LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen

Transcriptie

1 LES 41. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN Groep 3/4: Mikken met touwzwaaien. - De leerling kan al zwaaiend, met de voeten een pittenzakje in een hoepel leggen. Vies en lekkertje. - De loper rent als hij niet door de tikker in de gaten gehouden wordt. Matschuiven - De leerling zet af met 1 been. Groep 5/6: Mikken met touwzwaaien. - De leerling kan, al zwaaiend, met de voeten een bal of een pittenzakje gericht naar een doel mikken. Kies je sport. - De leerling schakelt over van aanvaller naar verdediger en andersom. Matschuiven - De leerling neemt een snelle aanloop en zet met 1 been af. Groep 7/8: Mikken met touwzwaaien. - De leerling kan de tussen de voeten geklemde bal of pittenzakje, gericht mikken op een doel. Kies je sport. - De leerling speelt over met andere spelers van het team. Matschuiven - De leerling probeert staand te glijden.

2 LES 41. GROEP: 3 t/m 8 HET MATERIAAL: Groep 3/4 Inleiding: - 3 lintjes Vak 1: - 2 banken - Touwen - 9 hoepels - 10 pittenzakjes Afsluiting: - Materialen van vak 3 Vak 2: - 8 Pionnen om 2 vakken te maken. - Lintje voor de tikker. Vak 3: - Dikke mat met daarop: - 2 kleine matjes omgekeerd - 2 pionnen Groep 5/6 Inleiding: - 3 lintjes Vak 1: - 2 banken - Touwen - 2 korven - 3 zachte ballen - 9 hoepels - 6 kegels - 10 pittenzakjes Afsluiting: - Materialen van vak 3 Vak 2: - 8 Pionnen voor 4 doeltjes - 8 hockeysticks - Plastic hockeybal - Voetbal - 3 Banken Vak 3: - Dikke mat met daarop: - 2 kleine matjes omgekeerd - 2 pionnen Groep 7/8 Inleiding: - 3 foamballen Vak 1: - 2 banken - Touwen - 2 korven - 3 zachte ballen - 9 hoepels - 6 kegels - 10 pittenzakjes Afsluiting: - Materialen van vak 3 Vak 2: - 4 Pionnen voor 2 doeltjes - 8 hockeysticks - Plastic hockeybal - Voetbal - Handbal - Stopwatch Vak 3: - Dikke mat met daarop: - 2 kleine matjes omgekeerd - 2 pionnen

3 LES 41. GROEP: 3 t/m 8 OPSTELLING VAN HET MATERIAAL: Groep 3/4 Vies MIKKEN MATSCHUIVEN Lekker Groep 5 t/m 8 MIKKEN KIES DE SPORT MATSCHUIVEN

4 LES 41. GROEP: 3/4 INLEIDING. Voetje van de vloer - Er worden 2 tikkers aangewezen. - Als je als loper bijna getikt wordt dan kan je op de grond gaan zitten met je voeten van de vloer. - Je mag dan niet getikt worden door de tikker. - Je mag 10 tellen blijven zitten. De tikker mag niet blijven staan. - Als je getikt wordt dan ga je naar de kant. Twee is te veel. Maak het moeilijker door met 3 tikkers te spelen. Speel met de regel dat je maar 3x met je voeten van de vloer mag gaan zitten. VAK 1. Zwaaien en mikken - Werk in tweetallen - De leerlingen beginnen op de bank met een pittenzakje tussen de voeten. - Zwaai met twee touwen (een touw in iedere hand) en laat het pittenzakje in de hoepel vallen. Maak het makkelijker en moeilijker door de hoepels dichterbij en verder weg te leggen. Het is moeilijker om te zwaaien met 1 touw. Makkelijker ga op de knoop zitten en houd het pittenzakje in je hand. VAK 2. Vies en lekkertje - Er wordt 1 tikker aangewezen, die staat in het speelveld. - De andere leerlingen staan aan de lekker kant. - De tikker in het midden noemt iets om te eten. Als je het lekker vindt dan blijf je staan. Als je het vies vindt dan moet je naar de vies kant overlopen. - Als je getikt wordt dan help je mee met tikken. - De tikker mag 4x iets te eten opnoemen en daarna komt er een andere tikker in het midden. De tikker mag 1x wissel zeggen. Iedereen moet dan wisselen van kant. VAK 3. Matschuiven - Twee leerlingen spelen tegen elkaar. - Ze nemen een aanloop en springen met hun buik op het kleine matje. - De leerling die het verste schuift wint. Speel telkens tegen een andere tegenstander. AFSLUITING. Matschuiven met de klas. - Maak 2 teams. Om de beurt schuiven de spelers van ieder team tegen elkaar. - Speel tegen elkaar. Als je wint verdien je een punt voor je team. - Speel tot iedereen 1 keer geweest is. - Het team met de meeste punten wint.

