Talentbeleid vastgesteld 24-9-2014 De begeleiding van hoogbegaafde kinderen in de Plusklas Procedure Welke kinderen in aanmerking komen voor de Plusklas wordt bepaald door de volgende procedure. De leerkracht en/of de ib-er signaleert, er volgt een leerlingbespreking, het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid (DHH) wordt ingevuld door de leerkracht. Daarna wordt er in het zorgoverleg een besluit genomen. Ouders zijn van elke stap steeds op de hoogte. Signalering Het is belangrijk dat elke leraar op de hoogte is van signalen die erop kunnen duiden dat er sprake is van meer- of hoogbegaafdheid. Dé begaafde leerling bestaat niet. Er zijn verschillende typen begaafde leerlingen te onderscheiden, die verschillen in kenmerken en behoeften. Hieronder staat een overzicht van veel voorkomende eigenschappen. Een meer begaafde leerling hoeft niet al deze eigenschappen te bezitten. Het omgekeerde is ook het geval: als iemand één of meerdere van deze gedragsaspecten vertoont, hoeft dit niet automatisch te betekenen dat hij/zij meer begaafd is. Het is van belang de eigenschappen op het niveau van een individuele leerling in samenhang met elkaar te bekijken. Leereigenschappen: - Hoge intelligentie - Gemakkelijk kunnen leren - Gemakkelijk verbanden leggen - Gemakkelijk kunnen analyseren - Maken van grote denksprongen - Goed geheugen - Probleemoplossend vermogen - Brede of juist specifieke interesse Persoonlijkheidseigenschappen: - Zelfstandig - Gemotiveerd - Veel energie - Creatief/origineel - Perfectionistisch - Gevoel voor humor - Concentratievermogen - Uitdagingen aangaan - Doorzettingsvermogen - Geestelijk vroeg rijp
Als er getwijfeld wordt of het kind meerbegaafd is, dan wel een ontwikkelingsvoorsprong heeft, kan het kind in principe het voordeel van de twijfel krijgen. Zelden gaat het er echt om óf een leerling al dan niet meer- of hoogbegaafd is, maar is vooral belangrijk welke onderwijsbehoeften de leerling heeft en hoe hier passend op ingespeeld kan worden. Het kan dan zinvol zijn om eerst te ervaren hoe de leerling reageert op deelname aan de Plusklas. Mocht de Plusklas voor de leerling toch niet aan zijn/haar onderwijsbehoeften voldoen, dan kunnen de plusklasbegeleider, de leerkracht en de ib-er in overleg besluiten dat de leerling stopt met deelname aan de Plusklas. Het doel Bij meer begaafde kinderen verloopt de cognitieve ontwikkeling vaak sneller dan de ontwikkeling van de niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken. Hierdoor ontstaat het risico dat het kind tegen allerlei moeilijkheden of uitdagingen aanloopt. Dit heeft effect op de mate waarin het talent tot uiting komt. De Plusklas kan zowel probleemoplossend als preventief van aard zijn. Het doel van de Plusklas is namelijk tweeledig. Als eerste willen we vaardigheden aanleren die kinderen nodig hebben om een doel te bereiken en het daarbij behorende gedrag uit te voeren. Daarnaast is het voor begaafde kinderen belangrijk om met gelijkgestemden te kunnen werken en hun denkvaardigheden te prikkelen in een begeleid onderzoekende leersituatie. Dit beïnvloedt het zelfbeeld en het ervaren van geluk. Zo kan het kind worden wie het bestemd is te zijn. Hieronder staan de zes belangrijkste niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken met de bijbehorende vaardigheden: 1. Motivatie Het begaafde kind dat vanuit zichzelf gemotiveerd is om nieuwe dingen te leren. Initiatief nemen: het kind is in staat om direct en op een efficiënte manier aan een taak te beginnen 2. Overtuiging Het kind is overtuigd van zijn kunnen, niet bang om fouten te maken en zal de wereld met een open vizier tegemoet treden. Flexibiliteit: het kind is in staat om een plan opnieuw te bekijken bij fouten, tegenslagen of andere belemmeringen. Reflectievermogen: het kind is in staat te reflecteren op zijn gedrag, werk of de situatie. 