Van werknemer naar ondernemer



Vergelijkbare documenten
Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland

MKB-index april 2017

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland

De oudere starter in Nederland Quick Service

Levensloopregeling Informatie voor werknemers

Sociale zekerheid in de crisis

De stand van Mediation in Nederland

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage

Levensloopregeling. Spaar voor uw verlof

Zoetermeer, 28 februari 2018

BNA Conjunctuurmeting

De Levensloopregeling

Werken na het bereiken. gerechtigde leeftijd. het bereiken. leeftijd. Deze brochure is een samenwerkingsproduct van:

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

De Watersector Exportindex (WEX)

Van goede naar betere dienstverlening. Tevredenheids- en behoefteonderzoek voor het Vervangingsfonds en Participatiefonds

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

Cliëntenaudit Bureau ABC

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies

De Watersector Exportindex (WEX)

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren.

Belasting over de winst verdeeld naar sector en grootteklasse

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016

Effecten invoering nieuwe ziektekostenstelsel 2006

Meerkeuzesysteem Arbeidsvoorwaarden Informatie voor werknemers

ABN AMRO. Kiezen tussen levensloopregeling en de spaarloonregeling. Alle informatie in één oogopslag. Mét fiscale spelregels.

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Vrijwillige verzekering binnenland

BIJLAGE 2: Bruto-nettotrajecten

Uw advies over inkomen bij arbeidsongeschiktheid als ondernemer. Een aandeel in elkaar

Hoofdstuk 14 Sociaal zekerheidsrecht

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

Van baan naar eigen baas

Sociale verzekeringen en uitkeringen (januari) 2012 Premieoverzicht

Kengetallen ondernemerschap

4.1 Klaar met de opleiding

Ik ben zelfstandige en zwanger

Tevredenheidsonderzoek AM Werk Reïntegratie BV

Ik ben zwanger en zelfstandige. Uw inkomen bij zwangerschap en bevalling

Levensloopregeling vanaf Opnemen of doorsparen?

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach organisatie Trace Daelzicht

ABN AMRO. Kiezen tussen levensloopregeling en spaarloonregeling. Alle informatie in één oogopslag. Mét fiscale spelregels.

Advieswijzer Werken als zzp'er

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach Company

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel

Conjunctuurpeiling BNA. Voorjaar René Vogels

Vrijwillige verzekering binnenland. Informatie over vrijwillig verzekeren voor de Ziektewet, WIA, WAO en WW

Bouwers en hun gemeente

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB

Tevredenheidsonderzoek. ROC Drenthe College meetperiode: 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 Definitief rapport

Sinds 1 januari 2013 mag uw werknemer bij een levenslooptegoed van of meer het levenslooptegoed ook opnemen voor andere doeleinden dan verlof.

3 Wettelijk kader voor zzp ers en werknemers

Advieswijzer. Werken als zzp er Denk ondernemend. Denk Bol.

Maak een nieuw dienstverband aan vanaf 1 maart. Dat doet u via Werknemers, Nieuw, en dan de middelste optie Maak een nieuw dienstverband voor :

Advieswijzer: Werken als zzp'er in 2016

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Regionaal Autisme Centrum onderdeel Autismewerk.nl

Tour de Zorg Etappe 2: De Bergetappe

Tevredenheidsonderzoek Stap.nu Reïntegratie & Counseling

Uw advies over inkomen bij arbeidsongeschiktheid als ondernemer. Een aandeel in elkaar

De WGA-verzekering voor AGF Groothandel

Wet uniformering loonbegrip

Arbeidsongeschiktheid en je ZZP Pensioen

Tevredenheidsonderzoek 2014 / De Nieuwe Werkgever

Bijlagen. Bijlage 1. Schematische weergave van de belangrijkste naoorlogse kostwinnersbepalingen in de sociale verzekeringen

Inhoud. 5.1 Als u particulier verzekerd bent Als u ziekenfondsverzekerd bent Als u meeverzekerd bent bij uw partner 16

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Vrijwillige verzekering binnenland. Informatie over vrijwillig verzekeren voor Ziektewet, WIA, WAO en WW

Sociale Verzekeringen per 1 juli 2012

Benchmark klanten Qredits

Wet Uniformering Loonbegrip Per 1 januari 2013

Belastingplan Vs

Dienstverlening aan huis (bron

44. Doel 2. Contributie beroepsorganisaties

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam

Let op! Hoe meer gebruikelijk loon u opneemt dan wel op moet nemen, hoe minder u profiteert van het lage tarief van de vennootschapsbelasting.

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Tevredenheidsonderzoek Stichting ActiefTalent

Tevredenheidsonderzoek 2010 / Olympia uitzendbureau

Hulp bij het invullen van de Jaarruimtetool

Tevredenheidsonderzoek De Opstap, Leerwerktraject van De Kapstok

Allianz Collectieve Overlijdensrisicoverzekering

Ziekte en arbeidsongeschiktheid: wat is er voor jou geregeld?

