Maak de afstand kleiner. Maak de afstand groter. Te makkelijk? 1 schopt, de ander staat stil met. Ga ieder aan 1 kant van de zaal



Vergelijkbare documenten
Werkblad. LES 9: Ouders. GROEP 1-2. Bijlage 1. Rood actief inspannen/ sporten. Oranje middelmatig inspannen.

Werkblad. LES 9: Ouders. GROEP 5-6. Bijlage 1. Rood actief inspannen/ sporten. Oranje middelmatig inspannen.

Werkblad. LES 9: Ouders. GROEP 7-8. Bijlage 1. Rood actief inspannen/ sporten. Oranje middelmatig inspannen.

Maak de afstand kleiner. Maak de afstand groter. Te makkelijk? afstand in een rechte lijn zo snel

en herhaal de les 1 maand later. Gebruik de sportthermometer. Bewaar de conditieformulieren Gebruik een fluitje om aan te geven dat 1 minuut om is.

Maak drietallen i.p.v. tweetallen. Wijs een scheidsrechter aan. Speel met een extra bal. Te makkelijk? tegen de bank van een ander team

Lees en bekijk de activiteitkaarten bij de activiteiten. Hierop. staat de uitleg van de activiteit. met tekst en plaatjes.

Het spellenboek. De plaatjes laten zien wat je bij elk spelletje nodig hebt. Hieronder zie je wat elk plaatje betekent:

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 TENNIS.

LES 7. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, tikspelen, springen.

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 TENNIS.

SPEL 1. Kangoeroe buidel-dief. Doel: Uitleg: Te moeilijk? Te makkelijk?

Circus les 5. Doelen:

LES 37. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, springen, mikken. DOELSTELLINGEN:

Schoolpleinpret. Jongeren Op Gezond Gewicht. actief en betrokken

Groep 5/6 - De leerling kent de basisregels, nu worden de regels verder uitgebreid. Ook deze moet de leerling kunnen toepassen.

14.5. Impressie / Plattegrond

Dit boekje is van: Ik ben. Jaar. Pasfoto

Circus les 6. Doelen:

CMV 6-7. Inhoudsopgave

Circus les 2. Doelen:

LES 34. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, tikspelen, Stoeien. DOELSTELLINGEN:

Inhoudsopgave. Inleiding. Legenda. Les 1 Gezonde voeding Les 2 Schijf van Vijf Les 3 Kcal en Bewegen. Onderdeel van FetFit 2

Sportkanjers in de gymles. Sportkanjers in de gymles. gy m 10 SPORTKANJERGYMLESSEN VOOR DE BASISSCHOOL BOVENBOUW

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker?

LES 42. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, springen, doelspelen

LES 3. GROEP 3 t/m 8 HANDBAL. DOELSTELLINGEN:

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BADMINTON

7&8. Sportles groep 7 & 8 Lekker in je vel? Jouw veiligheidsplan. Over deze les. Wat heeft u nodig?

Bijlage 2: 3.2 onderzoek

Uitwerking vrije lessen

Lesbrief bij de voorstelling 'Hatsjoe'

Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal.

LES 38 GROEP: 3 t/m 8 Handstand, mikken, over de kop gaan

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 Springen, tikspelen, jongleren. DOELSTELLINGEN:

Bal in de hoepel gooien

Op vakantie les 9. Doelen: zich snel te verplaatsen. handen. punt. (open ruimte opzoeken)

LES 2 GROEP: 3 t/m 8 ATLETIEK DOELSTELLINGEN:

Beweegdagboek. Opdracht 3A

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN:

Prinsen en prinsessen les 4. Doelen:

LES 21. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN: Groep 3/4. Freerunning:

Het grote voetbalavontuur

Prinsen en prinsessen les 3. Doelen:

januari 2015 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Ik huppel - BVP Hint Music 2015

Lesbrief les 3 groep 1 en 2 Energie voor drie

Prinsen en prinsessen les 2. Doelen:

De gymles van begin tot eind

OCHTEND BOVENBOUW. Atletiek. 1 Sprint. 2 Balwerpen. 3 Verspringen. 4 Hoogspringen. 5 Hordenloop. 6 Speerwerpen

Twintig keer fijne motoriek in de gymzaal

Circus les 1. Doelen:

Les 6 - Gymlessen (middenbouw) Zomerspelen

Op vakantie les 2. Doelen:

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL DOELSTELLINGEN:

CMV Inhoudsopgave

Deze warming up is geschikt voor alle groepen. De warming up bestaat uit verschillende baloefeningen die hieronder worden beschreven:

Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen!