3. Taakgerichtheid en concentratie Omgaan met uitgestelde aandacht: het kind is in staat om zijn reactie in te houden en een situatie te beoordelen en de invloed van zijn reactie vooraf in te schatten. Volgehouden aandacht: het kind is in staat om geconcentreerd te blijven op een taak of situatie. 4. Doorzettingsvermogen
Timemanagement: het kind is in staat om in te schatten hoeveel tijd hij nog heeft, hoe hij de tijd het beste in kan delen en hoe hij zich aan een tijdslimiet kan houden. Doelgericht doorzettingsvermogen: het kind is in staat zichzelf een doel te stellen en te halen zonder afgeleid te worden door andere behoeften of verlangens. 5. Stressgevoeligheid/frustratietolerantie Omgaan met emotie: het kind is in staat om leiding te hebben over zijn emoties. 6. Werk- en leerstrategieën Werkgeheugen: het kind is in staat om eerder geleerde ervaringen, vaardigheden of strategieën toe te passen in een actuele situatie. Planning: het kind is in staat om een plan te bedenken waarmee hij een taak zal voltooien. Ook is hij in staat te besluiten waar hij zijn aandacht op zal richten en waar niet. Organisatie: het kind is in staat om zaken volgens een systeem te ordenen. Voorbeelden van aanbod Meer- of hoogbegaafde kinderen gedijen het best bij nieuwigheden, intensiteit en genieten vaak van (enige) complexiteit. In de Plusklas gaan we gezamenlijk op zoek naar onderwerpen waar de belangstelling van de leerlingen naar uit gaat en waarbij de leerdoelen geoefend worden. Ze worden uitgedaagd doordat ze hogere denkvaardigheden gebruiken. Dit zijn analyseren, evalueren en creëren. Hieronder staan enkele voorbeelden van plusklasactiviteiten. - Drama - Filosofie - Het kinderkwaliteitenspel spelen - Audio/video/foto project - Leergesprekken - Coöperatief strategiespellen - Een spel ontwerpen - Gastlessen op Heerbeeck College zoals scheikunde- en natuurkundelessen - Project: leren leren - Uitvindingen ontwerpen - Werkboekje: Hoogbegaafdheid en ik, inzicht in jezelf. - Heldenverhaal ontwerpen Rol van de plusklasbegeleider De begeleider heeft een coachende rol waarbij waardering, respect, begrip en aanvaarding belangrijke sleutelwoorden zijn in de communicatie. Na minimaal drie observatiemomenten tijdens verschillende activiteiten en het invullen van een vragenlijst door het kind vindt een interventie plaats. Hierbij stellen de leerling en de leerkracht samen de vaardigheden vast die voor de leerling belangrijk zijn. Ze spreken een duidelijke doelstelling af en leggen deze vast in het coaching plan. Voor het eerste rapport vindt een tussenevaluatie plaats en voor het laatste rapport een eindevaluatie waarbij
de leerling op zichzelf reflecteert en feedback krijgt van de leerkracht. Dit coachingsplan gaat mee met het rapport. Behoefte van een hoogbegaafd kind Een plusklasbegeleider vraagt zich steeds af: Wat heeft het kind nodig om zich zo optimaal mogelijk te ontplooien? De belangrijkste behoeften van het kind zijn: - Contact met gelijkgestemden. - Ruimte om zelf te kiezen, zelf te ontdekken en zelf te ervaren en fouten te maken. - Steun op emotioneel gebied (om zichzelf te leren begrijpen, een positief zelfbeeld op te bouwen en