Tevredenheidsonderzoek Staatvandienst B.V.

Pensioenfonds Vopak Individueel pensioenbeleggen. Pagina. Bijna met pensioen

Transcriptie:

Van werknemer naar ondernemer Een verkennend onderzoek naar de directe financiële gevolgen Michel Winnubst Mickey Folkeringa Paul Vroonhof Pauline de Jong Zoetermeer, maart 2009

ISBN: 978-90-371-1000-5 Bestelnummer: A200909 Prijs: 35,- Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.

Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 1.1 Achtergrond onderzoek 5 1.2 Inhoud onderzoek en afbakening 5 1.3 Leeswijzer 6 2 De keuze tussen werknemerschap en ondernemerschap 7 2.1 Inleiding 7 2.2 Determinanten van de keuze 7 2.3 Persoonskenmerken (potentiële) succesvolle ondernemers vanuit werknemerschap 8 3 Direct opportunity costs 11 3.1 Inleiding 11 3.2 Inkomen 12 3.3 Heffingen 13 3.4 Informatiekosten 14 3.5 Sociale zekerheid 14 4 Conclusies en aanknopingspunten 21 4.1 Inleiding 21 4.2 Beleving van direct opportunity costs 21 4.3 Aanknopingspunten voor beleid 24 Literatuurlijst 25 Bijlage I Verdiepende informatie over werknemers en ondernemers 27 3

1 Inleiding 1.1 Achtergrond onderzoek Uit longitudinaal onderzoek naar slaagfactoren van nascent entrepreneurs en starters (zowel in de VS als in Nederland) blijkt dat hoog opgeleide, energieke werknemers (van tussen de 30 en 40 jaar) met relevante branche-ervaring relatief vaak succesvolle ondernemers kunnen worden 1. Indien zij de stap wagen, is bij hen tevens de kans relatief groot dat ze personeel in dienst zullen nemen en wellicht bedrijfsgroei zullen nastreven. In dat opzicht is deze groep beleidsmatig interessant. Tegelijkertijd bestaat de indruk dat in Nederland relatief weinig personen uit deze categorie potentiële ondernemers daadwerkelijk voor het ondernemerschap kiezen. In elk geval kunnen de financiële gevolgen van zelfstandig ondernemen in Nederland erg ingrijpend zijn. Werknemers hebben doorgaans een vaste baan met goede primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden en een goede pensioenvoorziening. Ook hebben ze vaak een carrièreperspectief. Ze moeten dus relatief veel opgeven om ondernemer te worden. Daarbij hebben ze vaak een hoge hypotheek en opgroeiende kinderen, waardoor de gepercipieerde risico's van een eigen bedrijf extra groot zijn. Uit econometrisch landenvergelijkend onderzoek weten we dat deze financiële gevolgen in het algemeen remmend werken op het nascent entrepreneurship (Brouwer e.a., 2005). 1.2 Inhoud onderzoek en afbakening Om hier verder de vingers achter te krijgen is onderzoek uitgevoerd naar de financiële veranderingen van een werknemer die ervoor kiest om de stap naar het ondernemerschap te maken. De kosten en baten die dit met zich meebrengt kunnen gezien worden als 'direct opportunity costs'. In deze paragraaf gaan we verder in op de definitie van dit begrip en de afbakening van dit begrip. Definitie In dit onderzoek wordt de volgende definitie gehanteerd van het begrip 'direct opportunity costs': Direct opportunity costs van zelfstandig ondernemerschap zijn de directe kosten en gemiste opbrengsten als gevolg van de keuze voor het ondernemerschap in plaats van een baan in loondienst. Met 'direct' wordt bedoeld dat het gaat om de kosten en baten (de opportunity costs) verbonden aan de overgang van werknemerschap (baan in loondienst) naar het zelfstandig ondernemerschap. Het gaat hier dus om de keuze 'werknemer blijven' of 'ondernemer worden'. De langetermijngevolgen (zoals loonontwikkeling van de werknemer en winstontwikkeling van de ondernemer) worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Ook de personen die geen baan in loondienst hebben (gehad) worden bij dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. 1 Zie o.a. Snel en Meijaard, 2006; Brummelkamp en Te Peele, 2007; Reynolds, 2007. 5

