Participeren naar Vermogen

Vergelijkbare documenten
Participatiewet. 9 september raadscommissie EM - 1 -

De Participatiewet in Oirschot. Samen aan de slag

Beleidskader en verordeningen Participatiewet Eddy van der Spek Eva Mercks

Een nieuwe taak voor gemeenten

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Oirschot houdende participatiewet De Participatiewet in Oirschot Samen aan de slag

Deelplan Participatiewet Beleidsplan sociaal domein

Presentatie Participatiewet & Wijzigingen Wwb. Commissie Samenleving Brielle

Transitie Participatiewet: Regionale Stellingen

Afdeling: Beleid Maatschappij Leiderdorp, 30 oktober 2014 Onderwerp: Re-integratieverordening. Aan de raad. Participatiewet

Toelichting Participatiewet Raadsbijeenkomst

Participatiewet. 1 januari 2015

Verordeningen Participatiewet

Programma. Wat is de Participatiewet? Hoe kunnen wij u helpen?

Voorstel aan de gemeenteraad van Oostzaan

Informerende bijeenkomst Participatiewet. voor gemeenteraadsleden West-Friesland. Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014

Beschut werk in Aanleiding

2513AA22. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE

Factsheet. Participatiewet. Informatie voor de werkgever, juli 2014

1 van 5. Registratienummer: Bijlage(n) 2 Onderwerp. Beleidsplan Participatiewet. Middenbeemster, 30 september Aan de raad

Samenvatting Participatiewet

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Participatiewet in Almere

Korte inhoud : De verordeningen Participatiewet dienen door de gemeenteraad te worden vastgesteld.

Actuele kijk op de Participatiewet in het sociale domein

Participatiewet. Veranderingen voor de Oosterschelderegio. 2 juni 2014 Door: Jaap Schipper.

Arbeidsparticipatie naar vermogen

Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Registratienr.: Z/14/004375/12040

Wajong en Participatiewet

Participatiewet. Wetgeving

Raadsbesluit Raadsvergadering: 28 mei 2014

Participatiewet / Wsw. Raadsinformatieavond - 3 juli 2013

Werken naar vermogen. Maart 2012

Visie en uitgangspunten (1)

Wie ben ik? Turgut Hefti Arbeidsdeskundige en jurist UWV, Achmea DossierMeester

BELEIDSKADERNOTITIE PARTICIPATIEWET HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE

Invoering Participatiewet. Raadscommissie Samenleving 8 oktober 2014

Participatiewet en Maatregelen WWB per 1 januari 2015

Portefeuillehouder: M. Verschuren Behandelend ambtenaar J. van Bragt, (t.a.v. J.van Bragt)

Participatiewet en Quotumwet. Stand van zaken 9 januari 2014

1 notitie beleidskeuzes participatiewet, mei Notitie beleidskeuzes participatiewet

Verbinding beschut werk en dagbesteding

Kadernota Participatie en Inkomen. Raadsinformatieavond 14 januari 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ontwikkelingen wet- en regelgeving bij arbeidsintegratie. November 2013 Neeltje Huvenaars

Risicoanalyse en scenariostudie als onderbouwing van de Kadernota. Samenvatting

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de raad. Brielle, 3 oktober Beslispunt: Instemmen met de Kadernota Participatiewet 2015.

De Participatiewet en De Banenafspraak. Stijn van Bruggen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

VISIE BESCHUT WERK (nieuw) REGIO MIDDEN-LIMBURG

Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet?

Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

De Participatiewet. In een politiek krachtenveld. 25 september Twitter mee! hashtag: #VGNparticipatie

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Sociale werkbedrijven de toekomst

Werk, inkomen. sociale zekerheid

Beleidsplan Participatiewet. Berkelland

Oktober Participatiewet; kansen in samenwerking

Doelgroep Voorziening Ondersteunende voorzieningen Loonwaarde 40-80% WML 2 en eventueel aangewezen op een Baanafspraakbaan

TRANSITIE Wwn w v n / hers r t s ruct c ure r rin i g S W S

Arbeidsmatige dagbesteding, beschut werk en toeleiding naar werk in samenhang. 12 december 2012

Onderwerp: Impact Sociaal Akkoord voor de Participatiewet

Inhoud. Participatiewet & Participatiebudget. Indicatie aantallen (bijstand en nieuw instrumentarium) Aanleiding en opdracht werkgroep

VISIE BESCHUT WERK (nieuw) REGIO MIDDEN-LIMBURG

RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering. Onderwerp Strategische kaders Participatiewet. Aan de raad, Onderwerp Strategische kaders Participatiewet

Werk, inkomen. sociale zekerheid. versie

Gemeenteraad

Participatiewet. Gezamenlijke Raadsbijeenkomst, 14 en 26 mei 2014

De Participatiewet. Raad op Zaterdag Den Haag, 21 september Edith van Ruijven

Startnotitie Werken naar Vermogen

Raadsvergadering : 12 maart Agendapunt : 11

Advies Uitvoeringspanel

Raadsvoorstel Openbare Raadsvergadering LE - Raadstukken 2014\80

Beleidsplannen Sociaal Domein

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2015/4

Visie op Participatie Transitieteam Sociale Zaken, juni Inleiding

De decentralisatie van arbeidsparticipatie. Louis Polstra

Raadsvoorstel. Aanleiding. Datum

Participatiewet, Banenafspraken en Quotumwet. Door: Tanja Willemsen Divosa

College van burgemeester en wethouders de gemeenteraad Documentnummer: z Datum: 26 oktober 2017 Participatievoorziening beschut werk

Handreiking loonkostensubsidie

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20%

De Participatiewet, banenafspraak & quotum. Fabian Ouwehand Re-integratie & Participatie

Participatiewet en Quotumheffing White Paper

Participatiewet vanaf 2015 Wat betekent dit voor u?

PARTICIPATIEWET. Dag van de uitvoering 19 juni 2014

Bijlage 9: Advies cliëntenraad Roerdalen en reactie college Bijlage(n) ter inzage: N.v.t.

De Participatiewet in de praktijk. Heleen Heinsbroek NVRD themadag, 5 februari 2015

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND RIJSWIJK 2005

Jaar Aantallen Rijnstreek Aantallen Kaag en Braassem ,

Bijlage 1 : Beschut werk

Beleidskaders Participatiewet

Participatiewet. Beide medewerkers van Het Plein (Lochem en Zutphen)

arbeid / dagbesteding Participatiewet

2014D34450 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Participatiewet. Hoe kunt u werk bieden aan werkzoekenden met een arbeidsbeperking?

Jack Kerkhofs Onderwijsgroep Buitengewoon / TECA

Beleidsplan Participatiewet Augustus 2014

MEEDOEN WERKT! PRESENTATIE participatiewet. in opdracht van Min. SZW

Beste dames en heren, Bijgaand stuur ik u de presentatie Participatiewet zoals deze gebruikt is bij de regionale raadsconferentie van 30 maart jl.