Let s Smash! StreetSmash Spellenboek Voor Sportleiders. Superhandig. boekje

Hoepels: experimenteren, rollen, springen over, stappen door, van de een in de andere hoepel

Aankleding: ballonnen, slingers, rode neuzen, jongleerspullen,

Draaiboek. Koningsspelen. Brede school

Op vakantie les 5. Doelen:

LES 26. GROEP: 3 t/m 8 Sportspelen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN:

LES 39 GROEP: 3 t/m 8 Springen, Hardlopen, Doelspelen DOELSTELLINGEN:

mei 2014 vanaf 7 jaar Sluipen als een kat tekst: Marian van Gog muziek: Paul Natte

(nodig: een basketbal, een basketbalring, een stopwatch)

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen

Prinsen en prinsessen les 1. Doelen:

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

oktober 2013 vanaf 9 jaar Klaar voor de start tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof

Spelregels. Het spelen van levend ganzenbord

LES 32. GROEP: 3 t/m 8 Over de kop gaan, Tikspelen, Balanceren.

Gymrooster groep 3 Opgesteld voor 20 weken, dus twee keer in het jaar uitvoeren Elske Schudde CZ 09/10

Olympische kleuterspelen

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 BADMINTON DOELSTELLINGEN:

Lesbrief les 1 groep 5 en 6 Fit zijn is fijn

Lesbrief Kikker viert de lente. Kikkertiendaagse: 21 t/m 30 maart Thema: Kikker viert de lente Leeftijd: voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar

Bungelende emmer. Benodigdheden: emmertje, touw, kleine ballen Aantal spelers: 3+ Voorbereiding : geen Leeftijd: 4+ Soort: spel

Adewiedewanseltje. Muzido ANNIE LANGELAAR FONDS

- De leerling kan een medeleerling veilig heen en weer laten zwaaien.

Tomke.nl TIPS VOOR ACTIVITEITEN

Aankleding: speelgoed zwaarden, kroontjes, prinsen- en prinsessenkleding

OEFENSTOF CIRCULATIE-MINIVOLLEYBAL

De motorische ontwikkeling van het jonge kind

Op vakantie les 3. Doelen:

Li Lefebure & Margot Senden

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL

Onder schooltijd: groep 5-6

Schaken op de basisschool Werkboek 1, les 1: de beginstelling, de Toren en de Loper

Leskaarten muurkaatsen

9. De Lessen: Gymnastiek

Groente en fruit in de speelzaal

Werkstuk LO Gym 5,5. Werkstuk door een scholier 1417 woorden 15 februari keer beoordeeld. Gym Werkstuk. Voorwoord

Klap, stamp en sla. Opmerking. Tijd: 1-5 min. Deelnemers: minimaal 2 Materiaal: niets Opstelling: kinderen vormen tweetallen. Verloop van het spel:

De 11+ Een compleet warming-up programma

De stippelspelen.

Oranje slingers. Stofzuigen bij Maxima & Willem-Alexander. Speluitleg: Speluitleg:

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

CMV Inhoudsopgave

Transcriptie:

Werkblad GROEP 1 2 LES 6: Sport 1 Activiteit Balspelletjes Voetbal: schoppen Korfbal: mikken Materialen & tekening Voetbal Hoepels/korf Ballen (klein en groot) Werkvorm Doel: schoppen en richten. Maak een tweetal. Ga ieder aan 1 kant van de zaal staan. 1 schopt, de ander staat stil met zijn benen gespreid. Probeer de bal door de benen van de ander te schoppen. Je mag de bal alleen schoppen met je voeten. Doel: bal door hoepels/in korf mikken. Ga achter de lijn staan. Er hangen/staat hoepels/een korf. Probeer de bal door de hoepels/in de korf te mikken. Je mag alleen gooien met je handen. Gooi om de beurt. Extra tips Te moeilijk? Maak de afstand kleiner. Maak de afstand groter. Te moeilijk? Afstand verkleinen. Kleinere ballen. Afstand vergroten.

