Inbreng werkgroep burgers (Max 5 odeur) BKL en BAL BKL. Hoofdstuk 2 (afdeling 2.2)

Vergelijkbare documenten
Tabel voor opmerkingen toetsing en consultatie Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris. Postbus 20901, 2500 EX Den Haag. Geachte mevrouw Dijksma,

Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

Advies lucht. Intern Advies

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, gemeente Krimpenerwaard

Veehouderij en volksgezondheid

4.3. Fijn stof en NO 2

Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof

Gezondheidswinst door schonere lucht. Nr. 2018/01. Samenvatting

Volksgezondheid en veehouderij: handelingsperspectieven

1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER)

De Marke III te Hengevelde

Uitbreiding pluimveehouderij Buijs VOF te Emmer-Compascuum

Nota van Antwoord Kabinetsstandpunt Verlengen Nationaal Samenwerkingsprogramma

Geurhinder VMR dag 30 november Utrecht

Rode draad van deze toelichting

Volksgezondheid en veehouderij

Advies uitbreiding Bekendijk 3 Terwolde

Veehouderij & Gezondheid. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Uitbreiding pluimveebedrijf Wegdam BV, gemeente Hof van Twente

Workshop Eerste hulp voor gemeente Volksgezondheid en veehouderij

Intensieve veehouderij en gezondheid

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening'

I J s s e I I a n d V iiidatum

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Vereniging voor Milieurecht 12 april Gezondheid in Omgevingswet: Omgevingsgezondheid

Varkenshouderij J.F.M. van Gisbergen, De Gagel 16, Hooge Mierde

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Bijlagen bij de aanvraag

Die zienswijzen die betrekking hebben op het onderdeel milieu betreffen, kort samengevat, het volgende.

UIT Datum: 14 maart 2017 M. Scholtes / R. Nijdam/ S. van Dam Onderwerp:

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Uitbreiding agrarisch bedrijf Winschoterweg Groningen

Inspraakreactie Stichting Leefbaar Buitengebied Gelderland vergadering Commissie Ruimtelijke Ordening, Landelijk gebied en Wonen

Versie : 1.0 Datum : 6 oktober Onderzoek milieuaspecten milieuzonering en geur voor woningsplitsing Harreveldseweg 3 in Harreveld

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal; Directie Duurzaamheid

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl

Memo. In afbeelding 1 is de herontwikkelingslocatie globaal aangegeven. EGD RM000888

Q&A Q&A geitenhouderij en gezondheid

plan-mer verplaatsing veehouderij Gestraatje 65 naar Heinsbergerweg 20 te Montfort: beschouwing gezondheidsaspecten 1. Inleiding

Ontmoetingsdag OD -GGD 26 maart Rik van de Weerdt, arts medische milieukunde toxicoloog / GAGS GGD en Overijssel & Gelderland

Ruimtelijke impact fijn stof bij veehouderijen

Intensieve veehouderij en gezondheid. Henk Jans, arts MG/chemicus Renske Nijdam 15 juni 2009

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg

Uitbreiding pluimveehouderij Van Beek, gemeente Nijkerk

Berekening emissiefactoren systeem met vervolghuisvesting vleeskuikens

memo Luchtkwaliteit Rijksweg 20-1 te Drempt

Het Veluws Ontwerpburo heeft Omgeving Manager opdracht gegeven de bovengenoemde aspecten te onderzoeken.

ons kenmerk ECFD/U

Luchtkwaliteit en gezondheid

Pluimveehouderij Annahof BV te Rouveen, gemeente Staphorst

Volksgezondheid en veehouderij

Bijlage 2 Milieuneutraal veranderen

Het wettelijk beoordelingskader wordt toegepast op een aanvraag tot uitbreiding of nieuwvestiging van een veehouderij.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond; Collegevoorstel

Beschikking van Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op de op 21 juni 2016 bij hen ingekomen aanvraag van M.H.A. Eilers te Sterksel, om

Veehouderij & Gezondheid uitkomsten onderzoek

Bestemmingsplan buitengebied Skarsterlân, gemeente De Friese Meren

Provincie Noord-Brabant. Aanvulling. bij Planstudie/tracé-MER N261 Tilburg-Waalwijk. april 2005 / Definitief

Besluit Omgevingsvergunning

memo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening; Gemeente Hof van Twente Johan van der Burg

Beoordeling geluidrapport

Uitbreiding pluimveebedrijf Adams te Ell, gemeente Leudal

Tabel bruidsschat en instructieregels

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk

Pluimveehouderij Laarman te Ruinen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Beoordeling omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Ontwerp besluit UV

