie van de bodem wordt bepaald door een aantal factoren. Daarbij zijn de erosiegevoeligheid van de bodem, de teelt en de gebruikte teelttechniek bepalend voor de erosie die ontstaat. Deze erosiebestrijdingsmaatregelen moeten er voor zorgen dat betekenisvolle afspoeling van water en bodemdeeltjes van het perceel voorkomen en/of beperkt wordt. Meer info over het globaal erosiebestrijdingsplan vindt u op www.vlaanderen.be/landbouw/randvoorwaarden. Bij vollegronds aardbeien is het aangewezen om de teeltstroken dwars op de helling te leggen. Daarentegen is het bij meerjarige teelten aanbevolen een grasstrook te zaaien en zijn volledig onbegroeide bodems tussen de rijen af te raden. 1.6 IRRIGATIE Er wordt water gegeven volgens de vereisten van de teelt. Irrigatie kan op basis van een oordeelkundig advies waarbij overtollig gebruik van water en uitspoeling van nutriënten voorkomen wordt. Voor irrigatie gebruikt u bij voorkeur hemelwater. Andere waterbronnen zijn beekwater, water van open put, boorputwater, stadswater (leidingwater), regenwater of water afkomstig van erkende procedés, zodat er een duurzaam watergebruik gegarandeerd kan worden. 1.7 HYGIËNEMAATREGELEN U kunt de verspreiding van schadelijke organismen voorkomen door middel van hygiënemaatregelen. Hygiëne is een belangrijke preventieve factor om ziekten en plagen weg te houden of de verspreiding ervan zo veel mogelijk te voorkomen. Een goede bedrijfshygiëne kan zeker bij teelten onder beschutting helpen om problemen te voorkomen. Door gepaste maatregelen wordt de verspreiding van schadelijke organismen (ziekten, plagen en onkruiden die bijvoorbeeld schadelijke organismen kunnen huisvesten) vanuit plantaardig afval voorkomen. Het is dan ook aangewezen om aangetaste planten of plantendelen (= infectiebron) op gepaste wijze te vernietigen. De cultuurmaatregelen bestaan uit het mechanisch verwijderen van overwinterende of zomerse infectiebronnen en ingangspoorten voor parasieten: - verwijder de tweede bloei waar nodig (bacterievuur); - verwijder en vernietig twijgen aangetast door bacterievuur, kanker, witziekte, houtschimmels,...; - stimuleer de afbraak van de op de bodem gevallen en/of door ziekte (schurft, ) aangetaste bladeren met borstel en hakselaar; - maak kankers zuiver en smeer de wonden met erkende middelen in; - verwijder de rupsen van de glasvlinder in kankers en van de tijgerrups in takken of stam; - bij de snoei de van vruchtmummies (verdroogde vruchten) verwijderen van de boom; pagina 14 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

- snoeitijdstip aanpassen aan de infectiedruk van het perceel. Snoei na de regen, niet voor de regen en dit om snoeiwondeninfecties te voorkomen; - tijdens de oogst zieke bomen markeren en verder opvolgen in de herfst bij bladverkleuring en eventueel rooien (Little Cherry Virus); - gooi of deponeer geen sorteerafval in de aanplanting; - graaf aangetaste kersen door de kersenvlieg in; - voorkom sterk groeiende scheuten die haarden van schadelijke organismen kunnen scheppen. Voor zachtfruit zijn volgende cultuurmaatregelen aangewezen: - laat geen overrijpe vruchten aan de plant hangen bij zachtfruit; - laat geen vruchten op het plukpad liggen; - ruim bij de beëindiging van de oogst, onmiddellijk de overgebleven planten op (zodat er geen rotte vruchten achterblijven op het veld); - verzamel rotte en niet-verkoopbare vruchten op voldoende afstand van het productieveld, indien mogelijk afgedekt; - bewaar geplukt fruit zo snel mogelijk gekoeld. 1.8 TOEPASSEN VAN ADEQUATE TEELTTECHNIEKEN Door aangepaste teelttechnieken en systemen kunt u bijdragen tot de preventie van schadelijke organismen en kunt u een verantwoord, beperkt gebruik van gewasbeschermingsmiddelen realiseren. Voor een nieuw perceel aanplant, moet u de geschiktheid ervan nagaan (https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/ (bodemverkenner) Volgende technieken worden aanbevolen in de fruitteelt. Minstens één uit de volgende lijst moet u toepassen op uw bedrijf: - een pleksgewijze of gelokaliseerde behandeling toepassen; - geen gebruik van insecticiden of herbiciden; - rijenbehandeling: gewasbeschermingsmiddelen toepassen op de gewasrij en niet er tussen (tunnelspuit, reflectiescherm); - precisielandbouw; - goed werkende drainering ter voorkoming van (wortel)ziekten voor het aanplanten; - een vals zaaibed aanleggen: door het perceel enkele weken voor het planten reeds plantklaar te leggen, wordt een vals zaaibed gecreëerd. Een deel van de onkruidzaden in de toplaag zullen reeds kiemen en die kunnen vlak voor de aanplant mechanisch opgeruimd worden; - groenbedekkers inzaaien tegen ziekten, plagen en aaltjes; - de plantafstand aanpassen aan de groeikracht van de bodem, onderstam, variëteit; 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 15 van 36

