John Bowlby ( ) Onderzoeker van gehechtheid en verlies. Frank van der Horst

Vergelijkbare documenten
SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

Disclosure. Wie doorbreekt de cirkel van mishandeling? Kindermishandeling. Comorbiditeit. Prevalentie in Nederland. Prevalentie in Nederland

4.4 Hechting en scheiding

Anneke Vinke 2010 Training VH 1

Hechtingstoornissen. Karin Hermans, KJP Symposium Pedagogie opvoedingstoolbox Curaçao, 7 december 2012

John Bowlby, Charles Darwin en evolutie

Ainsworth in Londen met Bowlby

Hoe neem je jezelf en jouw eigen gehechtheid mee in de begeleiding van jongeren?" [ door Beanka Meddeler]

inleiding 1 concordantievan gehechtheid

Kinderstudies ACK. Gehechtheid aan pleegouders. Amsterdams Centrum voor. vrije Universiteit amsterdam

Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie

Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

John Bowlby als icoon

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Gehechtheid of regulatie?

Samenvatting. (Summary in Dutch) [Samenvatting Proefschrift M.A.M. Zegers, Gehechtheid bij Jongeren in een Justitiële Behandelinrichting]

Onderzoeksfiche e00295.pdf. 1. Referentie

Hechting en hechtingsproblemen. Risico- en beschermende factoren

Pruning. Pasgeborene Vroege kinderjaren Late kinderjaren

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch)


AIT studiedag Multidisciplinair kijken!

Wat weet u nog over HECHTING

Inhoud. - Hechting - Werkplek - Visie - Video-interactiebegeleiding - Tot slot

Hoofdstuk 1 Inleiding 11

NEJA conferentie Integraal werken in de Amsterdamse zorg voor jeugd: Handvat of hype?

Samen op weg: over gehechtheid, hechtingsproblemen en hechtingsstoornissen. dr. Anneke JG Vinke

effecten van stress tijdens de zwangerschap op de feutale ontwikkeling Een longitudinale studie

Het hechtingsproces. bij kinderen tussen de 0 en 2 jaar. Kindergeneeskunde. Hechting. Hoe verloopt het hechtingsproces?

De invloed van affectieve betrokkenheid op moeilijk verstaanbaar gedrag

diagnostiek en behandeling voor de professional Gehechtheid en trauma Rien van IJzendoorn Marian Bakermans-Kranenburg

Is er in de toekomst van coaching nog plek voor een olifant?

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Mary Main en Erik Hesse: van gedrag naar representatie en AAI. Peter Fonagy en Mary Target. Reflexieve functie en verbinding met moderne psychoanalyse

Belang van de gehechtheidstheorie

De Hechtingsstijllijst (HSL): Handleiding. Jan Pieter van Oudenhoven & Jacomijn Hofstra. Rijksuniversiteit Groningen

VIPP-Foster Care. Nikita Schoemaker, MSc. November Discover the world at Leiden University. Centre for Child and Family Studies

De studie steunt op het theoretische en empirische fundament van de gehechtheidstheorie. Hoofdstuk 1 geeft een overzicht van de stand van zaken binnen

Predictors of infant attachment and responses to crying

Hechting en psychopathologie: een literatuuroverzicht

Hoofdlijnen van de gehechtheidstheorie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

>Theoriebron 1: Hechting

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Samenvatting. Inleiding

hechtingstheorie spelen de

In dienst van kinderen, jongeren en hun ouders

From expecting to experiencing

OUDERS EN HET JONGE KIND WERKEN IN DE TRIADE

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Onderzoeksvraag. Onderzoek Over kwintessens in handelen van leraren Interactief onderzoek naar pedagogische sensitiviteit in het onderwijs

Introductie. Katrien Zabeau. 9 oktober Symposium Opvoeden anno 2015

Kinderen, ouders en primaire gehechtheid

Gehechtheidsrepresentatie by opvoeders in relatie tot gehechtheidsstijl, temperament en herinneringen aan de eigen opvoeding

Gehechtheid. Corinne Verheule

Welzijn van Kinderen van Gedetineerde Moeders. Voorlopige Resultaten. Menno Ezinga, Sanne Hissel, Anne-Marie Slotboom, Catrien Bijleveld

Gehechtheid bij kinderen met Down's syndroom

Het Mamatrauma. Symposium: Trauma van wieg tot volwassenheid 15 maart Margriet Wentink

Intieme Relaties Attachment TEST. Vorig hoorcollege. Het aangaan van relaties. Aantrekkelijkheid. Nonverbaal gedrag: Flirtquiz. Dit hoorcollege.

