Lesdoelen De kinderen kunnen aanhalingstekens gebruiken.



Vergelijkbare documenten
Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

Lesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

71 S. instapkaarten taal verkennen 5KM. MALtABERG. QVRre. v;rw>r t. -t.

Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden

Voordoen (modelen, hardop denken)

instapkaarten taal verkennen

Algemene instructies voor de strategie: Voorspellen. Introductiefase bij de eerste les: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?

Handleiding Les 1: Een verklarende tekst schrijven over waarom er onrust is in Oekraïne

Loopt vader met moeder in het park?

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Benodigde voorkennis spelling groep 5

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

Kijk na! Buiten spelen

Handleiding Les 1: Een verklarende tekst schrijven over waarom er onrust is in Oekraïne

Voordoen (modelen, hardop denken)

Getallen. 1 Doel: getallen plaatsen op de getallenlijn. 2 Doel: getallen invullen op het 60-veld. 3 Doel: 5-structuur aangeven.

Algemene instructies voor de strategie: Vragen stellen. Introductiefase bij de eerste les:

instapkaarten taal verkennen

HANDLEIDING INSTAPPROGRAMMA STAAL SPELLING 6

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

Grammatica Zinsontleding - Uitgebreid. Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8

HANDLEIDING INSTAPPROGRAMMA STAAL SPELLING 8

HANDLEIDING INSTAPPROGRAMMA STAAL SPELLING 5

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen

Handleiding. UNICEF Handleiding lessuggestie Schoolplein groep 3-4. Schoolplein

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

OPA-methode. Inhoud. 1. De OPA-methode maakt uw zinnen leesbaar 2. Zinnen bestaan uit zinsdelen 3

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

Eigen vaardigheid Taal

Begrijpend lezen. E i n d s i g n a l e r i n g k e r n 1 1. Inhoud De Eindsignalering bestaat uit de volgende toetsen:

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.

HANDLEIDING INSTAPPROGRAMMA STAAL SPELLING 7

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Handleiding en opgaven niveau A1. Opgave 1: Samen

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Thema: Wat gebeurt er in 2014? Handleiding en opgaven niveau AA. Opgave 1: Samen

Z I N S O N T L E D I N G

Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling

Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen)

Handleiding. UNICEF Handleiding lessuggestie Gedicht groep 7-8. Gedicht

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen.

Deel 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * website * voorlezen

HANDLEIDING INSTAPPROGRAMMA STAAL SPELLING 4

HANDLEIDING BLOK 1, WEEK 1, LES 1 GROEP 4

2 > Kerndoelen > Aan de slag > Introductie van de manier van werken > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

Thema Op het vliegveld. Cursus vier, week acht deel b. Josée Coenen en Ans Drubbel. d.d. oktober cursus vier, week acht

Samenvatting Nederlands NL Blok

Programma van Inhoud en Toetsing

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Zinnen. Zinsontleding VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote taalboek - oefenboek - Paragraaf 18 Zinsontleding.

Automatisering, oorzaken en gevolgen

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Voordoen (modelen, hardop denken)

- Treffende titels: grabbelzakje - Treffende titels: kaartjes. - Tijdschriften/kranten. - Kopieerblad. - Kopieerblad

NEDERLANDS Taalverzorging 1F Woord/zin Deel 1 van 3

zelfstandig naamwoord

Kijk na! Dierenmanieren

Dag 2 Rare rijmende regels

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

Zin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww.,

TAALVERZORGING BK 2 SPORTIEF PERRON 2

Kijk na! Zomerkriebels

LESSUGGESTIES BIJ PRENTENBOEK

instapkaarten taal verkennen

LEREN LEREN LEREN. een overzicht met leerhulpjes voor de diverse vakgebieden. Hieronder kun je lezen over het leren/maken van:

- Wie wat waar: kaartjes kerst. - Wie wat waar: grabbelzakjes. - Kopieerblad. - Kopieerblad. Beroepen Les 7: Tovertitels: Jij bent een...

Formeel en informeel. Formeel: Je gebruikt u om iemand aan te spreken. Je noemt iemand bij zijn achternaam.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

2.5!"FAMILIETREKJES. # basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP

40 Suggesties met...

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Les 3 Samenvatten Leestekst: Verhuizen. 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen welke vraag we onszelf moesten stellen om te kunnen samenvatten?

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Welke supermens vliegt het verst?

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

oefenbundel voor het vierde leerjaar

Een voorbeeldopgave: Ik geef de hond te eten. Wat is de? Een werkwoord, een lidwoord, een zelfstandig

Programma van Inhoud en Toetsing

Testboekje voor groep 4

Genoeg ruimte? In de methodes

Hotel Hallo - Thema 1 Hallo

Les 13a Zoek de verschillen

De ontwikkelde materialen per unit.

- Wie wat waar: kaartjes Sinterklaas. - Wie wat waar: grabbelzakjes. - Kopieerblad. - Kopieerblad. Horoscopen Les 5: Horoscoop schrijven

Jeugd Verkeerskrant 5 Zoveel borden en tekens?!

Transcriptie:

groep 8 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen kunnen aanhalingstekens gebruiken. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Verlengde instructie: Per kind een blad met de volgende zinnen: Voelde jij die druppel vraagt Inez Moet je die zwarte lucht zien wijst Tijmen Oei dat wordt een bui zegt hun vader bezorgd Rennen joelt Tijmen Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les Algemene informatie over het instapprogramma vindt u op Mijnmalmberg.nl. Deze instaples is een voorbereiding op les 4 van thema 1. De kinderen leren wat aanhalingstekens zijn en hoe je die kunt gebruiken. Stap 1 Introductie Vraag aan een of meerdere kinderen: hebben jullie iets bijzonders beleeft in de vakantie? Schrijf op: Ik heb gedaan in de vakantie, vertelt [naam kind]. Een deel van deze zin geeft aan wat [naam kind] zei. Dat stukje moet tussen aanhalingstekens. Zet aanhalingstekens met rood in de zin. Deze les gaan jullie leren hoe je aanhalingstekens gebruikt. Stap 2 Instructie 1 Welke leestekens kennen jullie al? Geef bij elk leesteken een voorbeeld, bijvoorbeeld: Sta op! bij een uitroepteken. Bespreek met elkaar wanneer die leestekens worden gebruikt. 2 Neem Dit moet je weten met de kinderen door. Wijs op de plaats van de punten, komma s en aanhalingstekens. In het korte zinnetje staat wie het zegt. Schrijf op het bord: Wij gingen naar Marokko zegt Annas mijn zusje durfde de zee niet in. Laat de kinderen de zin lezen. Zet er met rood de juiste leestekens in. Laat nog een keer lezen. Waarom zijn de zinnen gemakkelijker te lezen met leestekens? 3 Schrijf op het bord: Kan je zusje niet zwemmen wil Hannah weten. Laat de kinderen de zin opschrijven. Laat ze eerst een streep zetten onder de woorden die aangeven wat er precies gezegd wordt. Hoort het vraagteken bij wat Hannah zegt? (ja) Als het daarbij hoort, waar moet het aanhalingsteken dan? (erachter) Zet de aanhalingstekens en andere leestekens met rood in de voorbeeldzin. Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 8 Malmberg s-hertogenbosch 1/2

groep 8 vakantie instaples 1 taal Stap 3 Oefenen 1 De kinderen maken item 2 en 3 van opdracht 2. Bij het eerste item kunnen ze zien wat de bedoeling is. 2 Bespreek de items na met de kinderen. Schrijf de zinnen goed op het bord en laat de kinderen dit met hun eigen antwoorden vergelijken. Stap 4 Zelfstandig werken De kinderen die alles goed hebben, gaan zelfstandig aan het werk met opdracht 1, 2 en 3. Geef de andere kinderen verlengde instructie. Verlengde instructie 1 Laat de kinderen de zinnen op het vel voorlezen. Bespreek waar precies staat wat iemand zegt. Laat de kinderen daar een streep onder zetten. 2 Laat de kinderen nu alleen lezen wat precies gezegd wordt. Bespreek welke leestekens in de zin passen. Laat de kinderen eerst komma s, punten, vraagtekens of uitroeptekens zetten. Het aanhalingsteken komt daarachter. Laat de zinnen dan nog eens geheel voorlezen. 3 Wijs op opdracht 1. In een toneeltekst staat alleen wat mensen letterlijk zeggen, dus de hele zin moet tussen aanhalingstekens. 4 Maak item 2 van opdracht 1 samen met de kinderen. Laat ze dan opdracht 1, 2 en 3 zelfstandig afmaken. Stap 5 Reflectie 1 Vraag waarom je aanhalingstekens zet. Is een tekst gemakkelijker te lezen en begrijpen als je ziet wat iemand precies zegt? Laat de kinderen een voorbeeld geven uit de opdrachten of een leesboek. 2 In les 4 van thema 1 gaan jullie nog een keer oefenen met aanhalingstekens. Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 8 Malmberg s-hertogenbosch 2/2