Afbakening van de direct opportunity costs De gehanteerde definitie heeft een aantal praktische implicaties voor het onderzoek met betrekking tot de afbakening van de kostencategorieën die bij de keuze horen. Hierover het volgende. Het verschil tussen de hoogte van het (bruto en netto) salaris in loondienst en de hoogte van de (bruto en netto) winst uit onderneming bij de bedrijfsstart moet tot de direct opportunity costs worden gerekend. Direct opportunity costs kunnen ontstaan bij zowel de inkomensvorming als bij de bestedingen/afdrachten. Bij de inkomensvorming gaat het vooral om het verschil tussen loon en winst (zie vorige punt) en veranderingen van afdrachten en uitkeringen voor diverse inkomensverzekeringen. Sommige vaste lasten zijn verbonden aan een huishouden, zoals lopende hypotheek, energie, waterschapslasten etc., en behoren niet tot de direct opportunity costs. Dit geldt meer algemeen voor alle vaste lasten waarvan de hoogte niet afhankelijk is van de vraag of een persoon als werknemer of als ondernemer arbeid verricht. De absolute omvang van deze vaste lasten zal niet veranderen bij de overgang van werknemerschap naar ondernemerschap. 1 In dit onderzoek staan de materiële beloningen en kosten die verband houden met het afdekken van risico's centraal. Immateriële aspecten zoals de waardering van vrije tijd en voldoening in het werk vallen buiten het onderzoekskader. 1.3 Leeswijzer Voordat wij ingaan op de direct opportunity costs bij de overgang van werknemerschap naar ondernemerschap is het zinvol om eerst stil te staan bij twee belangrijke onderwerpen. Het gaat hier om determinanten achter de keuze om ondernemer te worden en eigenschappen van een succesvolle ondernemer. Die komen aan bod in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 zullen verschillende categorieën van direct opportunity costs beschreven worden. Het gaat hier om een omschrijving van de categorieën en een indicatie van de omvang. In hoofdstuk 4 worden de conclusies en aanknopingspunten voor het overheidsbeleid gegeven. Hierbij wordt een koppeling gemaakt tussen de beschreven direct opportunity costs in hoofdstuk 3 en de resultaten van interviews die gevoerd zijn met ondernemers. 1 De relatieve omvang (ten opzichte van het inkomen) kan wel veranderen. 6

2 De keuze tussen werknemerschap en ondernemerschap 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden twee belangrijke onderwerpen van dit onderzoek theoretisch uitgediept. Ten eerste zullen wij stilstaan bij de vraag wat mogelijke keuzedeterminanten zijn voor een individu om de overstap te maken van het werknemerschap naar het ondernemerschap (paragraaf 2.2). Verder staat in dit onderzoek (en de casestudies daarbinnen) de succesvolle ondernemer centraal. In paragraaf 2.3 zal daarom beschreven worden wat persoonskenmerken zijn van (potentiële) succesvolle ondernemers, startend vanuit een positie als werknemer. 2.2 Determinanten van de keuze De keuze in dit onderzoek betreft de keuze van een werknemer op enig moment in zijn of haar carrière tussen (I) werknemer blijven en (II) de overstap naar het ondernemerschap maken. Om inzicht te krijgen in de determinanten van de keuze voor het ondernemerschap kan gebruik worden gemaakt van theorieën die proberen te verklaren waarom individuen voor een baan in loondienst kiezen, dan wel voor een eigen bedrijf opteren. In de literatuur wordt ook wel gesproken van 'occupational choice'-modellen. De essentie van deze modellen is dat individuen een keuze maken tussen deze twee alternatieven, door de waargenomen beloningen (zowel materieel als immaterieel) en risico's van deze alternatieven tegen elkaar af te wegen. De waargenomen beloningen en risico's worden beïnvloed door de (door het individu zelf ingeschatte) kansen voor ondernemerschap en persoonlijke capaciteiten, die op hun beurt weer samenhangen met de persoonlijke attitude en voorkeuren van het individu. Verschillende factoren kunnen een bijdrage leveren aan de voorkeur voor het ondernemerschap boven het werknemerschap 1. Zo kan de keuze voor het ondernemerschap voortkomen uit zowel pushfactoren (o.a. dreigende werkloosheid, beperkte arbeidsmarkt) als pullfactoren (o.a. meer autonomie en het vooruitzicht op winst). Deze factoren kunnen een impuls zijn voor een individu om te kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap. Hoge (direct) opportunity costs kunnen hierbij weer een negatieve invloed hebben op de keuze voor het ondernemerschap. Zo zijn bijvoorbeeld de sociale zekerheid en de pensioenvoorziening veelal goedkoper voor een werknemer in loondienst. Ook zijn de (nationale) cultuur en de maatschappelijke positie van ondernemers van invloed op de keuze voor het ondernemerschap. Het zijn voornamelijk de technologische en economische trends die voor een opleving (kunnen) zorgen in de keuze voor ondernemerschap. Door deze trends worden er kansen gecreëerd (voor potentiële ondernemers) en daarbij zijn culturele en institutionele factoren van invloed op de manier waarop de kansen worden benut. De keuze om ondernemer te worden heeft een aantal gevolgen voor de persoon, zowel persoonlijk als financieel gezien. Op het persoonlijke vlak zal onder andere 1 Wennekers (2006). 7