Werkblad GROEP 1 2 LES 6: Sport 1, vervolg Activiteit Balspelletjes Volleybal: tikken over net Basketbal: stuiteren Materialen & tekening Touw (hang het touw schuin op: van een laag naar een hoog net) Ballonnen Tekening Harde ballen Pionnen/lijnen Werkvorm Doel: ballon over net tikken. Maak een tweetal. Ieder gaat aan 1 kant van het touw staan. Tik de ballon naar je maatje over het touw. Probeer de ballon te vangen. Probeer het om de beurt. Doel: bal stuiteren Ga achter de lijn staan. Stuiter de bal terwijl je naar de overkant loopt. Extra tips Te moeilijk? De ballon overtikken zonder touw. Met 1 hand (bovenhands) tikken. Gebruik een zachte bal i.p.v. een ballon. Te moeilijk? Vanuit stilstand stuiteren. Zo snel mogelijk stuiteren naar de overkant. Maak een tweetal en stuiter de bal naar elkaar over.

Werkblad GROEP 1 2 LES 6: Sport 1, vervolg Activiteit Balspelletjes Rugby: stoeien Tennis: gooien en vangen Materialen & tekening Matje Zachte bal Tennisballen Werkvorm Doel: bal verdedigen en afpakken Maak een tweetal. 1 ligt/zit op het matje en houdt de bal zo stevig mogelijk vast. De ander probeert de bal af te pakken. Je mag elkaar geen pijn doen! Bij stop, meteen stoppen. Doel: de bal omhoog gooien en opvangen. Pak een tennisbal. Gooi de bal omhoog. Probeer de bal weer op te vangen. Extra tips Kleinere bal Te moeilijk? Rol de bal naar elkaar over. Bal overgooien met stuit. Bal tegen muur gooien en opvangen. Bal naar elkaar gooien.

LES 6: Sport 1 Inleiding (10 minuten) De leerlingen zitten in een kring. Vertel dat we vandaag verschillende spelletjes met ballen gaan doen. Laat de ballen zien. Weten de leerlingen welke bal bij welke sport hoort? Warming-up: Start met 1 bal. Rol de bal naar iemand anders in de kring. Als je de bal rolt, vertel je welke sport je leuk lijkt of op welke sport je zit. Moeilijker: meer ballen, bal gooien, gooi zo hoog mogelijk, gooien met een stuit. Kern (40 minuten) Er staan zes verschillende activiteiten klaar. De leerlingen zitten op de grond of een bank aan de zijkant van de ruimte. Leg de verschillende activiteiten kort uit. Geef van iedere activiteit een voorbeeld. Een uitgebreide uitleg van de activiteiten en extra tips vind je op werkblad 1. Verdeel de klas in groepjes. Leuke ideeën om de klas te verdelen vind je op: http:///upload/verdelingklas.pdf Voetbal: aanvallen en verdedigen. Korfbal: mikken. Volleybal: gooien over net. Basketbal: stuiteren. Rugby: stoeien. Tennis: slaan. Draai de groepjes na vijf minuten door. Spreek hiervoor een geluid of teken af; als ik twee keer klap gaat iedereen zitten op de grond en is stil, als ik drie keer klap draaien we door. Zorg ervoor dat alle groepjes iedere activiteit hebben gedaan. De kinderen kunnen van elke activiteit een tekening maken op het werkblad. Slot (10 minuten) De leerlingen zitten in een kring. Vraag of ze weten welke activiteit bij welke balsport hoort. Wat vond je leuk? En waarom? Extra? Balspel met de hele klas We gaan tikkertje doen met een voetbal. Er wordt één kind uitgekozen die de zoeker is. De kinderen staan in het midden van de ruimte bij elkaar. Eén leerling heeft de bal en schopt/gooit deze zo ver mogelijk weg. Iedereen loopt zo hard mogelijk weg van de bal. De zoeker moet zo snel mogelijk de bal pakken en stop roepen. Hij moet op de plek waar de bal is gepakt stil blijven staan. Alle andere leerlingen staan bij stop stil en spreiden hun benen. De zoeker rolt de bal tussen de benen door van een leerling. Als dit lukt, mag de zoeker uitrusten op de bank. De leerling die is gepakt, wordt de nieuwe zoeker. Als dit niet lukt, pakt de zoeker zo snel mogelijk de rollende bal en probeert het nog een keer. Moeilijker: Gebruik meer ballen! Gebruik een kleinere bal (tennisbal).

