Financiële arbeidsvoorwaarden per 1 juli 1999 en 1 januari 2000

Transcriptie

1 Vragenrubriek informatiecentrum Bij het opstellen van de Regeling verzilvering is uitgegaan van de doelstelling van het praktijkonderwijs, namelijk leerlingen voorbereiden op de arbeidsmarkt. Vanuit het praktijkonderwijs zal het terugverwijzen van leerlingen naar het reguliere voortgezet onderwijs geen regelmatig voorkomend verschijnsel meer kunnen zijn. Gezien deze doelstelling is er dan ook van uitgegaan dat het praktijkonderwijs geen gebruik meer maakt van de faciliteiten van een school voor voortgezet onderwijs en dat de symbiose en de verzilvering in dat kader niet meer zou voorkomen. De voornaamste doelstelling van symbiose is immers om leerlingen terug te leiden naar het reguliere onderwijs. Nu echter blijkt dat de scholen voor praktijkonderwijs (nog) niet beschikken over leraren met de benodigde vo-bevoegdheden en de lokalen, zal het verzilveren van fre s voor de vergoeding van de vo-leraar blijven bestaan. In verband daarmee wordt dan ook alsnog de mogelijkheid geboden dat het aantal te verzilveren fre s voor de inzet van de vo-leraar in het schooljaar met 28% wordt verhoogd. De scholen voor praktijkonderwijs die hiervan gebruik wensen te maken, kunnen dit aangeven op de zogenaamde oktober-melding. Dit formulier dient voor 1 oktober te worden teruggestuurd naar Cƒi, waarna het bedrag via de reguliere procedure aan de scholen ter beschikking wordt gesteld. Mededelingen OCenW Bestemd voor: de bevoegde gezagsorganen, directies en overig personeel van: c scholen voor basisonderwijs; c (speciale ) scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs; de besturen van: c de instellingen voor voortgezet onderwijs; c instellingen als bedoeld in de artikelen1.3.1, en van de WEB; c Landelijke Organen Beroepsonderwijs als bedoeld in artikel van de WEB; c de Centrale Diensten; c de gemeenten en provincies die instellingen van de bovenbedoelde soorten in stand houden. Voorlichting Datum: 28 juni 1999 Kenmerk: AB/A&A-1999/28145 Datum inwerkingtreding: n.v.t. Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: n.v.t. Relatie tot eerdere mededelingen: n.v.t. Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/PO,tel CFI/ICO/VO,tel CFI/ICO/BVH,tel Inleiding Alvorens in te gaan op de arbeidsvoorwaardelijke wijzigingen per stel ik u op de hoogte van het feit dat per 1 juli 1999: c het wettelijk minimumloon met1,33% is gestegen op grond van de gemiddelde ontwikkeling in de cao-lonen en c als gevolg van wijzigingen in de Algemene Ouderdomswet (AOW) de franchise voor het Ouderdomspensioen en Nabestaandenpensioen (OP/NP) is verhoogd van ƒ ,- tot ƒ (De franchise voor de Bovenwettelijk Invaliditeitspensioen (IP+) blijft gelijk op ƒ ). De aanpassing van het minimumloon werkt door naar de verschillende in de besluiten opgenomen bijlagen, zoals bijvoorbeeld de bijlage met betrekking tot het aanlooptraject voor functies in het kader van de Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen (voorheen de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen). In de bijlagen1 en 2 zijn de wijzigingen weergegeven die betrekking hebben op het minimumloon. In de publicatie AB/A&A/1999/11288, gepubliceerd in Uitleg nr. 10 van 31 maart 1999 bent u op de hoogte gesteld van een aantal in de CAO sector onderwijs (PO, VO en BVE) afgesproken maatregelen, zoals de algemene salarismaatregel per 1 februari 1999, de algemene eindejaarsuitkering voor het kalenderjaar1999 en een verhoging van de bedragen voor de eindejaarsuitkering voor onderwijsondersteunend personeel (OOP). NUMMER 18c 8 28 juli 1999

