Henk Kraaijenhof: integreren van wetenschap en sportpraktijk Sport en Innovatie
In Nederland bestaat er nog steeds een grote kloof tussen de sportpraktijk en de wetenschap. Waar in landen als China en Australië wetenschappers integraal deel uit maken van de trainingstechnische staf, bekijken coaches in ons land de biomechanische en inspanningsfysiologische experts vaak met argusogen. Uitzondering op deze regel is één van Nederlands meest bekende coaches: Henk Kraaijenhof. Jan Willem van der Wal vroeg zijn oud-collega in de atletiek naar zijn visie op en ervaringen met innovatie. Een eerste opvallende reactie: Kraaijenhof wil zichzelf niet betitelen als innovator. Ik ben veeleer iemand die implementeert en integreert, zegt hij. Ik sta op de schouders van reuzen. Feit is wel dat hij een van de weinig Nederlandse coaches is die graag en veel grasduint in de wetenschappelijke literatuur en die informatie probeert te benutten voor zijn eigen sportpraktijk. Hij is bekend geworden als coach zelf spreekt hij van performance consultant van topatleten als Nelli Cooman, Merlene Ottey, Letitia Vriesde, Troy Douglas en buiten de atletiek als conditietrainer van Mary Pierce. Hij was onder meer consultant van Juventus, werkt momenteel voor het Korps Mariniers en was krachttrainer van het Nederlands heren hockeyteam. Kraaijenhof introduceerde een lange reeks vernieuwende vormen van training en voeding, en van apparatuur die daarbij behulpzaam kan zijn (zie kader). Deels heb ik die een beetje mee helpen ontwikkelen, maar deels zijn het gewoon bestaande apparaten, die ik heb geïmporteerd, zegt hij. Dat geldt ook voor de wetenschappelijke informatie die ik toepas. Ik verzin zelden écht iets nieuws, maar sta op de schouders van reuzen die dingen bedenken waarover anderen nog nooit hebben nagedacht. Dan ben je pas echt een uitvinder, vind ik. Ik ben voornamelijk vernieuwend doordat ik kennis op het gebied van voeding, biomechanica en mentale training transporteer naar de sport. Dat is relatief gemakkelijk. In Nederland geldt een verandering al snel als innovatie. Beachvolleybal? Je kunt ook met pannenkoeken over een net gaan gooien. Maar hoogspringen met de Fosbury Flop, dat is wél een echte vernieuwing. Dat je op een heel andere manier over de lat kunt komen: daar had nog nooit iemand over nagedacht. Dat geldt ook voor de klapschaats, al zit een echte innovatie voor mij niet in het materiaal, maar in het achterliggende concept. Het belangrijkste criterium is overigens niet het vernieuwende op zichzelf, maar de vraag of de innovatie waarde toevoegt aan jouw sportpraktijk. De meeste innovaties zijn volgens Kraaijenhof min of meer natuurlijke ontwikkelingen. Maar ook dan voelen veel coaches niet voor verandering. De gemiddelde trainer is zeer conservatief. We wentelen ons in Nederland rond in zelfgenoegzaamheid. 60
Of het argument is dat er geen tijd is om erover na te denken en ermee te experimenteren. En als we iets van buiten aangereikt krijgen, heerst er vooral twijfel. De eerste reactie is al snel: not invented here. We willen het eerst wetenschappelijk bewezen zien. Maar 99 procent van de beslissingen in je leven neem je op basis van argumenten waarvan de waarheid ook niet wetenschappelijk is aangetoond. Het punt is nu eenmaal dat je in de sport niet de tijd hebt om vijf jaar te wachten tot de effectiviteit van een bepaalde vorm van training, een dieet of de toepassing van een apparaat helemaal is bewezen. Je belangen zijn ook anders dan die van de wetenschapper. Als coach krijg je betaald voor medailles en records. Nu is dat eigenlijk onzin, want ik heb als trainer nooit wedstrijden gewonnen. Dat deden de atleten echt zelf. Maar goed: mijn positie is anders dan die van de