OCenW-Regelingen Aanpassing landelijk gemiddelde personeelslastbedragen van de opslagpercentages Bestemd voor: c scholen voor vwo, havo, mavo en vbo (inclusief afdelingen leerwegondersteunend onderwijs en afdelingen voor praktijkonderwijs voortkomend uit het svo); c scholengemeenschappen waarin deze scholen zijn opgenomen; c scholen en afdelingen voor leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs als bedoeld in artikel II van de Wet van25 mei 1998 (Stb.337); c scholen voor praktijkonderwijs voortkomend uit het svo waarop artikel11 van de Regeling bekostiging, onderwijs en praktijkonderwijs (VO/FB- 1998/34291 Uitleg 1998, nr. 24) van toepassing is. Algemeen verbindend voorschrift Datum: 6 maart 1999 Kenmerk: VO/FB-1999/4987 Datum inwerkingtreding: zie artikel 9 Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: artikel 84b, tweede lid, artikel 85, vijfde lid, artikel85a, eerste lid, van de WVO en artikel II, vierde lid, van de Wet van25 mei 1998 (Stb.337) Relatie tot eerdere mededelingen: hangt samen met OCenW-Regelingen AB/A&A- 1999/2217 van 25 januari 1999 (Gele katern1999, 4); VO/FB-1998/7449 van 27 februari 1998 (Gele katern1998, 7); VO/FB-1998/30920 van 10 augustus 1998 9Gel katern 1998, 18) en VO/FB-1998/ 24968 van 1 juli 1998 (Gel katern1998, 17b) Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/VO,tel. 079-3232.444 Besluit: Paragraaf I Artikel 1. Begripsbepalingen Voor de toepassing in deze regeling wordt verstaan onder: c schoolsoortgroep1: mavo, vbo, scholengemeenschappen mavo/vbo (inclusief praktijkonderwijs), scholen voor praktijkonderwijs voortkomend uit het svo waarop artikel11 van de Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs van toepassing is, en scholen voor leerwegondersteunend onderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel II, tweede lid, van de Wet van25 mei 1998 (Stb. 337); c schoolsoortgroep2: vwo, havo of scholengemeenschappen vwo/havo; c schoolsoortgroep3: scholengemeenschappen (vwo/)havo/mavo (inclusief c schoolsoortgroep4: scholengemeenschappen (vwo/)havo/mavo/vbo (inclusief c WVO: Wet op het voortgezet onderwijs, deel I. Gelet op artikel84b, tweede lid, artikel85, vijfde lid, artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; NUMMER 8 en 9 16 24 maart 1999
Paragraaf II Vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 1999 Artikel 2. Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 1999 1. Voor de directie bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats: c schoolsoortgroep1: ƒ124.522,59 c schoolsoortgroep2: ƒ148.618,73 c schoolsoortgroep3: ƒ147.032,38 c schoolsoortgroep4: ƒ142.822,23 2. De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule: cf * ggl + c. Daarbij is: cf: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde coëfficiënt. Deze bedraagt voor: c schoolsoortgroep1: ƒ1.774,45 c schoolsoortgroep2: ƒ2.611,18 c schoolsoortgroep3: ƒ2.225,04 c schoolsoortgroep4: ƒ1.935,03 ggl: de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de publicatie van27 februari 1998, VO/FB/1998/ 7449 (OCenW-Regelingen1998, 7), eerste respectievelijk tweede lid, en c: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde vaste voet. Deze bedraagt voor: c schoolsoortgroep1: ƒ17.764,92 c schoolsoortgroep2: ƒ 2.992,20 c schoolsoortgroep3: ƒ13.370,88 c schoolsoortgroep4: ƒ17.125,46 3. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats ƒ 63.261,62, ongeacht de schoolsoortgroep. Artikel 3. Aanvullende vergoeding per 1 januari 1999 op grond vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) 1. Indien op basis van artikel85a, eerste lid, van de WVO en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) een regeling is vastgesteld waarbij de aanvullende vergoeding wordt berekend op basis van de gemiddelde personeelslast, zijn de volgende leden van toepassing. 