2 In genoemde publicatie is tevens aangegeven dat er afspraken zijn gemaakt over de aanpassing per van de carrièrepatronen van: c het onderwijsondersteunend personeel dat benoemd is in een functie met één van de maximumschalen1 tot en met 5 en c het onderwijzend personeel dat benoemd is in een functie met de maximumschaal9, 10, 11 of 12. Daarnaast is er voor het zittend onderwijzend personeel nog een specifieke maatregel afgesproken in de vorm van een toeslag (de zgn. uitlooptoeslag) die onder voorwaarden wordt toegekend aan een betrokkene die wordt bezoldigd op dan wel boven het maximumsalaris van het bij zijn functie behorende carrièrepatroon. In deze publicatie ga ik nader in op de uitwerking van deze specifieke maatregelen voor de sector primair onderwijs (PO) samengevat in een2-tal onderwerpen, te weten: c Uitwerking verwijderen periodiekenstop: geeft aan onder welke condities de betrokkenen (I-R personeel) op in het nieuwe carrièrepatroon worden ingepast en aanspraak maken op een uitlooptoeslag; c Verkorting van de schalen 1 tot en met 5: beschrijft onder welke condities de betrokkenen (I-S personeel) op in het nieuwe carrièrepatroon worden ingepast. De in de CAO opgenomen maatregelen zijn ook afgesproken voor de sectoren VO en BVE. In de Kaderbesluiten zullen, om uitvoering te geven aan deze afspraken, de volgende zaken worden geregeld: c aanpassing van de schalen1 tot en met 5 per 1 januari 2000 in bijlage IA (Bijlage6 van deze publicatie); c aanpassing bijlage1c met daarin opgenomen de salarisbedragen die van toepassing zijn voor de per geldende carrièrepatronen voor het onderwijzend personeel (Bijlage7 van deze publicatie); c een nieuwe bijlage1e waarin de bedragen van de uitlooptoeslag worden opgenomen die onder nader te stellen voorwaarden van toepassing is op het zittend onderwijzend personeel dat op in dienst is. (Bijlage 8 van deze publicatie). Deze wijzigingen zullen met inachtneming van het Kaderbesluit in de subsectorale CAO worden verwerkt. 2. Uitwerking verwijderen periodiekenstop PO 2.1 Inleiding Deze maatregel, die ingaat op, geldt voor de betrokkenen die zijn aangesteld volgens hoofdstuk I-R van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel (RPBO). De maatregel betreft het verkorten van de carrièrepatronen van de schalen9, 10, 11 met 2 jaar en schaal 12 met 1 jaar door het laten vervallen van de periodiekenstop (zie bijlage3 van deze publicatie). Het laten vervallen van de periodiekenstop betekent niet dat daarmee de promotiecriteria zoals aangegeven in artikel I-R107 van het RPBO zijn komen te vervallen. 2.2 Consequenties Betrokkenen worden op ingepast in het nieuwe carrièrepatroon op dezelfde salarispositie (salarisbedrag) als die men had op31 december 1999 in het oude carrièrepatroon. Voor een specifieke groep van betrokkenen geldt een overgangsbepaling, zoals hierna beschreven. 2.3 Voorwaarden die verbonden zijn aan de overgangsbepaling De betrokkenen komen in aanmerking voor de overgangsbepaling als zij: c op 31 december1999 en in dienst zijn bij dezelfde werkgever in dezelfde functie (I-R functie) met dezelfde maximumschaal; en c in het op hen van toepassing zijnde carrièrepatroon bezoldigd worden volgens het2e of3e jaar van de periodiekenstop, volgens een bedrag van de maximumschaal dan wel volgens een bedrag boven de maximumschaal (15-jaarsuitzicht/salarisgarantie). In de situatie dat betrokkenen op het2e of3e jaar van de periodiekenstop worden bezoldigd, dienen zij tevens voldaan te hebben aan de promotiecriteria om in aanmerking te komen voor de overgangsbepaling. 2.4 Overgangsbepaling De overgangsbepaling bestaat uit2 elementen, te weten: 1. Inpassing vanuit het oude carrièrepatroon () naar een naast hoger bedrag in het nieuwe carrièrepatroon; 2. Een maandelijkse toeslag, de zogenoemde uitlooptoeslag, die als compensatie geldt voor het niet profiteren van het opheffen van de periodiekenstop. 2.5 Uitwerking overgangsbepaling Zoals in hoofdstuk2.4 is aangegeven bestaat de overgangsbepaling uit 2 elementen. In bijlage4 van deze publicatie wordt weergegeven hoe deze elementen gecombineerd voor betrokkenen uitwerken Overgangsbepaling 1 Bij de conversie naar het nieuwe carrièrepatroon ( ) wordt rekening gehouden met een inpassing op NUMMER 18c 9 28 juli 1999

3 een naast hoger salarisbedrag als betrokkene heeft voldaan aan de in artikel 2.3 gestelde voorwaarden. Deze conversie heeft geen gevolgen voor de betrokkene die reeds bezoldigd wordt op dan wel boven (b.v.15- jaarsuitzicht) het maximumsalaris van zijn carrièrepatroon Overgangsbepaling 2 De uitlooptoeslag wordt aan een betrokkene toegekend op: c als hij op en bezoldigd blijft naar het maximumsalaris van zijn carrièrepatroon; c als hij op boven het maximumsalaris van zijn carrièrepatroon wordt bezoldigd; c als hij door de inpassing in het nieuwe carrièrepatroon (dus na de conversie) op wordt bezoldigd naar het maximumsalaris van zijn carrièrepatroon. Het overige I-R personeel dat voldoet aan de voorwaarden zoals aangegeven in artikel2.3, ontvangt de uitlooptoeslag aansluitend per1 augustus volgend op het schooljaar waarin men is bezoldigd naar het maximumsalaris van zijn carrièrepatroon. De aanspraak dan wel het uitzicht op de uitlooptoeslag geldt in principe zolang betrokkene ononderbroken binnen het PO in dienst blijft in dezelfde functie (I-R functie) met dezelfde maximumschaal. Zie hiervoor artikel2.8 met betrekking tot de aanvullende overgangsbepalingen. 2.6 Hoogte van de uitlooptoeslag per maand Maximumschaal9 ƒ 53,- Maximumschaal10 ƒ 46,- Maximumschaal11 ƒ 86,- Maximumschaal12 ƒ 42,- Zie bijlage 8 van deze publicatie. 2.7 Werking uitlooptoeslag De uitlooptoeslag is gebaseerd op een normbetrekking. Als er sprake is van een betrekking met een omvang anders dan die van een normbetrekking, hoger dan wel lager, wordt de uitlooptoeslag evenredig aan de betrekkingsomvang berekend. De aldus berekende uitkomst wordt op rekenkundige wijze afgerond op centen. Bij een Algemene Salarismaatregel worden de bedragen van de uitlooptoeslag conform de procentuele stijging aangepast. De uitlooptoeslag maakt onderdeel uit van de bezoldiging en werkt bijvoorbeeld door voor de berekening van de hoogte van de vakantie-uitkering. Bij de vaststelling van het jaarinkomen ABP, dat bepalend is voor de berekeningen van de premies OP/NP, IP+ en FPU, dient rekening gehouden te worden met de uitlooptoeslag. 2.8 Aanvullende overgangsbepalingen De hiervoor besproken overgangsbepaling heeft betrekking op de betrokkenen die op31 december1999 en in dienst zijn bij dezelfde werkgever in dezelfde functie (I-R functie) met dezelfde maximumschaal. De aanvullende overgangsbepalingen hebben betrekking op de betrokkenen die zowel op31 december 1999 en : c in dienst zijn maar niet bij dezelfde werkgever; of c bij dezelfde werkgever in dienst zijn in dezelfde functie (I-R functie), maar met ingang van bezoldigd worden volgens een andere maximumschaal; of c bij dezelfde werkgever in dienst zijn, maar met ingang van benoemd zijn in een andere functie (I-Q of I-S functie) met eenzelfde dan wel andere maximumschaal; of c bij dezelfde werkgever in dienst zijn en na1 januari 2000 bij een andere werkgever in diensttreden in dezelfde functie (I-R functie) met dezelfde maximumschaal; of c bij dezelfde