De machinist van de trein. De man die de trein bestuurt. De moeilijkste tekst

Vergelijkbare documenten
Tekst lezen en moeilijke woorden

Voorspellen, tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Titel/kopjes/plaatje: Ik denk aan: Dit weet ik er al over:

De Trampoline De Haar 200, Leidschendam. Lees de tekst met het stappenplan. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp.

Strategieles serie 2 Vragen stellen Handleiding niveau A

Actielessen. Lesbrief 1. Nederlands leren. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

rage [spreek uit: raa zju] su per markt super markt supermarkt Die ne ke Dieneke ra dijs radijs

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Wat doe je in deze les?

Dit weet ik er al over:

titel/kopje/plaatje Ik denk aan: Dit weet ik er al over:

Les 1: Een verzorgingskaart maken voor je huisdier

Les 1: Een verzorgingskaart maken voor je huisdier

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

De Trampoline De Haar 200, Leidschendam

Films kijken op internet: verboden of niet?

Wat doe je in deze les? Zo staat het in het stappenplan

Lesbrief 1. Bij de huisarts

Les 1: Halloween en Sint-Maarten beschrijven

Melkweg. Wat leert je kind? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: de basisschool

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Tekst lezen en moeilijke woorden

3. Wat betekent ergens hinder van ondervinden (regel 16)? Hoe ben je achter de betekenis gekomen?

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Hoe maak ik een werkstuk?

Les 4. De fysiotherapeut.

Melkweg. Een dagje ouder. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Ouder worden

Les 1: Halloween en Sint-Maarten beschrijven

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

Tekst lezen en vragen stellen

* Dit is belangrijk.?? Dit snap ik niet. / Dit is een moeilijk woord.

Uitleg bij de spellingskaartjes.

E.H.B.O. Werkstuk Vera Kleuskens, groep 7

Titel, plaatjes en kopjes

Voorwoord !!!! Wat heb je nodig?

Les 1. Bij de huisarts

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Tekst lezen en een woordenweb maken

Tekst lezen en een tekstschema invullen

Lesbrief begrijpend lezen (Nieuwsbegrip) tekst groep 5 en 6

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA

Letters, woorden, boeken

Les 2 opdrachten 1F. 2. Lees de tekst met het stappenplan. Welke antwoorden op je vragen heb je gevonden? Strategie: ophelderen van onduidelijkheden

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Met hulp: Tekst lezen en moeilijke woorden afleiden

Les 6. Herhaling thema.

Actielessen. Lesbrief 3. Leren in de bibliotheek. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Verder is het handig als je dit boekje bij de hand hebt. Je hoeft het niet helemaal te printen!

Melkweg. In de war. Lezen van Alfa B naar Alfa C. Gezondheid: Omgaan met problemen. Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann

Thuis films kijken. Acteurs spelen het verhaal na. de acteur = iemand die voor zijn beroep toneelspeelt of in een film speelt

In dit thema staat het creëren van een goede groepssfeer centraal. Les 2 Samenwerken Deze les gaat over helpen, geholpen worden en samenwerken.

Lesbrief begrijpend lezen groep 5 en 6 (Nieuwsbegrip)

Melkweg. Pinnen mag. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Geld

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

Voorspellen en tekst lezen

4 manieren om Samsam te gebruiken

De beoordeling van je werkstuk

Een schema invullen

Handleiding Strategieles Verbanden niveau A

Dit wist ik al. X Dit klopt niet met wat ik al wist/dacht. * Dit is belangrijk.? Dit snap ik niet / dit is een moeilijk woord.! Dit valt me op!

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

werkbladen thema 7 DE BASISSCHOOL

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Lesbrief bij Niemand mag het weten. Trudy van Harten

RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / SG Schiedam Tel.: /

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

Testboekje voor groep 4

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Stel: je wordt op een ochtend wakker en je merkt dat je onzichtbaar bent geworden. Wat ga je doen? Hoe voel je je? Schrijf er een verhaaltje over.

Let op! Alles graag getypt in lettergrootte 12, lettertype mag je zelf kiezen.

Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen)

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Voordat je de toets maakt Je gaat een toets maken. Je krijgt drie teksten met opdrachten. Je krijgt eerst een voorbeeld.