- afdekken met insectengaas of plaatsen van insectengaas in verluchtingsramen; - overdekken van de aanplanting om hagelschade, regenschade (bij kers), ziekten (schurft, botrytis, ) te voorkomen; - overnetten van de aanplanting ter voorkoming van vogelschade (bij kers), fruitmot, ; Afbeelding 7: overkapte stellingenteelt bij aardbei - optimale klimaatsturing (o.a. luchten: relatieve vochtigheid onder controle houden), beregenen (irrigatie-druppel), verwarmen; - teeltbescherming door afdekking (voorbeelden: regenkap, hagelnetten, vliesdoek, ); - aangepast snoeien (eventueel wortelsnoeien) om een evenwichtige groei te stimuleren; - de zwarte strook beperken tot maximaal 75 cm van de fruitbomen (fruit); - aangepaste dunning bij een mogelijk te grote fruitproductie; - plantsysteem kiezen in functie van groeikracht; - plantsysteem kiezen bij fruitbomen en -struiken loodrecht op de overheersende windrichting. Afbeelding 8: zwarte strook onder de bomen pagina 16 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

2 2.1 MONITORING VAN SCHADELIJKE (EN NUTTIGE) ORGANISMEN Nadat u het reële risico van de schadelijke organismen hebt ingeschat, beslist u of u al dan niet ingrijpt. De inschatting gebeurt op perceelsschaal door waarnemingsmethoden in te zetten en toezicht te houden op het niveau van de populatie. Daarnaast moet u ook een zicht houden op de aanwezigheid en activiteit van de nuttige organismen en moet u rekening houden met de schadedrempels. Per gewas dat op het bedrijf geteeld wordt beschikt u over informatie over de belangrijkste ziekten, plagen, onkruiden en/of nuttige organismen. WAARNEMINGSMETHODEN Waarnemingen van schadelijke en nuttige organismen kunnen op verschillende manieren gebeuren: - visuele waarneming: van schadelijke en nuttige organismen die met het blote oog gemonitord kunnen worden, al dan niet door kloppingen of met een loupe; van ziekte aantastingen; door middel van kleurvallen, feromoonvallen of vangplaten. Afbeelding 9: larven van een perenbladvlooïen (bron pcfruit v.z.w.) Afbeelding 10: roofwants (bron pcfruit v.z.w.) en blauwe vangplaat voor de tripswaarneming in aardbeien 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 17 van 36

- klimatologische waarnemingen; de ontwikkeling en de infectie van bepaalde ziekten en plagen wordt mee klimatologisch bepaald en dus kunnen weersgegevens aangeven wanneer er infectierisico is. Afbeelding 11: schurftberekeningsrapport geeft een beeld van de klimatologische infectie - waarnemingen en waarschuwingssystemen van erkende instanties; waarschuwingsberichten van erkende waarschuwingsdiensten, eventueel in combinatie met een visuele waarneming, kunnen u toelaten om gericht in te grijpen; erkende waarschuwingssystemen: pitfruit: Proefcentrum fruitteelt vzw steenfruit: Proefcentrum fruitteelt vzw houtig kleinfruit: Proefcentrum fruitteelt vzw aardbeien volle grond: Proefcentrum fruitteelt vzw aardbeien beschermde teelt: Proefcentrum Hoogstraten vzw Proefcentrum fruitteelt vzw pcfruit Proefcentrum Hoogstraten vzw PCH http://www.pcfruit.be http://www.proefcentrum.be pagina 18 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

Afbeelding 12: voorbeelden van waarschuwingsberichten 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 19 van 36

