OPMEETBLAD info@saveourshape.be naam SOS meter (indien van toepassing) naam klant straat en huisnummer postcode en gemeente e-mailadres telefoon- of gsmnummer geboortedatum Het opmeten doe je het best in ondergoed, maar je kan eventueel een strak topje en nylonkousen dragen. Het is vooral belangrijk dat je een goed zittende BH draagt, die je normaal ook zou aandoen onder je kleding. Shapeware kan, maar realiseer je dan wel dat de uiteindelijke maten daarop gebaseerd zullen zijn. Meet niet te strak, maar ook niet te los. Je moet normaal kunnen ademen. Te strakke metingen zorgen voor kledij waarin je niet kan bewegen. Vraag iemand om je te helpen, want sommige maten kan je niet goed bij jezelf opmeten.
1 Lichaamslengte g3 I Ko Vraag de klant naar de lichaamslengte. 2 Borstomtrek g1 ubr Meet rondom rond de borst. Zorg dat het meetlint mooi horizontaal ligt. 3 Kleine Borstomtrek g28 uub Meet rondom rond onder de buste. Zorg dat het meetlint mooi horizontaal ligt. 4 Lendeomtrek g4 uta Meet rondom rond op het smalste deel van de taille, ongeveer twee vingers boven de navel. Maar zorg dat het meetlint mooi horizontaal ligt, anders meet je extra lengte! Na de meting plaats je de knopenelastiek in de taille en zet je met stift een klein streepje net boven de elastiek, als referentie punt, in geval de elastiek verschuift.. 5 Ruglengte g5 ITa Zoek de halswervel in de nek en zet er met stift een streepje als referentiepunt. Meet van het streepje tot aan het midden van de elastiek in de taille. Dit punt is moeilijk te vinden, je kan eventueel ook afgaan op een kettinkje dat in de hals hangt, of hang een lintmeter om de hals en duidt de onderkant aan. 6 Rughoogte g40 IAc Steek onder de oksel twee latten en laat de armen er losjes tegen rusten. Leg een dwarse lat op de twee eerste latten en meet van het streepje in de nek tot aan de dwarse lat. 7 Armdiepte g34 bar Steek een lat (een meetlat of een houten latje of een stevig stukje papier, iets waarop je kan schrijven) onder de oksel. Kijk goed waar de armplooien liggen, daar waar je arm stopt en je lichaam begint. Zet een streepje op de lat ter hoogte aan de achterkant van de arm (armplooi) en aan de voorkant van de arm (armplooi). Meet vervolgens de lengte tussen de twee streepjes op de lat op. Bij de meeste mensen ligt deze waarde rond de 13 cm. (maar iets meer of minder kan perfect kloppen bij jou)
8 Rugbreedte g7 bru Meet op okselhoogte van armsgat naar armsgat. Je meet van het punt waar de arm naar het lichaam overgaat links, tot datzelfde punt rechts. Van armplooi naar armplooi dus. 9 Voorbreedte g33 bvoi Meet over het bustepunt van armsgat naar armsgat. 10a Voorbreedte boven de borst g42 bvoii Meet boven de borst, van armsgat naar armsgat. 10b Afstand BP tot bovenste VBR g43 Abst Plaats het meetlint boven de borst en klem het onder de beide armen. Meet dan vertikaal naar beneden naar het bustepunt toe. 11 Neeplengte g30 HB Meet vanuit de 7de halswervel (start aan het streepje in de nek), naar voren toe over naar het tepelpunt. 12 Voorlengte g18 HBT = ITa Meet vanuit de 7de halswervel (start aan het streepje in de nek), naar voren toe over naar het tepelpunt tot het midden van de elastiek in de taille. Onder de buste loopt het meetlint strak naar beneden, dus niet de contouren van het lichaam volgen. 13 Cuplengte g31 ICu Meet van het tepelpunt tot net onder de borst.