groep 8 vakantie instaples 21 taal Lesdoelen De kinderen leren hoe ze het gezegde en het lijdend voorwerp in een zin vinden. Materiaal Oefenblad instaples 2 taal Antwoordblad instaples 2 taal Hulpkaart zinsdelen, kopieerblad (tabblad Leerlijnen) Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les Algemene informatie over het instapprogramma vindt u op Mijnmalmberg.nl. Deze instaples is een voorbereiding op les 7 van thema 1 en 2. Het lijdend voorwerp is het zinsdeel dat volgt wat het onderwerp en het gezegde samen doen. Het lijdend voorwerp zelf doet niets, het neemt passief deel aan de actie in de zin. Stap 1 Introductie Herman duwde zijn zus in het zwembad. Wie deed iets? Herman. Wat deed hij? Hij duwde. Zijn zus is duidelijk het lijdend voorwerp. Schrijf de zin op het bord: Herman duwde zijn zus in het zwembad. Vandaag oefenen jullie met het gezegde en het lijdend voorwerp. Stap 2 Instructie 1 Hoe vinden we het gezegde in deze zin? (Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin die bij het onderwerp van de zin horen. Eén van de werkwoorden is de persoonsvorm. Soms bestaat het gezegde maar uit één werkwoord: de persoonsvorm.) En hoe vind je het onderwerp? (Door te vragen: wie of wat + gezegde?) Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: wie of wat + onderwerp + gezegde? Wie duwde Herman? Zijn zus is het lijdend voorwerp. 2 Neem Dit moet je weten met de kinderen door. Bespreek het voorbeeld. Benoem van het voorbeeld eerst de persoonsvorm, dan het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en dan het lijdend voorwerp. 3 Schrijf de volgende zinnen op het bord: Mama heeft haar neus verbrand. Papa heeft de parasol opgezet. Steffi draagt een grote zonnehoed. Laat de kinderen de zinnen overschrijven en een blauwe streep zetten onder het gezegde en een groene streep onder het lijdend voorwerp. Laat drie kinderen dit op het bord voordoen. Bespreek de uitkomsten en de strategie. Stap 3 Oefenen 1 De kinderen maken item 2 en 3 van opdracht 2. Bij het eerste item kunnen ze zien wat de bedoeling is. 2 Bespreek de items na met de kinderen. Controleer of de kinderen onderwerp en lijdend voorwerp niet door elkaar hebben gehaald. Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 8 Malmberg s-hertogenbosch 1/2

groep 8 vakantie instaples 21 taal Stap 4 Zelfstandig werken De kinderen die alles goed hebben, gaan zelfstandig aan het werk met opdracht 1, 2 en 3. Laat de kinderen die dat willen, gebruikmaken van de hulpkaart zinsdelen. Geef de andere kinderen verlengde instructie. Verlengde instructie 1 Om het lijdend voorwerp te vinden, heb je eerst het gezegde en het onderwerp nodig. Schrijf op het bord: Sem ziet in het water een salamander. 1 Wat is de persoonsvorm? 2 Staan er nog andere werkwoorden in de zin? Nee, het gezegde is dus ziet. 3 Wat is het onderwerp? Wie ziet? Sem. 4 Staat er een lijdend voorwerp in de zin? Wie of wat ziet Sem? Een salamander. 2 Oefen met de volgende zinnen dezelfde stappen. Sem heeft een leeg potje gepakt. (heeft een potje gepakt) Door het potje bekijkt hij de dieren onder water. (bekijkt de dieren) 3 Maak item 2 van opdracht 1 samen met de kinderen. Laat ze dan opdracht 1, 2 en 3 zelfstandig afmaken. Stap 5 Reflectie 1 Bekijk samen de hulpkaart zinsdelen. Kunnen de kinderen daarmee het gezegde en het lijdend voorwerp in elke zin vinden? 2 In les 7 van thema 1 en 2 gaan jullie nog een keer oefenen met zinsdelen. Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 8 Malmberg s-hertogenbosch 2/2