onderzoeker, die heeft vaak alle tijd, volgt een eigen programma en is vooral uit op een publicatie in een vooraanstaand wetenschappelijk tijdschrift. Jan Willem van der Wal (links) en Henk Kraaijenhof. Een extra complicatie is dat het meeste wetenschappelijk onderzoek is gebaseerd op wat je de gemiddelde mens zou kunnen noemen. Maar in de topsport werk je met uitzonderlijke mensen: bijvoorbeeld omdat ze heel hard moeten trainen, omdat ze tachtig procent snelle spiervezels hebben of omdat ze mentaal buitengewoon sterk zijn. Daarom levert de bestaande wetenschappelijke literatuur heel vaak teleurstellingen op. 61
Maar toch heb ik continu de lijn getrokken naar die wetenschap. In mijn achterhoofd zat altijd het idee: ergens in een laboratorium is iemand aan het werk die de vraag waar ik nu met deze of gene atleet tegenaan loop, al heeft beantwoord. Daar ging ik dan naar op zoek. Je hoeft er geen Einstein voor op te sporen. Er is heel veel kennis beschikbaar. Uiteindelijk kies je met je boerenverstand datgene waarvan je denkt dat je atleet er baat bij heeft. Dat kun je ook je intuïtie noemen. Je moet het aandurven om iets nieuws te omarmen. Maar ook als coach moet je de tijd nemen om te ervaren of het echt werkt. Dat is best moeilijk, omdat je ook de tijdsdruk van het komende toernooi of kampioenschap voelt. Jan Willem van der Wal. Die Henk heeft altijd wat nieuws. Dat was de mening in de Nederlandse topsport over Kraaijenhof. Maar volgens de coach is dat helemaal niet zo slecht. Het gaf m n atleten ook de overtuiging: Die Henk doet alles om het beste uit mij te halen, of het nu ging om voedingssupplementen, een andere manier van trainen of een of ander computerprogramma. Ze hadden al snel het gevoel dat het werkte, ook omdat ze graag wilden dat het effect had. Hij geeft een voorbeeld. In 1987 waren de EK indoor in het Franse Liévin. Nederlandse atleten onder meer Nelli Cooman, Elly van Hulst, Emiel Mellaard waren er zeer succesvol. Twee weken later zouden de WK in het Amerikaanse Indianapolis zijn. Iedereen was bang voor de gevolgen van de jetlag en de lange reis. Ik had gelezen over onderzoek naar militaire verplaatsingen door meerdere tijdzones en een dieet dat helpt om het dag- en nachtritme aan te passen. Innovatief? Welnee: het was bestaande kennis. Maar ik ging het toepassen in de sport. Ik liet Nelli al vroeg naar Amerika vertrekken en gaf haar dat dieet. Voor veel Nederlanders werd het toernooi een ellende, maar Nelli voelde zich prima. Ze zag bovendien veel concurrenten met slaperige gezichten rondlopen en zei: Maar ik heb een speciaal dieet!. Of dat dieet nu wel of niet heeft meegeholpen, maakt eigenlijk niet zoveel uit. Het gaf haar zelfvertrouwen en dat heeft een enorm effect. En al helpt het maar een honderdste van een seconde: dat kan je net de gouden medaille opleveren. Ik heb een aantal jaren atleten uit Oman getraind. We reisden in een grote limousine naar de Europese wedstrijden. Ik herinner me een wedstrijd in Duitsland, waar mijn atleten enorm onder de indruk raakten van de Duitse sprinters, die in prachtige trainingspakken en op de modernste spikes rondliepen. De Duitsers op hun beurt waren geïmponeerd door onze auto en dachten dat daar wel héél snelle topsprinters uitgestapt waren, die de wedstrijd toch wel zouden winnen. Ik zei tegen mijn atleten: maak je geen zorgen, wij winnen. Door de perceptie te veranderen, kun je ook gedrag veranderen. Ik denk dat mijn grootste kracht is dat ik een redelijke psychiater ben. Ik snap wat er binnenin mensen tikt en kan dat kennelijk beïnvloeden. 62
Sport en Kennis Deze preview is een gedeelte uit het boek: Nieuwe wegen naar winst Sport en innovatie Meer informatie Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl