Aanvullende bekostiging bestuurlijke krachtenbundeling voortgezet onderwijs (vo)

Transcriptie

1 OCenW-Regelingen bestuurlijke krachtenbundeling Bestemd voor: scholen voor vwo, havo, mavo, vbo en praktijkonderwijs; scholengemeenschappen waarin deze scholen zijn opgenomen. Algemeen verbindend voorschrift Datum: 9 maart 2002 Kenmerk: VO/FB-2002/4927 Datum inwerkingtreding: zie artikel 14 Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: artikel 85a, eerste lid en artikel 89, eerste lid van de Wet op het (WVO) Relatie tot eerdere mededelingen: hangt samen met OCenW-Regeling VO/FB-1998 van 16 november 1998 (Zie Uitleg Gele katern 1998, 28) Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/VO, CFI/ICO/BVH, De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen, Gelet op: artikel 85a, eerste lid, en artikel 89,eerste lid, van de Wet op het ; Besluit Paragraaf I. Definitie Artikel 1. Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: WVO: de Wet op het ; school: een school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs met een lumpsumbekostiging; formatieplaats: een normatief berekende formatieplaats als bedoeld in het Formatiebesluit W.V.O. alsmede de op grond van artikel 85a van de WVO toegekende aanvullende formatieplaats; samenwerkingsverband vo: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 5; bevoegd gezag: het bevoegd gezag of het coördinerend bevoegd gezag van een samenwerkingsverband vo; aanvullende bekostiging: stimuleringsbijdrage ten behoeve van kwaliteits- en personeelsbeleid. NUMMER maart 2002

2 Paragraaf II. personeels- of exploitatiekosten ten behoeve van een samenwerkingsverband vo. Artikel 2. Hoogte en duur van de aanvullende bekostiging per schooljaar 1. Het bevoegd gezag heeft aanspraak op een aanvullende bekostiging met inachtneming van de voorwaarden genoemd in de artikelen 5 tot en met De aanvullende bekostiging is ,- en een bedrag van ,- per deelnemende school voorzover per schooljaar wordt voldaan aan paragraaf III. 3. De aanvullende bekostiging wordt verstrekt tot en met het schooljaar ten behoeve van samenwerkingsverbanden vo die zijn gevormd in de schooljaren , , en of worden gevormd per 1 augustus 2002 of die uiterlijk in werking treden per 1 augustus In het geval een samenwerkingsverband is gevormd per 1 augustus 2001 en voor het schooljaar geen vergoeding is ontvangen, wordt deze alsnog in het schooljaar beschikbaar gesteld indien aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 5 tot en met 10 is voldaan. Artikel 3. Samenvoeging van scholen binnen een samenwerkingsverband vo In afwijking van artikel 2 brengt een onderlinge samenvoeging van scholen binnen een samenwerkingsverband vo in het betreffend schooljaar en de schooljaren genoemd in deze regeling geen wijziging in de hoogte van de aanvullende bekostiging van het oorspronkelijke samenwerkingsverband vo. Artikel 4. Samenvoeging van oorspronkelijke samenwerkingsverbanden 1. In afwijking van artikel 2 brengt een onderlinge samenvoeging van samenwerkingsverbanden vo voor het betreffende schooljaar en de schooljaren genoemd in deze regeling geen wijziging in de hoogte van de aanvullende bekostiging van het oorspronkelijke samenwerkingsverband vo voor zolang het aantal scholen van het oorspronkelijke samenwerkingsverband vo gelijk blijft of, indien een oorspronkelijk samenwerkingsverband vo is gevormd op basis van de formatieplaatsennorm, de formatieplaatsenomvang boven de 400 in stand blijft. 2. De aanvullende bekostiging wordt verhoogd met 11400,- per bijkomende school indien na de samenvoeging van de samenwerkingsverbanden vo het totaal aantal scholen op 1 augustus van een betreffend schooljaar hoger wordt dan het aantal scholen op het moment van de samenvoeging. 