Afbeelding 13: spreiding van de waarnemersposten in Vlaanderen (bron pcfruit v.z.w.) 2.2 BEGELEIDING DOOR EEN ERKENDE ADVIESDIENST OF ERKENDE VOORLICHTER - Om het risico te bepalen kunt u zich bij de waarnemingen ter plaatse laten bijstaan door een erkende adviesdienst of erkende voorlichter. - U kunt stalen met een ziekte of plaag laten nemen of analyseren door een bevoegde instantie, bijvoorbeeld een praktijkcentrum of een onderzoeksinstelling. De hier vermelde monitoringssystemen moeten voldoende onderbouwd zijn met verslagen om op basis daarvan een behandeling te kunnen uitvoeren. 2.3 WETENSCHAPPELIJK VERANTWOORDE SCHADEDREMPELS Voor de belangrijkste ziekten en plagen worden verantwoorde schadedrempels opgesteld. Die worden gebruikt om te beslissen of een bestrijding noodzakelijk is. De erkende waarschuwingsdiensten baseren hun berichten op wetenschappelijk verantwoorde ziekte- of plaagmodellen en schadedrempels. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanwezige nuttige organismen, hun levenscyclus en de weers- en perceelsomstandigheden. pagina 20 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

Afbeelding 14: weerstation (bron pcfruit v.z.w.) Afbeelding 15: spreiding van de weerstations in Vlaanderen (bron pcfruit v.z.w.) 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 21 van 36

3 INTERVENTIE TER BESTRIJDING OF TER VOORKOMING VAN SCHADE Op basis van de waarschuwingen en uitgevoerde waarnemingen kunt u nagaan of de schadedrempel overschreden is. Als deze overschreden wordt, mag een preventieve of curatieve bestrijding gebeuren. Onderdrukking van de belangrijkste ziekten en plagen moet in de eerste plaats gebeuren door een optimale teelttechniek waarbij de risico s voor het leefmilieu en de rendabiliteit in overweging genomen worden. 3.1 BESTRIJDINGSMETHODEN Biologische, mechanische, of fysische bestrijding verdienen de voorkeur boven chemische bestrijding op voorwaarde dat ze een afdoende bestrijding geven en economisch rendabel zijn. De volgende bestrijdingsmethoden kunnen toegepast worden in IPM: - biologische bestrijding gebeurt door natuurlijke vijanden te gebruiken. In de bestrijding van schadelijken moeten de nuttige organismen (roofwantsen, roofmijten, sluipwespen, gaasvliegen, zweefvliegen, lieveheersbeestjes, ), zoveel mogelijk gespaard en gestimuleerd worden door het gebruik van selectieve middelen en geschikte ecologische maatregelen; - erkende biologische en natuurlijke preparaten gebruiken om ziekten en plagen te bestrijden zoals producten op basis van Trichoderma tegen schimmels of Bacillus thuringiensis ter bestrijding van rupsen en Granulosevirus tegen fruitmot; - fysische methoden gebruiken, onder meer door wegvangen door vallen, vanglampen, lijmbanden, mass trapping, langzame zandfilter om schimmels weg te werken, UVbehandeling, stomen en insectengaas; - verwarringstechniek; - mechanische onkruidbestrijding wordt aanbevolen waar mogelijk; - alternatieve (niet-chemische) onkruidbestrijding: thermische onkruidbestrijding, wieden, onkruidonderdrukkende methoden (gronddoek, organisch mulchen, bedekkend gewas, ); - biologische bodemontsmetting (aaltjesreducerend gewas); - fysische bodemontsmetting; - chemische bestrijding wordt bij voorkeur uitgevoerd met selectieve bestrijdingsmiddelen; - rijenbespuiting of plaatselijke behandeling is aanbevolen. pagina 22 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