Luister naar het gedicht en lees mee met de tekst. Vul de ontbrekende woorden in.

De ontwikkelde materialen per unit.

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema Informatie vragen bij een instelling

De beoordeling van je werkstuk

Waarom ga je schrijven? om de directeur te overtuigen. Wat voor tekst schrijf je? een overtuigende tekst. Voorbereiden van je overtuigende tekst

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

ie - de - reen iede - reen iedereen Wa - sa - bi Wasabi aard - be - ving aard - beving aardbeving te - le - vi - sie tele - visie televisie

Taal op niveau Luisteren Op weg naar niveau

Met hulp: vragen over de tekst bedenken en beantwoorden

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

HANDLEIDING BLOK 1, WEEK 1, LES 1 GROEP 4

Lesbrief 6. Herhaling thema.

Het verstaan van spraak door kinderen van 8, 9, 10 en 11 jaar

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Dit is het begeleidende e-book bij Haas wint een Beer

Kies 4 kinderen uit en zing de zeppelin. Rijd als een auto door de klas en geef iedereen een autodropje

Transcriptie:

1. Lees tekst 1 en tekst 2. De moeilijkste tekst Tekst 1 Tekst 2 De machinist van de trein Je kunt machinist op een trein ( meester ) worden mits je natuurkunde en wiskunde gedaan hebt. Iedere machinist heeft een telefooncentrale in de cabine. De spoorwegpolitie kan hem of haar dan inlichten over ongelukken, zodat hij of zij maatregelen kan treffen. De maximale dienstlengte van een machinist bedraagt negen uur. De man die de trein bestuurt De man die de trein bestuurt mag geen fouten maken, want dat is niet fijn voor de mensen in de trein. Denk maar eens aan ongelukken met treinen. Die zie je wel eens op tv of in de krant, of je hoort erover op de radio. In het hokje van de bestuurder van de trein zit een knop. Daar moet hij steeds op drukken. Als hij de knop loslaat, stopt de trein meteen. Naar: Primeur Naar: spreekbeurten.info 2. Welke tekst is moeilijker? Hoe komt dat? pagina 1 van 12 pagina 1 van 12

1. Lees de uitleg. Voordoen nadoen Soms staan er moeilijke woorden in een tekst. Wat doe je dan? Je werkt dan met voordoen-nadoen. Iemand anders doet voor wat hij of zij met een moeilijk woord uit de tekst doet. Hij op zij praat daarbij hardop. Je kijkt en luistert hoe hij of zij het doet. En je gaat het nadoen. Zo ben je het meteen ook weer aan het voordoen aan iemand anders. 2. Je gaat nu voordoen-nadoen met tekst 3. Je juf of meester begint met het voordoen van het eerste moeilijke woord. Luister goed. Tekst 3 Ook dieren houden van mensen Kijk eens hoe lief hij naar me kijkt. Dat zeggen we wel vaker over onze hond, kat of hamster. Maar kijken huisdieren echt lief? Kunnen ze van mensen houden? En van elkaar? Mensen houden van dieren Paul Zak werkt bij de universiteit. Daar onderzoekt hij dieren. Hij probeert er zoveel mogelijk over te weten te komen. Hij zegt: Mensen houden zoveel van dieren. Maar hoe komt dat? Dat ben ik gaan onderzoeken. Knuffelen Als iemand vriendelijk of lief is, dan voelen we dat. Er verandert zelfs iets in ons lichaam, zegt Paul. Er komt een stofje los in ons bloed. Dat noem je een hormoon. Het is een heel speciaal hormoon: het knuffelhormoon. Je vindt het bij mensen die elkaar graag zien: bij man en vrouw, bij ouder en kind, en bij vrienden. De stof zorgt ervoor dat we hartelijk en vriendelijk voor elkaar zijn. Bij dieren is dat ook zo. Bron: De Morgen, www.theatlantic.com, www.ethologie.nl pagina 2 van 12 pagina 2 van 12

