Komt het Instrument van de Grond?

Vergelijkbare documenten
Inventarisatie Grondinstrument Midden Delfland

Samenvatting rapport Komt het instrument van de grond?

Agrarische bedrijfsinventarisatie PARK21

Vrijkomende agrarische bebouwing in het buitengebied

Vragenlijst Landbouw effect rapportage Buizenzone Eemsdelta


Biologische boeren in Noord-Holland. Digitale enquête Annelies Maarschalkerweerd Stella Blom SAMENVATTING. fotografie: Dick Boschloo

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

Rapportage Toekomstvisie bedrijf

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Landbouwverkenning. Lingewaal West - Gorinchem Oost

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001

K a n s e n. voor particulier natuurbeheer i n B r a b a n t. Onderzoeksrapport. Mei 2007

OPLEGGER. Datum Nummer Datum commissievergadering Datum raadvergadering. Registratienummer / Beschikbaar stellen krediet grondruilbank

Collegevoorstel. Zaaknummer: Onderwerp AVG uitgifte geliberaliseerde pacht 2014

Grondinstrument Midden Delfland Rapportage huiskamerbijeenkomsten

ENQUETEFORMULIER AGRARISCHE BEDRIJFSINVENTARISATIE PARK 21 HAARLEMMERMEER

Onderwerp : Evaluatie notitie melkquotum, notitie inzake erfpacht en beleidsnota betreffende landbouwgronden vrij van (erf)pacht.

Grondbank RZG Zuidplas. Bijstelling AANKOOP STRATEGIEKADER

AGENDAPUNT 7. Onderwerp: Aankoop percelen BBL Nummer: Voorstel

Nr. 18 Brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Feitenrelaas: beanwoording aanvraag Midden-Delfland aan de criteria

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

NIEUWSBRIEF. Nieuwe aanpak Noordrand Krimpenerwaard: Ruimte voor ondernemen. Oktober Partijen in de Krimpenerwaard en de provincie

De instrumentenkoffer. Mogelijkheden om natuurdoelen in te passen in uw bedrijfsvoering

De instrumentenkoffer. Mogelijkheden om natuurdoelen in te passen in uw bedrijfsvorming

Agrariërs op de grondmarkt

Petra Berkhout. Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF

Beleidsnotitie gebruik gemeentelijke grondstrookjes.

Samenvatting. De Kvk en IKE hebben de onderzoeksresultaten aangeboden aan het College van B&W van Etten- Leur.

Verplaatsing agrarische bedrijven

Woudhaven aankoop. Investering PM Mogelijke kosten koop Woudhaven Structurele lasten Incidentele lasten Structurele baten Incidentele baten

BIJLAGE 3. Grondrouting Beheergrondbank Laag Holland

Financiële Analyse. Frank de Boer. Aston Martinnlaan NB. Oud-Beijerland :56. Versie: Check FM 2_0 2016_09_05

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

Grond voor boeren. Seminar Vereniging Agrarische Bedrijfsadviseurs, 20 juni Erik Somsen

Zienswijzennotitie ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, wijziging Hagmolenweg 19 Bentelo. Gemeente Hof van Twente.

1.1 Opbrengsten BRONNENBOEK: INFO BIJ: DEELTAAK 1. Hoofdstuk 1. Het saldo

Biologische boeren in Noord-Holland. Digitale enquête Annelies Maarschalkerweerd Stella Blom RAPPORT

Twentse landbouw in nieuw krachtenveld. Gerko Hopster &JurgenNeimeijer

Zaaknummer: Datum: 21 juni 2016 Portefeuillehouder: wethouder C.G. (Kees) Boender Bijlage: 1 toekomst recreatieterrein Slingeland

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Platteland Aalten in beweging RESULTATEN VAN 200 GESPREKKEN MET AGRARISCHE ONDERNEMERS

Op weg naar een kringloopcertificaat

Aanvraag bijdrage uit het ondernemingsfonds Pijnacker-Nootdorp buitengebied West

Grondverwerving; een introductie

ENQUETEFORMULIER GRONDBEZITTERS/-VERPACHTERS AGRARISCHE INVENTARISATIE PARK 21 HAARLEMMERMEER

Enquête Revitalisering Bedrijventerrein Overvecht. Rapportage. Uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Utrecht

Samenwerking rondom Bodem De praktijk in Noord-Brabant

Onderwerp Regeling verplaatsen agrarische bedrijfswoningen gemeente Venray 2019

Te Koop Landbouwgrond Lubberstraat te Oirschot Perceel grootte hectare

Jaarrekening. Stichting Groenfonds. Midden-Delfland

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

BELEIDSREGEL BIJ BEEINDIGING AGRARISCHE

Varianten binnen de wet Verantwoorde Groei Melkveehouderij

Bestemmingsplan. Buitengebied, herziening 1. Gemeente Sliedrecht. Onderdeel Regels

Op 3 november 2010 heeft de gemeenteraad de Kadernota grondbeleid vastgesteld.

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

Actoren op de agrarische grondmarkt

Onderwerp: Voortgang grondaankoop voor project fietspad 't Woud - Alkmaar

In Midden-Delfland lopen al verschillende projecten die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het gebied. Dit gebeurt door diverse partijen.

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) d.d. 19 oktober Nummer 2730

Collegevoorstel. Onderwerp. Samenvatting. Voorstel. Reg. nr.: Afdeling: Ruimtelijke Ontwikkeling. Uitgifte landbouwgronden

Financiële Analyse. D.E. Momelkveebedrijf. Pinkenlaan AB KOEDORP :52. Versie: Check FM 2_0 2017_06_11

Overzicht lods-afspraken in relatie tot kwaliteitsprojecten en toegekende middelen

Nota Plattelandswoningen Wijdemeren

Bekendmaking van het besluit van de gemeenteraad d.d. 16 december 2013, nr. 11B, tot vaststelling de Beleidsnota Plattelandswoning.

Reactie op ingediende zienswijze tegen het ontwerp-peilbesluit

GS brief aan Provinciale Staten

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus Decosnummer: 226. E. T.

Criteria. voor het. aanwijzen van. sterlocaties

Burgemeester van de gemeente Bergen Postbus AD Bergen. Betreft: Reactie prealabele vraag fusielocatie voetbalvelden Egmond aan den Hoef

Projectplan Herinrichting van het Zuidelijk Stationsgebied Gouda

NOTITIE EVALUATIE BELEIDSNOTA GRONDENBEHEER (oktober 2015)

Gebiedsontwikkeling De Logt / Landgoed Rozephoeve Raadsvergadering Oirschot 24 januari Arend Dijkstra, rentmeester Landgoed Rozephoeve

Heukelum. Zicht op de Linge

ALGEMENE VERGADERING. Lelystad, 5 februari het college van Dijkgraaf en Heemraden, 26 februari 2013 SWS/PWB. 5 februari 2013 mw. M.

Raadsvoorstel. Onderwerp : uitvoeringsprogramma Groen Blauwe Diensten

Nota van B&W. onderwerp Beleidsregels Ruimtelijke inpassing zonnepanelen parken. Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt

Het herverkavelingsproces

B i j l a g e 6. N a d e r e o n d e r b o u w i n g g r o n d g e b o n d e n b e d r i j f

Hoofdstuk 20. Biologische warenmarkt

Ad 1 Uitleg van (wettelijke) begrippen rondom pacht en het verschil tussen reguliere en geliberaliseerde pacht

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

De mogelijkheid van incourante bedrijfspercelen op te nemen in de Nota Grondbeleid met de prijsstellingen zoals genoemd in het voorstel.

Agrarische grondprijzen in soorten en maten

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33;

Advies: Bijgaande Raadsinformatiebrief betreffende een aantal items op de Lange Termijn Agenda (LTA)vaststellen en verzenden aan de raad

Factsheet Ruimtelijke Ordening Molenwaard

Veehouders positief over oplossen mestoverschot

J. Verstand. 6 oktober 2014 Stedenbouwkundig ontwerp + kaderstelling project WA Scholtenlaan

Check Je Kamer Rapportage 2014

Grondberichten voor boer en tuinder Grondmarkt en grondfinanciering

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

Aantal bijlagen: 1 Agendapunt: 10. Onderwerp Vervolg kleinschalige recreatieknooppunten op het boerenerf

Transcriptie:

Komt het Instrument van de Grond? INVENTARISATIE VAN HET DRAAGVLAK VOOR EEN GRONDINSTRUMENT IN MIDDEN-DELFLAND Inventarisatie in het kader van het project Grondinstrument Midden-Delfland Rapport opgesteld door de Stichting Kavelruil Zuid-Holland in opdracht van de WLTO-afdeling Delflands Groen Drs. A. Vonk Noordegraaf en ir. S.A.H. Gloudemans Oktober 2004

INHOUD Samenvatting 1 Inleiding 3 1.1 Achtergrond 3 1.2 Grondbanken elders in Nederland 3 1.3 Probleemstelling 5 1.4 Doel 5 1.5 Werkwijze 5 1.6 Leeswijzer 5 2 Onderzoeksopzet 6 2.1 Voorbereiding 6 2.2 Randvoorwaarden 6 2.3 De gebiedsindeling 6 2.4 Uitvoering 7 2.5 Verloop inventarisaties 7 3 Uitkomsten inventarisatie 9 3.1 Algemeen beeld van het gebied 9 3.2 Kengetallen grondgebruikers 9 3.3 Toekomstige ontwikkelingen 13 3.3.1 Bedrijfsafbouw 14 3.3.2 Bedrijfsontwikkeling 15 3.4 Grondinstrument 17 3.4.1 Grond 17 3.4.2 Melkquotum 18 3.5 Tegenprestaties 19 3.6 Mogelijke overige taken grondinstrument 24 4 Synthese 27 4.1 Kansrijke taken 27 4.2 Kansrijke tegenprestaties 28 4.3 Grond en melkquotumbalans 29 4.4 Algemeen beeld 31 5 Conclusies en aanbevelingen 33 5.1 Conclusies 33 5.2 Aanbevelingen 34 Bijlagen 36 1: Inventarisatieformulier 36 2: Uitnodigingsbrief 41 2

1 INLEIDING 1.1 Achtergrond Midden-Delfland is een open, groen gebied, gelegen in de stedelijke ring van Rotterdam, Delft en Den Haag. Het heeft een groen karakter en is vooral in gebruik bij de grondgebonden melkveehouderij. De veehouderij is van oudsher een belangrijke ruimtelijke en economische drager van het gebied. Het gebied ligt echter in een sterk verstedelijkte omgeving en staat onder druk. Een aantal partijen is actief om het groene karakter van Midden-Delfland te behouden. Ten eerste de Westelijke Land en Tuinbouw Organisatie (WLTO), een belangenorganisatie die zich inzet voor een economisch sterke agrarische sector. De Agrarische Natuurvereniging Vockestaert houdt zich bezig met agrarisch natuurbeheer. Zij organiseert ook de uitgifte van de beheerspakketten in Midden-Delfland. Daarnaast heeft de voormalige gemeente Schipluiden eind 2002 het initiatief genomen om te komen tot oprichting van het Groenfonds Midden-Delfland. Het doel van dit fonds is het behouden en versterken van het open agrarisch cultuurlandschap en het versterken van de relatie tussen stad en land. De verschillende hierboven genoemde organisaties zijn betrokken bij de discussie over de inpassing van de A4 in Midden-Delfland. Deze discussie vindt plaats in het IODS-kader: Integrale ontwikkeling tussen Delft en Schiedam. In het project IODS werken overheden, belangenorganisaties, bedrijfsleven en burgers intensief samen. Aansturing gebeurt door een brede stuurgroep onder voorzitterschap van gedeputeerde Norder van de Provincie Zuid- Holland, waarin de betrokken lokale en regionale overheden deelnemen. In het kader van het IODS is het rapport Kansen benutten, Impasses doorbreken opgesteld. Dit rapport staat ook wel bekend als plan Norder. Het plan houdt in dat tegelijk met de realisatie van de A4 in Midden-Delfland wordt geïnvesteerd in een kwaliteitsprogramma. Het resultaat moet zijn: een betere leefomgeving, een betere bereikbaarheid en een economische versterking van Midden-Delfland. Bij de uitwerking van dit kwaliteitsprogramma kwam het initiatief voor een grondinstrument naar voren, evenals een structureel vitaliseringsfonds ter ondersteuning van verschillende functies in het gebied, waaronder ook de landbouw. Met het project grondinstrument wordt beoogd de grondgebonden veehouderij in Midden- Delfland ook op langere termijn perspectief te bieden. Het grondinstrument kan een van de middelen worden om het economisch duurzame en groene karakter van veehouderij in combinatie met natuur en landschap in Midden-Delfland te behouden. Het kan een instrument worden waarin grondeigendomtransacties, verschillende vormen van pacht en het behouden en aantrekken van melkquotum worden gecoördineerd. 1.2 Grondbanken elders in Nederland In andere delen van Nederland is al ervaring opgedaan met grondinstrumenten. Deze zijn telkens anders van opzet. Een aantal voorbeelden van grondinstrumenten wordt hierna weergegeven. Voorbeeld 1: Beheerscoöperatie Wald en Finnen Wald en Finnen is een beheerscoöperatie in gemeente Tietjerksteradeel in Friesland. De coöperatie pacht grond van natuurorganisaties en verpacht deze grond onder aan haar leden. Daarnaast voert de coöperatie zelf werkzaamheden uit op de gronden zoals jaarlijks sloten schonen en bemesten. De verdeling van de grond vindt plaats op basis van de afstand tot de bedrijfsgebouwen. Ook wordt rekening gehouden met de volwaardigheid van de agrarische bedrijven (80 standaardbedrijfseenheden). Wanneer pachters hun verplichtingen niet nakomen wordt een financiële sanctie opgelegd. Agrariërs kunnen ieder jaar inschrijven op percelen. De voorkeur gaat uit naar agrariërs die vorig jaar hetzelfde perceel hebben gebruikt. De beheerscoöperatie rekent een bedrag van 35 euro per hectare voor de overheadkosten. In 1996 is de beheerscoöperatie gestart met circa 200 hectare graslandreservaat. Dit wordt in porties van 3 tot 6 hectare verdeeld aan de leden. 3