3.2 KEUZE VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN Binnen de IPM-teelt kunnen alle toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zonder onaanvaardbare effecten ingezet worden. Dit kan omdat de toelatingsvoorwaarden rekening houden met zeer veel aspecten die belangrijk zijn voor de veiligheid van de mens en het milieu. Bij de keuze van een gewasbeschermingsmiddel houdt u rekening met de volgende aspecten: - kies voor selectieve middelen voor nuttigen, d.w.z. middelen die de nuttige organismen sparen, voor zover deze voorhanden zijn. In de bestrijding van schadelijke insecten moeten de nuttige organismen (roofwantsen, roofmijten, sluipwespen, gaasvliegen, zweefvliegen, lieveheersbeestjes, ) zoveel mogelijk gespaard en gestimuleerd worden door geschikte ecologische maatregelen; - kies het meest efficiënte middel in functie van het stadium van het gewas, de ziekte, de plaag of het onkruid en de aanwezigheid van nuttigen; - kies het minst giftige middel, zowel voor de mens als het milieu; - houd rekening met de gevoeligheid voor resistentieontwikkeling van de middelen; Voor de teelten op uw bedrijf, moet u toegang hebben tot informatie over de lijst met erkende gewasbeschermingsmiddelen. De meest accurate informatie kan u vinden op www.fytoweb.be 3.3 TOEPASSING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN De gewasbeschermingsmiddelen moet u volgens de erkende techniek en met de erkende dosis toepassen. Als u de gewasbeschermingsmiddelen spuit, moet dit gebeuren met een goed afgesteld en gekeurd spuittoestel, conform de wetgeving. U moet de gebruiksvoorwaarden (teelt, dosis, wachttermijn, compatibiliteit met andere gewasbeschermingsmiddelen) van elk gewasbeschermingsmiddel naleven. Bovendien moet de behandeling op het juiste ogenblik plaatsvinden, rekening houdende met het stadium van het schadelijk organisme, de nuttige organismen (incl. hommels en bijen), met de weersomstandigheden en de aanwezigheid van bloeiende planten in het perceel en in de onmiddellijke omgeving. In de Praktijkgids gewasbescherming vindt u meer informatie over de goede landbouwpraktijken bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 23 van 36

Bereken vooraf de exacte hoeveelheid spuitoplossing om restanten te vermijden Hou rekening met de klimatologische omstandigheden tijdens de behandeling Vermijd puntvervuiling door het spuittoestel niet te vullen op een verharde oppervlakte tenzij er speciale opvang voor lekken, morsen en overlopen van het spuittoestel voorzien is Vermijd morsen en gooi geen zegels van verpakking op de grond, spoel deze samen met de lege verpakking Gebruik in functie van de weersomstandigheden de gepaste driftreducerende doppen of andere driftreducerende maatregelen Vermijd te spuiten bij teveel wind Respecteer de op het etiket vermelde bufferzones Respecteer 1m spuitvrije bufferzone langs oppervlaktewater bij veldspuiten en een 3m spuitvrije bufferzone langs oppervlaktewater bij boomgaardspuiten Verdun spuitresten na de behandeling en spuit ze uit op het behandelde perceel aan verhoogde snelheid Indien mogelijk reinig het spuittoestel volledig op het veld of op verharde oppervlakte voorzien van opvang en recyclage van restwater op het bedrijf Reinig de verpakkingen, inclusief de zegels, sla ze apart en droog op en lever ze in bij AgriRecover Door gebruik te maken van een galg met debietmeter voor het vullen van het spuittoestel kan u het overlopen van het spuittoestel vermijden. Wanneer u vult aan een open water moet u het spuittoestel voorzien van een terugslagklep bij het vullen. Het spuittoestel wordt voorzien van een schoonwatertank, een spoeltank en een hoge drukreiniger om het toestel in- en uitwendig te spoelen op het veld. Verwerken van van spoel- en reinigingswater doet u met een biozuiveringssysteem (biofilter, fytobak, ) of Sentinel. 3.4 RESISTENTIE Om resistentie tegen gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen, moet u volgende maatregelen nemen: - respecteer de dosis volgens het etiket van de gewasbeschermingsmiddelen. Deze dosis is de dosis waarbij de beste werkzaamheid en voorkoming van resistentie worden gewaarborgd. Deze dosis kan in volgende gevallen worden verlaagd op verantwoordelijkheid van de gebruiker: in combinatie met biologische, fysische of mechanische bestrijding; in onkruidbestrijdingsprogramma s met lage dosissen; in gevallen waar weinig schade door ziekten en plagen wordt verwacht; bij toepassing van mengsels van verschillende producten voor de bestrijding van ziekten en plagen. Bij verlaging van de dosis is het niet toegelaten het maximale aantal toepassingen te verhogen, noch de wachttermijn voor de oogst te verkorten. pagina 24 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