werkgever in dienst zijn, maar op1 januari 2000 niet voldoen aan de promotiecriteria. De aanvullende overgangsbepalingen hebben betrekking op: 1. de vaststelling van het laatstgenoten salaris op ; 2. de situaties dat er aanspraak dan wel uitzicht bestaat op de uitlooptoeslag. In de navolgende artikelen wordt hier nader op ingegaan Aanvullende overgangsbepaling met betrekking tot de vaststelling van het laatstgenoten salaris. Deze aanvullende overgangsbepaling geldt voor de betrokkenen die op: c 31 december1999 werkzaam zijn binnen het PO en op bij een andere werkgever in het PO in diensttreden in eenzelfde functie (I-R functie) met dezelfde dan wel andere maximumschaal of andere functie (I-Q of I-S functie) ongeacht de maximumschaal; c 31 december1999 en op in dienst zijn bij dezelfde werkgever en op worden benoemd in eenzelfde functie (I-R functie) met een andere maximumschaal of andere functie (I-Q of I-S functie) ongeacht de maximumschaal. De overgangsbepaling houdt in dat het salaris dat betrokkene in de vorige functie genoot, wordt vastgesteld con- NUMMER 18c juli 1999

4 form het gestelde in artikel Nadat dit bedrag is vastgesteld, vindt inpassing plaats in het carrièrepatroon van de nieuwe functie op basis van artikel I-P8 van het RPBO, het eerste of derde lid. Betrokkenen ondervinden hierdoor geen nadeel van het feit dat zij op een andere functie aanvaarden. Voorbeeld Betrokkene is tot en met 31 december 1999 in dienst bij werkgever A als leraar met een maximumschaal 9. Hij wordt bezoldigd naar schaal 9, salarisnummer 5. Op treedt hij in dienst bij werkgever B als leraar met een maximumschaal 10. Het laatstgenoten salaris zou zijn het bedrag volgens schaal 9, salarisnummer 5, echter vanwege de overgangsbepaling wordt zijn laatstgenoten salaris conform artikel vastgesteld volgens schaal 9, salarisnummer 6. De inpassing in het carrièrepatroon van zijn nieuwe functie geschiedt vervolgens aan de hand van artikel I-P 8 van het RPBO, het derde lid, op schaal 9, salarisnummer nummer 7. Als er sprake is van een aangehouden betrekking geldt het volgende. Het salaris van de betrokkene die op bij een andere werkgever in het PO wordt benoemd in een betrekking met dezelfde functie (I-R functie) met dezelfde maximumschaal als waarin hij werkzaam is, de zogenaamde aangehouden betrekking, wordt vastgesteld op basis van artikel I-P9 van het RPBO, het tweede lid. Dit betekent dat het salaris wordt vastgesteld op hetzelfde bedrag en in dezelfde schaal volgens welke hij wordt bezoldigd in de aangehouden functie met die gelijke maximumschaal en carrièrepatroon, met andere woorden: het salaris zoals dat bij de aangehouden onderwijsfunctie volgens artikel is vastgesteld. Voor deze categorie van personeel behoeft dus geen specifieke overgangsbepaling te gelden voor de vaststelling van het laatstgenoten salaris Aanvullende overgangsbepaling met betrekking tot de uitlooptoeslag voor de betrokkenen die op in diensttreden bij een andere werkgever in dezelfde functie (I-R functie) met dezelfde maximumschaal De betrokkene die op wordt benoemd bij een andere werkgever in eenzelfde functie (I-R functie) met dezelfde maximumschaal als die op hem van toepassing was in de voorgaande betrekking dan wel van toepassing is als er sprake is van een aangehouden betrekking, heeft op grond van de voorwaarden genoemd onder artikel 2.3 geen aanspraak dan wel uitzicht op de uitlooptoeslag. Om dit te vermijden geldt het volgende. De betrokkene die bij dezelfde werkgever werkzaam zou zijn gebleven en uitzicht dan wel aanspraak zou hebben gemaakt op een uitlooptoeslag als aangegeven in artikel 2.5.2, of