Jeugdwerker (jongerencultuur) - tijdelijk Functiebenaming/graad en functionele loopbaan Jeugdwerker, C1-C3. Doel van de functie Je ondersteunt de inhoudelijke werking van de jeugddienst met de focus op het thema jongerencultuur. Je ondersteunt en stimuleert jongeren om hun creativiteit op verschillende vlakken verder te ontplooien. Daarnaast zorg je dat binnen de vakantiewerking de creatieve activiteiten voor kleuters, kinderen en tieners op een aantrekkelijke manier worden uitgebouwd. Plaats in de organisatie Rapporteert aan de jeugdconsulent. Resultaatsgebieden Resultaatsgebied 1 Je bent verantwoordelijk voor diverse projecten die binnen het thema jongerencultuur worden ontplooid in de jeugddienst. Dit houdt andere in dat je instaat voor de opvolging van Urban Art, Boetiek Uniek,... Je zoekt naar opportuniteiten zodat jongeren hun creativiteit verder kunnen ontplooien. Bij het werken met jongeren gaat de aandacht vooral uit naar ondersteuning en stimulering. Resultaatsgebied 2 Binnen de vakantiewerking ben je verantwoordelijk voor de creatieve activiteiten waarbij kleuters, kinderen en tieners de kans krijgen om kennis te maken met de verschillende aspecten en invullingen die jongerencultuur kan zijn.
Resultaatsgebied 3 Je opdrachten situeren zich in een groter dienstverband. Dit houdt in dat je ook meehelpt met andere collega's en instaat voor een aantal dienst- en teamondersteunende taken. Functiedoelstellingen Vaktechnische doelstellingen Professionele toepassing van: Gangbare pc- en softwareprogramma s (Word, Access, Excel, Outlook, enzovoort); Instrumenten en methodieken in functie van het culturele vrijetijdsaanbod voor diverse doelgroepen binnen de leeftijdsgroep 3 25 jaar; Methodieken m.b.t. groepsdynamiek; Kennis van de organisatie en de huisstijl.
COMPETENTIEPROFIEL WAARDEGEBONDEN COMPETENTIES jeugdwerker VOORTDUREND VERBETEREN (niveau 2) Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van het departement, door de bereidheid om te leren en mee te groeien met veranderingen. II. Ontwikkelt zich binnen de eigen functie en werkt actief mee aan het verbeteren van de uitvoering van taken. - Maakt zich vertrouwd met nieuwe materies die relevant zijn voor de eigen taak (bv. nieuwe regelgeving, informaticatoepassingen, werkmethoden ). - Informeert zich over nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot de eigen functie (cursussen, collega s van andere openbare besturen, ). - Past nieuwe richtlijnen, kennis, informatie en inzichten toe in de praktijk. - Gaat na of en hoe nieuwe tendensen en ontwikkelingen in de eigen functie kunnen worden ingezet. - Zoekt actief naar mogelijkheden om de uitvoering van het takenpakket te verbeteren en werkt die mogelijkheden verder uit tot concrete voorstellen. KLANTGERICHTHEID (niveau 2) Met het oog op het dienen van het algemeen belang, de rechtmatige behoeften van verschillende soorten (interne en externe) klanten onderkennen en er adequaat op reageren. II. Onderneemt acties om voor de klant de meest geschikte oplossing te bieden bij vragen en problemen die minder voor de hand liggen. - Past binnen de bestaande procedures en planning de dienstverlening of het product aan om de klant verder te helpen. - Geeft de klant waar hij recht op heeft op de best mogelijke wijze. - Anticipeert op de vraag, rekening houdend met gewoontes/procedures. - Gaat expliciet na of de klant tevreden is met de aangeboden oplossing en dienstverlening. - Probeert zelf een antwoord te geven op een vraag of klacht. Verwijst zo nodig door of zoekt hulp. - Biedt een zo optimaal mogelijke oplossing voor de klant.