- afwisselen van gewasbeschermingsmiddelen van verschillende werkingsmechanismen. Deze worden vermeld bij de erkenning als ze bekend zijn. De principes vastgelegd door FRAC (Fungicide Resistance Action Committee), IRAC (Insecticides Resistance Action Committee) of HRAC (Herbicides Resistance Committee) moeten gerespecteerd worden. De informatie is opgenomen op de erkenningsakten, middelenlijsten en advieskaarten. 4 REGISTRATIE In het kader van IPM moet u alle behandelingen en bestrijdingen noteren, bijvoorbeeld op teelt- of perceelsfiches, zoals reeds gebeurt in het kader van de sectorgids primaire plantaardige productie (FAVV) en bepaalde specifieke kwaliteitslastenboeken (bijvoorbeeld IKKB). Deze registraties vult u aan met de waarnemingen en/of de waarschuwingsberichten en/of adviezen (monitoringsmethode) waarop de bestrijding gebaseerd is. Registreer ook de niet-chemische gewasbescherming die u toegepast heeft. Het is zeker nuttig om ook het effect van uw uitgevoerde bestrijding te noteren, zowel positief als negatief. Dit kan een hulp zijn bij toekomstige behandelingen. De teler moet voor de teelten op zijn bedrijf, toegang hebben tot informatie over de belangrijkste ziekten, plagen en nuttigen, de lijst met erkende gewasbeschermingsmiddelen en informatie over de rassen en variëteiten. 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 25 van 36

CONTROLE EN CERTIFICERING VAN IPM Om na te gaan of de professionele gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen voldoet aan de toepassing van de richtlijnen, werd een checklist opgesteld waarbij snel nagegaan kan worden of er voldoende inspanningen geleverd werden. Om de uniformiteit tussen de verschillende plantaardige sectoren te optimaliseren werden twee checklisten opgesteld. Een eerste voor akkerbouw (inclusief maïs en voederbieten), ruwvoeder (exclusief maïs en voederbieten), groententeelt in openlucht en onder glas, en fruitteelt. Een tweede checklist is opgesteld voor sierteelt. De controle op het naleven van de algemene beginselen wordt uitgevoerd door onafhankelijke controleorganismen, die hiervoor erkend zijn. De punten die een quotering 1 krijgen moeten verplicht nageleefd worden. Deze met quotering 2 moeten in totaal voor 70% nageleefd worden, en deze met quotering 3 worden aanbevolen. 5 CHECKLIST IPM FRUITTEELT 1 (=A): major 100 % conform 2 (=B): minor: 70 % conform 3 (=C): aanbeveling nvt= niet van toepassing 1 PREVENTIE VAN SCHADELIJKE ORGANISMEN 1.1 Biodiversiteit en ecologische structuren: min. 2 maatregelen uit 6.1 toepassen 2 1.2 De teler moet voor de teelten op zijn bedrijf over informatie beschikken van de eigenschappen van de geteelde rassen en variëteiten. Op basis van deze informatie worden de rassen gekozen i.f.v. gezondheidsstatus, resistentie of 2 tolerantie tegen belangrijke ziekten en plagen en in functie van de vraag van de afnemer Doe een visuele controle op het ziekte- en plaagvrij zijn van het aangeleverde plantenmateriaal 2 Gebruik gezond plantenmateriaal, zaaigoed of gecertificeerd uitgangsmateriaal 1 Aanplanten van bestuivers volgens variëteit en teelttechniek 2 1.3 Vruchtafwisseling geldt voor vollegrondsteelten in open lucht met minimum van 2 1/2 teelten of jaren. Aardbeien: rotatie van 1/3 respecteren 2 Grondontsmetting is enkel mogelijk als dit uit een gewas- of grondanalyse blijkt. Deze kan uitgevoerd worden conform de erkenning van de gewasbeschermingsmiddelen. Indien mogelijk/haalbaar moet de voorkeur gegeven worden aan een niet-chemische bodemontsmetting. 2 pagina 26 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

1.4 Bemesting baseren op een bodem-, voedingswater- of gewasanalyse of standaard analyse van de bouwvoor minstens om 4-5 jaar. 1.5 Bodemerosie voorkomen volgens de maatregelen opgenomen in 6.2 : Maatregelen ter voorkoming van bodemerosie is aanbevolen voor medium (oranje) erosiegevoelige percelen. Bodemerosie voorkomen volgens de maatregelen opgenomen in 6.2: Maatregelen ter voorkoming van bodemerosie verplicht voor zeer hoog (paars) en hoog (rood) erosiegevoelige percelen 1.6 Voor irrigatie wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van hemelwater. Andere waterbronnen zijn: beekwater, water van open put, boorputwater, leidingwater, regenwater of water van erkende procedés Bij irrigatie wordt rekening gehouden met de behoeften van de plant en overtollig gebruik van water wordt vermeden om uitspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te beperken 1.7 Machines en apparatuur worden regelmatig gereinigd om verspreiding van schadelijke organismen zoals aaltjes of bodemgebonden ziekten en knolcyperus te voorkomen (is opgenomen in het schoonmaakplan) Voorkomen van de verspreiding van schadelijke organismen door middel van hygiënemaatregelen: toepassen van min. 2 maatregelen uit 6.3 Bacterievuur - bij vaststelling: besmette planten vernietigen of besmetting wegsnoeien. Door aangepaste teelttechniek het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen 1.8 verduurzamen: 1 maatregel in 6.4 toepassen 2 3 1 1 2 3 1 1 2 2. MONITOREN VAN SCHADELIJKE ORGANISMEN 2.1 Waarnemen van schadelijke en/of nuttige organismen en i.f.v. de schadedrempels beslissen om al dan niet te behandelen: 1 van volgende maatregelen in 6.5 2.2 Per teelt informatie beschikbaar hebben over de belangrijkste ziekten, plagen, onkruiden en/of nuttigen 1 1 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 27 van 36