de tijdsbesteding en tijdsindeling van het werk veranderen, wat van invloed is op de tijdsbesteding privé waarbij eventueel een gezin in het geding is. Ook de (eigen) verantwoordelijkheid van een ondernemer is groter dan die van een werknemer. Verder kan het zelfstandig werken als ondernemer eenzaamheid tot gevolg hebben. Ondernemerschap resulteert ook in de mogelijkheid om zelf te bepalen hoe bepaalde activiteiten uitgevoerd moeten worden. Dit kan voor een ondernemer meer voldoening bieden dan een baan in loondienst. Op financieel gebied bestaan op veel terreinen verschillende regelingen voor werknemers en ondernemers (zoals sociale zekerheid, fiscale regelingen en pensioenwetgeving). De hoogte van het (toekomstig) inkomen en bepaalde afdrachten en/of kosten zullen veranderen wanneer de werknemer de overstap maakt naar het ondernemerschap. 2.3 Persoonskenmerken (potentiële) succesvolle ondernemers vanuit werknemerschap In deze paragraaf worden de persoonskenmerken van (potentiële) succesvolle ondernemers omschreven. Het begrip succesvol is deels persoonlijk en subjectief. Succesvol startende ondernemers hebben vaak jonge bedrijven die met een nieuw concept in een korte tijd een sterke groei hebben gerealiseerd. Het criterium groei heeft hier in de eerste plaats betrekking op omzetgroei, in de tweede plaats refereert het aan de ontwikkeling van het marktaandeel. 1 Uit literatuurstudie van een aantal grotendeels kwantitatieve onderzoeken komt een redelijk eenduidig beeld naar voren van 'voor het ondernemerschap potentieel zeer interessante' categorieën werknemers. Een aantal van deze categorieën zijn meetbaar via 'harde' demografische en persoonskenmerken. De andere categorieën zijn zachter en minder goed meetbaar via objectieve maatstaven. Deze categorieën worden voor het totaaloverzicht meegenomen, maar zijn slechts zeer beperkt operationaliseerbaar. Harde demografische en persoonskenmerken Tot de categorie 'voor het ondernemerschap potentieel zeer interessante' werknemers behoren over het algemeen mannen 2 van 25 t/m 44 jaar 3 (een onderzoek geeft bijvoorbeeld aan dat de ondernemer jong genoeg begonnen moet zijn, een ander onderzoek heeft het over een leeftijd van 39 jaar). Zij werken in een sector waar redelijk makkelijk te starten is. In het algemeen starten de succesvolle ondernemers in de sector waarin zij al werkzaam zijn 4 en hebben zij daar bij voorkeur al redelijk veel succes 5. Het is al met al niet onwaarschijnlijk aan te nemen dat de meeste succesvolle starters starten in een sector waarin het vrij makkelijk is een bedrijf op te richten. De categorie 'voor het ondernemerschap potentieel zeer interessante werknemers' is maximaal 10 jaar werkzaam als 1 Zie: Brummelkamp en Te Peele, 2007. 2 Bronnen: Buyens et. al., 2002, Burke et al., 2006 en Bhola, 2006. Vrouwen voeren vaker hun onderneming in deeltijd en hebben vaker minder groeiambities. 3 Bronnen: Van der Zwan, 2007, Buyens et. al., 2002, Nandram et al., 2002, jonge ondernemers richten zich meer op expansie. 4 Bronnen: Brummelkamp et al., 2007 en Buyens et. al., 2002. 5 Bron: Brummelkamp et al., 2007. 8