Voorbeeld 2: Agrarische natuurvereniging Den Hâneker De Hâneker coördineert geen agrarisch gebruik van grond door agrariërs in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Wel is er een zogenaamde grondpot-commissie. Hierin zijn de provincie Zuid-Holland, de natuurorganisaties en Den Hâneker vertegenwoordigd. De bedoeling van de commissie is uitruil van vrijkomende gronden in gezamenlijk overleg plaats te laten vinden. Voorbeeld 3: Milieucoöperatie De Peel In het gebied Mariapeel worden gronden van Staatsbosbeheer via eenmalige pacht verpacht aan agrariërs via de milieucoöperatie De Peel. De eenmalige pachtcontracten worden afgesloten voor een periode van 3 jaar. Per perceel wordt een pachtcontract gemaakt met daarin de voorwaarden die Staatsbosbeheer vanuit haar natuurdoelstellingen stelt aan het agrarisch gebruik. Vervolgens worden de contracten doorgespeeld naar de milieucoöperatie De Peel die onder haar leden geschikte kandidaten selecteert. De regels die hierbij worden gehanteerd zijn dat de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de pachtgrond zo kort mogelijk moet zijn en dat de pachter zijn inkomen in hoofdzaak moet genereren uit het agrarisch bedrijf. Waarschijnlijk komen er in de toekomst meer criteria om de verdeling van gronden te vergemakkelijken, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn en milieuvergunningen die op orde moeten zijn. Nu zijn er vaak meerdere gegadigden voor een beperkte hoeveelheid grond. De ervaring in de afgelopen 5 jaar is dat er nog veel verschil is tussen de interpretatie vanuit de boer en de interpretatie vanuit Staatsbosbeheer over de invulling van de beheersbepalingen. Landbouw en natuur groeien minder snel naar elkaar toe dan vooraf was verwacht. Als de pachter zich niet houdt aan de beheersbepalingen komt hij na afloop van de pachtperiode niet meer in aanmerking voor grond van Staatsbosbeheer. Voorbeeld 4: Duinboeren in Tilburg In het rapport Een grondbank voor multifunctioneel agrarisch gebruik: voorstel voor de duinboeren bij Tilburg (Rienks en Van den Berg, Alterra, 2000) is ook een grondbank beschreven. Het overlegplatform duinboeren is een organisatie van agrariërs in het gebied rond de Loonse en Drunense Duinen nabij Tilburg. In dit gebied hebben de gemeente Haaren en de Vereniging Natuurmonumenten in totaal ongeveer 200 hectare in eigendom die zij laten beheren door agrariërs. Deze grond wordt direct aan agrariërs uitgegeven in pacht, waarbij het overlegplatform duinboeren een bindend advies geeft over de verdeling. De grond wordt in eenmalige pacht uitgegeven met een maximale termijn van 12 jaar. Op deze manier houden de verpachters flexibiliteit om de doelen die zij op langere termijn met de grond hebben (stadsontwikkeling en natuurontwikkeling) te realiseren. Tegelijkertijd biedt de eenmalige pacht voor een langere periode een goede aanvulling op de basis onder het boerenbedrijf. Bij de verdeling wordt gekeken naar een lijst met criteria. Agrariërs kunnen punten scoren als ze aan bepaalde criteria voldoen. Voor elk punt gaan ze een traptree omhoog op een ladder. Grond wordt eerst toegewezen aan die agrariërs die het hoogst op de ladder staan, dus die het meest hebben geïnvesteerd in maatschappelijk gewenst ondernemen. Steeds worden agrariërs van een traptree lager benaderd tot de grond op is. De grond wordt verdeeld in pakketten van 3 tot 5 hectare, waarbij rekening wordt gehouden met de afstand tot het bedrijf, continuatie van pacht van het vorige jaar en naar kwaliteitsverschillen tussen de percelen. In deze voorbeelden wordt vaak gebruik gemaakt van een puntensysteem om de grond te kunnen verdelen onder de meest geschikte belangstellenden. In Midden-Delfland heeft de Vereniging voor agrarisch natuurbeheer Vockestaert een soortgelijk punten-systeem uitgewerkt. Dit is het zogenaamde DOP-puntensysteem (Duurzame Ondernemerspunten) voor Groene Diensten. Omdat voor het DOP-puntensysteem een nationaal systeem moet worden opgestart alvorens dit op Midden-Delfland toegepast kan worden, is eerst begonnen met het opstellen van bedrijfsnatuurplannen. Dit zijn inventarisaties van natuurwaarden op het bedrijf en van de mogelijkheden deze te behouden en uit te breiden. Deze bedrijfsnatuurplannen bieden een goede basis voor het opstarten van het DOPpuntensysteem zodra het nationale systeem opgesteld is. De DOP-punten kunnen wellicht ingezet worden bij een grondinstrument in Midden-Delfland. 4

1.3 Probleemstelling De verschillende hiervoor genoemde partijen zijn het met elkaar eens dat Midden-Delfland open, vitaal en vooral groen moet blijven. De belangrijkste randvoorwaarde voor een groen Midden-Delfland is de aanwezigheid van een gezonde veehouderijsector. De veehouderij in dit gebied heeft het echter moeilijk. Een aantal ontwikkelingen legt een druk op de sector. Het gaat dan om bijvoorbeeld hoge grondprijzen in het gebied, een groeiende verstedelijkingsdruk vanuit omliggende gemeenten, aangescherpte regelgeving op het gebied van milieu en dierenwelzijn en de liberalisering van het landbouwbeleid, waardoor de prijzen onder druk staan. Een grondinstrument kan een oplossing zijn voor duurzaam beheer van een groen Midden- Delfland. Hiermee blijft de grond in het gebied in groene handen en wordt tegelijk een economische stimulans geboden aan de grondgebonden veehouderij. Voordat het grondinstrument daadwerkelijk van start gaat, moet gekeken worden in hoeverre de toekomstige gebruikers van de grondbank daar ook daadwerkelijk behoefte aan hebben en in welke vorm zij een grondinstrument in het gebied vinden passen. Deze vragen zijn het onderwerp van deze studie. 1.4 Doel Het onderzoek moet inzicht geven in het draagvlak onder de agrariërs voor een grondinstrument. Daarbij moet inzicht ontstaan onder welke voorwaarden de betrokken grondgebruikers en eigenaren bereid zijn zaken te doen met het grondinstrument. 1.5 Werkwijze Om inzicht te krijgen in de behoeften en verwachtingen in Midden-Delfland, is in IODSverband besloten een eigenaren- en gebruikersinventarisatie te houden, onder verantwoordelijkheid van de WLTO-afdeling Delflands Groen. De WLTO heeft aan de Stichting Kavelruil Zuid-Holland gevraagd deze inventarisatie uit te voeren. Grondgebruikers en grondeigenaren zijn gevraagd naar hun wensen en verwachtingen over de productiemiddelen grond en melkquotum en over een eventuele grondbank. De uitkomsten van deze inventarisatie zijn mede bepalend voor de keuze om een grondinstrument op te zetten en voor de manier waarop dat zal gebeuren. De aanpak van de inventarisatie is erop gericht een compleet inzicht te krijgen in het grondeigendom en gebruik van het gebied en de wensen die er leven onder de grondeigenaren en gebruikers. Daartoe zijn gesprekken gevoerd met alle grondgebruikers aan de hand van een inventarisatieformulier. 1.6 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt toegelicht hoe de inventarisatie is uitgevoerd. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de resultaten van de inventarisatie. In hoofdstuk 4 worden de uitkomsten van de inventarisatie naast elkaar gezet en geanalyseerd. Op basis van deze synthese worden in hoofdstuk 5 conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. 5

2 ONDERZOEKSOPZET In dit hoofdstuk wordt op een aantal aspecten ingegaan dat samenhangt met de voorbereiding en uitvoering van de inventarisatie. Tevens worden de randvoorwaarden toegelicht waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgevonden. 2.1 Voorbereiding Het traject van voorbereiding is ingezet met huiskamerbijeenkomsten in het najaar van 2002, waarbij agrariërs met vertegenwoordigers van de WLTO hun ideeën over een grondinstrument hebben uitgewisseld. Vervolgens is een voorlichtings-avond gehouden waar de uitkomsten van deze huiskamerbijeenkomsten werden gepresenteerd en het idee van een grondinstrument verder werd toegelicht. Op basis van de positieve uitkomsten van deze eerste twee stappen is besloten de discussie te verbreden tot het gehele gebied in de vorm van de inventarisatie. Dit onderzoek vormt hiermee de derde stap in het voorbereidingstraject voor het opstarten van het grondinstrument. In dit onderzoek wordt de inventarisatie verruimd naar alle grondeigenaren in Midden- Delfland met meer dan 3 hectare grond in duurzaam gebruik (erfpacht, reguliere ofwel vaste pacht en eigendom). Dit is gedaan op basis van een inventarisatieformulier dat is opgesteld in samenspraak met de lokale WLTO afdeling en de WLTO in Haarlem (zie ook bijlage 1). Het inventarisatieformulier is ook kritisch doorgenomen tijdens een vergadering van de werkgroep IODS van de WLTO-afdeling Delflands Groen in december 2003. Daarna zijn de eerste 8 inventarisaties gehouden bij grondeigenaren die bij de voorbereiding betrokken waren. Deze gesprekken zijn samen met de werkgroep geëvalueerd met het doel verbeteringen aan te brengen in de vragenlijst. Vervolgens is halverwege januari 2004 gestart met de rest van de gesprekken. 2.2 Randvoorwaarden Bij de inventarisatie is uitgegaan van de volgende randvoorwaarden: 1. Voor de inventarisatie zijn alle grondeigenaren en gebruikers met meer dan 3 hectare grond binnen de grenzen van het Reconstructiegebied Midden-Delfland benaderd. Daarnaast zijn grondeigenaren bij de inventarisatie betrokken die direct aan het Reconstructiegebied grenzen en bij andere overlegverbanden ook tot het gebied Midden- Delfland gerekend worden. Het gaat om onder andere drie eigenaren in de Groeneveldse Polder. Na zorgvuldige inventarisatie (met hulp van de WLTO) is tot een groep van 134 grondeigenaren gekomen. 2. Voor de inventarisatie is de stand van zaken rond de Reconstructie van Midden-Delfland en het Plan van Toedeling dat door de Reconstructiecommissie is opgesteld, als vaststaand beschouwd. Door projectmedewerkers van de Reconstructie is de verwachte uitkomst van bezwarenprocedures op het Plan van Toedeling in beeld gebracht. Dit beeld is gebruikt als referentiekaart bij de inventarisatie voor het in kaart brengen van grondgebruik en agrarisch natuurbeheer. 3. De gegevens van de individuele grondeigenaren en gebruikers zijn vertrouwelijk behandeld. Dat wil ook zeggen dat de in dit rapport gepresenteerde gegevens geen inzicht geven in de individuele situatie van betrokken, maar dat de gegevens zijn geaggregeerd op gebiedsniveau (circa 10 en meer grondgebruikers). 2.3 De gebiedsindeling In verband met privacy worden de gegevens niet per bedrijf gepresenteerd. Om toch genuanceerde uitspraken te kunnen doen is het gebied opgedeeld in zes deelgebieden. In figuur 1 zijn deze deelgebieden weergegeven. De uitkomsten zullen per deelgebied worden gepresenteerd. 6