Onderlinge verbondenheid. begeleiding en zorg voor mensen met een verstandelijke en/of andere beperkingen

Groot Perinataal Overleg preventie en cliënten participatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

#zorgvoorkinderen. Hoogleraar Pedagogiek PAUL LESEMAN. Wat is universeel (en wat niet) bij het verzorgen en opvoeden van jonge kinderen?

De Cirkel van veiligheidinterventie

Bebeth. Praktijk voor kinderen met gedrags- en/of hechtingsproblemen

1 intergenerationele overdracht van gehechtheid

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting Dutch Summary

Spoken bestaan niet. Over trauma, hechting en ouderlijke verantwoordelijkheid. Elisa Van Ee. 2 cogiscope 0413 Spoken bestaan niet

Ouder-kindbehandeling

basistraining een structurele aanpak van veiligheid

Zorgen voor je dierbaren?

1 Inleiding en situering De prille interactie 15. Inhoud. inhoud. Het ontstaan van de gehechtheidsrelatie

Summary in Dutch. Autisme en veilige gehechtheid

Summer University Psychoanalyse 2017

Rijksuniversiteit Groningen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Wat hebben Veilige gehechtheid en hoge zelfwaardering met elkaar gemeen? (deel1)

KIND IN CONTEXT. "Successful parenting is a principal key to the mental health of the next generation." John Bowlby

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

8/03/2013. Prenatale ontwikkeling. De geboorte. Pasgeborene

Doel workshop. Signaleren van verstoord gehechtheidsgedrag. Best practice: wat is dat? Wat is gehechtheid?

Kindermishandeling: korte en lange termijn gevolgen. Ramón Lindauer AMC-de Bascule

Gehechtheid, mentaliseren en godsrepresentaties

Annah Planjer Klinisch psycholoog- psychotherapeut. Supervisor NVP (Volwassenen) en VKJP (Kinder &Jeugd)

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

Regulatiemoeilijkheden binnen de moeder-baby dyade

Intergenerationele overdracht van onverwerkte verlieservaringen: een gehechtheidstheoretische benadering

Delen is Helen. Wat kan je doen bij verlies van relatie, werk, geliefde of gezondheid

Deel 1: Positieve psychologie

Maurine Kroon 12 Paula Sterkenburg 13

THEMABOEK voor studenten. Opleiding Verpleegkunde

Video interactie begeleiding bij pasgeborenen

Ouderschap strategieën van vaders en moeders met een psychische ziekte.

Godsbeeld en persoonlijkheidsproblematiek Onderzoek lectoraat Zorg en Zingeving Henk Stulp

Transcriptie:

John Bowlby (1907 1990) Onderzoeker van gehechtheid en verlies Frank van der Horst