Transcriptie:

Best@work: Participeren naar Vermogen Afdeling Regie en Ontwikkeling september 2014

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING EN LEESWIJZER 4. HOOFDSTUK 1: INLEIDING 6. 1.1 Afbakening 6. 1.2 Relatie met andere ontwikkelingen in het sociaal domein 7. HOOFDSTUK 2: DE OPGAVE 8. 2.1 Wat verandert er met de Participatiewet? 8. 2.2 Wat betekent dit voor de gemeente Best 10. 2.2.1 Doelgroep analyse 10. 2.2.2 Financiering 11. 2.2.2.1 Inkomensdeel 11. 2.2.2.2 Re-integratiedeel: Participatiebudget 11. HOOFDSTUK 3: BELEIDSKADER 13. 3.1 Wat wil de gemeente Best bereiken? 13. 3.2 Beleidsdoelstellingen 14. HOOFDSTUK 4: WAT GAAT DE GEMEENTE BEST HIERVOOR DOEN? 15. 4.1 Integrale toegang 15. 4.2 Activering en eigen kracht stimuleren 15. 4.3 Inkomen en handhaving 16. 4.4 Werkgeversbenadering 16. 4.5 Doelgroepen naar loonwaarde 17. 4.5.1 Verdeling populatie WWB, Wsw en Wajong naar loonwaarde 18. 4.5.2 Loonwaardebepaling 19. 4.6 Inzet re-integratie en ondersteuningsvoorzieningen 19. 4.6.1 Best@work! 19. 4.6.2 Voor inwoners met loonwaarde van 80% tot 100% 19. 4.6.3 Voor inwoners met een beperkte loonwaarde van 30% tot 80% 19. 4.6.4 Voor inwoners met een loonwaarde van minder dan 30% 21. 4.6.5 Inzet voorzieningen per doelgroep 21. 4.7 Best doet mee 22. 4.8 Jongeren 23. 4.9 Beleidsdoelstellingen en de te nemen maatregelen 25. HOOFDSTUK 5: FINANCIEEL KADER 27. 5.1 Beschikbare budget 27. 5.2 Financiële verplichtingen 27. 5.2.1 Wsw (zittend bestand) 28. 5.2.2 Omzetgarantie het GOED 28. 5.2.3 Ambtelijke organisatie 28. 5.2.4 Overige kosten 29. 5.3 Inzet Participatiebudget aansluitend bij keuzes Best@work 29. 5.4 Incidentele kosten 31. 5.6 Financieel overzicht 31. HOOFDSTUK 6: WIJZE VAN ORGANISEREN 34. 2

6.1 Betrokken partijen 34. 6.2 Regionaal en lokaal 34. 6.3 Positie van het SW-bedrijf de WSD 35. 6.4 Toegang en toeleiding naar werk, participatie en inkomen 35. 6.5 Van beleid naar uitvoering 36. HOOFDSTUK 7: PARTICIPATIE-AGENDA BEST@WORK 2014-2016 37. BIJLAGE I: Indicatoren aansluitend bij de geformuleerde beleidsdoelstellingen 3

SAMENVATTING De ontwikkelingen in het sociaal domein vragen om een heroriëntatie van de wijze waarop inwoners worden ondersteund bij het vinden van werk, maatschappelijke participatie en / of zorg. Eén van de ontwikkelingen in het sociaal domein is de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015. Met deze wet worden de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wajong en de Wet sociale Werkvoorziening samengevoegd tot één regeling. Met deze samenvoeging wordt de gemeente verantwoordelijk voor een bredere doelgroep inwoners die beschikt over een bepaald arbeidsvermogen, waarbij in bepaalde situaties sprake is van een arbeidsbeperking. Naast uitbreiding van de doelgroep heeft de gemeente te maken met een bezuiniging op het beschikbare budget. Met deze beleidsnota Best@work: participeren naar vermogen wil de gemeente dat iedereen naar zijn of haar mogelijkheden werkt, bij voorkeur bij een reguliere werkgever en wanneer dat (nog) niet mogelijk is door maatschappelijk te participeren of begeleid te werken. De nota geeft een antwoord op de vraag wat de gemeente hierbij nastreeft, wat zij hiervoor gaat doen, welke (financiële) keuzes gemaakt moeten en gaan worden en de kansrijke verbindingen die gelegd kunnen worden met de andere ontwikkelingen in het sociaal domein. Hiernaast geeft de participatie-agenda inzicht in wat de gemeente de komende periode verder gaat uitwerken. De gemeente wil dat inwoners met een ondersteuningsbehoefte op een integrale en laagdrempelige manier toegang hebben tot ondersteuning, diensten en zorg binnen het sociaal domein. Hierbij staat de eigen kracht van de inwoner centraal. Op het gebied van werk en inkomen kiest de gemeente voor een meer activerend stelsel, waar ook de verplichte tegenprestatie onderdeel van uitmaakt. Wanneer een inwoner in aanmerking komt voor inkomensondersteuning vanuit de Participatiewet, kijkt de gemeente naar het arbeidsvermogen van deze inwoners. Hierbij hanteert zij een diagnosemethode op basis waarvan een indicatieve loonwaarde wordt afgegeven. Op basis van deze indicatieve loonwaarde wordt het type ondersteunings- en / of re-integratievoorziening bepaald dat ingezet wordt. De gemeente gaat hierbij uit van de volgende uitgangspunten per doelgroep van loonwaarde: De gemeente biedt beperkt ondersteuning aan inwoners die in staat zijn om op eigen kracht mee te doen op de reguliere arbeidsmarkt (80% - 100% loonwaarde). De gemeente biedt gericht ondersteuning aan inwoners die niet in staat zijn om op eigen kracht het minimumloon te verdienen op de reguliere arbeidsmarkt of in de maatschappij te participeren (30% - 80% loonwaarde); De gemeente creëert mogelijkheden tot zinvolle arbeidsparticipatie en / of dagbesteding voor de meest kwetsbare groep inwoners die nagenoeg niet beschikt over arbeidsvermogen (minder dan 30% loonwaarde); Om de maatschappelijke participatie van uitkeringsgerechtigden en inwoners die een beroep doen op andere voorzieningen van de overheid te bevorderen, formuleert de gemeente in deze nota de uitgangspunten voor het programma Best doet mee. Binnen dit programma wordt ook de (verplichte) tegenprestatie nader vormgegeven. Essentieel voor het aan het werk helpen van inwoners is de relatie met werkgevers. Werkgevers zorgen immers - op zowel lokaal als regionaal niveau voor voldoende werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Dit wordt extra gestimuleerd door de afspraken die zijn vastgelegd over de 125.000 garantiebanen in het Sociaal Akkoord. Op regionaal niveau wordt in de arbeidsmarktregio Eindhoven uitwerking gegeven aan deze opgave door het formuleren van een uniforme werkgeversbenadering. Op lokaal niveau zijn de jobhunter, de bedrijfscontactfunctionaris en het ondernemerscontact Best belangrijke schakels bij het creëren van (nieuwe) werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt en het aantrekken van potentiele werkgevers in deze niche, maar 4

ook zijn zij van belang bij het daadwerkelijk plaatsen van uitkeringsgerechtigden op de geschikte werkplekken. Speciale aandacht gaat uit naar jongeren met arbeidsvermogen die voorheen een beroep konden doen op de Wajong en die nu zijn aangewezen op de bepalingen in de Participatiewet. De gemeente wil deze jongeren in beeld krijgen en houden, en voor hen een goede aansluiting creëren op de arbeidsmarkt. Ook hier speelt de jobhunter (of jongerencoach) een verbindende rol. Het Participatiebudget dient volledig ter beschikking te staan om de taken zoals opgenomen in deze nota uit te kunnen voeren. Aanvullende middelen kunnen gevonden worden in de integratie-uitkering Sociaal domein dat als budget taakstellend is voor de opgaven in het gehele sociaal domein. Om dit mogelijk te maken betekent dit dat de efficiencykorting van het zittend bestand Wsw wordt opgevangen door de WSD en dat de loonkosten van de ambtelijke organisatie niet drukken op het Participatiebudget. Hiernaast is de nog te formuleren uitvoeringsstructuur op zowel lokaal als regionaal niveau bepalend voor de daadwerkelijke uitvoering en bekostiging van ondersteuningsvoorzieningen. Bij het bepalen van de uitvoeringsstructuur geldt het uitgangspunt dat daar waar de expertise aanwezig is ook de taken neergelegd zullen worden. Dit is één van de vervolgtrajecten van deze nota. LEESWIJZER In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding voor deze nota beschreven, het thema afgebakend en de relatie gelegd met andere ontwikkelingen in het sociaal domein. In hoofdstuk 2 wordt uiteengezet wat de Participatiewet inhoudt en wat er verandert ten opzichte van de huidige taken en financiering die de gemeente heeft voor haar inwoners op het gebied van reintegratie en participatie. In hoofdstuk 3 wordt het accent gelegd op wat de gemeente wil bereiken voor haar inwoners op het gebied van re-integratie, participatie en inkomensondersteuning. Aansluitend hierop wordt in hoofdstuk 4 nader uiteengezet wat de gemeente hiervoor gaat doen, waarbij onder meer wordt ingegaan op de integrale toegang, de eigen kracht, de werkgeversbenadering, de indeling van doelgroepen naar loonwaarde, de inzet van re-integratie- en ondersteuningsvoorzieningen, jongeren en de maatschappelijke participatie (tegenprestatie). In hoofdstuk 5 worden de financiële kaders uiteengezet, waarbij de focus ligt op het financiële speelveld wat de gemeente heeft en welke keuzes hierbij voorliggen. In hoofdstuk 6 wordt de wijze waarop de gemeente dit wil organiseren uiteengezet, hierbij wordt aangegeven op welk niveau we welke taken willen organiseren. Hoofdstuk 7 betreft de participatie-agenda Best@work 2014-2016 waarin duidelijk wordt wanneer de opgaven en activiteiten uit deze beleidsnota aangepakt gaan worden. 5

