Richtlijnen afstudeerportfolio PROFESSIONAL Een paper kan pas van waarde zijn als hij minimaal veertig keer is herschreven, woorden van Dr. Hans IJzerman van de Tilburg University. Deze wijsheid geldt ook voor uw afstudeerportfolio. Afstudeerportfolio s van studenten die zijn geslaagd voor de opleiding laten zien dat door de jaren heen bewijzen zijn aangevuld en herschreven (vervangen) en dat dat heeft geleid tot het afstuderen met voldoende resultaat. Toch blijkt helaas nog niet iedereen zich op deze manier te ontwikkelen en komen de eindbeoordelaars weleens losse flodders tegen in het bewijsmateriaal. Deze bewijsstukken hebben dan vaak te weinig diepgang en passen niet bij de indicator waarbij ze zijn opgevoerd. Dit wordt vaak in één oogopslag duidelijk doordat één bepaald bewijsstuk bij meerdere indicatoren wordt geplaatst terwijl dat met een goed bewijsstuk niet mogelijk is. Deze losse flodders hebben een negatieve invloed op de score per competentie. Natuurlijk willen we de kansen op afstuderen met een mooi punt voor u vergroten. Met die reden krijgt u vaststaande richtlijnen voor het maken van uw afstudeerportfolio. Door het uitvoeren van deze richtlijnen kunt u aantonen dat u de bewijsstukken die u de afgelopen jaren heeft gemaakt op de juiste waarde kunt schatten, krijgt u de kans daar nog aanvullingen op te maken en kunt u laten zien dat u nu de kennis heeft om de bewijsstukken precies te plaatsen bij de indicatoren van de competenties waar ze thuishoren. Hoe bouwt u uw laatste portfolio (afstudeerportfolio) op? Werk zoals u dat gewend bent bij het opbouwen van het portfolio in dit afstudeerportfolio ook met een nieuwe (unieke) kleur. Kies per indicator de DRIE bewijsstukken die het best laten zien dat u deze indicator beheerst. Zorg dat deze bewijsstukken voldoen aan de vorm- en inhoudskenmerken. Zorg dat ieder bewijsstuk slechts één keer voorkomt in uw afstudeerportfolio en dat het geplaatst is bij de juiste indicator van de juiste competentie. De drie bewijsstukken die u bij iedere indicator plaatst mogen uit eerdere portfolio s komen. Soms zult u echter nog een aanvulling moeten maken op een eerder bewijs omdat het nog niet voldoende is ontwikkeld. Er mogen (in plaats van bewijzen uit eerdere portfolio s) ook nieuwe bewijsstukken worden toegevoegd in dit afstudeerportfolio. Het aantal ingeleverde bewijsstukken per indicator blijft echter drie. De bewijzen voor het afstudeerportfolio (drie per indicator) verzamelt u in het document Portfoliobewijsmateriaal 6. De eerder geschreven bewijzen uit oude portfolio s die u opnieuw wilt inbrengen knipt u uit eerder bewijsmateriaal en plakt u in Portfoliobewijsmateriaal 6. Deze bewijzen behouden hetzelfde nummer. De eventuele nieuwe of aangevulde bewijzen krijgen een nieuw uniek nummer. Werk op volgorde. Lever eerst drie bewijzen aan voor competentie 1a, dan drie bewijzen voor 1b, dan 3 bewijzen voor 2 enzovoorts. 2-3-2016 Psychodidact Waalwijk 1/7
Maak een inhoudsopgave waarin staat welke bewijzen (met nummers) worden aangeleverd voor competentie 1a, 1b, 2 enzovoorts. Verwijs in het portfolioschema naar de drie beste bewijzen zoals u gewend bent. Voeg het overzicht (schema) van toegepaste interventies en het overzicht (schema) van gelezen boeken en gekeken Hupper colleges toe. Lever uw afstudeerportfolio aan zoals beschreven in het document Informatie afstuderen OPC. Onderstaand nog een paar kleine tips voor het leveren van bewijzen per indicator. Soms staat er een meer algemene richtlijn en kunt u zelf bepalen welke drie bewijzen u daartoe aanlevert. Soms staat