Tegenwoordig is het volstrekt normaal dat ouders de nacht doorbrengen bij hun in het ziekenhuis opgenomen kinderen. Ook is het niet meer vanzelfsprekend een huilende baby te negeren. In de kinderopvang wordt meer aandacht besteed aan de affectieve relatie tussen leidster en kind. Een belangrijke impuls aan deze veranderingen is gegeven door de onderzoeker John Bowlby en zijn gehechtheids theorie. Wie was deze man en wat waren zijn ideeën? Edward John Mostyn Bowlby werd op 26 februari 1907 in Londen geboren. Zoals gebruikelijk in de hogere Engelse klassen, werd hij door een gouvernante opgevoed. John zag zijn moeder slechts een korte periode per dag en zijn vader alleen op zondag. Elf jaar oud werd hij samen met zijn dertien maanden oudere broer Tony naar een kostschool gestuurd. Op zijn veertiende volgde een opleiding tot marineofficier bij het Royal Navy College in Dartmouth. Na een verblijf van enkele jaren aan dit instituut besloot Bowlby echter op zoek te gaan naar werk dat de gemeenschap als geheel ten goede zou komen. [1] Tussen 1925 en 1928 studeerde Bowlby medicijnen in Cambridge en psychologie in Londen. Na zijn afstuderen zette hij zijn medische opleiding niet direct voort, maar werkte eerst een jaar als vrijwilliger op twee progressieve scholen, waarvan één voor moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen met onaangepast gedrag. Hier wezen zijn begeleiders hem op het feit dat sommige kinderen afwijkend gedrag lieten zien doordat zij door hun primaire opvoeders waren verlaten. Bowlby was hiervan onder de indruk en besloot vanaf 1929 zijn medische opleiding te combineren met een psychoanalytische training. In 1933 rondde hij het basisartsexamen af en koos de specialisatie psychiatrie. Vanaf 1940 werkte hij als psychiater in het Britse leger en na de oorlog ging hij werken voor de Londense Tavistock Clinic, waaraan hij de rest van zijn leven verbonden zou blijven. Separatie Toen Bowlby in 1929 op 22-jarige leeftijd werd toegelaten bij het Institute of Psycho-Analysis werd Melanie Klein als zijn supervisor aangewezen. Kleins visie was dat alle geestelijke aandoeningen hun oorsprong hadden in fantasie. Bowlby had moeite met deze verklaring, omdat er geen ruimte was voor de invloed van de omgeving. Bovendien zouden kinderen zich volgens de vigerende opvattingen binnen de psychoanalyse aan hun moeders hechten omdat zij door hen worden gevoed. Bowlby s ervaringen op de progressieve scholen deden hem hieraan sterk twijfelen. Bowlby dreef de onenigheid met Klein niet op de spits, maar sprak tijdens zijn toetredingsrede voor de British Psycho-Analytic Society in 1938 wel zijn overtuiging uit dat er meer aandacht moest zijn voor de vroege ervaringen van kinderen en de scheiding van hun moeder. Hij benadrukte dat 219

een verbroken moeder-kindrelatie in de eerste drie jaar vaak leidt tot emotioneel teruggetrokken gedrag van het kind. [2] Ook tijdens een studie naar afwijkend gedrag bij jongeren bleek Bowlby dat de oorzaak van hun problemen lag in vroege ervaringen. Hij ontdekte dat zij door een vroege scheiding en het ontbreken van een emotionele band met een (substituut-)moeder delinquent en affectieloos gedrag lieten zien. Zijn interesse in onderzoek naar separatie en zijn studie naar deze 44 jeugdige delinquenten brachten hem in beeld bij de Wereldgezondheidsorganisatie voor een onderzoek naar de gevolgen van scheiding bij jonge kinderen. Dit onderzoek zou het verdere verloop van zijn loopbaan en onderzoeksactiviteiten sterk beïnvloeden. [3] Vanaf dat moment ging Bowlby op zoek naar alternatieven voor de theorie van Klein en andere psychoanalytici, omdat die in zijn ogen geen bevredigende verklaring kon geven voor de verschijnselen die hij zag. Voor een andere interpretatie van de band tussen moeder en kind wendde Bowlby zich tot de ethologie. [4] Ethologie 220 In 1951 werd Bowlby gewezen op het werk van de Oostenrijkse zoöloog Konrad Lorenz. Lorenz had, samen met de Nederlandse bioloog Niko Tin bergen, sinds de jaren dertig gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuwe discipline die het gedrag van dieren door observatie bestudeerde: de ethologie. Vanuit ethologisch perspectief is gedrag dat specifiek is voor een soort een gevolg van evolutionaire selectie. Bowlby paste dit toe op het gedrag dat kinderen laten zien als zij van hun verzorger worden gescheiden, en betoogde dat dit gehechtheidsgedrag zorgde voor nabijheid van de primaire verzorger bij stress. Volgens Bowlby hebben individuen die gehechtheidsgedrag vertonen meer kans op overleving en dus op nakomelingen. In tegenstelling tot wat psychoanalytici beweerden, is gehechtheidsgedrag volgens Bowlby niet gericht op voeding, maar bevordert het de nabijheid tot de verzorger. Wanneer het kind angst voelt, treedt het gehechtheidssysteem in werking en wordt de nabijheid van de verzorger gezocht. Deze nabijheid zorgt er voor dat de angst verdwijnt en dat het kind weer kan exploreren. Het kind gebruikt de ouder op deze manier als een veilige basis vanwaar het de omgeving verkent. Al met al gaf de ethologie Bowlby het inzicht dat gedrag alleen te begrijpen is in de context van de evolutionaire omgeving waarin het is ontstaan. In de jaren na zijn eerste kennismaking met de ethologie onderhield Bowlby nauw contact met vooraanstaande ethologen als Lorenz, Tinbergen en in het bijzonder Robert Hinde, die zijn mentor op het gebied van de ethologie zou worden. De jaren die volgden gebruikte Bowlby om de psychoanalyse te herschrijven in het licht van de ethologische beginselen. [5]