leren om te gaan met uitdagingen en stress) - Steun bij het leren van leer- en werkstrategieën. - Vertrouwen. Het is voor een kind belangrijk dat die weet dat de leerkracht hem of haar vertrouwt en dat hij met de leerkracht een vertrouwensrelatie op kan bouwen. - Intellectuele stimulans, uitdaging op het eigen niveau. - Gezien, geaccepteerd en gewaardeerd worden zoals het is. - Begrip voor de moeilijkheden waar hoogbegaafde kinderen tegenaan lopen. Communicatie en verantwoording Ouders De communicatie met de ouders verloopt via de eigen leerkracht. Naar behoefte kan er een algemene informatieavond voor de ouders gehouden worden. Team De plusklasbegeleider houdt de leerkracht op de hoogte van het werk dat in de klas uitgevoerd moet worden. De plusklasbegeleider maakt voor het rapport een verslag en een coaching plan van de leerling en slaat dit op in Parnassys. Eveneens vindt er voor het rapport een overlegmoment plaats tussen leerkracht en plusklasbegeleider waarbij het verslag en het coaching plan besproken worden. De begeleiding van hoogbegaafde kinderen in de klas. Er is een doorgaande lijn binnen de school, zodat voor deze kinderen niet jaarlijks wordt bekeken of en wat voor extra werk zij krijgen, maar dat dit vastligt, zoals in een methode (verlengde leerlijn). Natuurlijk kan hierin tussendoor bijgesteld worden als blijkt dat op basis van observaties of toets resultaten daar behoefte aan is. Afspraken m.b.t. de volgende vakgebieden - Rekenen: Pluspunt: We volgen de methode op drie niveaus. Daarnaast zetten we voor kinderen die 80 % of hoger scoren op de methodetoets de Plusbladen en/of de Pluspunters in. Hierbij moet ook gekeken worden naar wat het kind aankan m.b.t. werkhouding, motivatie, etc. - Taal: Taaltoets wordt vooraf aan het blok afgenomen. 80 % of meer goed op de taaltoets? Dag 1> alleen het kopieerblad geven en daarnaast zelfstandig laten werken met moeilijke
woorden. Dag 3> gewoon meedoen met de klas. Keuzeactiviteiten> hoge eisen stellen (meer en/of uitgebreider). - Spelling: We volgen de methode op drie niveaus. - Techniek: Dit soort opdrachten zijn voor deze kinderen vaak erg uitdagend. Mocht het niveau te laag liggen dan kun je overwegen om ze tot jouw assistent te benoemen (afhankelijk van het kind ) of ze bijvoorbeeld een soortgelijke les te laten verzinnen voor de rest van de groep (verbreden, verdiepen), een presentatie te geven over bepaalde achtergrondinformatie over een onderwerp. - Wereldoriëntatie: opdrachten kiezen waarbij gelet wordt op: hoge complexiteit, probleemgericht, meerdere oplossingen mogelijk, creativiteit, overstijgt het didactisch niveau. Opdrachten zijn aanvullend of vervangend, hoge eisen stellen aan de verwerking en het stellen van aanvullende leerdoelen. Voor extra uitdaging wordt in groep 5 t/m 8 Acadin ingezet in de klas (weektaak). Ook hierbij is het belangrijk om het ingeleverde werk te beoordelen en van feedback te voorzien. Daarnaast kan ook gebruik gemaakt worden van: Rekentijgers, Volgens Bartjens, cursus Italiaans, cursus Spaans, etc. Deze materialen zijn te vinden in de orthotheek. In de weektaak wordt voor deze kinderen duidelijk omschreven wat hun alleen-voor-mij -taken zijn. Hierbij hoort ook het plusklaswerk afmaken. Zij hoeven daarbij niet altijd allemaal de hele basisweektaak te maken. De weektaak moet (nog) adaptiever gemaakt worden. Het is belangrijk om regelmatig het werk te beoordelen en leergesprekken met de betreffende kinderen te voeren. Hierin zit vaak de meeste leeropbrengst.