Werkblad GROEP 1 2 LES 7: Sport 2 Activiteit Atletiekspelletjes Sprinten: zo snel mogelijk een afstand afleggen. Roeien: naar de overkant. Materialen & tekening Pionnen 2 skateboards Werkvorm Doel: leerlingen leggen een afstand in een rechte lijn zo snel mogelijk af. Ren om de beurt. Start bij een pion. Ren zo hard mogelijk naar de overkant in een rechte lijn. Doel: op een skateboard roeien naar de overkant. Ga met je voeten vooruit op een skateboard zitten. Gebruik je handen om vooruit te komen. Extra tips Te moeilijk? Maak de afstand kleiner. Maak de afstand groter. Te moeilijk? Afstand verkleinen. Afstand vergroten. Met voeten achteruit in plaats van vooruit. Achteruit roeien in plaats van vooruit.

Werkblad GROEP 1 2 LES 7: Sport 2, vervolg Activiteit Atletiekspelletjes Verspringen: zo ver mogelijk springen vanaf een lijn. Gewichtheffen: een gewicht zo hoog mogelijk optillen. Materialen & tekening Plaklint/tape Twee stokken met emmertjes Pittenzakjes Werkvorm Doel: zo ver mogelijk springen (met aanloop) vanaf een lijn. Je mag springen vanaf de lijn. Spring zo ver mogelijk! Blijf stil staan na je sprong. Plak hier een tapeje. Zo ver ben je gekomen. Probeer de tweede keer nog verder te springen. Doel: een gewicht met een goede greep zo hoog mogelijk boven je hoofd tillen. Pak de stok met de emmertjes stevig vast. Til de stok zo ver mogelijk boven je hoofd. Extra tips Met aanloop springen. Te moeilijk? Minder zwaar maken. Zwaarder maken. Zo lang mogelijk volhouden.

Werkblad GROEP 1 2 LES 7: Sport 2, vervolg Activiteit Atletiekspelletjes Hordelopen: over een hindernis lopen zonder deze aan te raken. Paardrijden: met stokpaardje hindernissen nemen. Materialen & tekening 10 pionnen 6 stokken Pionnen 2 hoepels 6 stokken Stokpaardje Werkvorm Doel: over een hindernisbaan lopen zonder de hindernis aan te raken. Start om de beurt achter de lijn. Spring over de hindernissen heen. Lukt het zonder strafpunten? Doel: met een stokpaardje hindernissen nemen. Start om de beurt achter de lijn. Ga met het stokpaardje tussen je benen tussen de pionnen, over de stokken en door de hoepels. Lukt het zonder strafpunten? Extra tips Te moeilijk? Over 1 hindernis springen. Meer en hogere hindernissen neerzetten. Zo vlug mogelijk! Zo vlug mogelijk! Hindernissen moeilijker maken.

LES 7: Sport 2 Inleiding (10 minuten) De leerlingen zitten in een kring. Vertel dat we vandaag verschillende atletiekspelletjes gaan doen. Vraag aan de kinderen of ze weten wat atletiek is. Laat de plaatjes zien uit bijlage 1. Weten de leerlingen wat dit is? Wat is de naam van deze sport? Hoe gaat deze sport? Kennen jullie nog andere onderdelen van atletiek? Warming-up Vertel dat het belangrijk is om je lijf warm te maken voor het sporten. Maak een treintje. Alle leerlingen lopen (op enige afstand) in een rondje achter elkaar. Loop voorop. Doe verschillende oefeningen tijdens het lopen: armen zwaaien, huppelen, kikkersprongen, zo klein mogelijk, zo groot mogelijk enz. Vertel wat je doet en geef een voorbeeld! Kern (40 minuten) Er staan zes verschillende activiteiten klaar. De leerlingen zitten op de grond of een bank aan de zijkant van de ruimte. Leg de verschillende activiteiten kort uit. Geef van iedere activiteit een voorbeeld. Een uitgebreide uitleg van de activiteiten en extra tips vind je op werkblad 1. Verdeel de klas in groepjes. Leuke ideeën om de klas te verdelen vind je op http:///upload/verdelingklas.pdf. Sprinten: zo snel mogelijk een afstand afleggen. Roeien: naar de overkant. Verspringen: zo ver mogelijk springen vanaf een lijn. Gewichtheffen: een gewicht zo hoog mogelijk optillen. Hordelopen: over een hindernis lopen zonder deze aan te raken. Paardrijden: met stokpaardje hindernissen nemen. Draai de groepjes na vijf minuten door. Spreek hiervoor een geluid of teken af; als ik twee keer klap gaat iedereen zitten op de grond en is stil, als ik drie keer klap draaien we door. Zorg ervoor dat alle groepjes iedere activiteit hebben gedaan. De kinderen kunnen van elke activiteit een tekening maken op het werkblad. Slot (10 minuten) De leerlingen zitten in een kring. Laat de plaatjes zien uit bijlage 1. Vraag of ze weten welk plaatje bij welke activiteit hoort. Welke activiteit vond je het leukste? Ga bij dit plaatje staan! Extra? Atletiekdiploma kleuren (zie bijlage 2)