3. De aanvullende bekostiging vervalt en wordt opnieuw vastgesteld ingevolge artikel 2 met ingang van 1 augustus van het schooljaar waarin het aantal scholen lager is dan het aantal scholen op het moment van de samenvoeging van de samenwerkingsverbanden vo. 4. Het gestelde in het derde lid is niet van toepassing in het geval de verlaging van het aantal scholen wordt veroorzaakt door een samenvoeging van scholen als bedoeld in artikel 3. Paragraaf III. Voorwaarden Artikel 5 Voorwaarden samenwerkingsverband vo 1. Met het oog op het kwaliteits- en personeelsbeleid vormen bevoegde gezagsorganen voor de door hen aangewezen scholen een samenwerkingsverband vo. Een samenwerkingsverband vo omvat tenminste 400 formatieplaatsen of tenminste 5 scholen per 1 augustus van het schooljaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt aangevraagd. 2. Voor de vaststelling van het aantal formatieplaatsen wordt uitgegaan van de som van de formatieplaatsomvang van de deelnemende scholen op 1 augustus van het schooljaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt aangevraagd. 3. Voor de vaststelling van het aantal scholen wordt uitgegaan van het aantal deelnemende scholen op 1 augustus van het schooljaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt aangevraagd. 4. De bevoegde gezagen stellen een overeenkomst op die tenminste omvat: a. een omschrijving van een geïntegreerd personeelsbeleid waaronder mede begrepen een mobiliteitsbeleid en b. afspraken over de inzet van de aanvullende bekostiging genoemd in artikel 2; c. de afspraak dat de duur van de overeenkomst ten minste 2 schooljaren bedraagt; d. de aanwijzing van het bevoegd gezag dat als coördinator optreedt; e. de afspraak dat bij formatieve wijziging, plaatsing van personeel in het risicodragend deel van de formatie of ontslag, de samenwerkende bevoegde NUMMER maart 2002

3 gezagsorganen zich voor die scholen gedragen als één bevoegd gezag; f. de afspraak dat indien vacatureruimte bij één van de deelnemende scholen niet ingevuld kan worden door personeelsleden die in het risicodragend deel van de formatie zijn geplaatst, deze vacature bij voorrang moet worden aangeboden aan wachtgelders van alle deelnemende bevoegde gezagsorganen. 5. Een school kan slechts aan één samenwerkingsovereenkomst deelnemen. Artikel 6 Samenwerkingsverband vo binnen één bevoegd gezag Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een bevoegd gezag waarvan de scholen tenminste 400 formatieplaatsen omvatten of die met 5 of meer scholen, met dien verstande dat de onderwerpen genoemd in het vierde lid onder a en b van artikel 5 worden vastgelegd in een reglement. Het bevoegd gezag kan besluiten per veelvoud van 400 formatieplaatsen of veelvoud van 5 scholen een samenwerkingsverband in te richten. Artikel 7 Jaarlijkse aanvraag 1. Het bevoegd gezag dient jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt gevraagd een aanvraagformulier CFI en een kopie van de samenwerkingsovereenkomst of het reglement in. 2. Aanvraagformulieren ontvangen na deze datum worden niet meer in behandeling genomen. Artikel 10. Melding van samenvoeging van scholen of samenvoeging van samenwerkingsverbanden vo Het bevoegd gezag doet terstond schriftelijk melding van een samenvoeging van scholen genoemd in artikel 3 of de samenvoeging van samenwerkingsverbanden genoemd in artikel 4 aan CFI onder vermelding van de brinnummers en de formatieplaatsenomvangen van de bij de samenvoeging betrokken scholen respectievelijk de bij de samenwerkingsverbanden vo aangesloten scholen. Mutaties in het scholenbestand als bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, dienen bij de jaarlijkse aanvraag te worden vermeld. Paragraaf IV. Slotbepalingen Artikel 11 Medezeggenschap Het bevoegd gezag van een school die voor de betreffende school een samenwerkingsovereenkomst aangaat houdt rekening met de voorschriften hieromtrent in de Wet medezeggenschap onderwijs Artikel 12 Informatie Het bevoegd gezag verstrekt de minister desgevraagd alle inlichtingen over de realisering van de afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst. Artikel 8 Toekenning Het bevoegd gezag ontvangt voor 1 juli voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de aanvullende bekostiging is aangevraagd, bericht of de vergoeding wordt toegekend. Bij toekenning wordt tevens vermeld dat 32% van de aanvullende bekostiging wordt toegekend in de maand september en 68% in de maand januari van het betreffend schooljaar. Artikel 9. Financiële verantwoording en rapportage 1. De toegekende middelen worden herkenbaar als baten opgenomen in de jaarrekening van de betreffende school. 