Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters. Minimumlijst groep 1



Vergelijkbare documenten
MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Minimum-woordenlijst Groep 1

Basiswerkboek Gebaren 0-3 jaar, aanvulling

ISK Leerlijn. Alfabetisering. zitten. een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien

ISK Leerlijn. Alfabetisering. Bijlage: Startwoordenschat alfabetisering NT2 ISK woorden

Duizend-en-een-woorden

De allerliefste oppas

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

2. Auditieve Synthese: A: Lettergrepen samenvoegen tot een woord. B: Letters samenvoegen tot een woord.

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Zoek de 10 woorden die beginnen met de letter: b

Ik hoop dat U veel plezier beleeft in het samen praten met uw kind.

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

geboren (worden) groeien liggen zitten kruipen lopen heten staan doortrekken zorgen (voor) helpen

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente...

De leessleutel Begrijpend lezen thema 9 verhaal 1 groep 3. Thema 9 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

EURO 0 5CENT 1EURO EURO

Welkom op de eigen pagina van speelzaal Kleine Columbus. Seizoen 2013 / Thema "water" In dit thema staat water centraal.

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3. Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente...

NAAM: Instructies in de klas Voer de opdrachten uit. 1. Zet een kruisje op de olifant. 2. Kleur het haar van de juf bruin.

Vragenkaartjes voor onderweg!

klasniveau Het verhaal Tekening 1 Tekening 4 Tekening 5 Tekening 2 Tekening 6 Tekening 3

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 1 groep 3. Thema 1 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

Moshi gaat met het vliegtuig naar Malawi

Naam: Welkom op De Leer!

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

De Speelark. Huisregels buitenschoolse opvang De Speelark Heel. Regels bij het brengen en halen:

Fruit eten: Appel, kiwi en banaan Fruit, dat moet je eten. Brood eten:

Lezer Game. Gemaakt door Drika Pepping-Poot

reeks 1 leesboek 1 Leesteksten bij Leesboekje 7/43-1 1

Start: Welk dier hoort bij...?

Programma Nederlands Praten

De eend op de pot. Nannie Kuiper

Ik schrijf op wat ik hoor.

De leerlingen: leren en ervaren dat mensen niet zonder water kunnen leven. zien waar water voor wordt gebruikt.

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

De Speelark. Huisregels buitenschoolse opvang De Speelark Heel. Regels bij het brengen en halen:

Inhoud Thema Lente... 4 Goedemorgen... 4 Hallo... 4 De wielen van de bus... 4 Op een houten bruggetje... 5 Heb je al gezien het is lente...

- je kan me wat - module 2. docere delectare movere. tekeningen -

Marloes. een handdoek. 2.1 Met Ron naar school. naam: Kijk en vul in: groep: 1 De rat van Ron is nog wild. tam. Wie - wat waar

HANDIG SPELEN MET EEN HOND

Mondeling Nederlands. Cursus 2 Module 4. Dag 1

Annie M.G. Schmidt. Met tekeningen van FiepWestendorp. Amsterdam Antwerpen Em. Querido s Uitgeverij BV

Leesboekje de kleding

Miauw! Miauw!

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

Huisregels. voor. kinderen

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 7 Les 1

Een tijdje terug viel er iets uit de lucht. Het waren brokstukken van een satelliet. (Af / De / Os) brokstukken vielen op de aarde.

Joepie!! Ik mag naar de basisschool. Welkom op basisschool De Mussenberg

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

= een witte groente in de vorm van een bol. = een rode, gele of groene vrucht die je kunt eten. Aan de binnenkant zie je rijen met witte zaadjes.

juni 2015 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Naar de camping

Hoe gaat het in groep 1/2 b

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

STEENSOEP OMA VERTELT EEN VERHAAL

Uitleg racelezen. Veel succes en plezier met oefenen!