3. INTERVENTIE TER BESTRIJDING OF OM SCHADE TE VOORKOMEN 3.1 Keuze van bestrijdingsmethoden: één van de maatregelen in 6.6 toepassen: biologische, fysische en niet-chemische bestrijdingsmethoden verdienen de voorkeur boven chemische bestrijding op voorwaarde dat ze een afdoende 2 bestrijding geven en economisch rendabel zijn 3.2 Keuze van gewasbeschermingsmiddelen: gebruik selectieve middelen voor nuttigen, indien deze voor handen zijn 2 Keuze van product afstemmen op efficiëntie, giftigheid, risico op resistentieontwikkeling en milieurisico's 2 Kiezen van middel op basis van hun efficiënte werking t.o.v. het stadium van het gewas, de ziekte, plaag of onkruid en aanwezigheid van nuttigen 2 De teler moet voor de teelten op zijn bedrijf, toegang hebben tot informatie over de lijst met erkende gewasbeschermingsmiddelen voor zijn teelten 1 3.3 Toepassing van gewasbeschermingsmiddelen Gebruik maken van een gekeurd spuittoestel conform de wetgeving 1 Benodigde hoeveelheid berekenen om resten te voorkomen 2 Morsen vermijden en het toestel niet vullen op verharde oppervlakten, waar geen opvang voorzien is en dit om puntvervuiling te vermijden 3 Verpakkingen (incl. zegels) reinigen en apart opslaan en inleveren bij AgriRecover 1 Gebruik driftreducerende doppen of driftreducerende maatregelen 2 Respecteer een spuitvrije bufferzone van 1 m voor veldspuiten en van 3 m voor boomgaardspuiten t.o.v. oppervlaktewater 1 Spuitresten verdunnen en terug op het veld brengen 2 Toestel volledig reinigen op het veld of op een verharde oppervlakte die voorzien is van de nodige opvang 3 Toepassen van middel in beste klimatologische omstandigheden 3 De toepassing van gewasbeschermingsmiddelen gebeurt volgens de erkende techniek 1 3.4 Resistentiebeheersing Dosissen respecteren volgens het etiket van de gewasbeschermingsmiddelen 1 Afwisselen en/of mengen van producten met verschillende werkingsmechanismen 2 In geval van risico op resistentie niet-chemische of biologische middelen en methoden inpassen 2 4.REGISTRATIE 4.1 Registratie van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen conform vereisten van het FAVV Noteer op het registratieformulier op basis van welke monitoringsmethode overgegaan is tot interventie 4.2 Registreer de niet chemische gewasbescherming 4.3 Registreer het resultaat van de bestrijding 3 1 3 3 pagina 28 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