1. INLEIDING Alle mensen, jong en oud, in Nederland geboren of van ver komend, mensen met of zonder beperking, dienen als volwaardige burger mee te kunnen doen aan onze samenleving. Bij voorkeur in een reguliere baan, maar als dat (nog) niet mogelijk is, door op een andere manier te participeren in de samenleving. Participeren maakt gelukkig, het geeft zin aan het bestaan, het is een manier om mensen te ontmoeten, zinvolle bezigheden te verrichten en om economisch zelfstandig te zijn of te worden. Ook voor de samenleving is participatie van belang voor het kunnen financieren van (collectieve) goederen en voorzieningen. Hiernaast wordt de arbeidsmatige participatie van alle inwoners, inclusief inwoners met arbeidsbeperkingen, steeds belangrijker aangezien de beroepsbevolking in Nederland afneemt. Op termijn ontstaat daardoor, ondanks de huidige crisis, krapte op de arbeidsmarkt. Een actieve rol van werkgevers is noodzakelijk om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zoveel als mogelijk in een reguliere baan te laten werken, al dan niet met begeleiding. Inwoners die niet op eigen kracht arbeidsmatig kunnen participeren kunnen een beroep doen op ondersteuning van de gemeente. Dit kan gaan om inkomensondersteuning of ondersteuning bij het vinden of houden van werk en/of andere vormen van participatie. Met intrede van de Participatiewet wordt de Wet Werk en Bijstand (Wwb), de Wet op de Sociale Werkvoorziening (Wsw) en de Wajong samengevoegd. Het bijbehorende budget wordt eveneens samengevoegd en ontschot. Naast de bestaande doelgroep (o.a. WWB, IOAW, IOAZ) krijgt de gemeente met invoering van de Participatiewet te maken met nieuwe doelgroepen. De gemeente Best staat voor de opgave om aansluitend bij de behoeften van deze (deels nieuwe) doelgroep op een effectieve en efficiënte wijze ondersteuningsvoorzieningen voor re-integratie en/of participatie in te zetten. 1.1 AFBAKENING Deze nota heeft als vertrekpunt de uitgangspunten op het gebied van werk en re-integratie die zijn vastgelegd in de visienota maatschappelijke ondersteuning en participatie (2011). Met de invoering van de Participatiewet en de veranderende maatregelen WWB vinden er zodanige wijzigingen plaats op het gebied van Werk en inkomen dat deze nota Best@work: Participeren naar Vermogen de in 2011 geformuleerde beleidsnota Werk en Inkomen vervangt. Vanaf 1 januari 2015 wordt de gemeente Best met intrede van de Participatiewet verantwoordelijk voor een nieuwe doelgroep op het gebied van re-integratie, participatie en inkomensondersteuning. Deze nieuwe doelgroep betreft vooral inwoners met specifieke (en zwaardere) arbeidsbeperkingen. Naast de uitbreiding van de doelgroep krijgt de gemeente te maken met bezuinigingen op het budget, wat pleit voor een efficiënte en effectieve inzet van instrumenten en voorzieningen aansluitend bij de ondersteuningsbehoefte van de inwoner. Hiernaast krijgt de gemeente via de aanscherping van de maatregelen WWB te maken met een striktere normering, verplichtingen en (straf)maatregelen die voor extra prikkels moeten zorgen om de arbeidsparticipatie te vergroten. De gemeente Best staat hiermee voor de opgave om de ondersteuning aan inwoners op het gebied van re-integratie en participatie meer doelmatig en systematisch in te richten, zodat we met een teruglopend budget in staat zijn de diverse doelgroepen nog steeds op maat te kunnen bedienen. In de voorliggende nota worden keuzes gemaakt voor wat betreft het doelgroepenbeleid, de inzet van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling en participatie en op welke manier de gemeente Best dit organiseert. Dit alles leidt mogelijk tot een wijziging van afspraken die de gemeente Best is aangegaan met externe partners en mogelijk tot de herstructurering van de bestaande uitvoeringsstructuur (waaronder het SW-bedrijf de WSD en Sociale Zaken). 6

1.2 RELATIE MET ANDERE ONTWIKKELINGEN IN HET SOCIAAL DOMEIN De nota Participeren naar Vermogen staat niet op zichzelf maar maakt onderdeel uit van een breder pakket aan transities in het sociaal domein waar de gemeente verantwoordelijk voor wordt. Dit biedt kansen voor het leggen van dwarsverbanden tussen de Wmo/AWBZ, de jeugdzorg en het domein van werk en inkomen. Binnen het programma Sociaal Domein van de gemeente Best worden deze transities in samenhang opgepakt. Door zoveel als mogelijk te werken vanuit dezelfde uitgangspunten streeft de gemeente ernaar om de taken in het sociale domein daadwerkelijk efficiënter en effectiever te organiseren voor onze inwoners. In de voorliggende nota Best@work: participeren naar vermogen ligt de focus op participatie, werk en maatschappelijke ondersteuning van doelgroepen die onder de Participatiewet vallen. Hiernaast is er een aantal kansrijke verbindingen te leggen met andere ontwikkelingen in het sociaal domein. Een van de kansrijke verbindingen tussen de verschillende transities is de wijze waarop inwoners toegang hebben tot ondersteuningsvoorzieningen vanuit de Wmo, jeugdzorg en/of werk en inkomen. Door op een integrale wijze naar de vraag van een inwoner te kijken worden ondersteuningsbehoefte(n) eerder gesignaleerd en kan hier preventief op ingezet worden. Door een integrale vraagverheldering verwacht de gemeente dat zij in staat is om (meer) maatwerk te bieden. Deze verbinding krijgt vorm binnen het project Integrale toegang. Een andere verbinding is de overlap tussen dagbesteding en beschut werken. Deze ondersteuningsvormen bieden voor inwoners met een (arbeids)beperking mogelijkheden tot structuur en (arbeids)ritme veelal in een beschutte omgeving. Voor beiden taken wordt de gemeente vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk. Het combineren van vormen van dagbesteding en beschut werken, kan meer keuzemogelijkheden bieden voor inwoners met een beperking en wellicht ook de kans op uitstroom naar regulier werk vergroten. Hiernaast kunnen de beschikbare middelen van de gemeente daardoor efficiënter en effectiever ingezet worden. Tenslotte bestaat er een kansrijke verbinding wanneer uitkeringsgerechtigden zich - vrijwillig of via de verplichte tegenprestatie inzetten voor andere inwoners door hen maatschappelijke taken te laten verrichten. De gemeente is verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning en besteden dit aan verschillende organisaties uit. Door bijvoorbeeld uitkeringsgerechtigden in te zetten voor voorzieningen in de Wmo kunnen professionele medewerkers worden ondersteund. Samenwerking met zorg- en welzijnsdiensten is hierbij van belang. Voor uitkeringsgerechtigden biedt dit kansen om contacten te leggen, werkervaring op te doen en op die manier hun perspectief op betaald werk te vergroten. Deze vorm van verbinding krijgt onder meer gestalte binnen het programma Best doet mee. 7