3. Ga dan verder met het tweede moeilijke woord. Lees het stukje hieronder voor. Zo doe je het woord aan iemand anders voor: Ik lees het moeilijke woord onderzoekt. Dat komt van onderzoeken. Wat betekent onderzoeken? Ik lees een stukje verder. Ik zie in de zin na het woord staan: probeert er zoveel mogelijk over te weten te komen. Ik weet dat mensen die bij de universiteit werken vaak dingen willen weten. En het is leuk om meer van dieren te weten. Dus ik denk dat onderzoeken is: proberen er zoveel mogelijk over te weten te komen. 4. Lees de tip. Voordoen-nadoen bij moeilijke woorden doe je zo: Lees de tekst. Bij een moeilijk woord zeg je: Ik lees Je leest het moeilijke woord. Ik zie Kijk naar het woord zelf en het plaatje. En lees de zinnen voor en na het woord. Ik weet Wat weet je al over het woord? Zeg dat. Dus ik denk Wat denk je dat het woord betekent? Dat zeg je hier. 5. Doe het nu zelf. Ga voordoen-nadoen bij het derde moeilijke woord: hormoon. Gebruik het hok hieronder: Ik lees het moeilijke woord. Wat zou dat woord betekenen? Ik lees een stukje terug. Ik zie dat in de zin voor het woord een woord staat dat hetzelfde betekent. Dat is het woord: Ik weet dat. Dus ik denk dat een hormoon is. 6. In de tekst staat nog een moeilijk woord: hartelijk. Hoe kom je achter de betekenis van dit woord? Gebruik het hok hieronder. Tip: Kijk naar het plaatje. Ik lees. Ik zie op het plaatje twee hondjes die. Ze zijn heel erg voor elkaar. Ik weet Dus ik denk dat hartelijk ongeveer hetzelfde is als pagina 3 van 12 pagina 3 van 12

Een stukje teruglezen of verder lezen Begrijp je een woord in een tekst niet? Dan pak je de woordhulp. Hoe kom je achter de betekenis van een moeilijk woord? Stap 1 is: Lees een stukje terug of verder. Hoe kan dat je helpen? Lees het in de uitlegblokjes en maak de vragen. Je wilt weten wat een woord betekent. Wat kun je doen? Je lees een stukje terug of verder. Daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent. 1. Lees de zinnen: Wat een kabaal hier! Kan dat lawaai niet stoppen? Wat betekent hetzelfde als kabaal? Je wilt weten wat een woord betekent. Wat kun je doen? Je leest een stukje terug of verder. Daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent. 2. Lees de zinnen: Mijn broek is helemaal smerig! Hij kwam net schoon uit de was. Wat is het tegenovergestelde van smerig? Wat betekent smerig dus? Je wilt weten wat een woord betekent. Wat kun je doen? Je lees een stukje terug of verder. Daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent. 3. Lees de zinnen: De storm raasde voorbij ons huis. Hij kwam heel snel voorbij. Onze oren deden pijn van het lawaai. Wat betekent razen? pagina 4 van 12 pagina 4 van 12

4. Lees tekst 4. Let op de moeilijke woorden. Daar staat een streep onder. Tekst 4 Naar de bibliotheek Youri en Kemal gaan naar de bibliotheek. Kemal moet zijn pasje laten verlengen. Met dat pasje kan hij boeken lenen. En dat moet nog langer blijven duren. Yusuf is een echte boekenwurm. Hij leest heel veel. Hij zoekt in de bibliotheek naar enerverende boeken. Saaie boeken vindt hij maar niets. Zijn broer had een tijd geleden een mysterieus boek gelezen. De titel is: Het geheim van de blauwe steen. Het klinkt geheimzinnig. Yusuf wil het ook gaan lezen. Helaas weet hij de naam van de schrijver niet. Maar gelukkig kun je die in de computer van de bibliotheek opzoeken. Je kunt dan de titel van een boek intypen. Dan krijg je ook de naam van de auteur te zien. Dat kun je probleemloos doen. Niemand vindt dat moeilijk. Bron: BV Taal 5. a. In tekst 4 staan zes moeilijke woorden. Lees steeds een stukje terug en verder. Zoek de betekenissen op in de tekst. Zet daar een streep onder. b. Hoe heb je de betekenis gevonden? Trek lijnen tussen de woorden en de vakjes bovenaan. Eén woord is al voorgedaan. Hetzelfde Tegengestelde Uitleg verlengen boekenwurm mysterieus auteur enerverend probleemloos pagina 5 van 12 pagina 5 van 12