2. Indien een school ingevolge een regeling op grond voor de directie, is de vergoeding per formatieplaats gelijk aan het voor de school geldend bedrag genoemd in artikel2, eerste lid. 3. Indien een school ingevolge een regeling op grond voor leraren, bedraagt de vergoeding per formatieplaats: c schoolsoortgroep1: ƒ 95.734,52 c schoolsoortgroep2: ƒ115.899,40 c schoolsoortgroep3: ƒ110.071,30 c schoolsoortgroep4: ƒ101.686,30 4. Indien een school ingevolge een regeling op grond voor onderwijsondersteunend personeel, is de vergoeding per formatieplaats gelijk aan het bedrag genoemd in artikel2, derde lid. Paragraaf III Vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 1999 Artikel 4. Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 1999 1. Voor de directie bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats: c schoolsoortgroep1: ƒ124.807,30 c schoolsoortgroep2: ƒ 48.958,53 c schoolsoortgroep3: ƒ147.368,55 c schoolsoortgroep4: ƒ143.148,77 2. De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule: cf * ggl + c. Daarbij is: cf: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde coëfficiënt. Deze bedraagt voor: c schoolsoortgroep1: ƒ1.788,45 c schoolsoortgroep2: ƒ2.645,16 c schoolsoortgroep3: ƒ2.249,68 c schoolsoortgroep4: ƒ1.951,70 ggl: de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de publicatie van27 februari 1998, VO/FB/1998/ 7449 (OCenW-Regelingen1998, 7), eerste respectievelijk tweede lid, en c: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde vaste voet. Deze bedraagt voor: c schoolsoortgroep1: ƒ17.905,10 c schoolsoortgroep2: ƒ 3.031,14 c schoolsoortgroep3: ƒ13.518,96 c schoolsoortgroep4: ƒ17.273,09 3. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats ƒ 63.406,25, ongeacht de schoolsoortgroep. Aanpassing landelijk NUMMER 8 en 9 17 24 maart 1999
Aanpassing landelijk Artikel 5. Aanvullende vergoeding per 1 augustus 1999 op grond vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) 1. Indien op basis van artikel85a, eerste lid, van de WVO en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) een regeling is vastgesteld waarbij de aanvullende vergoeding wordt berekend op basis van de gemiddelde personeelslast, zijn de volgende leden van toepassing. 2. Indien een school ingevolge een regeling op grond voor de directie, is de vergoeding per formatieplaats gelijk aan het voor de school geldend bedrag genoemd in artikel4, eerste lid. 3. Indien een school ingevolge een regeling op grond voor leraren, bedraagt de vergoeding per formatieplaats: c schoolsoortgroep1: ƒ 95.953,41 c schoolsoortgroep2: ƒ116.164,38 c schoolsoortgroep3: ƒ110.322,96 c schoolsoortgroep4: ƒ101.918,79 4. Indien een school ingevolge een regeling op grond artikel 85a, eerste lid, van de WVO en artikel II, voor onderwijsondersteunend personeel, is de vergoeding per formatieplaats gelijk aan het bedrag genoemd in artikel4, derde lid. suppleties inzake arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 84b van de WVO:4,10%. Paragraaf V Slotbepalingen Artikel 8. Bekendmaking Deze regeling zal met toelichting in Uitleg OCenW- Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant. Artikel 9. Inwerkingtreding 1. Deze regeling treedt met uitzondering van de artikelen 4, 5, 6 en 7 in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW- Regelingen waarin deze regeling is bekendgemaakt en werkt wat betreft de artikelen2 en 3 terug tot en met 1 januari 1999. 2. De artikelen4, 5, 6 en 7 van deze regeling treden in werking met ingang van1 augustus 1999. drs. K.Y.I.J. Adelmund Toelichting Algemeen Paragraaf IV Maatregelen Artikel 6. Percentage vergoeding kosten voor vervanging personeel voor het Voor het schooljaar1999-2000 is het percentage in verband met de kosten van vervanging, bedoeld in artikel 84b van de WVO:2,12%. Artikel 7. Percentage vergoeding kosten van werkloosheidsuitkeringen of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid voor het Voor het schooljaar1999-2000 is het percentage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of In vervolg op de ministeriële regeling van1 juli 1998, VO/ FB-1998/24968 (Uitleg OCenW-Regelingen17b) worden met de onderhavige regeling de percentages vastgesteld in verband met een reeks van algemene salarismaatregelen die op 1 januari 1999 hebben plaatsgevonden en op1 augustus 1999 zullen plaatsvinden. Het betreft een uitvoering van artikel 85 en 85a van de