Ontwikkeling In zijn trilogie Attachment and loss (1969/1982) heeft Bowlby zijn ideeën over de ontwikke ling van gehechtheid uitgewerkt. Volgens Bowlby heeft elk kind een aangeboren neiging tot het zoeken van nabijheid van de verzorger. Dit gehechtheidssysteem wordt ingeschakeld in geval van stress en wordt uitgeschakeld wanneer het kind door de gehechtheidsfiguur wordt gerustgesteld. In de ontwikkeling van dit gehechtheidssysteem bij het jonge kind onderscheidde Bowlby vier fasen: (1) een periode waarin het kind signalen uitzendt zonder daarbij onderscheid te maken tussen verschillende personen (vanaf de geboorte tot twee maanden), (2) een periode waarin het kind de signalen richt op één of enkele specifieke verzorgers (van twee tot zes maanden), (3) de eigenlijke gehechtheid wanneer een kind met signalen en beweging de nabijheid van één specifieke verzorger handhaaft (van zes maanden tot vier jaar), en ten slotte (4) een periode waarin er sprake is van zogenaamd doelgecorrigeerd partnerschap (vanaf vier jaar), waarbij het kind rekening kan houden met en zich kan inleven in de wensen en plannen van de ouder. Empirische ondersteuning voor zijn ideeën kreeg Bowlby aanvankelijk alleen uit studies naar hospitalisatie en deprivatie. De Amerikaanse dierpsycholoog Harry Harlow toonde in zijn baanbrekende onderzoek naar separatie aan dat wanneer jonge resusapen kunnen kiezen uit een voedende ijzerdraadmoeder en een niet-voedende badstofmoeder, zij het grootste deel van de tijd doorbrengen bij de zachte badstofmoeder. Hij bevestigde daarmee Bowlby s idee dat de band tussen moeder en kind niet afhankelijk is van voeding, maar van contact met de primaire verzorger. Het was echter door de ontwikkeling van instrumenten die de gehechtheid bij kinderen en volwassenen kunnen meten, dat het empirisch onderzoek naar gehechtheid een nieuwe impuls kreeg. De Vreemde Situatie De instrumenten die voor het meten van gehechtheid worden gebruikt zijn de Vreemde Situatie (Strange Situation) ontwikkeld door Mary Ainsworth [6] en het Gehechtheidsbiografisch Interview (Adult Attachment Interview), ontwikkeld door Mary Main. [7] De Vreemde Situatie is een gestandaardiseerde laboratoriumtest voor kinderen van twaalf tot achttien maanden oud. Tijdens de procedure wordt het kind tweemaal kort van de moeder gescheiden. In deze periode zorgt de stress van de scheiding voor activatie van het gehechtheidssysteem. Op basis van het gedrag van het kind tijdens de herenigingen met de moeder kunnen kinderen worden geclassificeerd als veilig (B), onveilig-vermijdend (A), onveilig-ambivalent (C) of gedesorganiseerd (D). Kinderen die veilig zijn gehecht zoeken de nabijheid 221

