Indexatie pensioenen blijft achter bij loon- en prijsstijging



Vergelijkbare documenten
De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009

Zicht op de indexatiekwaliteit van pensioenregelingen

Risicoverdeling en ambitieniveau in bestaande pensioencontracten

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Veel gestelde vragen kwartaalcijfers pensioenfondsen

AANVULLENDE PENSIOENREGELING

Toeslagverlening. Versie

Toeslagverlening. Versie

Brochure Toeslagverlening

Extra nieuwsbrief. De positie van het pensioenfonds. Mei Waarom een extra nieuwsbrief?

RBS pensioen update. Van premie tot pensioen

Brochure. Toeslagverlening

Toeslagverlening. Versie

Via deze brief krijgt u verdere (achtergrond)informatie over de huidige situatie en wat dit voor uw pensioen betekent.

Brochure. Toeslagverlening

Gelden de kortingen op het pensioen per en voor beide regelingen?

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Stichting Metro Pensioenfonds Populair jaarverslag 2008

TOELICHTING Uniform Pensioenoverzicht 2017 Actieve deelnemers

Update! WIJZIGINGEN PENSIOENREGELING PER 1 JANUARI bpfhibin.nl

Toeslag- verlening Uitgave mei 2015

datum onze referentie doorkiesnummer maart

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

DNBulletin: Pensioenfondsen gaan in herstelplannen uit van hoge rendementen

Risico s rond pensioen. Versie

De fiscale aspecten van het pensioenakkoord: het is lastiger dan het lijkt. Workshop 9 mei 2012

Toeslagverlening Uitgave mei 2015

7. Bouw ik nu meer/minder op? Bij Coop Pensioenfonds bouwt u 1,64% op (2016). Bij BPFL gaat u 1,875% opbouwen (2016).*

Uniform Pensioenoverzicht 2019 Stand per: 31 december 2018

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

1e kwartaal 2016 Den Haag, 20 april 2016

Risico s rond pensioen

HOOFDLIJNEN HERSTELPLAN PGB MAART 2009 PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

Voorbeeld adviesrapport collectieve pensioenregeling

1. Waarom moet het pensioenfonds ANWB extra maatregelen nemen?

Ontwikkelingen in 2012

PENSIOEN: WELKE WIJZIGINGEN KOMEN ER AAN? Oktober 2013

Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Pensioen Nieuws. Wat komt er op ons af? #10 januari 14. Pensioenfonds

1.B. Jouw Cosun pensioen. Informatiebijeenkomsten voor pensioengerechtigden mei 2014

Uw persoonlijke gegevens De heer X. Deelnemer Geboren op: 2 januari 1972 Deelnemersnummer: Uw partner Y. Partner Geboren op: 5 februari 1975

Extra informatie pensioenverlaging

Bewaar deze startbrief zorgvuldig. Pensioen heeft nu misschien niet uw hoogste aandacht, binnenkort kan dat anders zijn.

Verklaring beleggingsresultaten en verlaging pensioenen

Jouw Cosun pensioen. Informatiebijeenkomsten voor deelnemers in actieve dienst mei 2014

Pensioenen Oktober 2015

Enquête premie & indexatie

Het jaarverslag 2014 samengevat

POPULAIR JAARVERSLAG. Financiële situatie. Beleggingen. De organisatie. Veranderingen. Communicatie in cijfers

Uw Uniform Pensioenoverzicht Geachte heer, mevrouw,

Vragen & antwoorden over uw pensioen en de kredietcrisis

Marktanalyse. Algemene benchmark Pensioen, 2014 AWVN

Grens volledige indexatie 141% 1 114% 115% complex 125% Indexatie 2.53% 0.00% 0.00% 0.00% 0.00%

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Informatiebijeenkomsten mei 2010 Stichting Pensioenfonds RBS Nederland

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht uit dienst

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

De dekkingsgraad van het Pensioenfonds is bijna elke maand anders. Dat komt vooral door de rentestand en onze beleggingsopbrengsten.

Pensioenfonds Update September 2013

OEFENOPGAVEN Voorzieningen en pensioenen (toets 2)

Het AVEBE Pensioen samengevat

Eén nieuw pensioen voor de Techniek

VRAGEN STEEDS STELLEN s.v.p.

Stichting Pensioenfonds Buizerdlaan. Waardeoverdracht uit dienst

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

3.4. Verplichtstelling en maximale hoogte van het pensioen

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Financieel crisisplan

Voor actieve deelnemers. Toeslagbeleid. Verhogingen/toeslag

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Welke gebeurtenissen beïnvloeden uw pensioen?

WAT U ALS WERKNEMER WILT WETEN OVER DE ABP-PENSIOENREGELING

LATER = NU. Een nieuwe werkgever wat nu met mijn pensioen? informatie over uw pensioen

Collectieve pensioenen bij verzekeraars: ruim deelnemers

Toelichting. Uniform Pensioenoverzicht Uitkeringsovereenkomst

Het uitgangspunt bij de totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling was: te komen tot een nieuwe, betaalbare en duurzame pensioenregeling voor AZL.

Pensioenbijeenkomst. 22 maart 2018

Matrix ten aanzien van de toeslag pensioenaanspraken en pensioenrechten (is toeslag voor gepensioneerden, gewezen deelnemers en deelnemers):

Rabobank Pensioenfonds bruto uitkeringsovereenkomst 1 januari ,00% Deeltijd pensioengevend salaris: ,00 Deeltijd franchise:

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

De pensioenleeftijd zal omhoog gaan

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Uw pensioen in onzekere tijden

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 juli 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

SAMEN SAMEN VOOR LATER EEN NIEUWE WERKGEVER. WAT NU MET MIJN PENSIOEN?

Waardeoverdracht. bij indiensttreding. Wat is waardeoverdracht? Is waardeoverdracht. verstandig? Goed om te weten. Een nieuwe baan.

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Transcriptie:

Indexatie pensioenen blijft achter bij loon- en prijsstijging In 2010 worden pensioenaanspraken- en uitkeringen naar verwachting gemiddeld met 0,4 procent verhoogd om te corrigeren voor gestegen lonen en prijzen. Daarmee blijft de omvang van deze zogenoemde indexering achter bij de ambitie van pensioenfondsen, die gebaseerd is op de in het voorgaande jaar gerealiseerde loon- en prijsstijging. De financiële positie van pensioenfondsen staat een grotere indexering vooralsnog niet toe. Sinds de zomer van 2007 is deze positie aangetast door koersdalingen van beleggingen en de gevolgen van de lagere rente. Dankzij hogere beurskoersen was 2009 financieel gezien overigens wel een beter jaar voor pensioenfondsen. De nominale dekkingsgraad steeg van 95 naar 109 procent. De gezamelijke afdracht van pensioenpremies door werkgevers en werknemers stijgt in 2010 van 16,0 naar 16,4 procent van de salarissom. Inleiding De ontwikkelingen rondom de wettelijke term is toeslagverlening en premiestelling van pensioenfondsen zijn niet alleen van belang voor deelnemers en pensioengerechtigden, maar ook voor de gehele Nederlandse economie. De Nederlandsche Bank voert aan het begin van elk jaar, in opdracht van het Centraal Planbureau, een enquête uit onder de 25 grootste pensioenfondsen naar de hoogte van pensioenpremies en de mate van in het nieuwe jaar. De geënquêteerde fondsen vertegenwoordigen gemeten naar balanstotaal ruim driekwart van de sector. De verkregen informatie speelt een belangrijke rol in macro-economische analyses van onder meer loonkosten, belastinginkomsten en de koopkrachtontwikkeling. Indexatie in het middelloonsysteem In het verleden was de hoogte van de pensioenuitkering op 65-jarige leeftijd in veel pensioenregelingen gekoppeld aan het laatstverdiende loon. Sinds 2004 heeft dit zogenoemde eindloonsysteem snel terrein verloren (SB tabel 8.11). Tegenwoordig is het meest voorkomende pensioensysteem het middelloonsysteem. In dit systeem heeft het pensioenfonds de toezegging gedaan een pensioen uit te keren dat is gekoppeld aan het gemiddelde loon dat een deelnemer gedurende zijn loopbaan verdient. Dit laat echter DNB / Statistisch Bulletin maart 2010 onverlet dat de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken kan achterblijven bij de actuele ontwikkeling van de welvaart. Door de opgebouwde aanspraken periodiek te verhogen kan het pensioenfonds daarvoor compenseren (zie Box I). Deze zogenoemde indexering is doorgaans echter voorwaardelijk (SB tabel 8.15, SB tabel 8.16). Daarmee wordt bedoeld dat het pensioenfonds weliswaar de ambitie heeft om te indexeren, maar dat de pensioenregeling geen onvoorwaardelijke toezegging dienaangaande bevat. Het aantal regelingen dat zo n toezegging wel kent, is beperkt (2,3 procent van de deelnemers met een middelloonpensioen had in 2009 een dergelijke regeling) onder andere vanwege het feit dat onvoorwaardelijke toezeggingen kostbaar zijn. De meeste fondsen bezien van jaar tot jaar óf en zo ja hoeveel er geïndexeerd kan worden. Ook na pensionering kan de waarde van het pensioen achterblijven bij de welvaart als niet wordt geïndexeerd. Het niet-verlenen van raakt pensioengerechtigden direct. Voor een deelnemer (een persoon die pensioenaanspraken opbouwt) aan een middelloonregeling is het effect pas op termijn voelbaar. Financiële positie pensioenfondsen Een belangrijke graadmeter voor de financiële positie van pensioenfondsen is de nominale dekkingsgraad. Bij het verlenen van speelt de financiële ruimte van een pensioenfonds een belangrijke rol (zie Box II). Na de internetbubbel in 2001 werden pensioenpremies verhoogd en profiteerden de fondsen van het herstel van de aandelenkoersen. Als gevolg hiervan bereikte de gemiddelde dekkingsgraad de verhouding tussen de aanwezige middelen en de (toekomstige) nominale verplichtingen in de zomer van 2007 een hoogtepunt van 152 procent. Door rentedaling en daling van de koersen van aandelen is de financiële positie van pensioenfondsen snel verslechterd, na het ontstaan van de kredietcrisis. Vooral in 2008 zijn de dekkingsgraden scherp gedaald: van gemiddeld 144 naar 95 procent. Gedurende dit jaar leden de pensioenfondsen grote verliezen op hun beleggingen. Tegelijkertijd namen de verplichtingen toe doordat de lange rente daalde. Pensioenfondsen dienen hun toekomstige verplichtingen immers tegen de kapitaalmarktrente te verdisconteren. Daarbij leidt een lagere rente tot een hogere contante waarde van de verplichtingen (dat ook de contante waarde van toekomstige premie-inkomsten 27

Box I Het belang van in een middelloonsysteem. In een middelloonsysteem is de pensioenopbouw afhankelijk van het gemiddelde verdiende salaris gedurende de loopbaan. In het volgende voorbeeld start een werknemer (25 jaar) in 2010 met een salaris van EUR 30.000 per jaar. Van het loon wordt de franchise afgetrokken. In dit deel van het salaris wordt later voorzien door de AOW. Het resterende bedrag wordt de pensioengrondslag genoemd en is maatgevend voor het pensioen. In het voorbeeld bedraagt de franchise EUR 12.000. Hieruit volgt een pensioengrondslag van EUR 18.000. Ieder jaar bouwt de werknemer een pensioen op ter waarde van het opbouwpercentage maal de pensioengrondslag. Bij een opbouwpercentage van 2,10 procent bouwt de deelnemer elk jaar 2,10 procent EUR 18.000 = EUR 378 op. Als de werknemer 40 jaar in dienst is, kan deze een pensioen tegemoet zien van EUR 378 40 = EUR 15.120 (exclusief AOW). In de praktijk is echter sprake van inflatie en loonstijgingen. Stel dat de werknemer een individuele loonstijging van 4 procent en daarnaast een CAO-loonstijging van 2,8 procent per jaar geniet. Wanneer verondersteld wordt dat de opgebouwde pensioenaanspraken jaarlijks geïndexeerd worden met de CAO-loonstijging en de franchise met de inflatie van 2,0 procent stijgt, kan voor de jaren 2010 2012 de pensioenopbouw als volgt worden weergegeven. In een middelloonsysteem vormt het pensioen een afspiegeling van het verdiende loon gedurende de gehele carrière. Elk jaar bouwt de deelnemer een 417 11 378 378 457 23 806 2010 2011 2012 Nieuw dienstjaar Indexatie Reeds opgebouwd Effect van drie jaar niet-verlenen van op het pensioen dat een werknemer in 40 jaar opbouwt In procenten van het na 40 jaar met volledige te bereiken pensioen 100 80 60 40 20 0 25 30 35 40 45 50 55 60 65 Volledige Geen gedurende leeftijd 25-28 jaar Geen gedurende leeftijd 40-43 jaar Geen gedurende leeftijd 62-65 jaar nieuw deel van het pensioen op en reeds opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd; in het voorbeeld met de veronderstelde loonstijging van 2,8 procent. Het uiteindelijke totale bruto pensioen als percentage van het laatstverdiende bruto salaris is afhankelijk van vele factoren, zoals het carrièrepad van de deelnemer, het opbouwpercentage, de verhouding tussen de franchise en de AOW en de mate van. In de onderstaande figuur zijn de gevolgen van het niet-verlenen van gedurende drie jaar weergegeven. Uit de figuur is af te lezen dat de deelnemer door het niet-verlenen van aan het eind van zijn/haar loopbaan (62 65 jaar) harder getroffen wordt, dan door het niet-verlenen van op het pas kleine stukje pensioen dat aan het begin van de loopbaan is opgebouwd (25 28 jaar). Aan het eind van de carrière heeft de deelnemer immers veel meer pensioenaanspraken opgebouwd. hoger uitvalt, weegt daar niet tegen op). Tezamen leidden de bovenstaande ontwikkelingen tot een zwakkere vermogenspositie (grafiek 1). De dekkingsgraad daalde in 2008 door een combinatie van koers- en rentedalingen. Als gevolg daarvan kwamen 340 fondsen in een situatie van een dekkings- of reservetekort terecht en moesten zij voor 1 april 2009 een herstelplan indienen bij De Nederlandsche Bank. De pensioensector startte 2009 28 DNB / Statistisch Bulletin maart 2010

Grafiek 1 Ontwikkeling dekkingsgraad Uitgesplitst naar rente-effect en beurskoerseffect 30 160 20 140 10 120 0 100-10 80-20 60-30 40 I 06 II III IV I 07 II III IV I 08 II III IV I 09 II III IV Mutatie rente-effect Mutatie beurskoerseffect Dekkingsgraad, schaal rechts met een gemiddelde dekkingsgraad van 95 procent. Deze kwam daarna verder onder druk, toen de beurzen verder wegzakten. De dekkingsgraad bereikte eind februari een dieptepunt van 89 procent. Sindsdien hebben de pensioenfondsen echter geprofiteerd van een herstel van de aandelenbeurzen. Eind 2009 had de gemiddelde nominale dekking zich hersteld tot 109 procent. De in 2008 opgetreden negatieve effecten van de rentedaling hielden echter nog aan. De 15-jaars rente bedroeg eind 2009 4,1 procent, een percentage nauwelijks boven het Box II Het verband tussen de financïele positie en de mate van Indexatieniveau Gedeeltelijke Geen Volledige ; mogelijk inhaal 105% 130% Nominale dekkingsgraad Loon- prijsstijging Bij het verlenen van speelt voor het pensioenbestuur, dat meestal over de beslist, de beschikbare financiële ruimte van het pensioenfonds een belangrijke rol. Het bestuur baseert zich bij deze beslissing veelal op een staffel. De staffel behelst een kader waarbinnen de verhouding tussen de nominale dekkingsgraad en de mate van indexering wordt weergegeven. Zo wordt bij een nominale dekkingsgraad van bijvoorbeeld 105 procent of lager de opgeschort: pensioenaanspraken van deelnemers en -uitkeringen van pensioengerechtigden worden dan niet verhoogd. Bij een dekkingsgraad tussen 105 en 130 procent wordt gedeeltelijk geïndexeerd. Pas vanaf een dekkingsgraad hoger dan 130 procent wordt volledig geïndexeerd. Indien mogelijk worden eerder niet-toegekende verhogingen alsnog verleend (inhaal). Veel Nederlandse pensioenfondsen hanteren een systematiek zoals in het voorbeeld, er bestaat echter veel variatie tussen de pensioenfondsen en de grenzen die zij hanteren. DNB / Statistisch Bulletin maart 2010 29