er juist specifieke informatie over welke drie bewijzen dienen te worden aangeleverd bij een bepaalde indicator. Competenties Indicatoren Tips 1. Brede professionalisering 2. Multidisciplinaire integratie 3. Toepassing van wetenschappelijke inzichten Kennis van verschillende psychologische stromingen Toepassen van verschillende interventiemodellen Uw plaats weten binnen de wereld van de hulpverlening zowel op medisch, paramedisch als psychologisch gebied én ernaar handelen (interactief) De grens aan kunnen geven tussen filosofie en wetenschap Herkennen van de psychologie van het pathologische Zorg dat één bewijsstuk een overzicht geeft van verschillende psychologische stromingen, in eigen woorden geschreven. Wat is het verschil tussen de stromingen, wat is de overlap en hoe verhouden deze stromingen zich tot het vakgebied van stressmanagement? verschillende interventiemodellen heeft toegepast met cliënten. Zorg dat één bewijsstuk duidelijk beschrijft wat het vak van stressmanager inhoudt en waar het stopt. Laat ook zien wanneer u hebt waargenomen dat de grens van stressmanagement was bereikt en wat u toen heeft gedaan. Zorg dat één bewijsstuk een sociale kaart bevat. Welke disciplines zijn er naast stressmanagement en wat is hun taak? Zorg dat één bewijsstuk laat zien welke zorgwetten op dit moment gelden binnen zorgverlenersland en waar de stressmanager mee te maken kan krijgen. Laat in de bewijzen zien wanneer men spreekt van wetenschap, wanneer men spreekt van filosofie, wat de overlap en de verschillen zijn tussen beide en dit alles in eigen woorden. Laat zien dat u zich heeft verdiept in de psychopathologie. Wat is DSM IV en DSM 5? Geef voorbeelden van psychopathologie. Toon aan dat u in de praktijk psychopathologie heeft herkend. 2-3-2016 Psychodidact Waalwijk 2/7
4. Transfer en brede inzetbaarheid 5. Creativiteit en complexiteit in handelen 6. Probleemgericht werken *De indicatoren van deze competentie gelden voor studenten die zijn gestart na 1 januari 2013. Zie voor tips voor de indicatoren tot 1 januari 2013 onderaan dit overzicht. 7. Methodisch en reflectief denken en handelen *De indicatoren van deze competentie gelden voor studenten die zijn gestart na 1 januari 2013. Zie voor tips voor de indicatoren tot 1 januari 2013 onderaan dit overzicht. Relevante psycho-educatie geven aan cliënt Relevante kennisoverdracht aan collega s (medestudenten) Als stressmanager kunnen werken binnen bedrijfsleven, overheid, zorginstelling of binnen zelfstandige praktijk Buiten eigen (referentie)kader denken en treden (ontwikkelen out of the box denken) Signaleren, definiëren en analyseren van problemen in het beroepenveld Zelfstandig oplossingsstrategieën ontwikkelen Effectiviteit van oplossingen beoordelen Realistische doelen stellen Eigen werkzaamheden structureren en organiseren hoe u psycho-educatie heeft gegeven aan cliënten. hoe u kennis heeft overgedragen aan collega s. Laat in een van de bewijzen zien dat u positieve feedback heeft gehad van professionals op uw kennisoverdracht. Toon in uw bewijzen aan dat u binnen het vakgebied zelfstandig heeft gefunctioneerd in een organisatie (bijvoorbeeld stage). Dien bewijzen in die aantonen dat u op een creatieve wijze bent omgegaan met onverwachte situaties die op uw pad kwam tijdens de studie of in contact met cliënten. Maak uw improvisatievermogen zichtbaar. In één van de bewijzen kunt u het praktijkonderzoek en de bijbehorende bevindingen inbrengen. Laat in de bewijzen voorbeelden zien van hoe u zelfstandig problemen hebt aangepakt door een juiste oplossing te bedenken. Hoe evalueert u uw eigen ingebrachte strategieën? Laat in de bewijzen zien dat u in staat bent gebleken om zelf doelgericht te werken. Welke doelen heeft u tijdens uw studie voor uzelf gesteld en hoe heeft u die bereikt. structuur heeft aangebracht in uw werk. Dat kan binnen de studie zijn en in het werk als stressmanager. Zorg dat de nadruk ligt op EIGEN 2-3-2016 Psychodidact Waalwijk 3/7