Figuur 1: Indeling in zes deelgebieden Gebiedsindeling: 1. Schipluiden Noord Groeneveldse polder, Woudse polder en Klaas Engelbrechtspolder 2. Lickebaert Zuidbuurt en Foppenpolder/Aalkeet-buitenpolder 3. Oostgebied Abtswoude en Schieweg/Rotterdamse weg/akkerdijkse polder 4. Middengebied Zouteveense weg, Oostveense weg 5. Schipluiden Zuid Dorppolder en Duifpolder 6. Maasland West Dijkpolder, Commandeurspolder en Kralingerpolder 2.4 Uitvoering De grondeigenaren en -gebruikers hebben allen een brief gekregen met daarin een toelichting op het grondinstrument en het verzoek tot medewerking aan de inventarisatie (zie bijlage 2). In een bijlage bij de brief is een toelichting gegeven op een aantal mogelijke taken voor een grondinstrument. Gemiddeld twee weken na het ontvangen van deze brief zijn de kandidaten telefonisch benaderd voor het maken van een afspraak voor een persoonlijk gesprek. De inventarisatie-gesprekken zijn gevoerd door drs. Anneke Vonk Noordegraaf en ing. Ivo Hoevers. De gesprekken hebben vooral bij de mensen thuis plaatsgevonden. Een paar mensen die buitenshuis werkten, zijn op die werkplek gesproken. 2.5 Verloop inventarisaties De gesprekken zijn over het algemeen goed verlopen. Op basis van de vragen van het inventarisatieformulier maar ook op basis van de zaken die tijdens het gesprek naar voren kwamen, is een goed beeld ontstaan wat er speelt in het gebied rond de toekomst van de agrarische bedrijven. Representativiteit De lijst van 134 grondeigenaren bevatte ook een aantal verpachtende rentmeesterkantoren, bedrijven, gemeenten en het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) en Natuurmonumenten. Er is voor gekozen deze grondeigenaren niet te benaderen voor de inventarisatie, omdat zij geen directe gebruikers zijn van een te realiseren grondinstrument. In totaal zijn 125 personen aangeschreven voor een gesprek. Hiervan hebben 100 personen daadwerkelijk hun medewerking verleend. Met deze personen is het inventarisatieformulier doorlopen. Deze 100 personen vertegenwoordigen 2968 hectare (in eigendom of vaste pacht). Een groep van 25 mensen heeft niet meegewerkt aan de inventarisatie. Deze groep heeft in totaal 322 hectare in eigendom. Dat betekent dat 80% van de personen en 90% van het areaal is geïnventariseerd. Hiermee is de enquête bijzonder representatief te noemen. 7

De redenen voor het weigeren van medewerking aan de inventarisatie waren verschillend. Zo was een aantal mensen al op hoge leeftijd. Een aantal mensen wilde niet meewerken omdat ze al zo vaak geënquêteerd waren. Ook hadden sommige agrariërs tijdens de laatste weken in het voorjaar geen tijd om mee te werken, omdat het te druk werd op het bedrijf. Een aantal mensen had hun grond net verkocht. Plan van Toedeling nog niet definitief Bij de randvoorwaarden is aangegeven dat bij de inventarisatie het Plan van Toedeling dat door de Reconstructiecommissie is opgesteld, als vaststaand wordt beschouwd. In een aantal gesprekken kwam naar voren dat de grondgebruikers hier soms anders over denken. Tijdens de inventarisatie bleek dat er nog een aantal gerechtelijke procedures rondom het Plan van Toedeling loopt. Dat had een aantal consequenties voor het verloop van de inventarisaties en de betrouwbaarheid van de conclusies: Bij het in kaart brengen van grondeigendom en grondgebruik werd door de geïnterviewde uitgegaan van de door hem gewenste situatie. Als deze situatie niet overeenkwam met het Plan van Toedeling, had dit vertroebeling van de gegevens tot gevolg. Er werden uitspraken gedaan over percelen die in het plan van Toedeling worden toebedeeld aan andere eigenaren. Naar percelen die in het Plan van Toedeling aan de geïnterviewde waren toegedeeld kon redelijkerwijs niet worden gevraagd, omdat deze de percelen niet in eigendom wenste te hebben. Tegelijk gold voor nieuwe eigenaren dat het eigendom in veel gevallen nog niet of pas heel kort geleden overgegaan was, en zij dus ook nog geen duidelijkheid konden geven over plannen voor grondgebruik, beheerspakketten en dergelijke. Kortom de gronden die betrokken zijn bij bezwaren tegen de Reconstructie konden niet op perceelsniveau geïnventariseerd worden. Het losse gebruik van grond verschilt sterk per jaar en was voor de grondgebruikers vaak moeilijk precies in aantal hectare aan te geven. Daarnaast was de locatie van het gebruik per jaar in een aantal gevallen afhankelijk van de uitkomst van het Plan van Toedeling. Daardoor zijn de uitkomsten over grondgebruik minder nauwkeurig. In één geval was de inzage in het Plan van Toedeling voor de geïnterviewde zo confronterend dat hij geen behoefte had om het gesprek voort te zetten. Om deze situatie in het vervolg te voorkomen is het digitale Plan van Toedeling nadien niet meer bij alle inventarisaties getoond. Als er extreme wijzigingen in grondeigendom en gebruik gingen plaatsvinden tegen de wens van de geïnterviewde in, is het grondgebruik zo goed als mogelijk vastgelegd met andere kaarten of alleen door middel van mondelinge omschrijving. Door de onduidelijkheid over het Plan van Toedeling is het zeer lastig om per perceel aan te geven welke wensen iedere grondgebruiker daarvoor heeft. Echter in verband met privacy was dit ook al niet wenselijk. Wel is het zo dat op het niveau van de zes deelgebieden met voldoende betrouwbaarheid een uitspraak kan worden gedaan over de vragen uit het inventarisatieformulier. Op dat niveau heffen eventuele verschillen elkaar voldoende op. Wat verder ter tafel kwam Tijdens de inventarisaties kwamen vaak interessante discussies op gang over verschillende aspecten van het grondinstrument, die breder gingen dan alleen de gestelde vragen. Zo kwamen al snel vragen op over het mechanisme waarmee grond en melkquotum uit het grondinstrument verdeeld zouden moeten worden onder de blijvende agrariërs. Ook werd nagedacht over het al dan niet koppelen van melkquotum aan grond. En er ontstond discussie over de aard van de personele bezetting van een eventuele grondbank. Deze onderwerpen kwamen niet expliciet naar voren in het inventarisatieformulier, maar de opvattingen hierover zijn wel interessant voor de discussie over draagvlak en invulling van het grondinstrument. Daarom zijn deze onderwerpen in het tweede deel van de inventarisatie standaard meegenomen in de inventarisatie (45 van de 100 enquêtes). 8