Met deze brief willen de GGD en in Noord-Brabant u informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder van veehouderijen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VMR Actualiteitendag Veehouderij en volksgezondheid

memo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening; WETTELIJK KADER Gemeente Apeldoorn Johan van der Burg

Samenvatting. Waaraan kunnen mensen die in de buurt van veehouderijen wonen worden blootgesteld?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, eerste herziening'

Vervolggesprekken over leefbaarheid in en om Heusden

VORMVRIJE M.E.R.-BEOORDELING

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Gemeente Bladel Heer C. van Hintum Postbus AA BLADEL

Uitbreiding pluimveehouderij Harmes BV te Klazienaveen, gemeente Emmen

Gemeente Groningen GGD Groningen, afdeling Specialistische Zorg en Veiligheid 28 augustus 2014 (concept)

Stand van zaken duurzaam veehouderijbeleid. 5 november 2013

ADVIES OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS (OBM)

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

Motivering woon- en leefklimaat (geluid, geur en fijnstof)

Bijlage IX Onderzoek milieuhygienische belemmeringen

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

Varkenshouderij en mestverwerking Willems Beheer BV te America

Geachte mevrouw Vork,

memo INLEIDING WETTELIJK KADER aan: Johan van der Burg datum: 7 maart 2012 Luchtkwaliteit heemtuin in Gorsel project:

Versie : 1.0 Datum : 24 oktober Onderzoek milieuzonering en geur ontwikkeling locatie Vordenseweg 7 in Ruurlo

Transcriptie:

Inbreng werkgroep burgers (Max 5 odeur) BKL en BAL BKL De burgerwerkgroep maakt zich zorgen over de belangenafweging op gemeentelijk niveau. De lokale politiek is onvoldoende geëquipeerd om ingewikkelde projecten en alle, vaak tegengestelde belangen die daarbij spelen, goed te overzien. Er is in de praktijk sprake van een democratisch tekort wat betreft de Regionale Uitvoeringsdiensten. Bij strijdige belangen mag gezondheid niet ondergeschikt worden gemaakt aan economische en ruimtelijke belangen, zoals het voorkómen van afbreuk aan landschappelijke waarde van het open agrarisch gebied. Bij de gemeentelijke beleidsvrijheid die zit ingebakken in de Omgevingswet past een afwegingskader dat aan zwakke partijen even veel gewicht toekent als aan de belangen van sterke partijen. De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur vraagt om aandacht voor zwakke en niet goed georganiseerde belangen. Ook de Gezondheidsraad is daar bezorgd over. De burgerwerkgroep onderschrijft hetgeen de Gezondheidsraad hierover opmerkt in het advies Meewegen van gezondheid in omgevingsbeleid. Bestaande kaders zijn naar haar oordeel goed bruikbaar en kunnen elkaar aanvullen, met name het Nederlandse Beoordelingskader Gezondheid en Milieu en het internationale afwegingskader van de International Risk Governance Council. Belangrijk is wel dat deze kaders ook daadwerkelijk lokaal gebruikt worden. Daartoe acht de commissie ondersteuning vanuit het Rijk noodzakelijk. Volgens haar is er duidelijk behoefte aan een praktische handreiking voor toepassing van deze afwegingskaders Een belangrijk onderdeel van een dergelijke handreiking is een leidraad voor de vormgeving van de noodzakelijke participatie, niet alleen om belanghebbenden mee te laten denken over maatregelen, maar ook om hen te informeren over hoe zij zelf risico s kunnen beperken of vermijden. Een aandachtspunt daarbij is het betrekken van groepen die minder geneigd zijn om deel te nemen in de discussie en besluitvorming over maatregelen, zoals mensen met een lage sociaaleconomische status. De commissie beveelt aan om de werkwijze voor een participatief afwegingsproces, zoals beoogd met de Omgevingswet, expliciet uit te werken bij Algemene Maatregel van Bestuur. Mensen met een lage sociaaleconomische status worden hier genoemd als voorbeeld. De burgerwerkgroep heeft het afzien van deelname aan discussie en besluitvorming niet alleen te maken met de sociaaleconomische status, maar ook met de kloof tussen burger en bestuur. Die kloof doet zich in alle lagen van de maatschappij voor. Burger en bestuur zijn steeds minder aan elkaar gewaagd als het gaat om vraagstukken op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en volksgezondheid. Te vrezen valt dat de Omgevingswet daarin geen verandering in brengt, tenzij de participatie van de burger als direct belanghebbende een wettelijke grondslag krijgt. Hoofdstuk 2 (afdeling 2.2) Toevoegen: grenswaarde endotoxinen Voor endotoxinen in de buitenlucht (op leefniveau) heeft de Gezondheidsraad een grenswaarde van 30 EU/m3 geadviseerd rond veehouderijen, gemiddeld over 4 tot 8 uur. Er zijn een apart beoordelingskader en verspreidingsmodellen nodig voor endotoxinen. Het bestaande beoordelingskader voor fijnstof biedt onvoldoende bescherming tegen endotoxinen. (Winkel, et al. 2014; Ogink et al. 2016). Toevoegen: grenswaarde ammoniak De resultaten van het onderzoek naar Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO) geven aanleiding tot het opnemen van grenswaarden in het BKL voor het uitrijden van mest. De longfunctie van omwonenden blijkt lager bij hoge concentraties ammoniak in de lucht.