SAMENWERKEN (niveau 2) Met het oog op het algemeen belang een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van de ploeg/dienst/sectie/organisatie, ook als dat niet onmiddellijk van persoonlijk belang is. II. Helpt anderen en pleegt overleg. - Steunt de voorstellen van anderen en bouwt daarop voort om tot een gezamenlijk resultaat te komen. - Stemt de eigen inbreng/prioriteiten/aanpak af op de behoeften van de groep. - Houdt rekening met de gevoeligheden en met de verscheidenheid van mensen. - Verwijst door indien nodig en/of mogelijk. - Vraagt spontaan (en proactief) raad aan anderen. BETROUWBAARHEID (niveau 1) Handelen vanuit de codes van integriteit, zorgvuldigheid, objectiviteit, gelijke behandeling, correctheid en transparantie uitgaande van de basisregels en van sociale en ethische normen (diversiteit, milieuzorg, ). Afspraken nakomen en zijn verantwoordelijkheid opnemen. I. Handelt correct en respectvol ten aanzien van zijn omgeving en van de bestaande regels en afspraken. - Respecteert formele regels en afspraken. - Gaat op respectvolle wijze om met anderen (collega s, klanten, medewerkers, ). - Geeft volledige en juiste informatie door. - Respecteert vertrouwelijke en persoonlijke informatie. - Doet wat hij zegt, komt beloften en afspraken na (in de mate van het mogelijke). - Komt open uit voor eigen fouten, vergissingen en nalatigheden. PERSOONSGERELATEERD GEDRAG OMGAAN MET STRESSFACTOREN (niveau 1) Efficiënt gedrag vertonen in situaties met hoge complexiteit, tijds- of werkdruk of bij tegenslag, teleurstelling of kritiek. I. Blijft kalm en rustig bij incidenteel verhoogde druk die eigen is aan de functie. - Reageert kalm bij wijzigingen in de planning, bij wijzigende prioriteiten, bij nieuwe gegevens... (na overleg).
- Blijft doelmatig en effectief handelen in situaties van verhoogde tijdsdruk of sociale druk, mits een oplossing wordt gezocht (oorzaak). - Reageert rustig. - Roept de hulp in van een collega (of diensthoofd) bij te hoge druk. INTERPERSOONLIJK GEDRAG MONDELINGE UITDRUKKINGSVAARDIGHEID (niveau 2) Spreken in een taal zodat het publiek tot wie u zich richt u begrijpt. II. Zorgt voor een heldere communicatie in twee richtingen. - Richt zich tot zijn gesprekspartner. - Gaat regelmatig na of de boodschap voor de andere duidelijk is. - Biedt zijn gesprekspartner(s) de mogelijkheid om vragen te stellen. - Geeft de gesprekspartner de ruimte om zich te uiten en onderbreekt hem niet. - Past de communicatiewijze aan de mogelijkheden of eigenheden van de gesprekspartner aan. LUISTEREN (niveau 2) Tonen dat je (non-)verbale boodschappen opneemt en begrijpt, en doorvragen bij onduidelijkheden. II. Is luistervaardig: zorgt ervoor dat de boodschap volledig werd gegeven en begrepen. - Schept een situatie die uitnodigt tot een gesprek (bv. stiltes laten). - Geeft tussendoor een correcte samenvatting van wat is gezegd. - Vraagt opheldering, een reden of oorzaak als hij niet begrijpt wat de andere zegt. - Vraagt door bij boodschappen die onafgewerkt lijken (bv. halve zinnen, aarzelingen). - Reageert (verbaal) op non-verbale signalen van zijn gesprekspartner. PROBLEEMOPLOSSEND GEDRAG NAUWGEZETHEID (niveau 2) Taken nauwgezet en met zin voor detail volbrengen. Gepast omgaan met materialen. II. Levert met oog voor detail correct werk af. - Voert repetitieve administratieve of technische taken (zo goed als) foutloos uit. - Vult documenten en formulieren correct en zorgvuldig in.
- Blijft aandachtig bij routineuze taken. - Controleert het eigen werk. - Merkt fouten en onnauwkeurigheden in de beschikbare informatie op, met het oog op het aanbrengen van correcties. OMGAAN MET INFORMATIE CREATIVITEIT (niveau 1) Komt met originele of nieuwe ideeën en oplossingen. Vindt invalshoeken die afwijken van de gevestigde denkpatronen. I. Staat open voor nieuwigheden en is bereid daarover mee te denken. - Stelt bestaande procedures, afspraken, situaties op een gezonde kritische wijze in vraag. - Staat open voor nieuwe ideeën, oplossingen, procedures en methodes. - Kijkt over de grenzen van de eigen functie/job/takenpakket of ploeg/dienst/sectie/organisatie (is nieuwsgierig, informeert zich). - Ziet in het eigen domein toepassingsmogelijkheden voor werkwijzen of instrumenten uit andere vakgebieden.