3 UITKOMSTEN INVENTARISATIE In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de inventarisatie uiteengezet. Voor de duidelijkheid is zo goed mogelijk de volgorde aangehouden van het inventarisatieformulier. Dit houdt in dat de uitkomsten per thema aan bod komen. 3.1 Algemeen beeld van het gebied Bij de inventarisatie is ook een aantal algemene (bedrijfs-)gegevens gevraagd. Op basis van deze gegevens en een aantal kengetallen wordt in deze paragraaf een indruk gegeven van de landbouwstructuur in het gebied. Ruimtelijk gebruik en bestemming van het gebied In figuur 2 wordt een algemeen beeld gegeven van de verschillende zones zoals die in het Reconstructieplan zijn aangegeven. Figuur 2: Zonering in Midden-Delfland In figuur 2 is te zien dat een belangrijk deel van de gordel rondom Delft en Rotterdam voor extensieve recreatie wordt ingericht. Deze functie gaat gepaard met veel natuur en soms ook grasland. In het noordwesten van het gebied zien we de rand van het Westland, met een optimale inrichting voor de glastuinbouw. Verder zijn twee natuurgebieden ten westen en ten noorden van Rotterdam aanwezig. In het oorspronkelijke plan was er een scheiding tussen de functies landbouw en beheersgebied. In het beheersgebied konden pakketten voor agrarisch natuurbeheer worden afgesloten. Later zijn de meeste van deze pakketten op het hele gebied toepasbaar gemaakt via het systeem van de Ruime Jas. Samenstelling groep, soort bedrijven De totale groep van 100 personen omvat alle soorten grondeigenaren. Dus niet alleen agrarische ondernemers, maar ook particulieren en gepensioneerde agrariërs. Vooral particulieren gaven aan dat een eventueel grondinstrument niet veel voor hen kon betekenen, daarom hebben zij vaak ook geen mening gegeven bij de verschillende voorgestelde taken. Het is interessanter te kijken naar de uitkomsten bij die personen die hun inkomen verwerven uit de agrarische sector. Daarom zijn uit de totale groep de personen geselecteerd, die het agrarisch bedrijf als eerste bron van inkomsten hebben aangegeven. Dit zijn de hoofdberoepers en deze groep bestaat uit 80 personen. Voor 70 personen uit deze groep bestaat de eerste tak van het bedrijf uit melkveehouderij. De overige 10 bedrijven zijn actief met de opfok van jongvee en koeien, het houden van paarden, de vleesvee- en de schapenhouderij. 9

Vervolgens is gekeken wie van de totale groep van 100 personen heeft aangegeven het grondgebruik te willen uitbreiden en/of hun melkquotum willen vergroten. Dit is de groep die eventueel van het grondinstrument gebruik gaat maken. Deze groep groeiers omvat 56 personen, en bestaat dus niet uit alleen hoofdberoepers, maar uit alle grondeigenaren en melkveehouders die hun bedrijf willen uitbreiden. Figuur 3: Indeling van de bedrijven in drie groepen 3.2 Kengetallen grondgebruikers Op basis van de inventarisatie zijn kengetallen berekend die inzicht geven in de situatie van het gebied. Hieronder zijn deze kengetallen weergeven. Tevens is voor een aantal onderwerpen een kaartje weergegeven waaruit de huidige situatie voor de zes deelgebieden is af te leiden. Grondgebruik In het onderstaande overzicht zijn de eigendomsverhoudingen weergegeven. Dit is voor het totale gebied weergegeven en per deelgebied. Tabel 1: Grondgebruik per deelgebied - totale groep Totale oppervlakte per Percentage eigendom Percentage pacht Percentage los land Deelgebied gebruiker 1. Schipluiden Noord 36,5 55% 26% 19% 2. Lickebaert 38,6 52% 14% 34% 3. Oostgebied 26,3 62% 23% 15% 4. Middengebied 27,5 62% 19% 18% 5. Schipluiden Zuid 25,9 63% 29% 8% 6. Maasland West 31,3 64% 26% 10% Totaal 29,9 60% 23% 16% De bedrijven in de deelgebieden 1 en 2 zijn duidelijk groter dan gemiddeld (Schipluiden Noord en Lickebaert). De bedrijven in deelgebied 6 (Maasland West) zijn van gemiddelde omvang. Kleiner dan gemiddeld zijn de bedrijven in de overige deelgebieden. Het 10

eigendomspercentage schommelt in het hele gebied rond de 60%. In deelgebied 2, de Lickebaert, is duidelijk meer losse dan vaste pacht en in deelgebied 5, Schipluiden Zuid, is dat juist omgekeerd. Tabel 2: Grondgebruik per deelgebied hoofdberoepers Deelgebied Gemiddelde oppervlakte per bedrijf Percentage eigendom Percentage pacht Percentage los 1. Schipluiden Noord 38,9 58% 23% 19% 2. Lickebaert 33,5 58% 19% 23% 3. Oostgebied 29,4 60% 24% 16% 4. Middengebied 33,1 59% 21% 19% 5. Schipluiden Zuid 32,5 62% 30% 8% 6. Maasland West 30,5 56% 32% 12% Totaal 33,0 ha 59% 25% 16% Bij de hoofdberoepers valt alleen de grote bedrijfsoppervlakte van deelgebied 1, Schipluiden Noord, op. Het eigendomspercentage is ook hier nagenoeg overal 60%. Veel vaste pacht zien we in de deelgebieden 5 en 6 (Schipluiden Zuid en Maasland West). land Uit voorgaande cijfers kan geconcludeerd worden dat in deelgebied 2 veel grote niethoofdberoepers zitten. In deelgebied 6 (Maasland West) hebben de hoofdberoepers duidelijk meer vaste pacht dan de overige bedrijven. Op basis van de inventarisatie komt een beeld naar voren van een gemiddelde bedrijfsgrootte van 33 hectare, waarvan bijna 60% in eigendom is. Een kwart van de bedrijfsgrond wordt gepacht. De rest van de grondbehoefte wordt aangevuld met losse huur per jaar of door mondelinge overeenkomsten. Na afronding van de Reconstructie zal het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) nog ongeveer 140 hectare vrije grond in eigendom hebben. Deze grond ligt vooral in Maasland West en de Lickebaert. Deze grond wordt voorlopig jaarlijks verpacht via 1-jarige pachtcontracten. Daarnaast heeft BBL ook erfpachtgrond in bezit. Deze is in 1996 uitgegeven in het kader van bedrijfsvergrotingen. Zowel de eerder genoemde 140 ha losse grond als de erfpachtgronden zullen in bezit van BBL blijven en niet worden overgedragen aan Domeinen (bron: mondelinge mededeling dhr. Spijkerboer DLG Voorburg 20 oktober 2004). Volgens BBL kan de vrije grond worden ingebracht in het grondinstrument omdat deze niet meer voor het realiseren van de plandoelstellingen van de Reconstructie nodig is. Tabel 3: Intensiteit bedrijven per deelgebied Melkkoeien per hectare Melkkoeien per hectare Melkkoeien per Deelgebied totale groep hoofdberoepers hectare groeiers 1. Schipluiden Noord 1,5 1,9 1,4 2. Lickebaert 1,1 1,9 1,7 3. Oostgebied 1,3 1,7 1,5 4. Middengebied 1,4 1,9 1,5 5. Schipluiden Zuid 1,6 1,9 1,7 6. Maasland West 1,3 1,8 1,3 Totaal 1,4 1,9 1,5 Het aantal melkkoeien per hectare, een kengetal voor de veedichtheid, ofwel intensiteit van een gebied, is vooral relevant bij de hoofdberoepers en de groeiers. De totale groep hoofdberoepers is duidelijk intensiever dan de groep groeiers. Hoe de Europese en landelijke discussie over de veedichtheid ook uitpakt, met een gemiddelde kort onder de 2 melkkoeien 11