2. Verrekening van eventueel niet bestede gelden of overschotten vindt niet plaats. Artikel 13 Bekendmaking Deze regeling zal met toelichting in Uitleg OCenW- Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant. Artikel 14 Inwerkingtreding De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling bekend is gemaakt. Zij vervalt met ingang van 1 augustus NUMMER maart 2002

4 Artikel15 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende bekostiging vo. Artikel gewijze toelichting Voor de toelichting per artikel is voor zover mogelijk aangesloten bij de toelichting in de hierboven genoemde regeling uit De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen, drs. K. Y. L J. Adelmund Toelichting Met de regeling aanvullende vergoeding bestuurlijke krachtenbundeling (VO), VO/FB/1998/39854 van 16 november 1998 (Gele Katern 28 van 25 november 1998) is het voor de bevoegde gezagen in het VO-veld mogelijk geworden deel te nemen aan samenwerkingsverbanden waaraan onder voorwaarden een stimuleringsbijdrage wordt toegekend. De samenwerkingsverbanden tussen schoolbesturen hebben tot doel ten gunste van het personeel tot afspraken te komen en invulling te geven aan personeelsbeleid waaronder mobiliteit en het voorkomen van wachtgelden. De werkgeversorganisaties hebben hiervoor vanaf 1 augustus 1998 tot 1 augustus uit de extra gelden die beschikbaar werden gesteld voor personeelsbeleid in het kader van De Jaren Tellen - een budget laten vastleggen voor een regeling samenwerkingsverbanden vo. De samenwerkingsverbanden vo blijken - behalve bovengenoemde doelen - ook bij het uitwisselen van personeel om daarmee de tekortproblemen te verminderen een goed instrument te zijn. Op verzoek van genoemde organisaties wordt de regeling en daarmee de reservering van het budget verlengd tot 1 augustus Dit betekent dat de reeds bestaande maar ook nieuw te vormen samenwerkingsverbanden vo voor de schooljaren en een aanvullende bekostiging kunnen aanvragen. Ten opzichte van de hierboven genoemde regeling zijn geen wijzigingen aangebracht met uitzondering van de bedragen die vanaf 1 augustus 2002 worden uitgedrukt in euro ( ) en het toevoegen van de schooljaren tot en met Het budget is structureel beschikbaar. Het gebruik ervan voor deze regeling is bepaald tot 1 augustus Vanaf 1 augustus 2004 wordt het budget in het schoolbudget aan alle scholen voor beschikbaar gesteld. Artikel 2 De aanvullende bekostiging ( stimuleringsbijdrage) bedraagt ,- en een bedrag van ,- per deelnemende school. De aanvullende bekostiging wordt per schooljaar toegekend, gedurende de looptijd van deze regeling. Samenwerkingsverbanden vo die zijn gevormd vanaf 1 augustus 1998 of worden aangegaan op 1 augustus 2002 ontvangen voor zover jaarlijks aan de voorwaarden wordt voldaan nog 2 schooljaren de aanvullende bekostiging. Voor samenwerkingsverbanden vo die worden aangegaan op 1 augustus 2003 bedraagt de termijn één schooljaar. Tussentijdse aansluiting bij een bestaand samenwerkingsverband wordt eerst per het volgend schooljaar in de aanvullende bekostiging betrokken. De besteding van de vergoeding is vrij, met dien verstande dat deze moet dienen voor het voeren van een adequaat kwaliteits- en personeelsbeleid. Dat betekent dat de vergoeding kan worden besteed aan instrumenten van personeelsbeleid en / of kwaliteitsbeleid. Indien dit leidt tot de inzet van personeel, dan dient de aanstelling te geschieden op basis van de in artikel 38a van de WVO bedoelde regeling van de rechtspositie van het personeel. Voor de meeste scholen betreft het de in de CAO-VO