werknemer 1 (werknemers die het meest waarschijnlijk een voltijd ondernemer worden werken minder dan 3 jaar als werknemer. Ook de categorie die 4 tot 10 jaar werkzaam is heeft een grotere kans door te stromen naar het ondernemerschap dan degenen die langer werken). Ook heeft deze categorie een redelijk hoge opleiding (HBO of Universiteit) 2. Een interessante groep uit deze categorie is de groep werknemers die al een keer ervaring heeft gehad als ondernemer 3. Tot slot worden vooral werknemers die werkzaam zijn in kleine bedrijven, in potentie sneller ondernemer. Deze werknemers zijn van zichzelf al minder risicoavers en zijn als het ware al voorgeselecteerd 4. Zachte persoonskenmerken Daarnaast zijn er 'zachtere' persoonskenmerken van de 'voor het ondernemerschap potentieel zeer interessante' werknemers te vinden. Deze kenmerken zijn vaak moeilijker meetbaar volgens objectieve maatstaven; ze worden meestal via enquêtes uitgevraagd. Zo zijn ondernemers die het relatief makkelijk vinden om leiding te geven en die bij de start al de beschikking hebben over een redelijk netwerk 5, vaak succesvol. Zij hebben de wil om onafhankelijk te zijn 6. In de vroege fase van de onderneming zijn creativiteit, prestatiegerichtheid en inlevings- en doorzettingsvermogen voor de ondernemers cruciaal, terwijl in de expansiefase ook doelmatigheid, daadkracht en betrouwbaarheid cruciale factoren zijn voor succes 7. In de volwassen fase zijn eveneens daadkracht en betrouwbaarheid belangrijk voor succes maar ook doorzettingsvermogen, inzicht in de marktomgeving en een vastbesloten houding van de ondernemer 8. Tot slot hebben de in potentie succesvolle ondernemers vaak al een goed voorbeeld: een ouder (over het algemeen de vader) werkt(e) vaak ook als ondernemer 9. 1 Uit Visee en Zwinkels (1999) komt naar voren dat starters (die eveneens nog werkzaam zijn als werknemer) de meeste kans hebben een voltijdondernemer te worden wanneer zij minder dan 3 jaar werken. Ook de categorie die 4 tot 10 jaar werkzaam is heeft een grotere kans door te stromen naar het ondernemerschap dan degenen die langer werken. 2 Bronnen: Van der Zwan, 2007, Buyens et. al., 2002, Burke et al., 2006 en Bhola, 2006. 3 Bron: Burke et al., 2006. 4 Bron: Parker, 2007. 5 Bronnen: Brummelkamp et al., 2007, Nandram et al., 2002 en Visee en Zwinkels 1999. 6 Bronnen: Brummelkamp et al., 2007, Nandram et al., 2002 en Visee en Zwinkels 1999. 7 Bron: Nandram et al., 2002. 8 Bron: Nandram et al., 2002. 9 Bronnen: Buyens et al. en Bhola, 2006. 9

3 Direct opportunity costs 3.1 Inleiding De stap van werknemer naar ondernemer brengt op verschillende gebieden kosten en baten met zich mee. Wij kijken in dit onderzoek naar de directe financiële gevolgen van deze stap (de direct opportunity costs). Deze posten kunnen verdeeld worden over een aantal onderwerpen. Het inkomen verandert. Voor ondernemers wordt het bruto-inkomen winst (uit bedrijfsomzet) in plaats van loon. De heffingen veranderen. Voor ondernemers zijn er verschillende belastingmogelijkheden die niet beschikbaar zijn voor werknemers. Daardoor veranderen ook de te betalen premies voor de Nederlandse volksverzekeringen. De informatiekosten veranderen. Als ondernemer ben je mogelijk meer geld kwijt aan het 'inkopen' van informatie, zoals het op de hoogte blijven van nieuwe (technische) ontwikkelingen in de branche, belastingadvies en het mogelijk inhuren van bijvoorbeeld een administratiekantoor. De kosten voor de sociale zekerheid veranderden. Als ondernemer moet je zelf meer regelen wanneer het aankomt op sociale voorzieningen voor de korte, middellange en lange termijn. Ook de kosten voor zorg zullen veranderen. In dit hoofdstuk gaan wij verder in op de hierboven beschreven gebieden waarop direct opportunity costs kunnen voorkomen. In bijlage I is in meer detail beschreven wat de verschillen zijn tussen werknemer en ondernemer op de verschillende direct opportunity costs. Figuur 1 geeft een totaaloverzicht van de verschillende onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod zullen komen. Er zal in dit hoofdstuk ook een indicatie worden gegeven van de gevolgen voor de direct opportunity costs. Een onderwerp kan de direct opportunity costs verhogen (een negatief effect), verlagen (een positief effect) of het kan beide kanten op gaan (gevolgen individueel bepaald door situatie). 11

Figuur 1 Overzicht direct opportunity costs 1. Inkomen - Inkomensverschil - Ontslagvergoeding 2. Heffingen - Ondernemersfaciliteiten - Belastingen c.q. premies volksverzekeringen 3. Informatiekosten 4. Sociale zekerheid Inkomen kort (<2jr) - werkloosheid - ziekte - zwangerschaps- & bevallingsverlof midden (>2jr) - arbeidsongeschikt lang - oude dag - lange termijn (levensloop/spaarloon) Zorg - kinderopvang - ziektekosten 3.2 Inkomen 3.2.1 Inkomensverschil: inkomen vs. bedrijfsresultaat Een werknemer die de overstap naar het ondernemerschap maakt, krijgt te maken met een andere wijze van inkomensvorming. De zekerheid van het vaste salaris dat iedere maand op de rekening wordt bijgeschreven, wordt vervangen door de onzekerheid van de inkomsten uit de onderneming. Het inkomen van een ondernemer is sterk afhankelijk van ontwikkelingen in de markt en van de prestaties van de ondernemer. Een werknemer heeft bovendien vaak een redelijk zeker carrièreperspectief. Voor ondernemers is de toekomst veel onzekerder. De verwachting is dat het inkomen van de ondernemer gemiddeld lager zal zijn in de eerste jaren na de start, ten opzichte van het gemiddelde inkomen als werknemer voor de start. Uit onderzoek blijkt dat het besteedbaar inkomen van een starter uit 1998 gemiddeld genomen 9 procent lager lag dan dat van een werknemer. 1 In 2004 was het gemiddeld besteedbaar inkomen van een werknemer 22.400 euro. Van een zelfstandige was dit 20.400 euro. 2 Deze inkomensaspecten laten de direct opportunity costs toenemen. 1 Zie: Folkeringa en Vroonhof, 2004. 2 Zie: Inkomenspanelonderzoek CBS, bewerking EIM, in Folkeringa en De Jong-'t Hart, 2007. 12