de betrokkene die bij de aangehouden betrekking aanspraak maakt dan wel uitzicht heeft op de uitlooptoeslag, behoudt de aanspraak dan wel het uitzicht op de uitlooptoeslag als hij bij de andere werkgever binnen het PO op benoemd wordt in eenzelfde functie (I-R functie) met dezelfde maximumschaal. Als betrokkene hieraan voldoet, is tevens artikel op hem van toepassing Aanvullende overgangsbepaling met betrekking tot de uitlooptoeslag voor de betrokkenen die na bij een andere werkgever in diensttreden De betrokkene die aan de voorwaarden voldoet zoals aangegeven in artikel2.3 en daardoor aanspraak dan wel uitzicht heeft op de uitlooptoeslag, op enig moment na bij een andere werkgever in het PO in dienst treedt en benoemd wordt in eenzelfde functie (I-R functie) met dezelfde maximumschaal als die hij in de voorgaande, aansluitende betrekking heeft uitgeoefend dan wel bij de aangehouden betrekking uitoefent, behoudt aanspraak dan wel uitzicht op de uitlooptoeslag bij de nieuwe werkgever onder dezelfde condities als aangegeven in artikel In de ontslagbeschikking dient vermeld te worden op basis van welke maximumschaal betrokkene in aanmerking komt voor de uitlooptoeslag. Onder de term aansluitend wordt mede verstaan de periode waarin betrokkene gebruik maakt van een BWOO-uitkering Aanvullende overgangsbepaling met betrekking tot de uitlooptoeslag voor de betrokkenen die op met uitzondering van de promotiecriteria wel zou hebben voldaan aan de voorwaarden Deze aanvullende overgangsbepaling geldt voor de betrokkene die niet aan de voorwaarden voldoet zoals aangegeven in artikel2.3, omdat hij op nog niet aan de promotiecriteria heeft voldaan. Betrokkene mist hierdoor het uitzicht op de uitlooptoeslag. De overgangsbepaling houdt in dat hij een uitzicht op de uitlooptoeslag krijgt (overgangsbepaling2.4 onder punt 2) als hij voor 1 augustus 2001 alsnog voldoet aan de promotiecriteria. De artikelen2.5.2 en zijn dan overeenkomstig op hem van toepassing. Een conversie zoals bedoeld onder artikel2.5.1 geldt dus niet voor hem. NUMMER 18c juli 1999

5 3. Verkorting van de schalen 1 tot en met 5 voor het PO 3.1 Inleiding De eerste drie zogenaamde wachtjaren en de eerste uitloopperiodiek in de schalen1 tot en met 5 zoals genoemd in bijlage1a van het RPBO vervallen per. Betrokkene in de zin van deze maatregel is het lid van het onderwijs ondersteunend personeel (hoofdstuk I-S van het RPBO) dat is aangesteld volgens een carrièrepatroon waarvan één van de vijf schalen de maximumschaal is. Betrokkenen bereiken hierdoor vier jaar eerder het hoogste salarisbedrag van de uitloopperiodieken. In bijlage5 van deze publicatie wordt via conversietabellen de uitwerking van deze maatregel in beeld gebracht. In bijlage6 van deze publicatie wordt de gewijzigde bijlage1a van het RPBO voor de schalen1 tot en met 5 weergegeven per. 3.2 Consequenties De betrokkenen die worden bezoldigd volgens een carrièrepatroon waarvan één van de schalen1 tot en met 5 de maximumschaal is, worden op ingepast in het nieuwe op hen van toepassing zijnde carrièrepatroon op dezelfde salarispositie (salarisbedrag) als die men had op 31 december 1999 in het oude carrièrepatroon. Voor een specifieke groep van betrokkenen geldt een overgangsbepaling. 3.3 Voorwaarden overgangsbepaling De overgangsbepaling is van toepassing op het lid van het onderwijs ondersteunend personeel dat: c op 31 december1999 en in dienst is bij dezelfde werkgever in dezelfde functie en dezelfde maximumschaal; en c op 31 december1999 bezoldigd wordt volgens één van de wachtjaren dan wel één van de uitloopperiodieken in de schalen 1 tot en met Inhoud overgangsbepaling De salarispositie van de betrokkene die voldoet aan de overgangsbepaling dient op via een specifieke conversie vastgesteld te worden in het nieuwe op hem van toepassing zijnde carrièrepatroon. 