Hoge ammoniak-niveaus treden op als gevolg van het uitrijden van mest, al dan niet in combinatie met stabiel, stagnerend weer, gekenmerkt door lage windsnelheden. Aanvullende analyses met gegevens van meetpalen in het VGO-gebied laten zien dat de longfunctie samenhangt met zowel PM10- als ammoniakniveaus op de dagen voor afname van de longfunctiemetingen. Indien beide effecten wederzijds werden gecorrigeerd bleef de associatie met ammoniak bestaan. (VGO) Hoofdstuk 2 (2.6) De wettelijke grenswaarden die gehanteerd worden in Europa en in Nederland zijn gebaseerd op onderzoek dat inmiddels al meer dan 15 jaar oud is. De grenswaarden zijn ook geen gezondheidskundige normen in strikte zin, maar een afweging van gezondheidseffecten en economische haalbaarheid. Ook bij concentraties ver onder de EU-normen veroorzaakt luchtverontreiniging gezondheidseffecten. Alleen kijken naar de wettelijke normen van luchtverontreiniging (en geluid) is niet voldoende, de normen zijn niet gezondheid beschermend. Onder de normen kunnen provincie en gemeenten veel gezondheidswinst behalen. Daarom pleiten burgers voor de volgende waarden: PM 10 WHO advies waarde jaargemiddelde 20 ug/m3 PM 2,5 WHO advieswaarde jaargemiddelde 10 ug/m3 De burgerwerkgroep weet zich hierin gesteund door de Gezondheidsraad (advies Meewegen gezondheid in het omgevingsbeleid ): Het voldoen aan wettelijke normen met als voorbeeld fijn stof levert slechts een minimale bijdrage aan het terugdringen van de ziektelast, omdat in de huidige situatie nagenoeg alle gezondheidsschade onder de norm optreedt. Een groot deel van de Nederlandse bevolking wordt immers blootgesteld aan concentraties die tot gezondheidsschade leiden. Daarom adviseert de commissie de staatssecretaris om te focussen op gezondheidsbescherming op het niveau van regelmatig te actualiseren gezondheidskundige advieswaarden, die niet zelden ónder de huidige wettelijke norm zullen liggen en om die in het Besluit kwaliteit leefomgeving bij de Omgevingswet op te nemen. De commissie concludeert dat voor relevante omgevingsfactoren als luchtverontreiniging en geluidsbelasting de blootstelling van de Nederlandse bevolkingonder de huidige wettelijke normen verreweg het meeste bijdraagt aan de ziektelast. Dat betekent dat het louter voldoen aan wettelijke normen slechts een minimale bijdrage levert aan het terugdringen van de ziektelast. Hoofdstuk 4 (4.1, 4.2) In de gekozen formulering is geen plaats voor een programmatische aanpak van de talrijke, bestaande overbelaste situaties op het gebied van geur en fijnstof (PM10), uitgaande van waarden die gebaseerd zijn op de bescherming van de volksgezondheid. Burgers pleiten voor een dusdanige formulering dat ook een programmatische aanpak van geur en fijnstof (PM10) mogelijk is. Vanwege de gemeentegrens overschrijdende problematiek is de provincie de aangewezen instantie om werk te maken van een verbetering van de luchtkwaliteit. Hoofdstuk 5 (par. 5.1.4.2.2, artikel 5.42 e.v.) Hier wordt verwezen naar standaardwaarden en grenswaarden. Er is voor de landelijke omgeving en rustige woonwijk sprake van een aanzienlijke verhoging van de normen ten opzichte van de huidige Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening. Daarin zijn de volgende richtwaarden voor woonomgevingen opgenomen:

Aard van de woonomgeving Aanbevolen richtwaarden in de woonomgeving in db(a) Landelijke omgeving 40 (dag) 35 (avond) 30 (nacht) Rustige woonwijk, weinig verkeer 45 (dag) 40 (avond) 35 (nacht) Woonwijk in de stad 50 (dag) 45 (avond) 40 (nacht) In de bijlage bij het geluidsartikel in het BKL zijn de standaardwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen en op de geluidgevoelige locaties opgetrokken naar 50 db(a) voor de dag, 45 db(a) voor de avond en 40 db(a) voor de nacht. Voor deze verhoging ontbreekt een wetenschappelijke grondslag. De verhoging is strijdig met het advies van de Gezondheidsraad, die in het rapport Meewegen gezondheid in omgevingsbeleid eerder pleit voor een verlaging dan voor een verhoging. Volgens een berekening van het RIVM is gemiddeld zo n zes (drie tot twaalf) procent van de totale ziektelast in Nederland toe te schrijven aan specifieke omgevingsfactoren als fijn stof en geluidsbelasting. Op deze terreinen treedt in Nederland juist relatief veel ziektelast op onder de wettelijke normen: weliswaar wordt er al merendeels aan de normen voldaan, maar een veilig niveau van blootstelling ligt veel lager. Om de ziektelast door blootstelling aan milieufactoren verder terug te dringen, pleit de commissie ervoor om in de regelgeving gezondheidskundig onderbouwde advies- en streefwaarden te hanteren als prikkel voor het behalen van gezondheidswinst, om te beginnen voor luchtverontreinigingen geluidsbelasting In de Samenvatting op pagina 12 van het Ontwerp BKL staat gelet op bovenstaande wat betreft geluid een pertinente onjuistheid. Het gaat om de volgende zinsneden: Dit besluit zorgt op belangrijke onderdelen voor een betere bescherming van de fysieke leefomgeving, en tevens op onderdelen voor een strakkere implementatie van internationale verplichtingen: Dit besluit bevat heldere basisbeschermingsniveaus voor geluid, trillingen, geur van bedrijfsmatige activiteiten en voor externe veiligheid. Waar voorheen de geluidnormen voor immissie industrielawaai een buitenwettelijke basis hadden via de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening zijn deze nu op AMvB-niveau verankerd. Hierbij willen we opmerken dat de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening volop werd en wordt toegepast door lokale overheden. De voorgestelde wettelijke regeling houdt een verslechtering in, in plaats van een verbetering. Wanneer na invoering van het BKL de Handreiking wordt ingetrokken, zijn burgers bovendien niet langer beschermd tegen tonaal geluid, impulsachtig geluid en laagfrequent geluid. Hoofdstuk 5 ( 5.1.4.5 Geur) De in het ontwerp BKL genoemde geurnormen zijn niet gebaseerd op een relatie tussen de geurbelasting en hinder (Gezondheidsraad, 2012). De Wet geurhinder veehouderij was normneutraal. Dat wil zeggen dat de normen zo werden gekozen dat de uitbreidingsmogelijkheden voor de veehouderijsector - in zijn geheel niet wijzigden ten opzichte van het oude beoordelingskader (Infomil, 2014). De huidige geurnormen en de bandbreedte staan (veel) meer geurhinder toe dan dat bij geurnormen voor industriële bedrijfstakken geaccepteerd is (Gezondheidsraad, 2012). Het zou een verbetering zijn als de geurnormen en de bandbreedte beter aansluiten bij de relatie tussen geurhinder en geurbelasting en als een maximaal aanvaardbaar percentage hinder de norm bepaalt.