2. DE OPGAVE Met intrede van de Participatiewet en de aanscherping van de maatregelen WWB per 1 januari 2015 treden er op verschillende gebieden veranderingen op voor de gemeenten. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet wat er verandert en wat dit betekent voor de gemeente Best. 2.1 WAT VERANDERT ER MET DE PARTICIPATIEWET Met de intrede van de Participatiewet krijgt de gemeente meer verantwoordelijkheden voor inwoners die een beroep doen op inkomensondersteuning en over een bepaald arbeidsvermogen beschikken (inclusief inwoners met een arbeidsbeperking). De Wsw wordt afgesloten voor nieuwe instroom en er vindt een ontschotting en bezuiniging plaats op het budget. De wijzigingen worden hieronder weergegeven. Veranderende doelgroep Een belangrijk argument voor samenvoeging van de drie regelingen is dat de cliëntgroepen vergelijkbaar zijn voor wat betreft hun arbeidsmarktkansen. De gemeente is momenteel al verantwoordelijk voor inwoners die een beroep doen op de Wwb en de Wsw en wordt met de Participatiewet ook verantwoordelijk voor (een deel van de) inwoners die (voorheen) onder de Wajong zouden vallen. Instroom in de Wajong blijft enkel mogelijk voor mensen die duurzaam arbeidsongeschikt zijn. En behouden alle mensen die voor 1 januari 2015 de Wajong zijn ingestroomd hun recht op een Wajong-uitkering. De nieuwe doelgroep voor de gemeente bestaat dus uit de mensen met arbeidsvermogen die voorheen een beroep konden doen op de Wajong. Afsluiting instroom in Wsw De Wsw wordt vanaf 1 januari 2015 afgesloten voor nieuwe instroom. De mensen die al een Wswdienstbetrekking hebben, houden hun wettelijke rechten en plichten. Op dit afnemende zittende bestand treedt per 1 januari 2015 bovendien een efficiencykorting op, die geleidelijk over 6 jaar wordt verspreid (de jaarlijkse rijksbijdrage per plek neemt af van 25.900 in 2014 tot 22.700 in 2020 structureel). Het instrument loonkostensubsidie De gemeente kan het instrument loonkostensubsidie inzetten om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen op de reguliere arbeidsmarkt. Om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om iemand met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, compenseert de gemeente door inzet van loonkostensubsidie het productiviteitsverlies dat aanwezig is vanwege de arbeidsbeperking. De hoogte van de loonkostensubsidie is afhankelijk van de loonwaarde van de werknemer. De loonwaarde meet de prestatie van de werknemer op de werkvloer en de manier waarop deze prestatie zich verhoudt tot die van een reguliere werknemer in dezelfde functie. Het verschil tussen de vastgestelde loonwaarde van de werknemer op de werkplek en het wettelijk minimumloon (WML) wordt gecompenseerd door de loonkostensubsidie. Beschut werk nieuw De gemeente krijgt de ruimte om beschut werk als een voorziening te organiseren. Met deze voorziening kunnen gemeenten mensen in een dienstbetrekking laten werken, begeleiding bieden op een werkplek of (groeps)detachering bij een werkgever. Het gaat hier om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke, of psychische beperking begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, alvorens zij in staat zijn te kunnen werken. De gemeente legt in haar verordening de regels voor de aard en omvang van de voorziening beschut werk vast. Bij het organiseren van beschut werk heeft het regionale werkbedrijf een rol. De middelen voor beschut werk maken onderdeel uit van het participatiebudget. 8

Ontschotting en bezuiniging op de budgetten De Participatiewet kent net als de huidige WWB een splitsing in de financiering van het inkomen (Ideel) en re-integratie (W-deel). De middelen voor het werkdeel, de Wsw en de middelen voor de Wajong (deze laatste momenteel afkomstig van het UWV) worden samengevoegd tot één ontschot participatiebudget, dat met een bepaalde verdeelsleutel naar de gemeente komt. Over dit budget vindt een forse bezuiniging plaats. Het participatiebudget maakt weer onderdeel uit van de integratieuitkering Sociaal domein waarbinnen de middelen voor ondersteuning op het gebied van Jeugdzorg, Wmo en Participatie integraal en ontschot ingezet kunnen worden. Afspraken uit het Sociaal Akkoord Met de afspraken die op landelijk niveau zijn vastgelegd in het Sociaal Akkoord stellen de sociale partners, werkgevers en werknemers zich garant om zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Hierbij is de harde afspraak gemaakt dat per 2026 in totaal 125.000 banen gecreëerd zijn voor mensen met een arbeidsbeperking. De marktsector stelt zich garant voor het realiseren van 100.000 banen en de overheid stelt zich garant voor het realiseren van in totaal 25.000 banen. De regering werkt een wettelijke quotumregeling uit die geactiveerd wordt wanneer de realisatie van de banen achterblijft bij de gemaakt afspraken. Hiernaast is met het Sociaal Akkoord afgesproken dat er 35 Werkbedrijven, gerelateerd aan de 35 arbeidsmarktregio s, in het leven worden geroepen. Deze Werkbedrijven fungeren als schakel tussen overheid, werknemers en werkgevers om mensen met een beperkte verdiencapaciteit te plaatsen bij werkgevers. Op landelijk niveau werkt de Werkkamer (VNG, Divosa, Cedris, Onderwijs) op hoofdlijnen de opgaven voor de regionale Werkbedrijven nader uit. Het Werkbedrijf draagt zorg voor een uniforme werkgeversbenadering voor een (regionale) aansluiting tussen de garantiebanen en de inwoners met een arbeidsbeperking. De afspraken hiervoor formuleert zij in het marktbewerkingsplan. Maatregelen WWB en overige wijzigingen De wijzigingen op grond van de Wet maatregelen WWB en enkele andere wetten zijn doorgevoerd in de nieuwe Participatiewet. Het betreft hier een aanscherping van de voorwaarden op de reinegratieverplichting, een aanscherping van de sancties en een wijziging van normen. De wijzigingen die een bepaalde mate van beleidsvrijheid in zich hebben krijgen een plek in deze beleidsnota. De wijzigingen waar geen of beperkte beleidsvrijheid is worden verwerkt in de verordeningen en beleidsregels. In onderstaand overzicht zijn de maatregelen opgenomen met daarbij of en zo ja welke keuzes de gemeente hierin heeft. Maatregel Kostendelersnorm Het aantal volwassenen in een huishouden is van invloed op de hoogte van de uitkering Uniformering van arbeidsverplichtingen Kleding, gedrag of gebrek aan verzorging en misdragingen mogen niet belemmerend werken op de sollicitaties Tegenprestatie naar vermogen Uitkeringsgerechtigden worden verplicht om maatschappelijke nuttige taken te verrichten als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering Categorale bijstand De langdurigheidstoeslag wordt vervangen door de individuele inkomenstoeslag Keuzes voor gemeente Nee; is rechtstreeks in de wet geregeld, gemeente moet dit toepassen Ja; de gemeente regelt bij verordening hoogte en duur van de maatregel passend bij bepaalde gedragingen (sanctie) Ja; de gemeente formuleert beleid over de inhoud, omvang en duur van de tegenprestatie. Hiernaast kan de gemeente ervoor kiezen om de inwoners die vrijwilligerswerk of mantelzorg verrichten geen andere tegenprestatie op te dragen. Nee; wordt afgeschaft en de mogelijkheden beperkt. Sprake van individuele toetsing / maatwerk 9