overeengekomen regels. Artikel 3 Een van de aanvullende vragen op de beleidsregel betrof de situatie waarin sprake zou zijn van samenvoeging van scholen binnen een samenwerkingsverband vo en de gevolgen daarvan voor de toegekende aanvullende bekostiging. In dit artikel is geregeld dat indien er sprake is van een samenvoeging van scholen binnen een samenwerkingsverband vo dit geen gevolgen heeft voor de toegekende aanvullende bekostiging. Artikel 4 In het verlengde van artikel 3 is ook een voorziening getroffen indien er een samenvoeging plaatsvindt van samenwerkingsverbanden. Ook hier wordt uitgegaan van een ongewijzigd aantal scholen zodat de toegekende aanvullende bekostiging in stand blijft. NUMMER maart 2002

5 Bij toename van het aantal scholen wordt de gegarandeerde vergoeding verhoogd. Daalt het aantal scholen dan vervalt de garantie en wordt het geheel aangemerkt als een nieuw samenwerkingsverband vo. Artikel 5 en 6 Om voor het toekennen van een aanvullende bekostiging in aanmerking te komen moet het bevoegd gezag voor de betreffende school een samenwerkingsovereenkomst sluiten. Wanneer er sprake is van één bevoegd gezag dan moet er een reglement (verklaring) worden opgesteld. Zo n verklaring bevat in ieder geval de volgende twee elementen: a. Een omschrijving van een geïntegreerd personeelsbeleid waaronder begrepen een mobiliteitsbeleid Een geïntegreerd personeelsbeleid blijkt uit: het optimaal inzetten van de personele vergoeding. De personele vergoeding van verschillende scholen kan geheel of gedeeltelijk worden gebundeld. Te denken valt daarbij aan het schoolprofielbudget. Tevens bevat het geïntegreerd personeelsbeleid aspecten van leeftijdsbewust personeelsbeleid, scholingsbeleid (mede ter voorkoming van instroom in het wachtgeld), het benoemen van wachtgelders en de wijze waarop de vervanging wordt geregeld. Afspraken over mobiliteit. Ten aanzien van mobiliteit ontstaan meer mogelijkheden voor verticale en horizontale mobiliteit; niet alleen binnen maar ook tussen de scholen. Op een andere school kan een nieuwe start worden gemaakt of er kan van onder- of bovenbouw worden gewisseld (horizontale mobiliteit). b. Afspraken over de inzet van de aanvullende bekostiging De inzet van de aanvullende bekostiging is, na advies of instemming van de medezeggenschapsraad, ter beoordeling van het bevoegd gezag. Daarbij dient wel in het oog te worden gehouden dat deze moet dienen voor het voeren van een adequaat kwaliteits- en personeelsbeleid Wanneer er sprake is van meer dan één bevoegd gezag moet er een samenwerkingsovereenkomst zijn opgesteld met een looptijd van tenminste 4 schooljaren voor samenwerkingsverbanden van vóór 1 augustus 2002 en van twee schooljaren voor samenwerkingsverbanden vanaf die datum. Een samenwerkingsovereenkomst bevat in ieder geval de twee elementen zoals hierboven genoemd en de volgende punten: 1. De aanwijzing van een bevoegd gezag dat als coördinator optreedt zodat hieraan de aanvullende bekostiging kan worden overgemaakt. Omdat bij een samenwerkingsovereenkomst sprake is van meer dan een bevoegd gezagsorgaan, dient afgesproken te worden aan welke adressant (schoolnaam en brinnummer) de aanvullende bekostiging kan worden overgemaakt. 2. De afspraak dat in geval er sprake is van formatieve wijzigingen / plaatsing in het risicodragend deel van de formatie of ontslag de samenwerkende bevoegde gezagsorganen zich zullen gedragen als waren zij één bevoegd gezag. Dit betekent dat de gehele formatieve ruimte / personele vergoeding van het samenwerkingsverband in beschouwing moet worden genomen voordat tot ontslag kan worden overgegaan. Met het Participatiefonds is in principe afgesproken dat de vermijdbaarheid van een ontslag bij een bevoegd gezag dat deelneemt aan een hier bedoeld samenwerkingsverband zal worden getoetst alsof er sprake is van één bevoegd gezag. 