Recent Nederlands onderzoek toont aan dat blootstelling aan geur van veehouderijen tot meer geurhinder leidt bij omwonenden dan tot nog toe aangenomen in de Handreiking van de huidige Wet geurhinder veehouderij. Geelen et al., 2015. Geurhinder van veehouderij nader onderzocht: meer hinder dan Handreiking Wgv doet vermoeden? http://www.academischewerkplaatsmmk.nl/projecten/afgeronde_projecten/2014/geuronderzoek De GGD'en hebben samen met de gemeenten Reusel- De Mierden, Oirschot en Gemert-Bakel een toetsingsinstrument opgesteld waarmee gemeenten de publieke gezondheid kunnen borgen bij vergunningstrajecten van veehouderijen op basis van de huidige wetenschappelijke inzichten. Dit toetsingsinstrument dient in de Omgevingswet c.q. het BKL te worden opgenomen. De burgerwerkgroep pleit voor een drastische verlaging van de standaardwaarden naar max 2 odeur binnen de bouwde kom en max 5 odeur buiten de bebouwde kom en geen onderscheid meer te maken tussen concentratiegebied en niet-concentratiegebied. Daarbij dient voorkomen te worden dat na aanpassing van de V-stacks berekeningen onder de grens van 2 en 5 odeur toch ernstige geurhinder kan ontstaan. Dit standpunt is ingebracht in de evaluatie Wet geurhinder veehouderij. Gepleit wordt ook voor geurnormen voor melkveehouderijen vanaf 200 koeien. Voor minder grote bedrijven dient een minimale afstand tot burgerwoningen te worden gehanteerd van 100 meter. De handreiking BBT die in het kader van de genoemde evaluatie wordt opgesteld, dient wettelijk verankerd te worden. Naast een geurbelasting vanuit stallen, vinden er op bedrijven handelingen plaats met diffuse emissies, zoals van mestopslag en overslag. Dit pleit ervoor om naast emissieberekeningen vanaf een emissiepunt ook afstandsberekeningen te hanteren tot de grens van de inrichting, waarbij voor varkens, kippen en pelsdieren een minimale afstand van 200 meter in acht genomen dient te worden. Voor mestverwerkingsinstallaties en de opslag en overslag van mest bij deze installaties ontbreken nog emissiefactoren en emissieberekeningen op het gebied van geur. Genoemde afstanden in bijlage XVI zijn onvoldoende om geurhinder te voorkomen. Ernstige geurhinder wordt gerapporteerd op afstanden van meer dan 350 meter van bedrijven met een mestverwerkingsinstallatie. Nader onderzoek is nodig om tot gezondheidskundige advieswaarden te komen. In het nieuwe BKL is wat betreft de burgerwerkgroep geen ruimte meer voor een 50%-regeling. BAL Paragraaf 3.6.1, artikel 3.1.65, eerste lid Daar staat: Het bereiden van brijvoer is onderdeel van de activiteit veehouderij, maar inhoudelijke regels voor het bereiden van brijvoer zijn niet opgenomen. Ook hier geldt de zorgplicht van artikel 2.10. Het is goede landbouwpraktijk om brijvoer in een gesloten ruimte te bereiden. Dit voorkomt geurhinder en vervuiling naar de omgeving en is van belang voor de kwaliteit van het voer. In het geval van geurhinder kunnen op grond van de zorgplicht maatregelen opgelegd worden. Er zal per situatie bekeken moeten worden of en welke maatregelen te treffen zijn. Maatregelen kunnen bestaan uit het anders situeren van de brijvoerkeuken en de emissiepunten, het afzuigen en reinigen van ventilatielucht of managementmaatregelen, zoals schoner en netter werken. Gemeenten en provincies hebben via het omgevingsplan, maatwerkregels, de omgevingsvergunning of maatwerkvoorschriften de mogelijkheid om lokaal eisen te stellen. De burgerwerkgroep max 5 odeur vindt het noodzakelijk dat er inhoudelijke regels komen voor de bereiding van brijvoer, zodat het verplicht is breivoer te bereiden in een gesloten ruimte. Hetzelfde geldt voor de opslag van grondstoffen voor de brijvoerproductie. Ten behoeve van de aanvraag of melding van deze activiteit dient een geurrapport te worden opgesteld. Het stellen van inhoudelijke regels voorkomt dat er overlastsituaties ontstaan, die na klachten teruggedraaid moeten worden. Voorkomen is beter dan genezen.