werkzaamheden (planning, gegevens verwerken, gegevens bewaren enzovoorts), niet op het structureren van de inhoud van gesprekken met cliënten. 8. Sociaal communicatieve bekwaamheid 9. Inzicht in eigen ontwikkelingsproces 10. Hulpverlenen aan mensen Volgens methodieken reflecteren op eigen beroepsmatig handelen Vakinhoudelijk communiceren met collega s Mens-mens contact bewerkstelligen Het herkennen en erkennen van eigen kwaliteiten en ontwikkelpunten Zicht hebben op achterliggende processen Waardoor komt het dat? Beschikken over kennis m.b.t. de psyche van de mens en zijn ontwikkelingsprocessen Beschikken over kunde binnen procesbegeleiding Procesmatig begeleiden met oog voor benodigde tijd en ruimte (tempoanalyse) Procesmatig begeleiden van intra- & inter-persoonlijke problemen (conflicten) Laat in de bewijzen zien dat u volgens methoden reflecteert op uw handelen in cliëntencontacten. Welke methode heeft u gebruikt? Geef voorbeelden van deze reflecties. De bewijzen dienen voorbeelden te zijn van communicatie met collega s (vaktaal). Denk aan verwijsbrieven, overleg, overdracht, voorstellingsbrief enzovoorts. Geef hier voorbeelden van contacten met medestudenten, medestagiaires, vrijwilligers binnen de stage, docenten, officemedewerkers enzovoorts. Dus de contacten buiten de cliëntencontacten om. Laat in de bewijzen die horen bij competentie 9 duidelijk groei zien. Wat waren en/of zijn uw zwakke punten en uw sterke punten. Waar kan dat uit opgemaakt worden? Geef situatiebeschrijvingen waarin die punten aan bod kwamen. Waardoor zijn de punten uit de vorige indicator uw zwakke en sterke punten? Hoe is dat gekomen? Laat bij deze indicatoren meelezen met uw persoonlijke proces. De inhoud uit één op één gesprekken waarbij u cliënt was kunt u ook gebruiken voor het schrijven van bewijs. Laat zien dat u zich extra heeft verdiept in de normale ontwikkeling van de mens. Bijvoorbeeld de werking van de hersenen, de ontwikkelingspsychologie en levensloop, rouw enzovoorts. Laat in uw bewijzen zien HOE u processen in één op één contacten heeft begeleid. Toon aan dat u in staat bent gebleken aan te passen aan het tempo van de cliënt. Geef casusvoorbeelden. het begeleiden van cliënten in conflictsituaties (met zichzelf of 2-3-2016 Psychodidact Waalwijk 4/7
anderen). Hoe heeft u gehandeld? 11. Ethisch verantwoord werken Integer en discreet werken Verantwoordelijkheid nemen Eigen grenzen van mogelijkheden bepalen Welke waarden hanteert u als stressmanager en waaruit kan dat worden opgemaakt? Hoe en op welk moment heeft u verantwoordelijkheid genomen tijdens cliëntencontacten en tijdens uw overige werkzaamheden binnen het veld? U kunt in uw bewijzen voorbeelden gebruiken uit de stage. Laat in de bewijzen zien dat u vertrouwt op de autonomie van de cliënt. Onderbouw dit met voorbeelden uit de praktijk. Wanneer was het besef daar dat u niet de redder hoeft te zijn? 12. Empathisch vermogen Het toelaten van eigen lichamelijke sensaties Expliciteren van impliciete lichamelijke gewaarwording Non-verbaal rapport maken Verbaal rapport maken 13. Analytisch vermogen Verschillende invalshoeken aannemen Ordenen en structureren wat er van binnen bij u is