3.2.2 Ontslagvergoeding Wanneer een werknemer ontslagen wordt, kan de werknemer mogelijk een ontslagvergoeding krijgen. Werknemer en werkgever kunnen zelf afspraken maken over de hoogte van de ontslagvergoeding, of er kan gebruik worden gemaakt van de zogenaamde kantonrechterformule. Als dit zo is, kan dit gezien worden als een (eenmalige) inkomstenbron bij de overstap naar het ondernemerschap. Ook kan er sprake zijn van een sociaal plan waarin afspraken zijn gemaakt over de (financiële) ondersteuning van ontslagen personeel dat wil starten als ondernemer. Dit verlaagt dus de direct opportunity costs. Daarbij past wel de kanttekening dat in deze situaties push-factoren de belangrijkste motivatie vormen om te starten. Voorts is het van belang op te merken dat we binnen de direct opportunity costs geen rekening houden met het risico dat ontslag/te weinig klanten/etc. daadwerkelijk plaatsvindt, en dus ook niet met de (toekomstige) kosten die hieraan verbonden zijn. 3.3 Heffingen 3.3.1 Ondernemersfaciliteiten Ondernemers kunnen gebruik maken van een groot aantal fiscale ondernemersfaciliteiten, die gerelateerd zijn aan de activiteiten voor het eigen bedrijf. Het gebruik van deze ondernemersfaciliteiten verlaagt het belastbaar inkomen en leidt tot een verlaging van de af te dragen belasting. De belangrijkste faciliteiten zijn de zelfstandigenaftrek (en eventueel de startersaftrek) en de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). De zelfstandigenaftrek kent meerdere doelen, waarvan de belangrijkste is dat het tegemoetkomt aan de specifieke kenmerken van het ondernemersinkomen (zowel consumptie- als investeringsfunctie). De KIA is in het leven geroepen om investeringen van een beperkte omvang te bevorderen. Beide faciliteiten betreffen een vermindering op de te belasten winst onder bepaalde voorwaarden 1. Werknemers hebben vanzelfsprekend niet de beschikking over deze ondernemersfaciliteiten. Bij de overgang van werknemerschap naar ondernemerschap ontstaat zodoende een financieel voordeel (via de fiscus). Om dit voordeel te bepalen moet het netto-effect worden berekend van het gebruik van de ondernemersfaciliteiten (hoe vertaalt het gebruik ervan zich in de hoogte van het besteedbaar inkomen). Dit element verlaagt de totale direct opportunity costs. 3.3.2 Belasting c.q. premies volksverzekeringen Als werknemer moet men loonheffing betalen aan de belastingdienst. Als ondernemer moet men inkomstenbelasting betalen. Daarnaast moet iedere Nederlander premies afdragen voor de nationale volksverzekeringen (AOW, ANW, AWBZ en de AKW). Niet iedereen die zichzelf als ondernemer beschouwt, is ook in de ogen van de belastingdienst ondernemer; hiervoor wordt door de Belastingdienst 1 Voor uitgebreide overzichten en evaluatie van de diverse ondernemersfaciliteiten, zie Vroonhof e.a., 2005, en Folkeringa en De Jong (2007). 13