2.2 WAT BETEKENT DIT VOOR DE GEMEENTE BEST? Voordat bepaald kan worden op welke wijze de gemeente Best de inwoners wil ondersteunen op het gebied van participatie en re-integratie dienen een aantal zaken in beeld te zijn. Onder meer een analyse van de doelgroep (kenmerken en aantallen) waarvoor de gemeente verantwoordelijk wordt en binnen welke financiële kaders de ondersteuning vormgegeven moet worden. 2.2.1 DOELGROEP ANALYSE De gemeente wordt verantwoordelijk voor een doelgroep inwoners die voorheen een beroep deed op de Wajong en/of de Wsw. Hieronder worden zowel kwalitatieve (kenmerken) als kwantitatieve (aantallen) aspecten van deze doelgroep beschreven. Kwalitatieve analyse van de doelgroep Naast de bestaande doelgroep gebundelde inkomensvoorzieningen (o.a. WWB, IOAW, IOAZ) krijgt de gemeente met invoering van de Participatiewet te maken met nieuwe doelgroepen. Dit zijn vooral mensen met een fysieke of mentale arbeidsbeperking. Het grootste deel van hen heeft een mentale beperking; zoals autismestoornis, ADHD, psychische stoornis of een laag IQ. Een belangrijk deel van deze groep zal ook te maken hebben met voorzieningen als AWBZ-begeleiding of -dagbesteding, WMO-voorzieningen of jeugdzorg. In de huidige WWB-doelgroep zijn ook mensen aanwezig met bovengenoemde beperkingen, echter zijn deze beperkingen over het algemeen lichter van aard. Door een samenvoeging van de doelgroepen zal de gemeente meer mensen met zwaardere handicaps naar werk en / of een vorm van participatie te begeleiden. Kwantitatieve analyse van de doelgroep De bestaande doelgroep die onder de WWB valt kent in totaal 432 1 uitkeringsgerechtigden. Doordat er vanaf 1 januari 2015 geen nieuwe mensen meer mogen instromen in de Wsw en doordat de instroom in de Wajong wordt beperkt tot enkel duurzaam arbeidsongeschikt, neemt de omvang van de gemeentelijke doelgroep toe. Naar schatting betekent dit voor de gemeente Best een stijging van circa 18 personen per jaar. Dit aantal is als volgt opgebouwd: De instroom van inwoners uit Best in de Wsw betreft jaarlijks circa 10 personen; dit is het aantal inwoners dat momenteel op de wachtlijst bij de WSD staat. Aangezien de Wsw niet inkomens- of vermogensgebonden is, kunnen alle inwoners met een Wsw-indicatie een beroep doen op de Wsw. Dit betekent dat deze doelgroep zeer diverse achtergronden heeft; een deel van hen ontvangt inkomensondersteuning vanuit de WWB en een deel van hen komt hier niet voor in aanmerking (als niet-uitkeringsgerechtigde). De gemeente heeft een wettelijke taak om de algehele doelgroep te ondersteunen naar vormen van werk. Aangezien instroom in de Wsw na 2015 niet meer mogelijk is, betekent dit dat inwoners mogelijk langer een beroep doen op inkomensondersteuning. Op basis van de wachtlijst Wsw staan er momenteel 10 personen geregistreerd, dit aantal kan gezien worden als de verwachte instroom. Van deze 10 personen ontvangen er 6 een WWB-uitkering. Door afsluiting van de Wsw verwacht de gemeente Best een instroom in de inkomensondersteuning vanuit deze doelgroep van in totaal 6 en een taak voor niet-uitkeringsgerechtigden in deze doelgroep van in totaal 4 inwoners. De instroom van inwoners uit Best die voorheen in de Wajong zouden instromen wordt geschat op circa 8 personen per jaar. In 2013 zijn er in totaal 20 inwoners uit Best ingestroomd in de Wajong. 2 Op landelijk niveau kent de Wajong een instroom van circa 1 Dit aantal bestaat uit de WWB, IOAW, IOAZ waarvan 146 personen onder de echtpaarnorm vallen, gemeten op 27 mei 2014. 2 Gegevens UWV uitvraag mei 2014 (betreft de gegevens over 2013) 10

16.000 inwoners, van dit aantal beschikken circa 6.000 inwoners (37,5%) over arbeidsvermogen 3. Voor de gemeente Best zou dit naar verhouding betekenen dat van de 20 inwoners die in 2013 de Wajong instroomden circa 8 inwoners beschikken over arbeidsvermogen en onder verantwoordelijkheid van de gemeente komen te vallen. Een belangrijk aandachtspunt is dat er sprake is van overlap tussen de doelgroep Wsw en Wajong, deze regelingen zijn vaak aanvullend op elkaar. Dit zou betekenen dat de verwachte instroom lager kan uitvallen dan 18 personen. 2.2.2 FINANCIERING Binnen de financiering van de Participatiewet wordt een onderscheid gemaakt tussen het inkomensdeel en het werkdeel. Het inkomensdeel is bedoeld om de uitkering te betalen. Het reintegratiedeel (Participatiebudget) is bedoeld om mensen te bemiddelen naar werk. Voor beide budgetten geldt dat zij met de komst van de Participatiewet aan verandering onderhevig zijn. De middelen die de gemeente ontvangt in het Participatiebudget kunnen ingezet worden om invulling te geven aan het geformuleerde beleid van de gemeente op het gebied van doelgroepen en inzet van re-integratievoorzieningen. Om die reden ligt in deze nota met name de focus op de inzet van de beschikbare middelen in het Participatiebudget. 2.2.2.1 Inkomensdeel Het inkomensdeel van de gemeente bestaat uit de Rijksmiddelen bedoeld om de bijstandsuitkeringen en uit de met de Participatiewet te introduceren loonkostensubsidies te bekostigen. Met de intrede van de Participatiewet en de veranderende samenstelling van de doelgroep is onderzoek gedaan naar nieuwe verdeelmodellen op basis waarvan de verdeling van de beschikbare middelen over de gemeenten plaatsvindt. Het inkomensdeel wordt voortaan verdeeld op basis van het multiniveaumodel. Dit model betrekt zowel de kenmerken van de huishoudens (zoals leefvorm, leeftijd, wel of geen koopwoning, niet-westerse achtergrond en opleiding) als de kenmerken van een wijk, gemeente en regio bij het vaststellen van de budgetten. Op basis van deze kenmerken wordt uiteindelijk de hoogte van het bedrag per gemeente vastgesteld. 4 De budgetten voor de betaling van uitkering en de daaraan gerelateerde loonkostensubsidie zijn ten tijde van het schrijven van dit stuk nog niet bekend. Deze gegevens worden naar verwachting in oktober 2014 beschikbaar gesteld vanuit het Rijk. Beschikbare middelen Inkomensdeel 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Inkomensdeel 5.400.000 5.400.000 5.400.000 5.400.000 5.400.000 5.400.000 Totaal 5.400.000 5.400.000 5.400.000 5.400.000 5.400.000 5.400.000 Tabel 1 Overzicht verloop inkomensdeel, dit betreft het vastgestelde budget op 1 oktober 2013 over het jaar 2013. De tabel geeft weer wat de komende jaren het te verwachten budget is. 2.2.2.2 Re-integratiedeel: Participatiebudget In het participatiebudget worden de beschikbare middelen voor zowel de Wsw als voor reintegratietrajecten gebundeld. Het idee hierachter is dat met een effectieve inzet van deze middelen personen uit de uitkering stromen en dat er een voordeel behaald kan worden op het inkomensdeel. Met intrede van de Participatiewet worden de budgetten voor WSW (zittend bestand), de nieuwe doelgroep (Wajong en voormalig Wsw) en de klassieke doelgroep (WWB) samengevoegd tot één gebundeld re-integratiebudget. Hierop vinden de volgende financiële wijzigingen plaats: 3 Kamerbrief 2013-0000130052, Verzoek om toezending ramingen omtrent de herkeuring Wajong, 16 september 2013. 4 Om de herverdeeleffecten die met de overgang naar een nieuw model gepaard gaan te beperken, worden de budgetten gedeeltelijk vastgesteld op basis van uitgaven in het verleden (huidige methode) en gedeeltelijk op basis van het nieuwe model. 11