LES 7: Sport 2, Bijlage 1

LES 7: Sport 2, Bijlage 2

LES 8: Buurt Inleiding (10 minuten) De leerlingen zitten in een kring. In de kring liggen verschillende sport en spel voorwerpen. Vertel dat er veel verschillende soorten sporten zijn. Sporten is heel goed voor je lijf. Je voelt je fitter en het is gezond. Je kunt op verschillende manieren bewegen. Je kunt een sport doen. Laat de leerlingen voorbeelden noemen van sporten. Ook als je niet op een sport zit, kun je actief bewegen. Bijvoorbeeld naar school rennen, de trap oplopen of tikkertje spelen op het schoolplein. Laat de leerlingen nog meer voorbeelden noemen van actief bewegen. Kern (20 minuten) In de kring liggen de volgende voorwerpen: voetbal, tennisbal, frisbee, badmintonracket, shuttle, springtouw en zwembroek. Lees het verhaal voor. Stop na iedere alinea en vraag of de leerlingen hebben gehoord welk voorwerp uit de kring in het verhaaltje voorkwam. Stijn verveelt zich Stijn hoeft niet naar school vandaag. Hij verveelt zich Al zijn vriendjes zijn er niet. Stijn loop naar het schuurtje. In het schuurtje ligt heel veel speelgoed. Stijn pakt een voetbal. En schopt de bal tegen de muur. Saai, vindt Stijn. Hij speelt liever voetbal met zijn vriendjes. Stijn pakt een tennisbal. En gooit de bal heel hard omhoog. Oh nee, de bal valt op het dak in de goot. Stijn pakt een frisbee. De frisbee zoeft door de lucht. Maar niemand gooit de frisbee naar Stijn terug. Stijn ziet een badmintonracket. Maar de shuttle is kwijt. Dan lukt badminton niet. Stijn vindt een springtouw. Na tien keer springen is Stijn moe. Hij legt het springtouw terug en rust uit. Stijn!, roept mama. Zoek vlug je zwembroek, we gaan naar het zwembad voor je zwemles.. Stijn rent zo hard als hij kan naar binnen toe. Jippie, zwemmen! Luistervragen: Waarom verveelt Stijn zich? Hoe komt het dat Stijn de meeste dingen niet leuk vindt? Waar heeft Stijn zin in? Welke sport vindt jij leuk om te doen? Wat doe jij het liefste op een dag als je niet naar school hoeft?

LES 8: Buurt, vervolg Slot (30 minuten) Laat de leerlingen een medaille knutselen met daarop een tekening van hun lievelingssport. Nodig? Bierviltjes, kleurpotloden, schaar, ronde vouwblaadjes (in verschillende kleuren), lijm, lint. En nu? Laat de leerlingen twee ronde vouwblaadjes kiezen (dit blaadje past precies op een bierviltje). Op 1 blaadje maken de leerlingen een tekening van hun lievelingssport. Op het andere blaadje schrijf je mijn lievelingssport is en daaronder de naam van hun lievelingssport (oudste kleuters: stempelen/schrijven). Plak de blaadjes ieder op één bierviltje. Stop het lint (lang genoeg om de medaille om je nek te hangen) tussen de twee bierviltjes en plak de viltjes stevig op elkaar. Laat de lijm goed drogen. Je medaille is klaar! Extra? Nodig een ouder/vrijwilliger/sporter van een sportvereniging uit om te vertellen over zijn/haar sport.