per hectare kunnen de hoofdberoepers niet meer groeien in het aantal koeien zonder ook in de oppervlakte uit te breiden. De groeiers hebben echter nog wel ruimte om meer koeien te gaan houden op dezelfde hoeveelheid grond. Met name de groeiers in de deelgebieden 1 en 6 zitten ruim in hun grond, terwijl 2 en 5 al duidelijk intensiever zijn. Melkquotum Hierna zijn de kengetallen weergegeven voor het melkquotum in het gebied. Deze cijfers zijn in beeld gebracht voor zowel de hoofdberoepers als de groeiers om eventuele verschillen te kunnen waarnemen. Tabel 4: Melkquotum per deelgebied hoofdberoepers Deelgebied Aantal Grondgebruik Quotum per deelgebied Quotum per hectare Gemiddeld quotum per bedrijf 1. Schipluiden Noord 15 471 6.861.000 14.567 457.400 2. Lickebaert 6 154 2.117.000 13.747 352.833 3. Oostgebied 12 296 3.398.500 11.481 283.208 4. Middengebied 18 480 6.708.000 13.975 372.667 5. Schipluiden Zuid 15 448 5.796.685 12.939 386.446 6. Maasland West 14 376 4.544.000 12.085 324.571 Totaal 80 2.225 29.425.185 13.132 362.854 De hoofdberoepers zijn vanzelfsprekend groter dan alle bedrijven gemiddeld. De hoofdberoepers hebben 3,6 ton quotum. Dezelfde gebieden kennen grotere (Schipluiden Noord) en kleinere (Oostgebied) bedrijven dan gemiddeld. Ook hier weinig variatie in de intensiviteit per hectare. De gemiddelde melkkoe op een hoofdberoepsbedrijf produceert 7000 kilogram per jaar. Tabel 5: Melkquotum per deelgebied groeiers Aantal Grondgebruik Quotum per deelgebied Quotum per hectare Gemiddeld quotum per Deelgebied bedrijf 1. Schipluiden Noord 8 354 3.702.000 10.458 462.750 2. Lickebaert 3 110 1.344.000 12.218 448.000 3. Oostgebied 9 269 2.765.500 10.281 307.278 4. Middengebied 15 532 5.649.000 10.618 376.600 5. Schipluiden Zuid 10 378 4.923.685 13.026 492.369 6. Maasland West 11 408 3.944.000 9.667 358.545 Totaal 56 2.051 22.328.185 11.045 407.590 De groeiers hebben nu gemiddeld ruim 4 ton melkquotum. Er is hier meer variatie in de deelgebieden. Groeiers in Schipluiden Zuid, Schipluiden Noord en de Lickebaert zijn nu al veel groter dan die in het Oostgebied. Het Middengebied en Maasland West blijven maar net iets achter op de melkproductie van de gemiddelde groeier. Iets meer variatie is er bij de melkproductie per hectare, maar het gemiddelde quotum per hectare is bij de groeiers ruim lager dan bij alle hoofdberoepers. De melkproductie per koe is bij de groeiers iets minder dan 7,4 duizend kilogram. 12

Opvolgingssituatie In het onderstaande overzicht is aangegeven hoeveel bedrijven een opvolger hebben. Bedrijfshoofden jonger dan 55 jaar hebben nog niet altijd duidelijkheid over de opvolging van het bedrijf. Er is daarom alleen gekeken naar de opvolgingssituatie bij bedrijven met een bedrijfshoofd ouder dan 55 jaar. Tabel 6: Opvolgingssituatie per deelgebied Deelgebied Totaal aantal bedrijven Totaal gemiddelde leeftijd bedrijfshoofd Aantal bedrijven met bedrijfshoofd > 55 jaar Aantal bedrijven ouder dan 55 zonder opvolger Opvolgingspercentage 1. Schipluiden Noord 15 48 4 3 25% 2. Lickebaert 6 49 1 1 0% 3. Oostgebied 12 53 2 1 50% 4. Middengebied 18 53 8 5 37,5% 5. Schipluiden Zuid 15 50 2 1 50% 6. Maasland West 14 53 6 3 50% Uit de tabel kan geconcludeerd worden dat ongeveer 40 % van de bedrijven met een bedrijfshoofd ouder dan 55 jaar voortgezet zullen worden door een opvolger. Ook wordt duidelijk dat in de komende 10 jaar ongeveer 17 % van de bedrijven gaat afbouwen. Dit is relatief laag ten opzichte van de landelijke trend waarbij het laatste decennium jaarlijks circa 2 à 3% van de bedrijven stopt. De laatste jaren is dit overigens circa 4%. Neventakken Van de hoofdberoepers doet 27% aan verbreding van activiteiten op het bedrijf om daarmee het inkomen te vergroten. Het gaat dan om uiteenlopende activiteiten. Dingen die vaker voorkomen zijn schoolbezoek (10 x genoemd), een aantal daarvan via de regeling Stilte naast de stad. Ook loonwerk wordt vaker genoemd. Twee hoofdberoepers hebben een loonwerkbedrijf als tweede tak van hun bedrijf. Nog een aantal verhuurt zich seizoensgebonden als loonwerker aan een agrarisch loonbedrijf. Verder komt paardenhouderij of paardenpension vaker naar voren als een verbredingstak. Agrarisch natuurbeheer In Midden-Delfland doen veel agrariërs op verschillende manieren aan agrarisch natuurbeheer. Dit beheer vindt plaats in het kader van de regeling beheerspakketten, maar ook in speciale verbanden zoals het gruttoproject. Deze eerste twee groepen worden georganiseerd door Vockestaert. Daarnaast wordt agrarisch natuurbeheer uitgevoerd via andere organisatieverbanden. In totaal 68% van de hoofdberoepers heeft vormen van agrarisch natuurbeheer in de bedrijfsvoering opgenomen, waarvoor zij vergoed worden. Het beschermen van weidevogels wordt het meeste aangegeven. 50% van de hoofdberoepers houdt zich hiermee bezig. De beheerspakketten die ook vaker worden genoemd, zijn de toepassing van alleen ruige mest (34%) en slootkantenbeheer (23%). 26% van de hoofdberoepers heeft een aantal hectare van het bedrijf in een deelgebied liggen waar voorheen de bergboerenregeling van toepassing was. 3.3 Toekomstige ontwikkelingen Bij de inventarisatie is gevraagd naar toekomstplannen voor de komende 5 tot 10 jaar. Om hier een beeld van te krijgen is tijdens de gesprekken een aantal opties voorgelegd (zie ook het inventarisatieformulier, bijlage 1). De uitkomsten zijn samengevat in tabel 7. 13

Tabel 7: Toekomstrichtingen in percentages Toekomstrichting Percentage Groeien in grond en/of melkquotum 70% Investeren in andere vormen van groei 4% Behouden van huidige situatie 19% Afbouwen 7% Hieruit is naar voren gekomen dat 70% van de hoofdberoepers het bedrijf wil vergroten door middel van grond of melkquotum. Vijf personen uit deze groep hebben aangegeven dat zij denken over het verplaatsen van het bedrijf als de mogelijkheid zich voordoet. Het verplaatsen is voor een deel afhankelijk van de uitkomst van de Reconstructie en van toekomstige mogelijkheden in de nabijheid van het bedrijf, pas daarna komt de financiële kant van het verplaatsen ter sprake. 4% heeft aangegeven dat zij voor de eerstkomende jaren niet in grond of melkquotum willen investeren, maar in andere plannen voor het bedrijf. Voorbeelden hiervan zijn het veranderen van de fokrichting of het investeren in een neventak, zoals een zorgboerderij of de gezamenlijke afzet van zuivelproducten. 19% van de hoofdberoepers wil het huidige bedrijf voortzetten op de huidige plaats en wijze, en gaat dus de komende jaren geen bedrijfsgebonden investeringen (meer) doen. Bij deze groep zitten ook bedrijven die net grote investeringen in het bedrijf achter de rug hebben, zoals het bouwen van een nieuwe stal of het aankopen van melkquotum of grond. 7% van de hoofdberoepers heeft aangegeven dat zij binnen nu en 10 jaar gaan afbouwen. Een van de opties was het overdragen van het bedrijf. De keuze voor deze optie houdt automatisch in dat de persoon door middel van overdracht het bedrijf continueert. In dat geval is gekeken op welke manier de opvolger van plan is om te gaan investeren in het bedrijf. Naar gelang wat de opvolger op dat vlak aangegeven heeft is het bedrijf ingedeeld bij de overige categorieën. 3.3.1 Bedrijfsafbouw De uitkomsten van de inventarisatie geven geen haarscherp beeld van de ontwikkeling van de landbouw in de komende tien jaar. Verkoop van grond is afhankelijk van verschillende factoren. Veel stoppers weten nog niet wanneer ze volledig willen afbouwen en verder is van belang of het om warme grond gaat. Als de betreffende percelen in een gebied liggen dat naar verwachting van de eigenaar ooit beschikbaar komt voor glastuinbouw of woningbouw, dan gaf de eigenaar te kennen dat hij de grond niet ging verkopen. Eigenaren die hun grond eventueel wel willen verkopen, zeggen dit niet altijd tijdens de inventarisatie. Het is dus niet goed mogelijk precies in beeld te brengen hoeveel grondeigenaren in de komende jaren werkelijk hun grond en melkquotum gaan verkopen. Om toch een beeld te krijgen van de vrijkomende grond en melkquotum door bedrijfs-beëindiging, is gekeken naar leeftijd en opvolgingssituatie. Als de eigenaar aangegeven heeft dat een opvolger niet bekend is, wordt deze ook beschouwd als een afbouwer. Er wordt vanuit gegaan dat het bedrijfshoofd of de grondeigenaar op 65-jarige leeftijd met het bedrijf stopt en de grond èn het melkquotum verkoopt. In de praktijk is deze grens niet zo scherp. Agrariërs houden grond en melkquotum nu vaak ook na 65-jarige leeftijd in eigendom en gaan deze na afbouw van het bedrijf verhuren. Het komt echter ook voor dat agrariërs eerder al de beslissing nemen om het bedrijf volledig af te bouwen, zodra duidelijk is geworden dat het bedrijf niet overgenomen gaat worden. Ervaring met andere inventarisaties heeft geleerd dat het uitgangspunt van 65 jaar bedrijfsstop een aanvaardbaar gemiddelde geeft van de hoeveelheden vrijkomende grond en melkquotum. Grond Bij bedrijfsbeëindiging komt grondeigendom, maar ook gepachte grond weer beschikbaar voor nieuwe eigenaren en pachters. Het aantal hectare in de volgende tabel is dus het totaal van eigendom en pacht. 14