Het Wsw-budget dat de gemeente ontvangt van het Rijk wordt afgebouwd. Enerzijds vanwege het feit dat instroom in de Wsw niet meer mogelijk is (geen nieuwe aanwas) en anderzijds omdat er sprake is van uitstroom uit deze regeling (o.a. via natuurlijk verloop); Hiernaast is er sprake van een efficiencykorting op het bestaande Wsw-bestand en de vergoeding per arbeidsplek over een periode van zes jaren. Het budget wordt afgebouwd van jaarlijks 25.900,- per plek naar jaarlijks 22.700 per plek; Voor ondersteuning van inwoners die voorheen in de Wajong zouden instromen ontvangt de gemeente nieuwe middelen, deze zijn verwerkt in het Participatiebudget; Tabel 2 geeft inzicht in het verwachte verloop van het Participatiebudget de komende jaren. Het bedrag voor het Wsw (zittend bestand) voor 2015 is bekend. Voor de daarop volgende jaren is een inschatting gemaakt van de te verwachte bedragen, rekening houdend met de hiervoor genoemde financiële wijzigingen. Het participatiebudget (klassiek + nieuwe doelgroep) is voor onze gemeente voorlopig vastgesteld op 450.010,-. Deze indicatieve budgetten zijn op 17 juni jl. door staatssecretaris Klijnsma bekend gemaakt. Beschikbare middelen Participatiebudget 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Wsw (zittend bestand) 5 3.414.599 2.967.487 2.711.861 2.422.089 2.205.697 1.975.781 Participatiebudget (klassiek + nieuwe doelgroep) 6 450.010 450.010 450.010 450.010 450.010 450.010 Totaal 3.864.609 3.417.497 3.161.871 2.872.099 2.655.707 2.425.791 Tabel 2: Overzicht verloop Participatiebudget 5 De afbouw van de Rijksmiddelen in het overzicht is berekend op basis van het jaarlijkse uitstroompercentage van circa 6% (vermindering taakstelling per jaar) en aan de jaarlijkse afname van de vergoeding per arbeidsplaats met ca. 500,- per jaar (bron: seo economisch onderzoek, afbouw van het Wsw-bestand, juni 2014). 6 Bron: Voorlopige verdeling budget Participatiebudget 2015 vanuit het gemeentefonds d.d. 17 juni 2014 12

3. BELEIDSKADER De opgave waar de gemeente Best voor staat met invoering van de Participatiewet pleit voor een duidelijk beleidskader van waaruit de gemeente haar inwoners op het gebied van inkomensondersteuning, re-integratie en participatie wil ondersteunen. Dit beleidskader is bepaald op basis van reeds geformuleerd beleid - betreffende de visienota maatschappelijke ondersteuning en participatie (2011) en de beleidsnota Werk en Inkomen (2011) - en op basis van de opgaven uit de Participatiewet en de gewijzigde maatregelen WWB. 3.1 WAT WIL DE GEMEENTE BEST BEREIKEN? De gemeente Best wil dat inwoners zelfredzaam zijn en participeren in de samenleving. Hierbij legt de gemeente primair de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en de eigen kracht, en streeft ernaar dat inwoners zelf de regie hebben over hun leven. Zo zijn inwoners in eerste instantie zelf verantwoordelijk om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten, mee te doen, de taal te leren, werk te zoeken, te bewegen en te recreëren. Inwoners die graag willen participeren maar dit (tijdelijk / nog) niet op eigen kracht 7 kunnen, hebben recht op steun bij het regelen of mogelijk maken van participatie. De toegang tot ondersteuning is laagdrempelig en de toeleiding van inwoners naar ondersteuning is op maat. Wanneer een inwoner een beroep doet op ondersteuning van de overheid kan dit samenhang vertonen met andere ondersteuningsbehoeften die spelen in het huishouden of in het gezin van de inwoner zoals bijvoorbeeld zorg voor jeugdigen of vanuit de WMO. De gemeente zorgt ervoor dat de toegang tot al deze voorzieningen laagdrempelig is en kijkt integraal naar de ondersteuningsbehoeften van het huishouden volgens het principe één huishouden, één plan, één contactpersoon. Daarbij streeft de gemeente ernaar om mensen zo veel en zo snel mogelijk (weer) in hun eigen kracht te zetten. Specifiek op het gebied van inkomensondersteuning, re-integratie en participatie wil de gemeente dat er geen sprake is van oneigenlijk gebruik van inkomensondersteuning en dat iedereen naar zijn of haar mogelijkheden meedoet in de samenleving, bij voorkeur bij een reguliere werkgever. En wanneer dat nog niet mogelijk is via andere vormen van begeleid werken en / of (maatschappelijke) participatie. Hierbij geldt dat werk in beginsel een zaak is van werkgevers en inwoners; zij zijn in eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het vinden van goed gekwalificeerd personeel en voor het vinden van werk. Wanneer het inwoners niet lukt op eigen kracht werk te vinden en te werken, biedt de gemeente ondersteuning. Met passende ondersteuning wil de gemeente inwoners laten stijgen op de participatieladder (zie figuur 1) waardoor de afstand tot de arbeidsmarkt kleiner wordt en de kansen op uitstroom naar regulier werk groter. Door de ondersteuning zoveel als mogelijk aan te laten sluiten bij de capaciteiten en behoeften van inwoners, is stijging op de participatieladder kansrijker. Figuur 1: Treden op de participatieladder Aangezien de doelgroep waarvoor de gemeente verantwoordelijkheden krijgt meer divers wordt, wil de gemeente op maat kunnen bepalen wat voor type ondersteuning nodig is en hoe deze ondersteuning een bijdrage kan leveren aan versterking van de arbeidsmogelijkheden van de inwoner. 7 Met het niet op eigen kracht kunnen worden ook lichamelijke of verstandelijke beperkingen bedoeld 13