Werkblad GROEP 1 2 LES 9: Ouders Bijlage 1 Rood actief inspannen/ sporten Oranje middelmatig inspannen Rust

Werkblad GROEP 1 2 LES 9: Ouders, vervolg Bijlage 2 Dagen van de week Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag

Werkblad GROEP 1 2 LES 9: Ouders, vervolg Bijlage 3: Uitleg beweegthermometer Oranje thermometer Voor een goede conditie moet je iedere dag een uur middelzware inspanning doen. Dit is bijvoorbeeld naar school fietsen, de trap oplopen en de hond uitlaten. Als je de thermometer gaat inkleuren en je hebt één van deze activiteiten gedaan, dan kleur je de thermometer oranje. Rode thermometer Het is goed om je lijf zwaar in te spannen, want je lijf moet dan echt in actie komen. Bij activiteiten zoals voetballen, skaten, tennis, zwemmen of hardlopen! Als je de thermometer gaat inkleuren en je hebt één van deze activiteiten gedaan, dan kleur je de thermometer oranje. Geen gekleurde thermometer Als je geen middelzware inspanning of zware inspanning hebt gedaan dan hoef je voor deze dag de thermometer niet in te kleuren.

LES 9: Ouders Inleiding (10 minuten) De leerlingen zitten in een kring. Laat ze een (oor)thermometer zien. Vraag aan de leerlingen of zij weten wat een thermometer is. Wat doe je met een thermometer? Wanneer gebruik je een thermometer? Wat meet je met een thermometer? Meet bij enkele leerlingen de temperatuur op/laat ze bij elkaar de temperatuur meten. Wikipedia: een thermometer is een meetinstrument dat wordt gebruikt om de warmte te meten. Kern (20 minuten) Een thermometer wordt overal gebruikt waar het belangrijk is de temperatuur van iets te weten. Bijvoorbeeld van het water in een zwembad, de temperatuur in de lucht, de temperatuur in een oven of van je eigen lichaam. Hoe hoger de temperatuur is, Vertel dat wij met een thermometer gaan meten hoe actief wij hebben bewogen! Laat nu de beweegthermometer zien (zie bijlage 1). Als je actief beweegt, krijg je het warm. Je krijgt een rood hoofd en gaat zweten. Vertel dat er een verschil is tussen een beetje actief bewegen (middelzware inspanning - oranje) en heel actief bewegen (zware inspanning - rood). Hoe warmer je het hebt, hoe actiever je bent. Kunnen de leerlingen voorbeelden van een beetje actief bewegen en actief bewegen? Beetje actief bewegen: trap oplopen, naar school fietsen, tikkertje op het schoolplein. Actief bewegen: dansen, voetballen, hard rennen. We gaan verschillende bewegingen doen. Na iedere beweging bespreek je met de leerlingen wat ze voelen. Heb je het warm? Wat voel je in je lijf? Waar zit je op de beweegthermometer? Laat de leerlingen erover vertellen en laat ze aanwijzen op de beweegthermometer hoe actief ze zijn. Voorbeelden van bewegingen: Armen zwaaien. Springen. In je handen klappen. Springen op 1 been. Rondjes draaien. Hurksprongen. Hoofd, schouders, knie en teen. Tot slot (20 minuten) Vertel dat we een week lang gaan bijhouden met de beweegthermometer hoe vaak en hoe actief we bewegen. Na een gymles, buiten spelen of een spelletje in de klas gaan we bekijken of we rustig, een beetje actief of heel actief hebben bewogen. Dit doen we door de thermometer oranje of rood te kleuren. We gaan dit op school doen, maar ook thuis! Meer informatie vind je op Alle leerlingen krijgen een beweegdagboek mee (zie bijlage 2). Kleur iedere dag de thermometers in. Niet alleen jij gaat de thermometers kleuren, maar ook je papa/mama/broertje/zusje! Hoeveel beweegt je papa/mama/broertje/zusje? Beweeg jij meer of je papa/mama/broertje/zusje? Zorg ervoor dat alle ouders op de hoogte zijn van het beweegdagboek. Geef een briefje mee met daarop de uitleg van de beweegthermometer(bijlage 3), het doel van het project en het belang van bewegen en sporten of nodig ze uit om mee te doen tijdens deze les! Na deze week gaan we samen bekijken hoeveel we hebben bewogen. Is dit genoeg? Hoe zou je nog meer kunnen bewegen? Thuis? En op school? Het is gezond om iedere dag één uur lang een beetje actief te bewegen (oranje thermometer) en twee keer in de week actief te bewegen/sporten (rode thermometer). Extra? Thermometer kleuren. Thermometers uitknippen en op groot vel plakken voor in de klas.