6 6.1 BIJLAGEN BIJLAGE 1: MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN NUTTIGE ORGANISMEN, BIODIVERSITEIT EN ECOLOGISCHE STRUCTUREN Minstens twee van de hierna vermelde ecologische maatregelen voor een betere biodiversiteit moeten worden toegepast. - Op een geschikte manier plaatsen en in stand houden van nestkasten en/of zitstangen voor vogels (mezen, roofvogels, enz.) - Plaatsen of in stand houden van kunstmatige schuilplaatsen voor wilde solitaire bijen (Osmia, Andrena) en oorwormen of kunstmatige schuilplaatsen voor de overwintering van nuttige insecten (gaasvliegen, lieveheersbeestjes, enz.) - Plaatsen of het in stand houden van natuurlijke schuilplaatsen voor de overwintering van nuttige organismen (hagen, struiken, bosjes, bomen, rietkragen enz.) - Plaatsen van gemengde hagen (sleedoorn, vlierbes, klimop, wilg, sporkehout, enz.) rond de aanplanting als toevluchtsoord voor nuttige organismen - Plaatsen of in stand houden van een wilde vegetatiestrook, met bijvoorbeeld composieten en schermbloemigen - In stand houden van een compenserende ecologische oppervlakte die ten minste 2 % van het bedrijf bedekt. Op deze oppervlakte mag geen enkele meststof of gewasbeschermingsmiddel terecht komen - Het volledig mechanisch onkruid vrijhouden van niet-beteelde stroken of zwartstroken - Het inzaaien van bodembedekkers of groenbedekkers - Gebruiken van verwarringstechniek (appel en peer) - Weidevogelbeheer door bescherming van vogelnesten en/of aanleg van vluchtstroken - Akkervogelbeheer zoals aanleggen van gemengde grasstroken, leeuwerikvlakjes, faunaranden, winterstoppel of graanranden - Aanleg, bescherming en bevordering van grasbufferstroken ter bevordering van nuttige organismen 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 29 van 36

6.2 BIJLAGE 2: MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN BODEMEROSIE 6.2.1 éénjarige teelten Teeltcategorie Paarse percelen Rode percelen Teelten die jaarrond de bodem bedekken Verbod op het omzetten van blijvend grasland naar akkerland met uitzondering van grasland aangelegd in uitvoering van BO of Erosiebesluit van de Vlaamse regering Basispakket Basispakket EN of Teelten ingezaaid vóór 1 januari, vb. wintertarwe, wintergerst, koolzaad, Keuzepakket bufferstroken Of Keuzepakket teelttechnische maatregelen Basispakket Basispakket EN Keuzepakket bufferstroken of Keuzepakket teelttechnisch e maatregelen Basispakket Keuzepakket structurele erosiebestrijding Teelten ingezaaid na 1 januari, vb. suikerbieten, zomergranen, mais, groenten, ruggenteelten --------- = keuzeoptie EN Keuzepakket Bufferstroken EN Keuzepakket teelttechnische maatregelen Keuzepakket structurele erosiebestrijdi ngswerken EN Keuzepakket bufferstroken Of Keuzepakket Teelttechnisch e maatregelen pagina 30 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

6.2.2 Beschrijving van de pakketten BASISPAKKET VOOR PAARSE EN RODE PERCELEN Indien teelt geoogst wordt vóór 15/10: o inzaai van een groenbedekker voor 1/12, OF o inzaai van een andere teelt voor 1/12 Indien teelt geoogst wordt na 15/10: o inzaai van een groenbedekker voor 1/12, OF o bodem niet-kerend bewerken voor 1/12, OF o inzaai van een andere teelt voor 1/12, OF o behoud van bodembedekking door oogstresten bij korrelmais, spruiten en andere koolsoorten tot inzaai volgende teelt OF o het toepassen van wintervoorploegen (winterlabeur) voor percelen met een klei- of leembodem Indien teelt niet geoogst op 1/12: o behoud van teelt of teeltresten OF o het toepassen van wintervoorploegen (winterlabeur) voor percelen met een klei- of leembodem KEUZEPAKKET STRUCTURELE EROSIEBESTRIJDINGSWERKEN: minstens 1 van volgende maatregelen uitvoeren het hebben of aanleggen van een bufferende aarden dam met een erosiepoel, eventueel met een geleidende aarden dam het hebben of aanleggen van een bufferbekken, eventueel met een geleidende aarden dam 6.2.3 PAARS perceel KEUZEPAKKET BUFFERSTROOK (*): minstens 1 van volgende maatregelen uitvoeren Grasbufferstrook van minstens 9 m breed bij perceel met uniforme helling i.s.m. bedrijfsplanner erosiecoördinator Grasgang van minstens 12 m breed bij perceel met sonk / droge vallei i.s.m. bedrijfsplanner of erosiecoördinator Graszone bij perceel met complexe topografie, i.s.m. erosiespecialist i.s.m. bedrijfsplanner of erosiecoördinator Dam uit plantaardige materialen, eventueel in combinatie met een grasbufferstrook bij een perceel met complexe topografie i.s.m. bedrijfsplanner of erosiecoördinator. (*) : indien BO erosie, dan vervalt de vergoeding voor het gedeelte erosie KEUZEPAKKET TEELTTECHNISCHE MAATREGELEN: minstens 1 van volgende maatregelen uitvoeren Niet kerende bodembewerking voor inzaaiteelt Directe inzaai Strip till bij inzaai teelt 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 31 van 36