gekeken naar verscheidene criteria als winst, zelfstandigheid, kapitaal en reikwijdte opdrachtgevers. 1 3.4 Informatiekosten Een werknemer die besluit om een eigen bedrijf te beginnen, krijgt te maken met allerlei verplichtingen waaraan hij als ondernemer moet voldoen. Met veel van deze verplichtingen had hij in het werknemerschap niet of nauwelijks te maken. Zowel aan het uitzoeken van de verplichtingen als aan het daadwerkelijk voldoen aan de verplichtingen, zijn tijd en kosten verbonden. Strikt genomen moeten deze kosten volgens de door ons gehanteerde definitie van direct opportunity costs worden meegenomen. Het betreft vooral 'hidden costs', die zich uiten in tijdsbesteding en niet zozeer in out-of-pocket costs. Met de gefaseerde afschaffing van de Vestigingswet zijn veel vestigingsvereisten komen te vervallen. Desondanks blijven er nog tal van verplichtingen over waarin de (aspirant)ondernemer zich moet verdiepen. Voorbeelden hiervan zijn inschrijving in het Handelsregister, aanmelden bij de Belastingdienst en het zich op de hoogte stellen van de fiscale wet- en regelgeving, regels voor het in dienst nemen van personeel etc. Daarnaast geldt voor specifieke branches of productgroepen verplichte deelname aan regelingen, bijvoorbeeld op pensioengebied of (verplichte) aanmelding bij een bedrijfs- of productschap. Ondernemers met horecabedrijven moeten wel de beschikking hebben over verplichte vergunningen volgens de Drank- en Horecawet. Soms zijn hieraan expliciete kosten verbonden. Naast de financiële kosten is er ook tijd verbonden aan het inwinnen van informatie. Indien ondernemers voor bepaalde ondernemerszaken een (financieel) adviseur in de arm nemen, moeten de kosten hiervan ook tot de direct opportunity costs worden gerekend. 3.5 Sociale zekerheid 3.5.1 Inkomen voor de korte termijn Zwangerschaps- en bevallingsuitkering Een zwangerschapsuitkering voor een werknemer duurt minimaal 16 weken. De uitkering kan ingaan tussen 4 en 6 weken voor de uitgerekende bevallingsdatum. Een werknemer kan zelf bepalen op welke dag binnen deze periode de uitkering begint. In juni 2008 is de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) ingevoerd. In deze regeling is geregeld dat zelfstandigen recht hebben op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering. Deze regeling is een onderdeel van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO). De uitkering is nooit hoger dan het minimuminkomen, tenzij de ondernemer ook een vrijwillige verzekering bij het UWV heeft afgesloten. Zelfstandigen die minstens 1.225 uur werken krijgen een uitkering op dit niveau. Voor zelfstandigen die minder dan 1.225 uur werken, hangt de uitkering af van de 1 Zie: http://www.belastingdienst.nl/zakelijk/ondernemen_ondernemerworden/ondernemen_onderneme rworden-02.html (15-02-2009). 14

winst/inkomsten. De uitkering duurt minimaal 16 weken. Aangezien hier geen aparte premie voor betaald hoeft te worden, heeft dit geen invloed op de direct opportunity costs. Kijken we alleen naar de zwangerschapsuitkering, dan treden er dus geen direct opportunity costs op. Dat is alleen het geval wanneer de zwangerschapsuitkering gecombineerd is met de vrijwillige verzekering van het UWV (hierover meer verder in deze paragraaf). Werkloosheidsuitkering Werknemers lopen het risico dat zij hun baan verliezen, in een situatie van werkloosheid belanden en daarmee het inkomen verliezen dat zij in die baan verwerven. De Werkloosheidswet (WW) verzekert de werknemer tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Bij werkloosheid heeft de werknemer recht op een uitkering op basis van de WW, waarbij de hoogte van de uitkering afhankelijk is van het arbeidsverleden, en waarvoor de werknemer premie afdraagt. Voor de ondernemer komt het risico op werkloosheid met name voort uit te weinig werk en (gedwongen) bedrijfsbeëindiging. Het UWV biedt geen vrijwillige WW-verzekering aan. Inkomstenverlies door een afname in werk wordt gezien als een ondernemersrisico 1. Er is voor ondernemers ook geen mogelijkheid om zichzelf (particulier) te verzekeren tegen het risico van 'geen werk'. Zij betalen dus ook geen premie om dit risico af te dekken. Bij de directe overgang van het werknemerschap naar het ondernemerschap ontstaat dus in eerste instantie een positief effect op het inkomen: immers het totaal aan af te dragen premies voor inkomensverzekeringen wordt verlaagd, en daarmee de direct opportunity costs. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat wanneer er zich voor de ondernemer daadwerkelijk een situatie van 'geen werk' voordoet, de ondernemer niet kan bogen op een uitkering van een verzekering. Een uitzondering hierop is wanneer de desbetreffende ondernemer eerder ontslagen is en op grond hiervan nog recht heeft op een WW-uitkering. Ziekte-uitkering Zowel werknemers als ondernemers lopen het risico dat ze als gevolg van ziekte geen inkomen kunnen verwerven via hun arbeid. Dit kan een paar dagen zijn, maar ook een langere periode. Werknemers hebben recht op doorbetaling van het loon op basis van de Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsplicht Bij Ziekte (WULBZ) en de Wet Verlenging Loondoorbetalingsverplichting Bij Ziekte (VLZ). De werkgever is wettelijk verplicht het eerste ziektejaar ten minste zeventig procent van het loon door te betalen. De loondoorbetaling kent een wettelijk vastgesteld maximum. Dit geldt ook voor het tweede ziektejaar. Over twee ziektejaren betaalt de werkgever, inclusief eventuele aanvullingen, maximaal 170 procent van het laatstverdiende loon. Na deze periode (104 weken) wordt de ziekte 1 Vossen en Bouwmeester (2002) noemen de Bbz als regeling die voor zelfstandigen (zonder personeel) het risico van geen werk kan afdekken. Dit lijkt niet helemaal juist, aangezien het een regeling is die voorziet in inkomenssteun voor zelfstandigen met financiële problemen. Dat is veel breder gedefinieerd dan 'geen werk'; dat kan bijvoorbeeld ook liggen aan lage winstmarges en hoge kosten waardoor de uiteindelijke winst uit onderneming tegenvalt. In principe gaat het om een tijdelijke regeling (lening en/of uitkering). 15