Naar de plaatjes bij de tekst kijken 1. Soms kan een plaatje helpen, als je wilt weten wat een moeilijk woord betekent. Lees de uitleg. Je wilt weten wat een woord betekent. Wat kun je doen? Je kijkt naar het plaatje bij de tekst. Op het plaatje zie je soms wat het woord betekent. 2. Lees tekst 5. Tekst 5 Dieren nadoen Iedereen reist wel eens met een vervoermiddel. Maar wist je dat veel vervoermiddelen op dieren lijken? Vliegtuig Een vliegtuig ziet er net zo uit als een vogel. Allebei hebben ze een kop, een staart en vleugels. Raderboot En kijk eens naar een raderboot. De schoepen van zo n boot werken ongeveer hetzelfde als de zwemvliezen van een eend. Ze duwen allebei veel water weg. Hoe meer water ze wegduwen, hoe harder de eend en de boot gaan. Kangoeroe Een skippybal is geen echt vervoermiddel. Toch is een skippybal ook nagemaakt. Van een kangoeroe! Bron: H. Nagel, Pootjes, VPRO 3. a. Kijk in de inleiding. Daar staat: Maar wist je dat veel vervoermiddelen op dieren lijken? b. Kijk dan naar de plaatjes. Wat is een vervoermiddel? 4. a. Lees het stuk tekst bij Raderboot. Zijn schoepen mensen, dieren of dingen? Waarom denk je dat? b. Wat zijn schoepen? Hoe zien ze eruit? Hoe ben je daar achter gekomen? pagina 6 van 12 pagina 6 van 12

Naar het woord kijken 1. In teksten staan vaak moeilijke woorden. Soms bestaan die woorden uit twee stukjes. Lees de uitleg. Je wilt weten wat een woord betekent. Wat kun je doen? Je kijkt goed naar het woord. Soms ken je al een stukje van het woord! Voorbeeld: fototoestel Het woord fototoestel bestaat uit twee woorden: foto en toestel. Je weet wat een foto is en je weet wat een toestel is (een apparaat). Let op: bij deze woorden is het laatste woord meestal het belangrijkste! Het laatste woord van fototoestel is toestel. Een fototoestel is dus een toestel of apparaat waar je foto s mee kunt maken. 2. Kijk naar de plaatjes. Welke woorden zie je hier? Schrijf het bij de plaatjes in de vakjes. Wat valt je op bij deze woorden? 3. De woorden op de volgende bladzijde bestaan allemaal uit twee stukjes. Deze stukjes zijn zelf ook woorden. - Maak bij elk van die twee woorden een tekening. - Maak ook een tekening van het hele woord. Schrijf erbij wat het woord betekent. pagina 7 van 12 pagina 7 van 12

kledingkast kleding kast kledingkast Het betekent: tentdoek tent doek tentdoek Het betekent: goudzoeker goud zoeker/zoeken goudzoeker Het betekent: wegversmalling weg versmalling wegversmalling Het betekent: pagina 8 van 12 pagina 8 van 12

Opzoeken in het woordenboek 1. Zie je een woord dat je niet kent? Soms kom je zelf niet achter de betekenis. Wat doe je dan? Dat staat in de laatste stap van de woordhulp: Je kunt dan aan iemand anders vragen wat het woord betekent. Of je kunt het woord opzoeken het in woordenboek. 2. Hoe zoek je een woord op in een woordenboek? Lees samen met je juf of meester de uitleg: In een woordenboek zoek je op alfabet. Dat gaat van de letter A tot en met Z. Met welke letter begint het woord? Staat die letter achteraan in het alfabet? Dan hoef je niet vooraan in het woordenboek te gaan zoeken. Bovenaan de bladzijdes van het woordenboek staan woorden. Die beginnen met bepaalde letters. Zo zie je of je al een beetje op de goede plek aan het zoeken bent. Voorbeeld: Je moet het woord woerd opzoeken. Je slaat het woordenboek open. Een beetje achteraan, want de w zit achteraan het alfabet. Bovenaan de bladzijde staat wikkelen wisselen. Die woorden beginnen met een w. Dus dan weet je dat je ongeveer op de goede plek zoekt. Kijk dan naar de tweede letter van het woord. Voorbeeld: De tweede letter van woerd is de o. Je moet dan naar een andere bladzijde. Je komt op de bladzijde met bovenaan: wisselvallig wreed. De tweede letter van wreed is de r. De o komt nog voor de r in het alfabet. Je zit nu dus op de goede bladzijde. Kun je het woord nog niet vinden? Kijk dan naar de derde letter van het woord. En misschien nog naar de vierde, en zo verder. Heb je het woord gevonden? Achter het woord staat wat het betekent. Voorbeeld: Een woerd is een mannetjeseend. 3. Zet de volgende woorden in de volgorde van het alfabet: wisselvallig 1. vrucht 2. wreed 3. woerd 4. zink 5. vurig 6. wikkelen 7. pagina 9 van 12 pagina 9 van 12