Drempels verplicht bij niet-biologische aardappelen. Bij biologische aardappelteelt is schoffelen en wieden toegelaten als alternatief voor drempels Drempeltjes, of diepe tandbewerking bij andere ruggenteelten 6.2.4 ROOD perceel KEUZEPAKKET BUFFERSTROOK (*): minstens 1 van de volgende maatregelen uitvoeren: Grasbufferstrook van minstens 9 m breed bij perceel met uniforme helling Grasgang van minstens 12 m breed bij perceel met sonk / droge vallei Graszone bij perceel met complexe topografie, i.s.m. bedrijfsplanner of erosiespecialist Dam uit plantaardige materialen, eventueel in combinatie met een grasbufferstrook bij een perceel met complexe topografie i.s.m. bedrijfsplanner of erosiecoördinator. (*) : indien BO erosie, dan vervalt de vergoeding voor het gedeelte erosie KEUZEPAKKET TEELTTECHNISCHE MAATREGELEN: minstens 1 van volgende maatregelen uitvoeren Niet kerende bodembewerking voor inzaaiteelt Directe inzaai Strip till bij inzaai teelt Drempels verplicht bij niet-biologische aardappelen. Bij biologische aardappelteelt is schoffelen en wieden toegelaten als alternatief voor drempels Drempeltjes of diepe tandbewerking bij andere ruggenteelten Onbeteelde zones (rijpaden, kopakkers) inzaaien met gras in de groeifase van de teelt Zaaien volgens hoogtelijnen bij andere dan ruggenteelten De onbeteelde kopakkers inzaaien met gras in de groeifase van de teelt 6.2.5 Meerjarige teelten Teeltcategorie Paarse percelen Rode percelen Teelt + gras of andere Teelt + gras of water-doorlatende andere waterdoorlatende of bodembedekking zorgen Keuzepakket of bodembedekking structurele voor > 80 % zorgen voor > 80 erosiebestrijdingswerken of bodembedekking % bodembedekking Keuzepakket Bufferstroken Meerjarige teelten, vb. fruitteelt, boomkwekerij, Keuzepakket structurele erosiebestrijdin gswerken pagina 32 van 36 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt 9.02.2016

6.3 BIJLAGE 3: HYGIËNEMAATREGELEN TER VOORKOMING VAN DE VERSPREIDING VAN SCHADELIJKE ORGANISMEN. Minstens 2 maatregelen toepassen Door gepaste maatregelen (bv. afdekken en/of buiten de serre of teelt brengen) verspreiding van ziekten en plagen vanuit afvalhopen met gewasresten voorkomen Machines en apparatuur worden regelmatig gereinigd om verspreiding van schadelijke organismen te voorkomen Gebruik van propere potten, trays en plant- en trekbakken Potgrond opslaan op propere plaats en afdekken (beschermd tegen onkruid) Reinigen van afgedekte velden en teeltbodems Onkruidvrij houden van paden en wegen Grondig reinigen van de binnenkant van de kasconstructie of kweektrekcel Aangetaste planten, plantendelen en plantenresten verwijderen Gebruik van ontsmettingsmateriaal voor schoeisel en/of handen en gastenkledij (jassen, schoenovertrekkers, handschoenen, haarnetjes, petjes, ) Optimale klimaatsturing (o.a. luchten (relatieve vochtigheid onder controle houden), beregenen (irrigatie druppelen), verwarmen (bv. planten droogstoken) Insectengaas in verluchtingsramen Plaatsen van linten, flappen aan ingangsdeuren (voorkomen insecten), sluis UV vanglampen Ontsmetten van drainwater bij hergebruik Verwijderen van tweede bloei bij pitfruit Stimuleren van de afbraak van de op de bodem gevallen aangetaste vruchten en bladeren met borstel en hakselaar; met uitzondering van aantasting door Drosophila suzukii Zuiver maken van kankers en insmeren van de wonden met erkende middelen Verwijderen van de rupsen van de glasvlinder in kankers en van de tijgerrups in takken of stam; Voorkomen van sterk groeiende scheuten die in staat zijn tot het scheppen van haarden van schadelijke organismen; Controleren van de boomgaardomgeving op bacterievuur geïnfecteerde waardplanten en gepaste maatregelen nemen Ontsmetten van snoeischaren, snoeimessen en oogstmateriaal 9.02.2016 Praktijkgids gewasbescherming/katern fruitteelt pagina 33 van 36