groep 8 vakantie instaples 3 taal Lesdoelen De kinderen leren dat het onderwerp uit meerdere zinsdelen kan bestaan. Materiaal Oefenblad instaples 3 taal Antwoordblad instaples 3 taal Hulpkaart zinsdelen, kopieerblad (tabblad leerlijnen) Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les Algemene informatie over het instapprogramma vindt u op Mijnmalmberg.nl. Deze instaples is een voorbereiding op les 7 van thema 1 en 2. De kinderen leren dat onderwerpen uit meer woorden kunnen bestaan. Daarmee overzien ze het hele zinsdeel dat het onderwerp vormt. Dit inzicht is nodig om het getal van de persoonsvorm te vinden. Stap 1 Introductie Schrijf op het bord: Een kind wil opgehaald worden uit de ballenbak. Welk kind moet opgehaald worden? Het jongetje met bruin haar en een gestreept shirtje wil opgehaald worden. Schrijf ook deze zin op het bord. Je gaat leren dat het onderwerp van de zin uit meerdere woorden kan bestaan. Stap 2 Instructie 1 Hoe vind je het onderwerp in de zin? (wie of wat + gezegde?) Wie wil opgehaald worden? (een kind) Zet een streep onder het onderwerp in de zin. Kijk terug naar de tweede zin op het bord. Wat is het onderwerp nu? Wie wil opgehaald worden? (Het jongetje met bruin haar en een gestreept shirtje) Wijs de kinderen erop dat al die woorden nog steeds het onderwerp zijn. 2 Neem Dit moet je weten met de kinderen door. Laat de kinderen door de wie of wat vraag + gezegde te stellen het onderwerp benoemen in de voorbeeldzinnen. Laat de voorbeeldzinnen in een anderen volgorde zetten. Wijs de kinderen erop dat de woorden van het onderwerp altijd bij elkaar blijven. Ze vormen een zinsdeel. 3 Vertel dat het onderwerp een mens, dier of ding kan zijn. Neem een ding in gedachten en zeg bijvoorbeeld: Het hangt aan de muur. Laat de kinderen raden wat het is en schrijf de zin met de uitgebreide beschrijving op het bord. Bijvoorbeeld Een zwart-witte tekening van een stad hangt aan de muur. Laat enkele kinderen vervolgens ook iets in de klas in gedachten nemen en laat ze dat eerst met het woord en dan uitgebreider beschrijven. Stap 3 Oefenen 1 De kinderen maken item 2 en 3 van opdracht 2. Bij het eerste item kunnen ze zien wat de bedoeling is. 2 Bespreek de items met de kinderen na. Bedenk met elkaar een kortere en een langere variant van hetzelfde onderwerp. Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 8 Malmberg s-hertogenbosch 1/2

groep 8 vakantie instaples 3 taal Stap 4 Zelfstandig werken De kinderen die alles goed hebben, gaan zelfstandig aan het werk met opdracht 1, 2 en 3. Laat de kinderen die dat willen, gebruikmaken van de hulpkaart zinsdelen. Geef de andere kinderen verlengde instructie. Verlengde instructie 1 Fluister elk kind een handeling in: knipogen, op het hoofd krabben, met de vingers op tafel tikken, gapen, enzovoort. Als ik naar je wijs, doe je dat. Wijs naar een kind en zeg: [naam kind] knipoogt. Breid het onderwerp van de zin uit door het langer te maken. Bijvoorbeeld: De jongen met de legergroene trui knipoogt. Wat is het onderwerp? 2 Doe ditzelfde nog een paar keer met een ander kind en andere handelingen. Laat de kinderen nu zelf het onderwerp langer maken. Laat ze steeds het onderwerp benoemen. 3 Maak item 2 van opdracht 1 samen met de kinderen. Laat ze dan opdracht 1,2 en 3 zelfstandig afmaken. Stap 5 Reflectie 1 Vraag of iedereen het onderwerp kan vinden. 2 Schrijf de zin: Een. is op het strand achtergelaten. op het bord. Laat de kinderen elk een zo lang mogelijk onderwerp maken. Hoe kun je een onderwerp langer te maken? (Bijvoorbeeld met bijvoeglijke naamwoorden). 3 In les 7 van thema 1 en 2 gaan jullie nog een keer oefenen met het vinden van het onderwerp van een zin. Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 8 Malmberg s-hertogenbosch 2/2