14 Neepafstand Meet van tepelpunt naar tepelpunt. Dit is enkel een controlemaat omdat ze niet nauwkeurig gemeten kan worden! 15 Halsomtrek g16 uha Rondom rond de hals. Van halswervel over schouder tot sternum punt (holte vooraan de hals). Leg de lintmeter vooraan ter hoogte van het kuiltje, dus niet strak langs de nek meten. De persoon moet nog gewoon kunnen ademen. 16 Acromionbreedte g29 bak Beweeg de arm op en neer en zoek het scharnierpunt, zet aan beide kanten een streepje. Meet vervolgens langs de rugzijde van streepje tot streepje. Dit is een moeilijke omdat niet bij iedereen het scharnierpunt goed te vinden is! Bekijk de persoon goed en tracht je de mouwnaad in te beelden op de meest logische plaats op de schouder. Dat is het punt van waaruit je best meet. 17 Schouderlengte g11 ISu Dit is een controlemaat omdat ze niet nauwkeurig gemeten kan worden! Zoek de overgang van de hals naar de schouder. Dit is niet altijd duidelijk en hangt af van persoon tot persoon. Deze meting wordt enkel gebruikt als referentie en ter controle van de andere metingen. Meet van halspunt naar het schouderscharnierpunt (streepje in stift). 18 Schouderhoek g25 WSu Bekijk de schouders en bepaal of ze normaal, afhangend of oplopend zijn. Noteer eventuele asymmetrie in de schouders of duidt aan op de tekening: 24 22 18 19 Lengte Bovenarm g12 IOa Van het streepje op de schouder tot aan de punt van de elleboog. De arm moet lichtjes gebogen zijn. Laat het meetlint lichtjes langs de achterkant van de arm lopen. 20 Mouwlengte g13 Lar Van acromion (schouderpunt) over elleboog tot polsknobbel, arm langs lichaam. Meet best beide armen op, want er kan een verschil op zitten. rechts:...cm links:...cm
21 Bovenarm Omtrek g14 uda Rondom rond het breedste deel van de bovenarm. De arm lichtjes gebogen houden zodat de armspier wat opgespannen is. Meet beide armen op en noteer de breedste waarde. 22 Polsomtrek g15 uhg Rondom rond de pols, op het smalste deel of waar de arm overgaat in de hand. 23 Omtrek 8 cm g22 uut Meet langs de zijkant 8 cm vanuit het midden van de lende elastiek naar beneden toe en zet een streepje. Meet de heupomtrek 8 cm onder de taille, rondom rond. 8cm 24 Heupomtrek g2 uge Meet rondom het breedste deel van de heup/dijbeen. Zet een streepje langs de zijkant op het been. 25 Heuphoogte g10 IGe Meet van het midden van de elastiek naar het streepje op de zijkant. Dit doe je aan de zijkant van het lichaam. 26 Kniehoogte g9 Ikn Meet van het midden van de elastiek naar de knie, meet tot in de helft van de knie. ZN MV MR...cm 27 Zijlengte g19 ISe Meet verder door tot op de grond.
28 Tussenbeenlengte g20 ISr Meet aan de binnenkant van het been, van het kruis tot aan de vloer. Spreidt de benen, maar niet teveel. 29 Bovenbeen Omtrek 1 2 g32 vos Meet rondom rond het breedste deel van het bovenbeen, net onder het kruis. Meet nogmaals iets lager op het been de omtrek. omtrek 1:...(nét onder kruis) omtrek 2:...(iets lager op het been) omtrek 1:...cm omtrek 2:...cm 30 Knie Omtrek g39 ukr Rondom rond, op de knie. 31 Omtrek Onder Knie g23 uuk Rondom rond, net onder de knie. 32 Kuitomtrek g37 uwa Rondom rond het been op het meest uitgesproken deel van de spier. 33 Enkel Omtrek g38 ufe Rondom rond het been net boven het enkelbot. 34 Zithoogte g8 Isi Ga zitten op een stoel of tafel en meet van het midden van de taille-elastiek. Volg hierbij de contouren van het lichaam. Je doet deze meting langs de zijkant van het lichaam.
35 Kruislengte g36 ISp Plaats de lintmeter vooraan op de taille- elastiek en vraag de persoon om dit vast te houden. Trek het meetlint tussen de benen door naar achter en meet op in het midden van de elastiek, op de rug. Je mag ook van de rug naar de buik toe meten, de volgorde speelt geen rol. 36 Kruisdiameter g35 dsp Ga tegen een muur staan met je rug/zitvlak. Plaats een lat vertikaal in het midden van de buik. Meet de afstand tussen de lat en de muur op. Let er goed op dat de latten loodrecht naar beneden lopen. 37 Zitvlakhoek wge Bekijk de persoon en bepaal wat van toepassing is. Wat 2 6 12 komt het meeste in de buurt, vul hier je keuze in: vlak normaal prominent 38 Houding Rechtop Bekijk de persoon en bepaal wat van toepassing is. Wat a b c komt het meeste in de buurt, vul hier je keuze in: 39 Buikje Bekijk de persoon en bepaal wat van toepassing is. Wat komt het meeste in de buurt, vul hier je keuze in: plat normaal uitgeproken