3.5 Specifieke conversie De specifieke conversie geschiedt door eerst het aantal salarisposities te tellen dat betrokkene innam in het op 31 december1999 op hem van toepassing zijnde carrièrepatroon, gerekend vanaf het1e wachtjaar. De salarispositie die betrokkene in het nieuwe carrièrepatroon in gaat nemen, wordt vastgesteld door eenzelfde aantal posities te tellen, inclusief een eventueel wachtjaar, in het nieuwe carrièrepatroon gerekend vanaf de eerste uitloopperiodiek. De op deze wijze vastgestelde salarispositie kan nooit hoger zijn dan de hoogste uitloopperiodiek van het betreffende carrièrepatroon. 3.6 Aanvullende overgangsbepaling met betrekking tot de vaststelling van het laatstgenoten salaris. Deze aanvullende overgangsbepaling geldt voor de betrokkenen die op: c 31 december1999 werkzaam zijn binnen het PO en op bij een andere werkgever in het PO in dienst treden in een zelfde functie (I-S functie) met dezelfde dan wel andere maximumschaal of andere functie ongeacht de maximumschaal; c 31 december1999 en op in dienst zijn bij dezelfde werkgever en die op benoemd worden in eenzelfde functie met een andere maximumschaal of een andere functie ongeacht de maximumschaal. De overgangsbepaling houdt in dat het salaris dat betrokkenen in de vorige functie hebben genoten, wordt vastgesteld conform het gestelde in artikel3.4. Nadat aan de hand van de conversie, zoals omschreven in artikel3.5, het salaris is vastgesteld, vindt inpassing plaats in het carrièrepatroon van de nieuwe functie op basis van artikel I-P8 van het RPBO, het eerste of derde lid. Betrokkenen ondervinden hierdoor geen nadeel van het feit dat zij op een andere functie aanvaarden. 4. Uitvoering van de maatregelen Het uitvoeren van specifieke maatregelen in januari2000 zal, met het oog op de millenniumovergang, zoveel mogelijk moeten worden uitgesloten. Daarom is met de werkgevers- en werknemersorganisaties overeengekomen de ingangsdatum van te handhaven, maar deze maatregelen in de maand februari2000 met terugwerkende kracht tot te verwerken. Ik verzoek u het personeel in dienst van uw instelling van deze publicatie op de hoogte te stellen. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, namens deze, mr. J.A.P. Veringa, waarnemend directeur arbeidsvoorwaarden en beroepskwaliteit NUMMER 18c juli 1999

6 Bijlagen Bijlage 2 Bijlage 1 Maandbedragen Zoals opgenomen in: c Bijlage 2 bij het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel; c Bijlage 2 bij het Kaderbesluit rechtspositie VO; c Bijlage 2 bij het Kaderbesluit rechtspositie BVE Per 1 juli 1999 Minimumloon per maand Bij de leeftijd van Maandsalarissen in guldens (I/D-banen) Behorende bij: c Bijlage 1F bij het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel; c Bijlage 1D bij het Kaderbesluit rechtspositie VO; c Bijlage 1D bij het Kaderbesluit rechtspositie BVE. Bevattende aanlooptraject voor functies in het kader van de Regeling in-en doorstroombanen voor langdurig werklozen (voorheen de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen) Per 1 juli 1999 Nummer Maandsalaris 23 jaar of ouder 2376,40 22 jaar 2019,90 21 jaar 1722,90 20 jaar 1461,50 19 jaar 1247,60 18 jaar 1081,30 17 jaar 938,70 16 jaar 819,90 15 jaar 712, ,40 Minimumloon ,00 Bijlage 3 Carrièrepatronen leraren PO per Loonpeil 1 februari 1999 Schaal 9 Schaal 10 Schaal 11 Schaal 12* NUMMER 18c juli 1999