gebeurd in bepaalde situaties. Geef een heldere beschrijving van de lichamelijke beleving. Laat zien dat u uw lichamelijke signalen herkent. Beschrijf duidelijk welke gevoelens hoorden bij de lichamelijke belevingen uit de voorbeelden van de vorige indicator. Gebruik emotiewoorden, gevoelswoorden en gevoelswaardewoorden. hoe u lichamelijk heeft gespiegeld in contact met cliënten. Wat deed de cliënt, wat deed u, wat was het effect? Hoe heeft u verbaal gespiegeld? Geef in de bewijzen voorbeelden van accurate parafrases, gevoelsreflecties en samenvattingen uit cliënten contacten. Let op: het gaat hierbij om het aantonen dat U in staat bent gebleken om andere invalshoeken aan te nemen. Wanneer en hoe heeft u een ander standpunt ingenomen? Geef voorbeelden. Het gaat er dus NIET om hoe u cliënten heeft uitgenodigd tot het aannemen van een andere invalshoek. Laat zien dat u in staat bent om het verhaal van de cliënt te ordenen en structureren. Zorg dat minimaal één bewijsstuk een ingevuld PSA schema bevat. 2-3-2016 Psychodidact Waalwijk 5/7
Verbanden leggen Patronen blootleggen het linken van eerdere en latere informatie en voor- en achtergrond informatie. Bij het geven van een juiste zachte confrontatie laat u zien dat u hiertoe in staat bent. Maak zichtbaar hoe u dit in gesprekken met cliënten heeft toegepast. Laat zien dat u in staat bent de kern van het probleem bloot te leggen. Hoe heeft u disfunctionele patronen van denken, voelen en doen blootgelegd? Geef voorbeelden. Zorg dat één bewijs laat zien hoe u in een gesprek blinde vlekken zichtbaar maakte. Zorg dat minimaal één bewijsstuk een ingevuld probleem achter de hulpvraag schema bevat. *Onderstaand tips voor de indicatoren van competentie 6 en 7 tot 1 januari 2013. 6. Probleemgericht werken. Effectief luisteren met focus op oorzaak Definiëren van disfunctionele patronen in denken voelen en doen Laat in de bewijzen zien dat u in staat bent signalen op te pikken en uit te werken. Onderbouw met voorbeelden. Laat in de bewijzen voorbeelden zien van hoe u disfunctionele patronen met uw cliënt besprak. Begeleiden naar functionele processen van denken voelen en doen Laat in bewijzen voorbeelden zien van HOE u cliënten heeft begeleid naar functionele patronen van denken, voelen en doen. 7. Methodisch en reflectief denken en handelen Via een doelgerichte methode werken Laat in één van de bewijzen zien dat u in staat bent gebleken om zelf doelgericht te werken. Welke doelen heeft u tijdens uw studie gesteld en hoe heeft u die bereikt. Laat in één van de bewijzen zien dat u in staat bent gebleken doelgericht te werken met cliënten. Werkzaamheden structureren en organiseren structuur heeft aangebracht in uw werk. Dat kan binnen de studie zijn en in het werk als stressmanager. Zorg dat de nadruk ligt op EIGEN werkzaamheden (planning, gegevens verwerken, gegevens bewaren enzovoorts), niet op het structureren van de inhoud van gesprekken met cliënten. Kritisch kijken naar eigen aandeel procesbegeleiding Laat in bewijzen voorbeelden zien waar de procesbegeleiding niet optimaal verliep. Leg uit wat er 2-3-2016 Psychodidact Waalwijk 6/7
precies niet voldoende was. Toon daarmee aan in staat te zijn om kritisch naar eigen handelen te kunnen kijken. Methode van proces begeleiden toepassen op zichzelf gereflecteerd heeft op de casussen die u beschreven heeft bij de vorige indicator. Welke methode heeft u bij deze reflectie gebruikt en op welke manier. Laat de eindbeoordelaar meelezen. Wij wensen u veel succes in deze afstudeerfase! Team Psychodidact 2-3-2016 Psychodidact Waalwijk 7/7