Hetzelfde geldt voor lichthinder dat in hetzelfde artikel wordt besproken. Lichthinder kan zich voordoen bij open serrestallen voor melkrundvee. Lichthinder is een oogmerk als genoemd in artikel 2.2. Ook hier is de zorgplicht van artikel 2.10 van toepassing. Lichthinder is eenvoudig te voorkomen. Wanneer er een inhoudelijke regel wordt gesteld (zie lichthinder- richtlijnen van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde), dan zijn convenanten zoals in Friesland (zie Technisch document bij Convenant lichthinder melkveehouderij LTO Noord / FMF / NMF) niet langer noodzakelijk. Paragraaf 4.81 toevoegen artikel over emissies van endotoxines. Ook artikel over emissies geur ontbreekt > toevoegen. Artikel 4.803 Burgerwerkgroep max 5 odeur pleit ervoor om grenzen te stellen aan de vrijstelling van de artikelen 4.814 tot en met 4.818 en 4.825 voor de biologische productiemethoden. Biologisch gehouden pluimvee, varkens, geiten en melkkoeien kunnen net als gangbaar gehouden vee een risico vormen voor de volksgezondheid. Bij grote aantallen dieren nemen de risico s navenant toe. Voor open stallen met veel natuurlijke ventilatie zullen aparte emissiefactoren voor ammoniak en fijnstof alsmede verspreidingsmodellen voor endotoxinen moeten worden opgesteld. Onderzoek zal moeten uitwijzen bij welke omvang de risico s nog aanvaardbaar zijn en de vrijstelling gerechtvaardigd is. Artikel 4.817 Burgerwerkgroep max 5 odeur pleit ervoor nieuwe emissiefactoren op te stellen voor open stallen, d.w.z. stallen waarbij (gedeeltelijk) sprake is van natuurlijke ventilatie. Met de factoren van emissiearme huisvestingssystemen en door toepassing van emissie-reducerende technieken kan bij een hoge bezetting vrij eenvoudig op papier aan de in het BAL genoemde emissiegrenswaarden voor ammoniak en fijnstof worden voldaan, maar de feitelijke uitstoot zal hoger zijn doordat de stallucht geen emissie-reducerende behandeling ondergaat. Dit kan worden ondervangen door in genoemde artikelen te spreken over gesloten huisvestingsysteem en een aparte paragraaf te maken voor een open huisvestingssysteem. Voor beide huisvestingssystemen kunnen dezelfde emissiegrenswaarden worden aangehouden, maar voor de open huisvestingssystemen kan verwezen worden naar aparte emissiefactoren en emissieberekeningen. We verwijzen hierbij naar een gerechtelijke uitspraak: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove:2015:5088&keyword=zwolle Artikel 4.819 Opmerkingen bij 4.817 gelden ook wat betreft PM10. Artikel 4.820 en 4.822 Het rendement van luchtwassers dient volgens de burgerwerkgroep max 5 odeur opnieuw te worden beoordeeld. Het is essentieel dat rendementen die in berekeningen worden gehanteerd overeenstemmen met de praktijk. Wat betreft geur zijn reducties van maximaal 30 tot 40% haalbaar. Hogere reducties zijn niet realistisch. (Bron: Verschillen tussen twee studies naar geurbelasting en geurhinderrelaties nader onderzocht, IRAS, juli 2015) Artikel 4.826 Bij punt 2: voorkomen dient te worden dat telkens nieuwe hoeveelheden mest gedurende twee weken wordt opgeslagen, waardoor er sprake kan zijn van permanente opslag.

Artikel 4.828 Wat betreft pluimveemest: deze dient t.a.t. in een afgesloten ruimte of volledig afgedekt te worden opgeslagen. Ventilatie betekent emissie van geur, ammoniak en fijnstof. De burgerwerkgroep max 5 odeur mist hier een artikel over de overslag van mest, waarbij emissie van geur, fijnstof en ammoniak optreedt. Artikel 4.846 (ammoniakemissie en toevoegen - geuremissie) De lucht voor ontluchting dient door een extern (biologische) filter geleid, waardoor er geen geuremissies kunnen optreden. Artikel 4.861 De burgerwerkgroep max 5 odeur merkt op dat de afstand van 50 m op is overgenomen uit de Handreiking covergisting van mest [InfoMil, 2010]. Hierbij moet gewezen worden op het feit dat deze afstand destijds berekend is met de generieke scenario s en faalkansen die bedoeld zijn voor het berekenen van de externe veiligheidsrisico s bij atmosferische opslagtanks. Van de typische vergister of biogasopslag zijn geen faalcijfers bekend [RIVM, 2010; Heezen, 2013]. Het opstellen van specifieke faalscenario s en bijbehorende faalfrequenties heeft niet plaatsgevonden. Het ontbreken van faalcijfers kan leiden tot een onderschatting van de externe veiligheid als de biogasinstallaties steeds groter worden en de inrichtingen van landelijke omgeving opschuiven naar (meer) bebouwde omgeving. Gezondheid en Veiligheid van biovergisting RIVM Briefrapport 2014-0162 P.A.M. Heezen et al.