4. Lees de zinnen. De moeilijke woorden staan vetgedrukt. Wat betekenen deze woorden? Zoek ze op in het woordenboek. Let op: zoek snel en goed! Wie heeft als eerste alle betekenissen gevonden? Dinsdag arriveert hij in Amsterdam. arriveren = Overal worden maatregelen genomen voor de veiligheid. de maatregel = Het schip kon nog net door de sluis. de sluis = Staan er bij een woord twee betekenissen? Kijk dan welke betekenis het beste in de zin past. Op dat schip staan veel containers. de container = pagina 10 van 12 pagina 10 van 12

Omgaan met moeilijke zinnetjes In een tekst staan wel eens zinnetjes die niet zo moeilijk lijken. Maar ze zijn dan soms toch moeilijk. Hoe kan dat? 1. Lees de tip. Begrijp je een zin niet? Kijk dan maar eens goed: misschien staan er woorden in die normaal iets anders betekenen. Bijvoorbeeld: Daar heb je de poppen aan het dansen. Dat betekent in een tekst meestal niet dat er echt poppen aan het dansen zijn. Maar het betekent: Nu beginnen de problemen. Zulke zinnetjes noem je een spreekwoord of gezegde. 2. Ken jij al veel spreekwoorden? Je krijgt een kaartje van je juf of meester. Er zijn twee soorten kaartjes: - Kaartjes waar een spreekwoord op staat; - Kaartjes waar de betekenis van een spreekwoord op staat. Loop door de klas. Heb je een spreekwoord? Zoek dan iemand die de betekenis van dat spreekwoord op zijn kaartje heeft staan. Heb je de betekenis op je kaartje? Zoek dan iemand met het goede spreekwoord. pagina 11 van 12 pagina 11 van 12

Welke strategie? Hoe komt je achter de betekenis van een moeilijk woord? Je gebruikt dan de volgende strategieën: 1. Je leest een stukje terug of verder. Daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent. Of er staat een woord dat hetzelfde of het tegengestelde betekent. 2. Je kijkt naar het plaatje. Daarop zie je soms wat het woord betekent. 3. Je kijkt naar het woord zelf. Misschien ken je al een stukje van het woord. 4. Wat doe je als je het dan nog niet weet? Je zoekt het woord op in het woordenboek. Vul het schema in. Welke strategie heb je gebruikt? En wat betekent het woord? Moeilijk woord (in een zin) Gerda was vroeger verslaafd aan toetjes. Ze kon niet zonder toetjes en at er wel tien op een dag. Vooral chocoladepudding vond ze heerlijk. Die at ze het liefst. Haar gewicht nam iedere week toe. Steeds woog ze weer meer dan in de vorige week. Soms probeerde ze te stoppen. Dat was tevergeefs. Op een dag zag ze op tv dat dikke mensen vaak erg ziek worden. Toen ging ze gezond eten. Bijvoorbeeld rauwkost. Ook dronk ze heel veel water. En groentesap. Dat groentesap maakte ze zelf in de blender. Handig! Strategie (vul het nummer in) Betekenis Ze is nu niet meer dik. En ze eet maximaal drie toetjes per dag. pagina 12 van 12 pagina 12 van 12