Tabel 8: Vrijkomende grond per deelgebied per periode Deelgebied Oppervlakte eigendom per deelgebied 0-5 jaar in hectare 5-10 jaar in hectare Totaal In hectare 1. Schipluiden Noord 343 0 83 83 2. Lickebaert 140 7 0 7 3. Oostgebied 244 42 0 42 4. Middengebied 413 56 85 141 5. Schipluiden Zuid 328 17 46 63 6. Maasland West 343 57 0 57 Totaal 1811 179 ha 214 ha 393 ha Opvallend is dat in het Oostgebied, het Middengebied en in Maasland West vrij snel een redelijke hoeveelheid grond kan vrijkomen. In het Middengebied komt in de periode na 5 jaar wederom een flinke hoeveelheid grond vrij. Schipluiden Noord en Schipluiden Zuid kennen alleen vrijkomende grond na 5 jaar. Melkquotum Ook voor melkquotum is gekeken naar de leeftijd van het bedrijfshoofd en de opvolgingssituatie. Tabel 9: Vrijkomend melkquotum per deelgebied per periode 0-5 jaar in kg 5-10 jaar in kg Totaal in kg Deelgebied 1. Schipluiden Noord 0 966.000 966.000 2. Lickebaert 0 0 0 3. Oostgebied 392.000 0 392.000 4. Middengebied 65.000 924.000 989.000 5. Schipluiden Zuid 0 0 0 6. Maasland West 24.000 0 24.000 Totaal 481.000 1.890.000 2.371.000 Alleen in het Oostgebied komt op korte termijn een significante hoeveelheid quotum vrij. In de periode 5 tot 10 jaar komt in Schipluiden Noord en in het Middengebied een ruime hoeveelheid melk op de markt. 3.3.2 Bedrijfsontwikkeling Naast een groep afbouwende bedrijven is er de grote groep bedrijven met investeringsplannen. In totaal 56% van de totale groep heeft aangegeven dat zij in de komende jaren hun grond- en melkquotumgebruik uit willen breiden. Dit zijn niet alleen veehouderijbedrijven, maar ook grondeigenaren met een hobbybedrijf bijvoorbeeld. Grond Vergroten van het grondgebruik kan door middel van grondaankoop of in de vorm van het pachten en huren van grond. De behoefte aan grond is voor de langere termijn niet altijd met zekerheid aan te geven. Zo hebben 22 mensen van de groeiers aangegeven dat zij grond willen gaan huren, maar ze weten nog niet hoeveel. Deze personen hebben bij de inventarisatie 1 hectare ingevuld. Voor het kopen van grond geldt deze onzekerheid bij 17 personen. Voor de totale groep komt de grondbehoefte aan huur op tenminste 106 hectare en de grondbehoefte aan koop op tenminste 138 hectare. 15

Tabel 10a: Behoefte aan koop van grond in autonome situatie Grondbehoefte Totaal aantal Totaal aantal kopers met Koop in ha Gemiddelde behoefte koop Deelgebied kopers hoeveelheid per bedrijf in ha 1. Schipluiden Noord 6 2 35 17,5 2. Lickebaert 1 0 0 0 3. Oostgebied 5 2 12 6 4. Middengebied 8 1 5 5 5. Schipluiden Zuid 2 1 6 6 6. Maasland West 2 1 80 80 Totaal 24 7 138 19,7 Totaal * 24 6 58 9,7 * Bij deze berekening is het ene bedrijf dat aangeeft 80 hectare te willen bijkopen niet meegenomen omdat dit een extreem geval is. Tabel 10b: Behoefte aan huur van grond in autonome situatie Grondbehoefte Totaal aantal Totaal aantal huurders met Huur in ha Gemiddelde behoefte huur Deelgebied huurders hoeveelheid per bedrijf in ha 1. Schipluiden Noord 6 1 5 5 2. Lickebaert 3 0 0 0 3. Oostgebied 5 3 12 4 4. Middengebied 8 2 20 10 5. Schipluiden Zuid 7 3 25 8,3 6. Maasland West 7 5 44 8,8 Totaal 36 14 106 7,6 Uit tabel 10a en 10b blijkt dat veel bedrijven niet kunnen aangeven hoeveel grond zij bij willen kopen of huren. Dit maakt een duidelijke grondbalans onzeker. Wel blijkt dat in alle polders een aantal bedrijven is dat grond nodig heeft. Om toch een indruk te geven van de grondbehoefte in het gebied is gerekend met de gemiddelde behoefte aan koop en pacht van bedrijven die wel konden aangeven hoeveel grond ze nodig hadden. Voor de koopgrond betekent dit dat er naast de 7 bedrijven die 138 hectare grond willen aankopen nog 17 bedrijven zijn die gemiddeld 9,7 hectare grond aankopen. Dit maakt dat er in het totale gebied vraag is naar circa 303 hectare grond om te kopen. Voor de huurgrond betekent dit dat er naast de 14 bedrijven die 106 hectare grond willen huren er nog 22 bedrijven zijn die gemiddeld 7,6 hectare grond willen bijhuren. Dit maakt dat er in het totale gebied behoefte is aan 273 hectare grond om te huren. In totaal is er behoefte aan 576 hectare grond. Melkquotum 12 personen van de groeiers denken in de toekomst melkquotum te gaan huren, maar weten nog niet hoeveel, dit hangt af van de prijzen op dat moment. Vaak huren melkveehouders melkquotum per jaar om het teveel aan geproduceerde melk toch te kunnen leveren. De behoefte aan de aankoop van melkquotum is in totaal minstens 4,7 miljoen kilogram door 31 personen, dus gemiddeld ruim 150 duizend kilogram per geïnventariseerd bedrijf. 13 personen hebben aangegeven dat zij willen groeien door middel van de aankoop van melkquotum, maar weten nog niet hoeveel zij willen kopen. 16