Huisregels. voor. kinderen

Voor het eerst naar de Pater van der Geldschool

Leesboekje eten en drinken

Morgen sta ik weer op

Teksten Peuterplein Liedjes bij cd Dirk Scheele

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 5 Eten

Spel 0 Adam woont in het paradijs. God praat elke dag met Adam. Hij mag alle dieren een naam geven. Wij gaan Adam helpen.

Noach. moest een ark gaan bouwen Ans Heij - de Boer /

Leesboekje de seizoenen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Thema hatsjoe Kleine Puk wat is er nou... 4 Au! Mijn vinger doet zeer... 4 Dag dokter... 5 Kortjakje... 5 Waar heb je pijn?...

nooit Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen Als een olifant door een porseleinkast gaan

Kinderdagverblijf programma Dit ben ik

Auditieve oefeningen feest

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN

begrijpend lezen werkboek

1. De tuin wordt opgeruimd

1 Kussen over mijn hoofd

Auditieve oefeningen bij het thema: opa en oma

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Melkweg. Help je mee? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Vrijwilligerswerk

bruin bruin de kuil de ui de uil de muis het huis de tuin de fluit het fruit de huid a/aa, e/ee, o/oo, u/uu, i/ ie, ij/ei, oe, ui, eu, au/ou

Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

De Weier Vissedijk 35c 7602 CP Almelo

Tring wakker worden!

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Woordenschat blok 7 gr 4 Les:1 De aardappelpuree: gestampte aardappels met een beetje boter of melk. De banaan: een lange, beetje kromme gele vrucht.

Voorjaarsboekje Voorjaarsboekje

Kinderopvang De Palmboom Professionele kinderopvang in je eigen buurt! Programma

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

De kinderen spelen dat ze met de trein naar oma gaan. 2 De kinderen praten over hun familie terwijl ze hun foto s bekijken

Je bent nu al bijna vier jaar en dan mag je naar school. Eerst mag je een paar ochtenden komen kijken.

Superguppie is alles

z ó leuk is lezen! taart van juf jet Anneke Scholtens en Pauline Oud Zwijsen

Transcriptie:

Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters Minimumlijst groep 1 aaien aan aan de beurt aan de hand aandoen aankijken aankleden (zich) aankomen (aanraken) aantrekken aanwijzen aap aardappel acht achter (na) achteruit af (klaar) af (plaats) afgelopen afmaken afspreken al alle allebei alleen allemaal alles als (indien) als (zoals) alsjeblieft / alstublieft altijd ander(e) anders (verschillend) andersom appel arm (lichaamsdeel) auto au avond baard baby bad bak bal ballon banana bang bank bed bedenken bedoelen been (lichaamsdeel) beer beest beetje beginnen begrijpen bek beker bel bellen (opbellen) beneden berg bewaren bewegen bezig bij (voorz.) bijna bijten bijvoorbeeld bil(len) binnen blad / blaadje (boom) blad / blaadje (papier) blaffen blauw blazen blij blijven bloed bloem blok bloot boek boef boer boerderij bol (rond) boodschappen boom boos boot bord (eten) / bordje bord (school / keuze) bos (bomen) boter boterham botsen bouwen bouwhoek boven bovenop brand breken brengen brief bril broek broer brood / broodje bruin buik buikpijn buiten bus (vervoer) cadeau / cadeautje cent chips chocola(de) chocomel / chocomelk / chocolademelk clown computer circus cirkel daar daarna daarom dadelijk dag (etmaal) dag (groet) dak dan (tijd) dan (daarna) dan (vergelijking) dank je (wel) dansen das (sjaal) dat / dit dat (voegwoord) deken deksel denken (aan) deur deze dezelfde dicht dichtbij die diep dier dierentuin dik ding doei /doeg doek / doekje doen dokter donker, donkerder, donkerst dood door doorgaan doorheen doorspoelen doos dop dorst douche draad / draadje draaien dragen drie driehoek drinken drogen dromen droog drop / dropje druk (niet rustig) drukken duidelijk duim dun duren