LES 9: Ouders Beweegthermometer Informatie docenten Sporten is gezond en belangrijk! Je lichaam kun je vergelijken met een machine. Een machine loopt soepel als ze veel gebruikt wordt. Staat ze vaak stil dan doet ze het minder goed en gaat roesten. Bij je lichaam werkt het net zo. Door genoeg te bewegen houd je je hart, longen en spieren gezond. Er zijn twee soorten inspanning: middelzware en zware. Voor een goede conditie moet je iedere dag een uur middelzware inspanning doen. Dit zijn heel normale dingen: naar school fietsen, de trap oplopen en de hond uitlaten. Hiervan ga je meestal niet zweten. Maar je voelt wel aan je lijf dat je beweegt. (een oranje thermometer) Daarnaast is het goed je lijf twee keer per week zwaar in te spannen. Je lijf moet dan echt in actie komen, zoals bij sporten. Bijvoorbeeld voetballen, hockey, zwemmen of dansen. Je krijgt het dan warm en gaat zweten. Je hartslag gaat omhoog. (een rode thermometer) Ook kan je lichaam in rust zijn. Dit is bijvoorbeeld bij televisie kijken, computeren en slapen. Het is goed om je lijf soms tot rust te laten komen. Als je maar iedere dag een uur middelzware inspanning doet en twee keer per week zware inspanning! De beweegthermometer is een hulpmiddel om samen met de leerlingen te ontdekken hoe vaak zij zich middelzwaar en zwaar inspannen (zwaar inspannen noemen we ook sporten). De leerlingen houden met hulp van de beweegthermometer een beweegdagboek bij. Ook kan de beweegthermometer bij verschillende lessen gebruikt worden. Het is belangrijk dat de leerlingen gaan herkennen wat zij voelen bij middelzware en bij zware inspanning. Lichamelijke signalen middelzware inspanning: je hart gaat sneller kloppen, je krijgt het warmer, je ademhaling gaat sneller. Lichamelijke signalen zware inspanning: je hartslag gaat verder omhoog, je gaat zweten, je krijgt een rood hoofd. Overzicht activiteiten en energieverbruik per uur (in kcal) Activiteit Energie (in kcal) per uur Slapen 20-40 Zitten 25-55 Middelzwaar inspannen (lopen, fietsen, buitenspelen) 80-160 Zwaar inspannen (sporten) 200-300 KERNBOODSCHAP Het is gezond om iedere dag één uur lang middelzware inspanning te doen (dagelijkse dingen zoals buiten spelen, de trap oplopen, naar school fietsen) en twee keer in de week zware inspanning (sporten).

LES 9: Ouders Beweegthermometer In de klas Houd gedurende een week samen met de leerlingen het beweegdagboek bij met hulp van de beweegthermometer. Zorg ervoor dat ouders op de hoogte zijn van het beweegdagboek en de beweegthermometer. Geef een brief mee of nodig ouders uit tijdens de les over de beweegthermometer en het beweegdagboek (zie lessen ouders). Het is ontzettend belangrijk dat de leerlingen ook thuis, samen met de ouders, het beweegdagboek invullen. Alleen dan krijg je een duidelijk beeld van het aantal beweegmomenten van de leerlingen en of dit voldoende/onvoldoende is. In de onderbouw wordt de beweegthermometer besproken tijdens een les (zie ouders en sport les 1/2) Na een gymles, buiten spelen of een spelletje in de klas kan met hulp van de beweegthermometer nagepraat worden over hoe actief de leerlingen zijn geweest. De leerlingen kunnen de thermometers inkleuren (rood bij zwaar inspannen, oranje bij middelmatig inspannen) en bijhouden in een speciaal beweegdagboek. Het beweegdagboek wordt gedurende één week samen met de leerlingen bijgehouden. Kies een vast moment om het beweegdagboek te bespreken en in te kleuren (einde dag in kring). Je kunt ervoor kiezen om één klassikaal beweegdagboek bij te houden. Hang een groot vel papier op in de klas met hierop verschillende thermometers. Laat de leerlingen op het einde van de dag het aantal rode/oranje thermometers inkleuren. Je kunt er ook voor kiezen om voor iedere leerling een apart beweegdagboek bij te houden. Maak een boekje/vel papier met daarin de zeven dagen van de week en thermometers (zie bijlage). Laat iedere leerling op het einde van de dag zelf het aantal rode/oranje thermometers kleuren. Dit beweegdagboek wordt ook meegenomen naar huis. Op het einde van de week wordt in de klas bekeken hoe vaak de leerlingen zich hebben ingespannen en of dit voldoende/onvoldoende is. In de middenbouw en bovenbouw wordt de beweegthermometer geïntroduceerd in de kring (zie inleiding les sport & ouders groep 3/4, 5/6 en 7/8) De leerlingen houden zelf het beweegdagboek bij. Maak een boekje met daarin de zeven dagen van de week en thermometers (zie bijlage). Bij de thermometers noteren de leerlingen welke activiteit ze gedaan hebben en het aantal minuten. Het beweegdagboek wordt dagelijks besproken in de klas. Ook wordt het dagboek thuis, eventueel met hulp van ouders, ingevuld. Als de leerlingen zich middelmatig hebben ingespannen, kleuren ze een thermometer oranje. Als ze zich zwaar hebben ingespannen, kleuren ze een thermometer rood. Op het einde van de week wordt in de klas bekeken hoe vaak de leerlingen zich hebben ingespannen en of dit voldoende/onvoldoende is.