WVO. Daarnaast wordt uitvoering gegeven aan artikel84b van de WVO voorzover het gaat om de vast te stellen percentages in verband met de kosten van vervanging van personeel en de kosten van werkloosheidsuitkering of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid. Met de Regeling bekostiging, onderwijs en praktijkonderwijs zijn ook afdelingen leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs onder de werking van de WVO deel I gebracht. Hetzelfde geldt voor scholen voor praktijkonderwijs voortkomend uit het svo waarop artikel11 van genoemde regeling van toepassing is, en scholen voor leerwegondersteunend onderwijs NUMMER 8 en 9 18 24 maart 1999
en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel II, tweede lid, van de Wet van25 mei 1998 (Stb. 337). Bekostiging van deze scholen en afdelingen vindt daarmee ook plaats op basis van de WVO deel I. De eerste algemene salarismaatregel (opgenomen in de artikelen 2 en 3) treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 1999. De landelijke gpl-bedragen gaan met ingang van die datum met0,69% omhoog. De uitbetaling van deze verhoging zal met ingang van de maand april 1999 plaatsvinden. De vergoedingen over de maanden januari, februari en maart1999 zullen eveneens in april 1999 (met terugwerkende kracht) aan de scholen ter beschikking worden gesteld. In de zogenaamde Herziene rijksbijdragebrief1998-1999 zal de berekening van de bijstelling voor het schooljaar1998-1999 worden gespecificeerd. Per 1 augustus gaan de landelijke gpl-bedragen opnieuw omhoog, nu met0,23% (artikelen 4, en5). In de artikelen6 en 7 worden de nieuwe opslagpercentages Vervangingsfonds en Participatiefonds vastgesteld. c In 1998 was nog sprake van een eindejaarsuitkering van 0,5%. In deze publicatie wordt uitgegaan van het achterwege blijven van een eindejaarsuitkering. Het effect hiervan op de gpl-bedragen is -0,48%. Zoals hierboven al is aangegeven kan hier nog geen rekening worden gehouden met afspraken in het onderhandelaarsakkoord over de CAO. Artikelen 4 en 5 Per 1 augustus 1999 gaan de landelijke gpl-bedragen met 0,23% omhoog ten opzichte van de bedragen per1 januari 1999. Dit betekent dat de bedragen voor directie, onderwijsondersteunend personeel en voor de aanvullende formatie met dit percentage verhoogd worden. Hetzelfde geldt voor de coëfficiënten en vaste voeten waarmee de gemiddelde personeelslast voor leraren wordt berekend. In de coëfficiënten en vaste voeten waarmee de gemiddelde personeelslast voor leraren wordt berekend, zijn tevens de nieuwe gewogen gemiddelde leeftijden verwerkt, De gewogen gemiddelde leeftijden per schoolsoortgroep zijn als volgt gewijzigd: Aanpassing landelijk CAO ggls 1998-1999 ggls 1999-2000 Op 3 februari 1999 is er een onderhandelaarsakkoord bereikt tussen de minister van OCenW en de vakcentrales over een CAO, die geldt van1 januari 1999 tot 1 maart 2000. De in dit akkoord gemaakte afspraken zijn van invloed op de gpl-bedragen. Toch zijn de consequenties van de CAO niet in deze publicatie opgenomen, omdat onderhandelaars tot uiterlijk15 maart 1999 de tijd hebben voor terugkoppeling naar hun achterban. Pas daarna wordt het onderhandelaarsakkoord omgezet in een definitief akkoord. Over enige tijd zullen de consequenties van de nieuwe CAO voor de landelijke gpl-bedragen worden gepubliceerd. schoolsoortgroep 1 43,94 43,64 schoolsoortgroep 2 43,24 42,77 schoolsoortgroep 3 43,46 43,03 schoolsoortgroep 4 43,70 43,37 De verhoging van de gpl-bedragen per1 augustus 1999 wordt veroorzaakt door de volgende ontwikkelingen: c Wijziging van het percentage vergoeding kosten van werkloosheid (artikel7 van de onderhavige regeling): dit wordt 4,10%. c De incidentele looncomponent (ILC) per1 augustus 1999: 0,4%. Artikelen 2 en 3 Per 1 januari 1999 gaan de landelijke gpl-bedragen met 0,69% omhoog. Dit betekent dat de bedragen voor directie, onderwijsondersteunend personeel en voor de aanvullende formatie met dit percentage verhoogd worden. Hetzelfde geldt voor de coëfficiënten en vaste voeten waarmee de gemiddelde personeelslast voor leraren wordt berekend. De verhoging wordt