durven dus duur duwen echt (heus) ééneend eens eerste eerst ei eigen eigenlijk eindelijk elastiek elk elkaar emmer en eng er er uitzien eraan erbij erg (heel) erg (vervelend) ergens erin erop eruit ervan eten even (tijd) even groot even klein even veel feest fiets fietsen fijn film fles fluisteren fluit fluiten foto fout friet / frietjes gaan (naar) gang garage gat gauw gebeuren gebruiken geel geen geit gek geld geloven (aannemen) geluid gelukkig (ge)makkelijk genoeg gevaarlijk geven gewoon gezellig gezicht (hoofd) gieter giraf gisteren glas (drinkglas) glijbaan glijden goed, beter, best goedkoop goed zo! gooien gordijn goud graag, liever, liefst grap gras grijs groeien groen groep grond (bodem) groot haakje haan haar (bez.vnw) haar (pers.vnw) haar / haren hai / hoi halen half hallo hand handdoek hangen (ergens aan) hap / hapje happen hard (voelen) hard (roepen, slaan) hard (snel) hebben helpen (bijstaan) heel (erg) heel (volledig) heen heen en weer heerlijk heet hek heleboel helemaal helpen hem hemd hen (pers.vnw) herfst hert het klopt het regent het sneeuwt het waait heten hetzelfde hier hij / ie hijskraan hoe hoed hoek hoera hoesten hoeveel hoeven hoek hol (znw) hollen hond hoofd hoog hoor (tussenw.) horen (luisteren) horen bij houden (hebben) houden van hout huilen huis hun hut idee ieder iedereen iemand iets (ding) iets (een beetje) ijs (winter) ijsje ik in (plaats) in (tijd) is ja jaar jammer jarig jas jawel jij / je je / jouw jong jongen jou juf(frouw) jullie jurk kaars / kaarsje kaart / kaartje kaas kabouter kachel kam kamer

kammen kant (rand) kant (richting) kapot kapotmaken kapper kapstok kar kast kat kauwgom keel keer kennen ketting keuken keurig kiepen kietelen kiezen kijken kicker kind kip kist klaar klap klappen klas kleed klei kleien klein kleren kleur kleuren (ww) klimmen klinken klok kloppen (aankloppen) knap knie knijpen knikken knikker knippen knoeien knoop (jas) knoop (veter) knop / knopje koe koek / koekje koelkast koffie koken komen konijn koning koningin kop (van dier) kop / kopje kopen kort koud kraal kraan krant krassen kriebelen krijgen krijtje kring krokodil kruipen kuiken kunnen kus / kusje kussen (znw) kwast kwijt laars / laarzen laat laatst lachen lam / lammetje lamp / lampje land lang langs langzaam laten later lawaai leeg leeuw leggen (neerleggen) lego lekker lekkers lepel letter lente leren (iets) leuk lezen licht / lichtje liedje lief liggen (horizontaal) liggen (bevinden) lijken op lijm lijn likken limonade lip lolly lopen los loslaten lucht luier luisteren lukken / het lukt lusten maan maar (doch) maken (vervaardigen) mama / ma / mam man mand meedoen meegaan meisje melk meneer mens merken mes met meteen mevrouw middag mij mijn mis misschien moe moeder moeilijk moeten mogen mol mond monster mooi morgen (ochtend) morgen motor muis muts muur muziek na (tijd) naam naar (richting) naartoe naast nacht nadenken nagel nat natuurlijk nee neerleggen neerzetten nek nemen nest netjes neus niemand niet niets / niks nieuw nodig hebben / zijn noemen nog (steeds) nooit noot / nootje nou / nu nummer