Grafiek 2 Aantal deelnemers en pensioengerechtigden, premiebaten en uitkeringen Deelnemers en pensioengerechtigden in miljoenen; premiebaten en uitkeringen in miljarden euro s 7 35 6 30 5 25 4 20 3 15 2 10 1 5 0 0 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 Deelnemers Pensioengerechtigden Premiebaten, schaal rechts Uitkeringen, schaal rechts niveau van eind 2008 en nog altijd ruim beneden de 5,0 procent in de zomer van 2007. Resultaten van de enquête Indexatie pensioenen Uit de enquête blijkt dat pensioenaanspraken van deelnemers en -uitkeringen van pensioengerechtigden in 2010 gemiddeld met 0,4 procent worden geïndexeerd. In 2009 werden de pensioenrechten met gemiddeld 0,2 procent geïndexeerd. Dat de in 2010 iets hoger uitvalt, is het gevolg van de hogere gemiddelde dekkingsgraad rond de peildatum (eind 2008 95 procent, eind 2009 109 procent). De financiële positie van pensioenfondsen is echter nog steeds onvoldoende voor volledige of inhaal. In 2010 blijft de daarom achter bij de ambitie. Deze bedraagt dit jaar 2,3 procent voor deelnemers en 1,8 procent voor pensioengerechtigden. Voor de laatsten is de ambitie vaker gebaseerd op de prijsontwikkeling dan op de over het algemeen hogere CAO-loonstijging. In 2009, een jaar waarin die twee met elkaar in de pas liepen, bedroeg de ambitie nog 3,7 procent voor zowel deelnemers als pensioengerechtigden. De lagere percentages in 2010 weerspiegelen dat de loon- en prijsstijging in Nederland in de afgelopen jaren is afgezwakt. Als basis voor de geldt de ontwikkeling van de loon-of prijsindex in het afgelopen jaar, dat wil zeggen dat de van 2010 gebaseerd is op de CAO- Tabel 1 Indexatie deelnemers en pensioengerechtigden Aantal Feitelijke Indexambitie 2009 2010 2009 2010 2009 2010 Deelnemers 3.724.368 3.760.251 0,2 0,4 3,7 2,3 Pensioengerechtigden 1.700.075 1.772.185 0,2 0,4 3,7 1,8 30 DNB / Statistisch Bulletin maart 2010

Tabel 2 Pensioenpremie als percentage van de salarissom Deelnemers Werkgever Werknemer Totaal 2009 2010 2009 2010 2009 2010 2009 2010 Bedrijfstakpensioenfondsen 3.668.459 3.706.482 9,5 9,7 5,9 6,1 15,5 15,8 Ondernemingspensioenfondsen 193.491 184.070 19,0 20,5 2,7 2,7 21,7 23,2 Totaal 3.861.950 3.890.552 10,3 10,6 5,7 5,8 16,0 16,4 loonstijging en prijsontwikkeling van 2009. Als maatstaf voor de prijsontwikkeling wordt doorgaans de van het CBS afkomstige consumentenprijsindex gebruikt of een afgeleide daarvan (exclusief kostprijsverhogende belastingen van de overheid). Van 2003 tot en met 2007 is de waarde van gespaarde pensioenen en uitkeringen achter gebleven bij de ontwikkeling van de welvaart. In 2008 verleenden veel pensioenfondsen inhaal om zo eerder opgelopen achterstanden in te halen. Sinds 2009 en 2010 is de achterstand weer opgelopen ten opzichte van de ambitie. Op individueel niveau bestaan overigens wel verschillen tussen de pensioenfondsen, afhankelijk van de inhoud van de pensioenregeling en de financiële positie van het fonds. ondernemingspensioenfondsen geldt dat werkgevers de volledige premiestijging op zich nemen. Deelnemers betalen bij een ondernemings pensioenfonds over het algemeen minder premie dan bij een bedrijfstak pensioenfonds. In de hier genoemde reguliere premie percentages zijn niet verwerkt de bedragen die sponsoren storten om de financiële positie van het pensioenfonds te ondersteunen. Stortingen zoals bijvoorbeeld in 2009 plaats vonden, hebben een incidenteel karakter. Ontwikkeling pensioenpremies De pensioenpremies zijn de laatste tien jaren gestegen. Vooral vlak na het uiteenspatten van de internetbubbel, in 2001, was de stijging aanzienlijk (grafiek 2, SB tabel 8.4, SB tabel 8.6). In vier jaar tijd verdubbelden de premies die werkgevers en werknemers aan de pensioenfondsen betalen van EUR 12 miljard naar EUR 25 miljard. Ook de uitkeringen zijn gestaag toegenomen, in lijn met het aantal gepensioneerden en het opgebouwde pensioen per deelnemer. Door premieverhogingen en stortingen kunnen pensioenfondsen hun vermogenspositie verbeteren. Uit de enquête blijkt dat het premiepercentage dit jaar van 16,0 procent naar 16,4 procent van de salarissom stijgt (tabel 2). Ook in 2009 was het premiepercentage toegenomen van 15,1 naar 16,0 procent. In 2010 neemt het aandeel van de werkgevers in de premie (meestal ruwweg tweederde van het totaal) met 0,3 procentpunt toe tot 10,6 procent, dat van werknemers stijgt met 0,1 procentpunt tot 5,8 procent. Bij de bedrijfstakpensioenfondsen wordt de premiestijging gedeeld door werkgevers en werknemers. Voor de DNB / Statistisch Bulletin maart 2010 31