7 Schaal 9 Schaal 10 Schaal 11 Schaal 12* * Het hier aangegeven carrièrepatroon geldt voor een leraar die wordt ingepast op salarisnummer Als een betrokken op een andere salarispositie wordt ingepast in de laagste aanloopschaal (schaal 10), dan vindt inpassing in de hoogste aanloopschaal (schaal11) plaats nadat betrokkene eerst4 keer een periodiek is toegekend in deze laagste aanloopschaal. Bijlage 4 Maximumschaal 10 Schematisch overzicht Bezoldiging per Conversie per Uitlooptoeslag per Van de conversie per in verband met de verkorting van de carrièrepatronen voor leraren in de sector PO in combinatie met de datum waarop de aanspraak op de uitlooptoeslag ingaat. De kolommen zijn als volgt ingedeeld: c 1e kolom geeft aan de positie van de schaal en het salarisnummer waar de betrokken leraar die voldoet aan de voorwaarden op31 december1999 naar bezoldigd werd; c 2e kolom geeft aan naar welke schaal en salarisnummer betrokkene vanaf bezoldigd wordt op basis van de conversie-voorschriften; c 3e kolom geeft aan op welk moment de betrokkene die voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen voor de uitlooptoeslag, effectief de toeslag uitbetaald krijgt. Maximumschaal 9 Bezoldiging per Conversie per Uitlooptoeslag per e jaar 8.10 Geen e jaar e jaar Boven maximum bedrag carrièrepatroon n.v.t e jaar 9.8 Geen 9.8 2e jaar e jaar Boven maximum bedrag carrièrepatroon Maximumschaal 11 Bezoldiging per n.v.t Conversie per Uitlooptoeslag per e jaar Geen e jaar e jaar Boven maximum bedrag carrièrepatroon n.v.t NUMMER 18c juli 1999

8 Maximumschaal 12 Bezoldiging per Conversie per Uitlooptoeslag per e jaar Geen e jaar Boven maximum bedrag carrièrepatroon n.v.t Was op Wordt op e wachtjaar 3017 U e wachtjaar 3017 U e wachtjaar 3017 Wachtjaar 3212 U U Wachtjaar 3106 U U U Wachtjaar 3212 U U U Maximumschaal 3 Bijlage 5 Was op Wordt op Conversietabellen voor het OOP-personeel in de sector PO dat is benoemd in een functie met de maximumschaal1, 2, 3, 4 of 5. Per Loonpeil 1 februari 1999 Maximumschaal 1 Was op Wordt op e wachtjaar 2821 U e wachtjaar 2821 U e wachtjaar 2821 Wachtjaar 2939 U U Wachtjaar 2879 U U U Wachtjaar 2939 U U U Maximumschaal 2 Was op Wordt op e wachtjaar 3316 U e wachtjaar 3316 U e wachtjaar 3316 Wachtjaar 3516 U U Wachtjaar 3416 U U U Wachtjaar 3516 U U U Maximumschaal 4 Was op Wordt op e wachtjaar 3516 U e wachtjaar 3516 U e wachtjaar 3516 Wachtjaar 3707 U U Wachtjaar 3611 U NUMMER 18c juli 1999

9 Was op Wordt op Was op Wordt op U U Wachtjaar 3707 U U U Maximumschaal 5 Was op Wordt op e wachtjaar 3801 U e wachtjaar 3801 U e wachtjaar 3801 U U U Wachtjaar 3894 U U U Bijlage 6 Salarisschalen met salarisnummers en maandbedragen in guldens behorende bij een normbetrekking zoals opgenomen in: c Bijlage 1A bij het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel; c Bijlage 1A bij het Kaderbesluit rechtspositie VO; c Bijlage 1A bij het Kaderbesluit rechtspositie BVE. Per Loonpeil 1 februari 1999 Schaal 1 Schaal 2 Schaal 3 Schaal 4 Schaal 5 sal. nr. sal. nr. bedrag sal. nr. sal. nr. Sal. nr. bedrag U U U U U U U U U U U U U U NUMMER 18c juli 1999

10 Bijlage 7 Aanpassing Kaderbesluiten VO en BVE Salarisbedragen Behorende bij: c Bijlage 1C bij het Kaderbesluit rechtspositie VO; c Bijlage 1C bij het Kaderbesluit rechtspositie BVE Per Nr. Schaal 9 Nr. Schaal 10 Nr. Schaal Bijlage 8 Betreft de toevoeging per als uitlooptoeslag voor het zittend onderwijs personeel op op basis van maandbedragen in guldens in: c het RPBO onder bijlage2 nummer 9; en c de Kaderbesluiten VO en BVE als Bijlage1E. Loonpeil 1 februari 1999 Maximumschaal9 ƒ 53,- Maximumschaal10 ƒ 46,- Maximumschaal11 ƒ 86,- Maximumschaal12 ƒ 42,- NUMMER 18c juli 1999