of ok (okee) olifant om te om de beurt oma omdat omdraaien omgooien omhoog omvallen onder (beneden) onderbroek onderin ons oog ook oom oor op (het is op) op (voorz.plaats) op en neer opa opbellen opdrinken opeens open openmaken opeten ophangen ophouden opletten opruimen opsteken opzetten (van muts) opzij op z n kop oud (jong) over overal overgeven (spugen) overheen paar (enige) paard paars paddestoel pakje / pak (doos, pakket) pakken (nemen) pan pang pannenkoek pap papa / pa / pap papier pas (kort geleden) passen (maat) patat peer pen pet piepen pijn pijp pil pinda pindakaas plaat / plaatje plaats (plek) plagen plakken plant plas (urine) plassen plat pleister plek plons plotseling poep poepen poes poetsen politie poort poot (dier) pop poppenhoek (huishoek) poppenkast portomonnee pot / potje (plassen) potlood prachtig praten precies (exact) prik prikken prima proberen prullenbak punt (potlood) puzzel puzzelen pyjama raam raar radio rand regen rennen reus riem rietje rij rijden rijst ring rits roepen (geluid) roeren rok rollen rommel rond (vorm) ronddraaien rood roze rug ruiken rustig ruzie samen sap schaap schaar schelp schep scheppen scherp scheuren schieten (met iets) schijnen / de zon schijnt schoen schommel school schoon schoonmaken schoot schoppen schotel / schoteltje schreeuwen schrijven schrikken schudden sinaasappel sla slaan slap slak slang (dier) slapen slecht slee sleutel slim slinger slok / slokje snappen sneeuw snel snijden snoep / snoepje snor soep sok soms sport speelgoed speen spel (spelen) spelen spiegel spin springen spugen spullen staan (bevinden) staan (overeind) start stap stappen

steeds steen steken (plaatsen in) stekker stempelen stip ster sterk sticker stift stil (geluid) stoel stoep stok stom (dom) stop stoppen (stilstaan) stoten stout straat strak straks streep strik stuk (kapot) stuk / stukje stuur suiker T-shirt taart tafel tak tand tandenborstel tandpasta tante tas te groot te klein te hoog teen tegelijk tegen (plaats) tekenen tekening telefoon televisie / tv tellen tent terug terugbrengen teruggeven terwijl thee thuis tien tijd tijger tik (klap) toch toen toeter tomaat tong toren tot touw / touwtje traan tram trap (ladder) trein trekken trommel (muziek) trui tuin tussen u uil uit (afkomstig) uitdoen (kleren) uittrekken (kleren) uur vaak vaas vader vakantie vallen van (bezit) vandaag vangen varen varken vast (zeker) vast(houden) vechten veel, meer, meest vegen ver, verder, verst ver weg verder (voorts) verdrietig verdwijnen verf vergeten verhaal verjaardag verkeerd verkouden verstaan verstoppen vertellen verven veter vier vieren vies (vuil) vijf vinden (mening) vinden (terug) vinger vis vlag vlees vlieg vliegen vliegtuig vlinder vlug voelen voet voetbal voetballen vogel / vogeltje vol volgend volgens voor voordat voorlezen voorzichtig vorig vork vos vouwen vrachtauto vragen vriend / vriendje vrouw vuur waar waar (echt) waarheen / waar naartoe waarom wachten wagen / wagentje wakker wang wanneer want (voegw.) want (handschoen) warm wassen wat water wc wc-papier we / wij week weer (nog eens) weer (znw) weg (znw) weg (bijw.) wegleggen wei weinig, minder, minst wel welk welterusten wereld werk / werkje werken weten wieg wiel wijzen willen wind winkel winter wip wit

wolf wolk wonen woord worden worst wortel zullen zus / zusje zuur zwaaien zwart zwemmen yoghurt zacht (geluid) zacht (voelen) zak zakdoek zand zandbak ze / zij zebra zee zeep zeer (doet zeer) zeg (tussenw.) zeggen zeker zelf zes zetten zeven zich ziek ziekenhuis zien zijn (ww) zijn (bez.vnw.) zingen zitten zo zo (dadelijk) zoals zoeken zoet zomaar zomer zon zonder zorgen zout zoveel zuchten