LES 9: Ouders Beweegthermometer Bijlage Als je sport, krijg je het warm en ga je zweten. Je hartslag gaat omhoog. Dit betekent dat je heel actief bent! Sporten noemen we zware inspanning. Kleur deze thermometer rood. Als je niet sport, kun je wel bewegen. Bewegen kan altijd! Bijvoorbeeld als je naar school fietst, de trap oploopt of tikkertjes speelt op het schoolplein. Hiervan ga je meestal niet meteen zweten. Maar je voelt wel aan je lijf dat je beweegt. Dit noemen we middelzware inspanning. Kleur deze thermometer oranje.

LES 9: Ouders Beweegthermometer Kleurplaat Rood actief inspannen/ sporten Oranje middelmatig inspannen Rust

LES 9: Ouders, vervolg Ideeën om de klas te verdelen In tweetallen Kleur: Ga staan bij de eerste leerling die je ziet die een van dezelfde kleuren draagt als jij. Dierengeluid: Doe het geluid van een kat of van een hond na. Je vormt een paar met de eerste leerling die je hetzelfde geluid hoort maken. Tweelingen: Zoek iemand: met dezelfde haarkleur, dezelfde sport, aantal broers/zussen, eerste letter van de voornaam enz. Briefjes: Schrijf op briefjes twee dingen die bij elkaar horen. Doe de briefjes in een doos en deel ze uit. Ideeën voor op de briefjes: A en a, B en b woord en afbeelding (appel en afbeelding appel) tegengestelden (warm en koud). In groepen Houdingen: Bijvoorbeeld: voor twee groepen wordt afgeteld met op en neer. Bij op steekt de leerling zijn handen in de lucht, bij neer laat je je handen neerhangen. Armen omhoog vormt 1 groep en armen omlaag vormt 1 groep. Kleuren: Bijvoorbeeld: voor drie groepen wordt afgeteld met rood, wit en blauw. Iedere kleur is 1 groep. Bewegingen: Bijvoorbeeld: voor drie groepen laat je de leerlingen drie verschillende bewegingen doen; in de handen klappen, met de armen zwaaien en met de voeten stampen. Seizoenen: Tel af met lente, zomer, herfst, winter. Briefjes met zelfde soort: Bijvoorbeeld geometrische vormen (vierkant, cirkel, driehoek) Grabbelton: Vul een ton met kleine voorwerpen. Van ieder voorwerp evenveel als het gewenst aantal spelers per groep. Bijvoorbeeld: paperclips, elastiekjes, gummetjes potloden. Woordgroepen: Kies een woord dat evenveel letters bevat als het gewenste aantal groepen. Bij vier groepen bijvoorbeeld het woord SPEL. De S en vormen een groep, de P en enz. Handenschudden: Elke leerling krijgt een nummer (bij vier groepen, nummers geven tot vier). Zonder iets te zeggen lopen de leerlingen rond en schudden elkaar de hand. De nummers 1 schudden een maal, de nummers twee, twee maal enz. Leerlingen die evenveel keer schudden, geven elkaar een arm. Dit gaat door tot de groep compleet is. Hetzelfde liedje: Schrijf een aantal bekende liedjes op (bij drie groepen, drie liedjes). Fluister bij iedere leerling het liedje in z n oor. De leerlingen lopen door elkaar en neuriën het liedje. Leerlingen met hetzelfde liedje geven elkaar een hand. Dit gaat door tot de groep compleet is.