De inwoners die in staat zijn om op eigen kracht mee te doen op de reguliere arbeidsmarkt, maar wegens omstandigheden (tijdelijk) onder de doelgroep van de Participatiewet vallen, wil de gemeente beperkt ondersteunen. Voor de inwoners die niet op eigen kracht kunnen meedoen, biedt de gemeente gerichte ondersteuning zodat zij (op termijn) op de reguliere arbeidsmarkt werkzaam kunnen zijn en / of groeien in hun arbeidsvermogen. Voor de meest kwetsbare inwoners die nagenoeg niet beschikken over arbeidsvermogen, wil de gemeente mogelijkheden creëren tot zinvolle (arbeids)participatie en / of vormen van dagbesteding. Hiernaast wil de gemeente nietuitkeringsgerechtigden met een arbeidsbeperking 8 ondersteunen bij het vinden van werk. Alle inwoners die een beroep doen op ondersteuning wil de gemeente stimuleren tot het verrichten van maatschappelijk nuttige taken. Hierbij maakt zij een onderscheid in doelgroepen voor wie het verrichten van deze taken een verplichting is (de tegenprestatie naar vermogen ) en voor doelgroepen voor wie het verrichten van deze taken op vrijwillige basis plaatsvindt of wanneer het betekenisvol is bij maatschappelijke activering van inwoners. De gemeente wil dat jongeren in Best zich optimaal kunnen ontwikkelen en ontplooien. Hiervoor is het noodzakelijk dat jongeren beschikken over een startkwalificatie en (zoveel als mogelijk) zelfstandig op de arbeidsmarkt kunnen participeren. Wanneer dit niet op eigen kracht lukt ondersteunt de gemeente deze jongeren bij het zelfredzaam worden en toeleiden naar studie of werk. Jongeren die onverhoopt niet aan een studie of baan kunnen (of willen) komen (oa. vanwege de huidige arbeidsmarktsituatie) wil de gemeente activeren tot het verrichten van maatschappelijke nuttige taken. Dit draagt bij aan het opdoen van arbeidsritme en het maatschappelijk besef bij jongeren, wat mogelijk van invloed is op het vinden van werk. 3.2 BELEIDSDOELSTELLINGEN Met het beleidskader wordt een aantal maatschappelijke effecten nagestreefd die de gemeente wil bereiken voor haar inwoners die onder de bepalingen van de Participatiewet valt. Om dit te bewerkstelligen formuleert de gemeente per maatschappelijk effect de beleidsdoelstellingen die nagestreefd worden. De indicatoren die hierop betrekking hebben in de programmabegroting zijn opgenomen in bijlage 1. 1. Inwoners kunnen zelfstandig in hun levensonderhoud voorzien a. Iedereen die in staat is te werken - werkt naar zijn of haar mogelijkheden, bij voorkeur bij een reguliere werkgever b. Inwoners zijn verantwoordelijk voor het (op eigen kracht) vinden van werk c. Inwoners die niet op eigen kracht werk kunnen vinden en / of kunnen werken worden passend ondersteund; d. Iedereen die in staat is een startkwalificatie te behalen - beschikt over een startkwalificatie 2. Inwoners doen mee aan de samenleving a. Inwoners die niet op eigen kracht kunnen participeren in de samenleving worden passend ondersteund b. De toegang tot ondersteuning en zorg is laagdrempelig en integraal c. De maatschappelijke participatie van inwoners wordt gestimuleerd 3. Inwoners doen iets terug voor de samenleving a. Uitkeringsgerechtigden verrichten maatschappelijke nuttige taken als tegenprestatie voor de ontvangen inkomensondersteuning 8 Bijvoorbeeld een thuiswonende jonggehandicapte die voorheen de Wajong in zou stromen en via een studie- of werkregeling ondersteund kon worden. Of een gehandicapte volwassenen die een partner heeft met vermogen of voldoende inkomen. 14

4. WAT GAAT DE GEMEENTE BEST HIERVOOR DOEN? Met de hiervoor geformuleerde beleidsdoelstellingen is duidelijk wat de gemeente wil bereiken voor haar inwoners op het gebied van participatie, re-integratie en inkomensondersteuning. In dit onderdeel wordt nader uitgewerkt wat de gemeente gaat doen om uitvoering te geven aan deze beleidsdoelstellingen. 4.1 INTEGRALE TOEGANG De gemeente Best heeft bij het organiseren van de toegang en toewijzing tot voorzieningen en hulp in het sociaal domein gekozen voor een integrale benadering. De uitgangspunten die de gemeente hierbij hanteert zijn reeds vastgelegd in de beleidsnota van AWBZ naar Wmo en het beleidsplan Jeugd 2015-2018. De toegang en toewijzing binnen het sociale domein wordt bepaald door de wijze waarop de gemeente de cliëntroute en onderliggende werkprocessen inricht: de structuur. Een cliëntroute bestaat uit de stappen die gezet worden om een bepaald resultaat voor de inwoner te bereiken. Het begint bij het eerste contact met een inwoner (toegang) en eindigt bij het inzetten van de juiste ondersteuning bijvoorbeeld maatschappelijk werk, re-integratietraject, werk, dagbesteding, licht-pedagogische hulpverlening (LPH), begeleiding of een uitkering. De stappen binnen een cliëntroute kunnen uitgevoerd worden binnen één organisatie of de stappen worden (achtereenvolgens en / of tegelijkertijd) uitgevoerd door meerdere organisaties met elk een eigen taak en verantwoordelijkheid. Voor ondersteuningsvragen op het gebied van werk en inkomen, zorg en welzijn wordt er altijd vanuit een breed perspectief naar de vraag gekeken. Dit betekent dat gekeken wordt naar het huishouden waarin de inwoner zich bevindt en wat voor ondersteuningsbehoeften er (nog meer) aanwezig zijn. Uitgangspunt hierbij is het in eigen kracht zetten van de inwoners, waarbij het accent ligt op datgene wat de inwoners zelf kan doen of via het eigen netwerk kan regelen. Wanneer er sprake is van een ondersteuningsbehoefte wat de inwoner (of het netwerk) niet op eigen kracht kan oplossen, komt de gemeente (en (zorg)professionals) in beeld. Afhankelijk van de specifieke ondersteuningsvraag of - vragen wordt bepaald welke cliëntroute gevolgd wordt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in enkelvoudige en meervoudige hulpvragen. Is er sprake van een enkelvoudige hulpvraag dan is er vaak slechts één bepaalde ondersteuningsbehoefte aan de orde. Bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid en geen recht meer op WW. De inwoner kan dan gericht geholpen worden door één organisatie, in dit geval door de gemeente of ketenpartners op het gebied van participatie en/of inkomensondersteuning. Wanneer er sprake is van een meervoudige vraag dan spelen er vaak meerdere ondersteuningsbehoeften of problemen bij de inwoners of in het gezin van de inwoner, bijvoorbeeld; naast tijdelijke werkloosheid en geen recht meer op WW is er in het gezin ook sprake van een jeugdige met ernstige gedragsproblematiek die verzuimt van school. Op dat moment is er in dit gezin sprake van meerdere hulpvragen, waarbij meerdere (gespecialiseerde) organisaties beter in staat zijn het gezin te ondersteunen. Wanneer dit aan de orde is vindt doorverwijzing plaats naar het wijk- of specialistenteam waar de coördinatie over dit gezin wordt belegd. Er wordt een ondersteuningsplan geformuleerd met daarin beschreven wat de meest passende ondersteuning is voor dit gezin en wie daarbij welke verantwoordelijkheid heeft. 4.2 ACTIVERING EN EIGEN KRACHT STIMULEREN Om ervoor te zorgen dat inwoners in hun levensonderhoud kunnen voorzien, biedt de gemeente inkomensondersteuning conform de landelijke normering. Hiernaast kan de gemeente re-integratieen ondersteuningsvoorzieningen inzetten om inwoners met arbeidsvermogen toe te leiden naar de arbeidsmarkt of naar vormen van maatschappelijke participatie. De gemeente doet dit door middel van een efficiënt en effectief ingericht sociaal stelsel dat ook met de invoering van de Participatiewet - en de daarmee gepaard gaande financiële consequenties - houdbaar en toegankelijk blijft voor de 15