veroorzaakt door de volgende ontwikkelingen: c Wijzigingen in de premies OP/NP, WAO en pseudo-ww en in de overhevelingstoeslag, die per saldo leiden tot een mutatie van +1,17%; In artikel 5 is geregeld dat de aanvullende vergoeding ex artikel II, zesde lid, en artikel IV, tweede lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) en ex artikel85a WVO wordt vastgesteld met de landelijke gpl-bedragen. Voor de leraren vindt hierbij, anders dan bij de reguliere formatie, geen correctie plaats in verband met de leeftijd. De zogenaamde Rijksbijdragebrief1999-2000, die de scholen in maart ontvangen en waarin het budget voor het schooljaar1999-2000 wordt bekendgemaakt, zal zijn gebaseerd op de landelijke gpl-bedragen zoals deze zijn opgenomen in artikel4. NUMMER 8 en 9 19 24 maart 1999
Aanpassing landelijk Artikelen 6 en 7 Het ministerie stelt opslagen op de bekostigingen aan de scholen ter beschikking, opdat deze de premies voor het Vervangingsfonds (VF) en voor het Participatiefonds (PF) kunnen betalen. De hoogte van de opslagen is berekend conform de afspraken omtrent de voeding van beide fondsen. Voor de opslag VF is uitgegaan van hetgeen op 16 september1997 is overeengekomen met de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs en bekrachtigd bij gelegenheid van de op30 september getekende allonge (TK1997-1998, nr.25000 VIII, bijlage126) bij het meerjarenakkoord van1996. Zie paragraaf E5 aldaar. De opslag PF is gebaseerd op het akkoord tussen de minister van OCenW en de Stichting Participatiefonds voor het Onderwijs over de verwerking van de neerwaartse bijstelling van de wachtgeldbudgetten, zoals vastgelegd in het Regeerakkoord. De opslagpercentages voor vervangings- en voor werkloosheidsuitgaven zijn vastgesteld op2,12 en 4,10% van het coördinatieloon sociale zekerheid. drs. K.Y.I.J. Adelmund OCenW-Regelingen Regeling aanvullende vergoeding vernieuwingen voortgezet onderwijs Bestemd voor: c scholen voor vwo, havo, mavo en vbo (inclusief de afdeling leerwegondersteunend onderwijs en/of c scholengemeenschappen waarin deze schoolsoorten zijn opgenomen; c scholen voor leerwegondersteunend onderwijs; c scholen voor praktijkonderwijs; c scholen voor svo-lom en svo-mlk; c afdelingen voor svo-lom en svo-mlk van speciale scholen voor basisonderwijs. Algemeen verbindend voorschrift Datum: 8 maart 1999 Kenmerk: VO/BOB-1999/3880 Datum inwerkingtreding: zie artikel 6 Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: artikel 85a, eeste lid, en artikel 89, eerste lid, van de WVO juncto de Regeling bekostiging onderwijs en praktijkonderwijs, artikel4, eerste lid, van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel II, vierde lid van de Wet van25 mei 1998, Stb. 337 Relatie tot eerdere mededelingen: n.v.t. Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/VO,tel. 079-3232.444 Gelet op artikel85a, eerste lid en artikel89, eerste lid, van de Wet op Voortgezet Onderwijs juncto de Regeling bekostiging, onderwijs en praktijkonderwijs, artikel4, eerste lid, van de Wet Overige OCenW-subsidies en artikel II, vierde lid, van de Wet van25 mei 1998, Stb. 337, Besluit: Artikel 1. Begripsbepalingen c school voor mavo: een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs; c school voor havo: een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs; c school voor vwo: een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; c school voor vbo: een school voor voorbereidend beroepsonderwijs; c school voor praktijkonderwijs: een school of afdeling praktijkonderwijs als bedoeld in artikel II, vijfde lid, artikel V, eerste lid, en artikel VIII, eerste lid, van de wet van25 mei 1998, Stb. 337; c school voor leerwegondersteunend onderwijs: een school bedoeld in artikel II, tweede lid, van de wet van 25 mei 1998, Stb. 337; c afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs: een afdeling als bedoeld in artikel II, eerste lid, en artikel IV, eerste lid, van de wet van25 mei 1998, Stb. 337; c svo-lom: een school of afdeling voor speciaal voortgezet onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedings- NUMMER 8 en 9 20 24 maart 1999