van de moeder en spelen nadat ze zijn getroost weer verder. Kinderen die onveilig-vermijdend zijn gehecht zoeken de nabijheid van de ouder niet en lijken onaangedaan door de scheiding, maar zij gaan niet meer op in hun spel. Onveilig-ambivalent gehechte kinderen zoeken de gehechtheidsfiguur juist op, maar zijn ontroostbaar en boos op de ouder. Gedesorganiseerde gehechtheid kenmerkt zich door tegenstrijdig gedrag van het kind: het kan bijvoorbeeld tegelijk huilen en wegkruipen van de ouder. Het Gehechtheidsbiografisch Interview, ontwikkeld door Ainsworths studente Mary Main, is een semigestructureerd interview dat de mentale representatie of voorstelling van de jeugdervaringen van de volwassene meet. De manier waarop een volwassene reflecteert op zijn ervaringen is indicatief voor de manier waarop deze ervaringen zijn verwerkt. Volwassenen worden geclassificeerd als autonoom (F), gereserveerd (Ds), gepreoccupeerd (E) of gedesoriënteerd (U). Autonome respondenten kenmerken zich door een open reflectie over hun ervaringen. Gereserveerde individuen marginaliseren de invloed van hun jeugdervaringen op hun persoonlijkheid, terwijl gepreoccupeerde volwassenen hun jeugdervaringen idealiseren en nog steeds in beslag worden genomen door hun ervaringen. De gedesoriënteerde volwassene heeft te maken met onverwerkt verlies of trauma. De Vreemde Situatie heeft gezorgd voor een veelheid aan empirische studies: onderzoek naar de antecedenten van gehechtheidsgedrag (kenmerken van het kind, opvoedgedrag van de ouder), naar interventies ter verbetering van gehechtheidspatronen en naar langetermijneffecten van gehechtheid. Het Gehechtheidsbiografisch Interview is gebruikt in studies naar de overdracht van gehechtheid van de ene generatie op de andere. Met het instrument is Bowlby s vermoeden, dat onverwerkte jeugdervaringen de interactie met het eigen kind zouden beïnvloeden, onderzocht. Conclusie 222 Bowlby besteedde in de gehechtheidstheorie met name aandacht aan de sociaalemotionele ontwikkeling van het kind, het belang van de sensitiviteit van en de interactie met de opvoeder en hij benadrukte de evolutionaire oorsprong van het gehechtheidsgedrag. Hij liet zaken als de morele of zedelijke ontwikkeling van het kind buiten beschouwing. De gehechtheidstheorie is op dit moment een van de meest invloedrijke theorieën op het gebied van de kinderlijke ontwikkeling en Bowlby een van de meest geciteerde auteurs. Met het formuleren van de gehechtheidstheorie gaf Bowlby in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een alternatieve verklaring voor het gedrag dat kinderen laten zien wanneer zij van hun primaire opvoeder worden gescheiden. Door het aaneensmeden van elementen uit onder meer de psychoanalyse en de ethologie, vond Bowlby een ver-

klaring voor een zeer belangrijk aspect van het menselijke gedrag. De implicaties van Bowlby s ideeën voor de ontwikkeling van kinderen en de manier waarop zij worden opgevoed zijn enorm [8] en hebben de praktijk van de dagelijkse opvoeding ingrijpend beïnvloed. In Nederland kreeg de gehechtheidstheorie vanaf de jaren tachtig via het werk van de Leidse hoogleraar Van IJzendoorn grote bekendheid [9]. Het empirische en meta-analytische werk, dat sinds de formulering van de gehechtheidstheorie is verricht, heeft de theorie naar een hoger plan getild. Noten 1 Dijken, K.S. van (1998), p. 46. 2 Dijken, K.S. van (1998). 3 Dijken, K.S. van (1998). 4 Van der Horst, F.C.P. (2011) 5 Van der Horst, F.C.P. 2011). 6 Ainsworth, M.D.S., et al. (1978). 7 Main, M., et al. (1985). 8 Cassidy, J. & Shaver, P.R. (1999). 9 IJzendoorn, M.H. van (2008). Referenties Ainsworth, M.D.S., Blehar, M.C., Waters, E. & Wall, S. (1978). Patterns of attachment: a psychological study of the Strange Situation. Hillsdale, NJ: Erlbaum. Bowlby, J. (1969/1982). Attachment and loss. Volume I: Attachment. Londen: Penguin. Cassidy, J., & Shaver, P.R. (Eds.) (1999). Handbook of attachment: theory, research, and clinical practice. New York: Guilford Press. Dijken, K.S. van (1998). John Bowlby: his early life. Londen: Free Association Books. Horst, F.C.P.,van der (2011). John Bowlby. From psychoanalysis to ethology. Unravelling the roots of attachment theory. Clichestee, UK: Wiley-Blackwell. Main, M., Kaplan, N. & Cassidy, J. (1985). Security in infancy, childhood, and adulthood: a move to the level of representation. In: I. Bretherton & E. Waters (Eds.), Growing points of attachment theory and research. Monographs of the Society for Research in Child Development, 50 (1-2), 66-104. IJzendoorn, M.H., van (2008). Opvoeding over de grens. Gehechtheid, trauma en veerkracht. Amsterdam: Boom Academic. Kijk voor meer informatie over de gehechtheidstheorie en gehechtheidsonderzoek ook op www.psychology.sunysb.edu/attachment/ 223