Tabel 11: Behoefte aan melkquotum in de autonome situatie Deelgebied Quotumbehoefte Totaal aantal huurders (geen hoev.) Totaal aantal kopers Totaal aantal kopers met hoeveelheid Koop in kg Gemiddelde behoefte koop per bedrijf in kg 1. Schipluiden Noord 2 6 6 1.250.000 208.333 2. Lickebaert 0 3 1 200.000 200.000 3. Oostgebied 3 8 6 930.000 155.000 4. Middengebied 1 11 7 1.153.000 164.715 5. Schipluiden Zuid 4 8 4 680.000 170.000 6. Maasland West 2 8 7 525.000 75.000 Totaal 12 44 31 4.738.000 153.000 Uit tabel 11 blijkt dat in alle polders de melkveehouders liever quotum kopen dan huren. Vooral in Schipluiden Noord, het Oostgebied en het Middengebied is er veel vraag naar quotum. In de Lickebaert is nauwelijks vraag naar quotum. De gemiddelde behoefte aan quotum per bedrijf is 153.000 kilogram per bedrijf. 13 bedrijven konden niet aangeven hoeveel quotum zij wilden kopen. Als we ervan uitgaan dat deze bedrijven gemiddeld met dezelfde omvang willen groeien dan de bedrijven die wel weten hoeveel quotum ze willen bijkopen levert dit een totaal van 2 miljoen kilogram extra quotum over het gebied. Samen met de 4,7 miljoen kilogram die zeker is levert dit dus een totaal aan 6,7 miljoen kilogram voor het totale gebied. Aangezien van de huurders onbekend is hoeveel zij willen huren komt dit nog boven op deze totale quotumvraag. Overigens is de huur van quotum recentelijk aan banden gelegd door nieuwe regelgeving. 3.4 Grondinstrument Bij de enquête is een aantal taken voorgelegd met de vraag of deze taken nuttig zouden zijn voor het eigen bedrijf of de eigen persoon, danwel voor het gebied als geheel. Ook is geprobeerd te achterhalen of de taken wellicht in een andere vorm meer gewenst zouden zijn. De eerste twee taken omvatten activiteiten rond grond en melkquotum. Het zijn ook met name deze taken waarvoor de tegenprestaties zullen worden gevraagd. Daarom worden in deze paragraaf deze twee taken uiteengezet en wordt vervolgens eerst ingegaan op de tegenprestaties. Daarna wordt in paragraaf 3.5 uiteengezet wat er is aangegeven voor de overige voorgestelde taken van het grondinstrument. Voor de duidelijkheid is per taak de uitleg weergegeven zoals die ook op de bijlage bij de brief stond vermeld. 3.4.1 Grond Het instrument (bijvoorbeeld in de vorm van een grondbank) treedt op als huurder en verhuurder van grond en kan grond aankopen en verkopen. Uitgifte vindt plaats tegen vooraf gestelde voorwaarden. Deze taak heeft voor Midden Delfland als geheel draagvlak bij 86% van de hoofdberoepers. 66% van de hoofdberoepers denkt ook gebruik te zullen maken van deze taak als het grondinstrument wordt opgestart. Er wordt wel een aantal voorwaarden gesteld bij deze taak: Prijs is het belangrijkste. De maximale prijs die ondernemers willen betalen voor huurland hangt in de eerste plaats af van de afstand tot het bedrijf en de kwaliteit van het perceel. Daarna wordt gekeken naar tegenprestaties of voorwaarden voor het huren van het perceel. Land met beheerspakketten erop moet voor een zeer lage prijs verhuurd worden of om niet, anders kost het gebruik van deze grond meer dan het oplevert. De huurder moet ook kosten maken voor het onderhoud van het perceel; Verder is huur van grond financieel pas aantrekkelijk als het gaat om langdurige pachtcontracten, minstens 12 jaar zeggen de veehouders. Bij verhuur per jaar zal de agrariër ook minder investeren in het onderhoud van het perceel, waardoor de kwaliteit van het perceel op termijn vermindert; 17

De grondgebruikers stellen allen met nadruk dat verkoop aan het grondinstrument niet verplicht mag worden. Er wordt ook aangegeven dat verpachters in het gebied nu al moeite hebben om pachters te vinden voor hun grond. Grond om te huren is er genoeg; Grondgebruikers die deze taak van het grondinstrument niet ondersteunen geven daarvoor verschillende redenen aan. Het grondinstrument kan bijvoorbeeld een prijsopdrijvend effect hebben als ze alles opkopen, de prijs gaat normaliter juist dalen omdat er grond vrijkomt door stoppers. Jonge agrariërs starten hier niet, toeleverende bedrijven verdwijnen. De erfpacht is veel te hoog, terwijl de grond ernaast voor niets naar vogelbeheer gaat. Een veel gehoorde opvatting is dat het gebied over dertig jaar niet meer agrarisch is. Er is zeer weinig vertrouwen in de concurrentiekracht van een grondbank. Tuinders, particulieren en gemeenten betalen veel en er is nu al grond over. Om agrariërs in het gebied te houden zou een algemene vergoeding betaald kunnen worden per koe of per hectare en het bestemmingsplan zou vastgehouden moeten worden. Alleen dan is er volgens deze groep een garantie dat het gebied ook de volgende generatie nog agrarisch is. 3.4.2 Melkquotum Het streven is om het totale melkquotum in Midden-Delfland op peil te houden. Voor wat betreft melkquotum zou het instrument ingevuld kunnen worden als een tussenpersoon die melkquotum huurt en verhuurt, koopt en verkoopt. 85% van de hoofdberoepers vindt deze taak in het algemeen een goed initiatief. Van dezelfde groep geeft 61% aan dat zij ook geïnteresseerd is in de mogelijkheden die deze taak voor het eigen bedrijf kan bieden. Als ondernemers willen groeien in melkquotum is dat een eerste instantie vrijwel altijd door middel van koop. Huren doen de agrariërs alleen per jaar omdat ze hun melkquotum overschrijden en eventueel als huren erg veel goedkoper is dan kopen. De behoefte aan het huren van melkquotum via een grondinstrument hangt sterk af van de voorwaarden die daarbij gesteld worden. Bij de voorwaarden moet gedacht worden aan de manier waarop het melkquotum wordt uitgegeven. Wordt melkquotum per jaar verhuurd, of bijvoorbeeld in gebruik gegeven op voorwaarde dat het bij bedrijfsbeëindiging weer teruggegeven moet worden aan het grondinstrument? Er werd ook een constructie voorgesteld waarbij het melkquotum over meerdere jaren wordt afbetaald. Ondernemers die hun bedrijf gaan afbouwen kunnen hun melkquotum bijvoorbeeld aan een grondinstrument verkopen of verhuren. Dit kan ook als een tegenprestatie worden gezien voor het verkrijgen van andere (extra) diensten van het grondinstrument. De redenen voor het wel of niet in gebruik geven van melkquotum worden daarom bij de tegenprestaties in paragraaf 3.5 onder punt 5 besproken. Ook het vraagstuk of het melkquotum gekoppeld moet worden aan uit te geven grond leverde interessante discussies op. Bij 43 bedrijven is wat dieper op dit onderwerp ingegaan. 30% daarvan zag het koppelen van melkquotum aan grond als nadelig voor het bedrijf. Belangrijkste argumenten waren dat koppeling van melkquotum aan grond niet interessant is als men wil intensiveren. Daarnaast wordt genoemd dat grond duurder blijft worden, terwijl de opbrengsten vooral uit het melkquotum moeten komen. Ook wordt erop gewezen dat deze constructie niet aantrekkelijk is als men wil verplaatsen. Als grond teruggaat, dan moet de melk mee. De koppeling zal in deze gevallen consequenties hebben voor de duur van het gebruik. Men zal grond met melkquotum eerder per jaar gebruiken, afhankelijk van de prijs. 54% van deze groep ziet koppeling van melkquotum aan grond als een goed initiatief. Een aantal noemt de koppeling als voorwaarde om het melkquotum in het gebied te kunnen houden. Ook wordt als argument naar voren gebracht dat melkquotum en de hoeveelheid grond van een bedrijf in een goede verhouding moeten blijven. Door het koppelen van melkquotum aan grond blijft deze verhouding meer in balans. Wel wordt erop gewezen dat koppeling moeilijkheden kan geven doordat mestwetgeving en regels voor melkquotum elkaar op sommige vlakken tegenspreken. Op de vraag hoeveel melkquotum per hectare zou moeten worden gekoppeld liepen de meningen zeer uiteen, van 7.500 kilogram tot 17.500 kilogram per hectare. 18