inwoners van Best. Om dit te bereiken beperkt de gemeente de instroom in de inkomensondersteuning zoveel mogelijk tot inwoners die niet op eigen kracht in hun levensonderhoud kunnen voorzien en om die reden in aanmerking komen voor een uitkering. Hiervoor geeft de gemeente uitwerking aan een meer activerend stelsel dat inwoners uit de uitkering houdt en wijst zij inwoners op de eigen verantwoordelijkheid en de eigen kracht om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. In het eerste klantcontact vindt de vraagverheldering plaats en worden inwoners gemotiveerd tot het vinden van werk of vormen van participatie op eigen kracht. Wanneer duidelijk is dat iemand niet kan werken, of wanneer er twijfel bestaat of iemand wel een bepaald arbeidsvermogen heeft, kan er een doorverwijzing plaatsvinden naar het UWV. Het UWV toetst vervolgens of iemand duurzaam geen arbeidsvermogen heeft en een beroep kan doen op de Wajong 2015. Voor inwoners onder de 27 jaar hanteert de gemeente een wettelijk verplichte zoekperiode van vier weken alvorens zij een aanvraag kunnen indienen voor inkomensondersteuning. Gedurende deze zoekperiode wil de gemeente deze jongere in beeld houden. 4.3 INKOMEN EN HANDHAVING Wanneer inwoners vallen onder de bepalingen van de Participatiewet en recht hebben op inkomensondersteuning, ziet de gemeente toe op de bestrijding van fraude zodat er geen sprake is van misbruik en oneigenlijk gebruik. Op basis van een adequaat handhavingsbeleid bevordert de gemeente de nalevingsbereidheid van de regelgeving, waarbij sprake is van preventieve en repressieve middelen. Op het gebied van preventief beleid wijst de gemeente uitkeringsgerechtigden op de regels (door voorlichting) en alles wat bijdraagt aan de bereidheid tot naleving van regels. Het repressieve handhavingsbeleid richt zich primair op het sanctioneren van misbruik en oneigenlijk gebruik en terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen. Het huidige handhavingsbeleid zal met de aanscherping van de maatregelen WWB strikter worden ingericht, waarbij ook aandacht is voor het strikter toepassen van ontheffingen op de arbeidsverplichting. 4.4 WERKGEVERSBENADERING EN WERKGELEGENHEID Werk is een belangrijk middel om ervoor te zorgen dat inwoners zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien en niet (meer) afhankelijk zijn van inkomensondersteuning. De gemeente wil dat inwoners zoveel als mogelijk werkzaam zijn op de reguliere arbeidsmarkt en zet daarom in op het relatiebeheer met werkgevers en op het acquireren van werkgelegenheid voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Voor wat betreft het relatiebeheer ligt de focus op de vraag van werkgevers en de match met uitkeringsgerechtigden. Met intrede van de Participatiewet wordt de gemeente verantwoordelijk voor een grotere groep inwoners met een arbeidsbeperking. Het relatiebeheer met werkgevers moet om die reden meer toegesneden worden op plaatsing van deze inwoners op de reguliere arbeidsmarkt en op het acquireren van voldoende en geschikte werkgelegenheid voor deze doelgroep, zowel op regionaal als op lokaal niveau. Regionaal niveau Voor het plaatsen van inwoners met een arbeidsbeperking op de reguliere arbeidsmarkt hebben werkgevers afspraken gemaakt in het Sociaal Akkoord. Deze afspraken gaan in op het beschikbaar stellen van 125.000 garantiebanen op landelijk niveau in een periode van zes jaren, zodat inwoners met een arbeidsbeperking kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Het regionale Werkbedrijf speelt een rol bij het plaatsen van deze doelgroep op de beschikbare garantiebanen. Het regionale Werkbedrijf is een samenwerkingsverband van gemeenten, UWV, SW-bedrijven en werkgevers in de regio en formuleert een regionaal marktbewerkingsplan. In dit plan wordt een uniforme regionale werkgeversbenadering geformuleerd voor het plaatsen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, in het bijzonder mensen met een arbeidsbeperking. Uitvoering van dit plan vindt vervolgens plaats door uitvoeringsorganisaties zoals gemeenten, UWV, SW-bedrijven en werkgevers. 16

Voor de realisatie van de garantiebanen wordt momenteel een Quotumwet geformuleerd met daarin maatregelen die inwerking treden wanneer werkgevers de afgesproken garantiebanen niet realiseren. Lokaal niveau Naast de activiteiten op regionaal niveau zet de gemeente ook actief in op het relatiebeheer met werkgevers in het midden- en kleinbedrijf (MKB) die op lokaal niveau actief zijn. Hiervoor sluit de gemeente aan bij de verschillende netwerken van werkgevers waaronder het Ondernemerscontact Best (OCB bedrijventerrein), het centrummanagement (lokale winkeliers) en open koffie (zzp-ers). Er is regelmatig contact tussen de gemeente en deze werkgevers waarbij afspraken gemaakt worden over het plaatsen van inwoners (met en zonder arbeidsbeperking) op geschikte arbeidsplaatsen. Ondersteunend aan dit lokale relatiebeheer wordt de taak jobhunting ingezet. De jobhunter heeft regelmatig contact met de bedrijvencontactfunctionaris en werkgevers en ontwikkelt een ondersteunende (digitale) voorziening (soort marktplaats) waar vraag en aanbod samenkomen op lokaal niveau. Aanvullend hierop speelt de jobhunter een rol bij het acquireren van nieuwe werkgelegenheid in Best voor de onderkant van de arbeidsmarkt en heeft aandacht voor het zogenaamde job-carving. Met job-carving worden werkgevers gestimuleerd om bepaalde functies op te splitsen (bijvoorbeeld in gespecialiseerd en ongeschoold werk) waardoor werkgelegenheid wordt gecreëerd voor mensen met een beperking. Social return Naast het relatiebeheer met werkgevers past de gemeente social return toe op alle opdrachten voor diensten, leveringen en werken waarvoor het gemeentelijke inkoopbeleid een uitgebreide inkoopstrategie voorschrijft. Met social return wil de gemeente werkgevers de verantwoordelijkheid geven om uitkeringsgerechtigden tijdelijk of duurzaam in te zetten bij het verkrijgen van opdrachten. De gemeente kiest bij het inzetten van social return voor maatwerk, zodat uitkeringsgerechtigden mogelijk duurzaam uitstromen naar werk. 4.5 DOELGROEPEN NAAR LOONWAARDE Naast uitbreiding van de doelgroep waar de gemeente verantwoordelijk voor wordt, is er ook sprake van een grotere diversiteit in arbeidsmogelijkheden van deze doelgroep. Om zoveel mogelijk personen naar vermogen te laten werken of participeren, bij voorkeur bij een reguliere werkgever, heeft de gemeente inzicht nodig in de mogelijkheden van inwoners om arbeid te verrichten op de reguliere arbeidsmarkt. De gemeente kiest er daarom voor om doelgroepen in te delen naar loonwaarde. De loonwaarde meet de prestatie van de werknemer op de werkvloer en de manier waarop deze prestatie zich verhoudt tot die van een reguliere werknemer in dezelfde functie. Dit wordt onder meer bepaald door het tempo en de kwaliteit van uitvoering van de werkzaamheden, maar ook door de inzetbaarheid van de werknemer. De loonwaarde brengt in beeld voor welk gedeelte van het wettelijke minimumloon (WML) verdiencapaciteit aanwezig is (het WML bedraagt 22.700,-). Afhankelijk van de loonwaarde kan vervolgens bepaald worden wat voor type ondersteuningsvoorzieningen passend zijn. Een passende ondersteuning zorgt ervoor dat de loonwaarde van een inwoner toeneemt, dit kan bijvoorbeeld ook door het werkproces of de werkomgeving zodanig in te richten dat deze aansluit op de mogelijkheden van de werknemer. Het is van belang dat werkgevers hiervoor open staan. De inzet moet bijdragen aan een toename van de loonwaarde. In tabel 3 worden de doelgroepen van loonwaarde in beeld gebracht. Doelgroepen naar loonwaarde Verdiencapaciteit Aantal (Bijna) volledige loonwaarde (80% tot 100%) Onder deze doelgroep vallen de uitkeringsgerechtigden met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Zij zijn in principe in staat om op eigen kracht het minimumloon te verdienen op de reguliere arbeidsmarkt. 18.240,- tot 22.700,- 77 17