3. De afspraak dat indien vacatureruimte bij één van de deelnemende scholen niet ingevuld kan worden door personeelsleden die in het risicodragend deel van de formatie zijn geplaatst, deze vacature bij voorrang moet worden aangeboden aan wachtgelders van alle deelnemende bevoegde gezagsorganen. De voorwaarde om de bovenstaande afspraken op te nemen in de samenwerkingsovereenkomst introduceert de fictie dat het gehele samenwerkingsverband als bevoegd gezag optreedt. Om deze constructie vorm te geven geldt het volgende. Aangezien de WVO uitgaat van het bevoegd gezag als eenheid en het samenwerkingsverband niet kent, kan er theoretisch de mogelijkheid ontstaan dat er een conflicterend belang is tussen het aanbieden van een vacature aan een met ontslag bedreigd personeelslid van het samenwerkingsverband en een eigen wachtgelder van dat bevoegd gezag. Mocht zich een dergelijk geval voordoen, dan zal CFI op de aanvraag een ontheffing verlenen van de verplichting om de vacature aan te bieden aan de eigen wachtgelder. Daarmee wordt voorkomen dat werkgelegenheid eerst verloren moet gaan en daarna weer wordt hersteld. Indien een wachtgelder van een van de aan de samenwerkingsovereenkomst deelnemende bevoegde gezagsorganen een aangeboden betrekking niet accepteert, zal het bevoegd gezag dat deze betrekking aanbiedt dit conform de geldende afspraken (hoofdstuk 3 van de regeling CFI/FPV-95/1 680, OCenW-Regelingen nr. 26 dd 8 november 1 995) dienen te melden aan CFI ook al NUMMER maart 2002

6 betreft het hier formeel geen eigen wachtgelder in de zin van de WVO. In het kader van de afspraken rond De Jaren Tellen is mede afgesproken dat de verplichte benoeming van eigen wachtgelders (artikel 96o WVO) komt te vervallen na invoering van de decentralisatie van het bovenwettelijke deel van de wachtgelduitkering. Vanaf dat moment is het aan de besturen binnen een samenwerkingsverband nadere afspraken te maken rond het benoemen van wachtgelders. Een bevoegd gezag kan een school slechts bij één samenwerkingsverband onderbrengen voor de toepassing van deze regeling. Artikel 10 Mutaties in de gegevens als gevolg van samenvoeging van scholen, samenvoeging van samenwerkingsverbanden dienen terstond en schriftelijk te worden gemeld aan CFI. Wijzigingen in het aantal scholen wordt zichtbaar bij de jaarlijkse aanvraag. De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen, drs. K.Y.1.J. Adelmund Artikel 7 Ook het tijdig indienen van het aanvraagformulier is een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging. Een bevoegd gezag dient de aanvullende bekostiging jaarlijks aan te vragen., Dit moet gebeuren via een (standaard)- aanvraagformulier. Het formulier CFI is via Internet te downloaden of te bestellen ( Ook is het moegelijk via plaketiket CFI-nr dit formulier te bestellen. Bij het aanvraagformulier moet een kopie van de verklaring of de samenwerkingsovereenkomst worden meegezonden. De aanvullende bekostiging wordt jaarlijks alleen toegekend als nog steeds wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden en de begripsbepaling samenwerkingsverband vo. Wijzigingen in deze gegevens dienen dan ook aan CFI te worden gemeld. Bij de eerste toewijzing zal men op de hoogte worden gesteld op welke wijze een continuering zal worden toegewezen. Vóór 1 juli neemt CFI een beslissing over de continuering van de aanvullende bekostiging. Het aanvraagformulier moet worden ingediend vóór 1 mei voorafgaand aan het schooljaar waarvoor wordt aangevraagd (dus bijv. vóór 1 mei 2002 voor het schooljaar ). Aanvraagformulieren die op of na 1 mei zijn ingediend, worden niet meer in behandeling genomen. Artikel 8 Vóór 1 juli voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt aangevraagd, ontvangen de aanvragers bericht of de vergoeding wordt toegekend. De hoogte van de aanvullende bekostiging bedraagt per schooljaar ,- per samenwerkingsverband en ,- per deelnemende school voor VO. Het bedrag wordt telkens voor één schooljaar toegekend. In de maand september wordt 32% en in januari daaropvolgend wordt 68% van de aanvullende bekostiging beschikbaar gesteld. NUMMER maart 2002