5 LES 41. GROEP: 5/6 INLEIDING. Voetje van de vloer - Er worden 2 tikkers aangewezen. - Als je als loper bijna getikt wordt dan kan je op de grond gaan zitten met je voeten van de vloer. - Je mag dan niet getikt worden door de tikker. - Je mag weer meedoen als iemand anders je op je schouder tikt. - Als je getikt wordt dan ga je naar de kant. Twee is te veel. Maak het moeilijker door met 3 tikkers te spelen. Speel met de regel dat je maar 2x met je voeten van de vloer mag gaan zitten. VAK 1. Mikken in 3 verschillende situaties. - De leerlingen beginnen op de bank met een bal of een pittenzakje tussen de voeten. o Situatie 1 - drie op een rij Speel in een tweetal. Zwaai om de beurt en laat je zakje in een hoepel vallen. Daarna is de volgende. Degene die als eerste 3 op een rij heeft wint. o Situatie 2 in de korf De korf staat op de grond. Zwaai en mik de bal erin. o Situatie 3 kegelen Zwaai en mik met de bal op de kegels. Maak het makkelijker en moeilijker door de doelen dichterbij en verder weg te zetten. Het is makkelijker om te zwaaien met 2 touwen (een touw in iedere hand). VAK 2. Kies de sport - Speel 2 tegen 2 op het voetbalveldje en op het hockeyveldje. De leerlingen kunnen zelf kiezen waar ze spelen. - Er wordt gewisseld als er gescoord wordt. - Er wordt gespeeld zonder keeper. De stick onder de knie houden. Alleen scoren van de helft van de tegenstander. VAK 3. Matschuiven - Twee leerlingen spelen tegen elkaar. - Ze nemen een aanloop en springen met hun buik op het kleine matje. - De leerling die het verste schuift wint. Speel telkens tegen een andere tegenstander. AFSLUITING. Matschuiven met de klas. - Maak 2 teams. Om de beurt schuiven de spelers van ieder team tegen elkaar. - Speel tegen elkaar. Als je wint verdien je een punt voor je team. - Speel tot iedereen 1 keer geweest is. - Het team met de meeste punten wint.

6 LES 41. GROEP: 7/8 INLEIDING. Iemand is hem niemand is hem in tweetallen. - Er wordt gespeeld in tweetallen. Deze twee spelers mogen samenwerken. - Het is de bedoeling om alle andere spelers af te gooien. - Als je af bent dan ga je op de bank zitten. Je mag weer meedoen als de andere speler van jouw tweetal iemand heeft afgegooid. - Verder gelden de regels van iemand is hem, niemand is hem; o Niet lopen met de bal o Bij een vangbal is degene die gegooid heeft af Tip: Als het te lang duurt op de bank, speel dan 3 is te veel. VAK 1. Mikken in 3 verschillende situaties. - De leerlingen beginnen op de bank met een bal of een pittenzakje tussen de voeten. o Situatie 1-3 op een rij Speel in een tweetal. Zwaai om de beurt en laat je zakje in een hoepel vallen. Daarna is de volgende. Degene die als eerste 3 op een rij heeft wint. o Situatie 2 in de korf De korf staat op de grond. Zwaai en mik de bal erin. o Situatie 3 kegelen Zwaai en mik met de bal op de kegels. Maak het makkelijker en moeilijker door de doelen dichterbij en verder weg te zetten. Het is makkelijker om te zwaaien met 2 touwen (een touw in iedere hand). VAK 2. Kies je sport - Speel in 2 teams. Er kunnen 3 sporten gedaan worden: handbal, voetbal en hockey. - Begin met handbal. - Iedere 2 minuten mag een team kiezen of er van sport gewisseld wordt. Kijk voor de spelregels van handbal bij de sport-o-theek les handbal les 3 Kijk voor de spelregels van hockey bij de sport-o-theek les hockey les 3 VAK 3. Matschuiven - Twee leerlingen spelen tegen elkaar. - Ze nemen een aanloop en springen met hun buik op het kleine matje. - De leerling die het verste schuift wint. Speel telkens tegen een andere tegenstander. Maak het moeilijker door staand te glijden let op goed door de knieën gaan alsof je gaat surfen. AFSLUITING. Matschuiven met de klas. - Maak 2 teams. Gebruik de tweetallen van de inleiding. De ene gaat bij team 1 en de ander bij team 2 - Speel tegen elkaar. Als je wint verdien je een punt voor je team. - Speel tot iedereen 1 keer geweest is. - Het team met de meeste punten wint.