verder als arbeidsongeschiktheid gezien (zie verder in deze paragraaf onder de sociale zekerheid voor de middellange termijn). Voor de zelfstandige ondernemer bestaat een dergelijke voorziening niet. Wel bestaat voor hem de mogelijkheid om bij het UWV een vrijwillige Ziektewetverzekering af te sluiten voor de eerste 104 weken ziekte 1. Een ondernemer kan er ook voor kiezen om een particuliere verzekering af te sluiten. De verschillende manieren waarop werknemers en ondernemers zich laten verzekeren voor inkomstenderving als gevolg van ziekte leiden tot direct opportunity costs indien een werknemer de overstap maakt naar het ondernemerschap. Als de werknemer die ondernemer wordt een verzekering afsluit (vrijwillig bij UWV of particulier), worden de direct opportunity costs verhoogd met het premiebedrag van deze verzekering. Immers, een werknemer hoeft geen premie af te dragen voor de uitkering bij eventuele ziekte. Dat geldt overigens wel voor zijn of haar werkgever. 3.5.2 Inkomen voor de middellange termijn Naast ziekte is ook (langdurige) arbeidsongeschiktheid een belangrijk risico waarmee werknemers en ondernemers te maken hebben. Een werknemer is via de werknemersverzekeringen verplicht verzekerd binnen de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De werknemer kan zich aanvullend particulier laten verzekeren, bijvoorbeeld om het inkomen aan te vullen in geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. De WIA voorziet vooral in een redelijke uitkering voor mensen die volledig arbeidsongeschikt worden verklaard. De werknemer betaalt hiervoor geen premie, zijn of haar werkgever wel. Zelfstandigen zijn sinds de afschaffing van de WAZ aangewezen op de vrijwillige WIA-verzekering die door het UWV wordt aangeboden 2, of op het afsluiten van een particuliere verzekering tegen inkomensderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Er ontstaan vooral direct opportunity costs wanneer de werknemer de overstap naar het ondernemerschap maakt en een particuliere verzekering afsluit voor de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. Indien de nieuwe ondernemer voldoet aan de voorwaarden om een vrijwillige verzekering bij het UWV af te sluiten en besluit dit ook te doen, zullen er ook direct opportunity costs optreden. Voor de vergelijking van premies tussen WIA en particulier is het van belang om van een vergelijkbare dekkingsgraad uit te gaan. 3.5.3 Inkomen voor de lange termijn Oudedagsvoorziening Zowel werknemers als ondernemers moeten een oudedagsvoorziening opbouwen om zichzelf van een inkomen te voorzien voor de periode dat ze te oud zijn om te kunnen/willen werken. In Nederland is het pensioenstelsel gestoeld op drie pijlers. 1 Hiervoor gelden wel een aantal voorwaarden. Zie http://www.uwv.nl/particulieren/verzekerdzijn/vrijwillige-werknemersverzekeringen/begint_u_een_eigen_bedrijf/index.aspx (19-02-2009). 2 Hierbij gelden grotendeels dezelfde voorwaarden als bij de verplichte WIA-verzekering voor werknemers (zie paragraaf 3.5.1). 16

De eerste pijler is een basispensioen, door de staat geregeld. Op 65-jarige leeftijd ontvangt iedere inwoner van Nederland een uitkering uit de Algemene Ouderdomswet (AOW). Iedere inwoner draagt premie af voor de financiering daarvan. De tweede pijler is een secundaire arbeidsvoorwaarde (uitgesteld loon) die een aanvullend pensioen opbouwt tot de fiscaal toegestane grens (maximaal). Pensioen in de tweede pijler wordt altijd opgebouwd in de relatie werkgeverwerknemer. In Nederland wordt de tweede pijler pensioenregeling vaak verplicht gesteld in de CAO en opgebouwd bij een pensioenfonds of pensioenverzekeraar, waaraan de werkgever, of werkgever en werknemer beiden premie betalen. De derde pijler is vrijwillig. Als aanvulling op de eerste twee pijlers kan iemand extra maatregelen treffen om te zorgen dat hij of zij op zijn oude dag een goed inkomen heeft. Het gaat in feite om commerciële spaarproducten met fiscale concessies en beperkingen. Zelfstandigen kunnen een pensioenvermogen opbouwen binnen de Fiscale Oudedagsreserve (FOR). Deze is in het leven geroepen om voor zelfstandigen de mogelijkheid te creëren binnen hun onderneming te sparen voor de oudedag. Analoog aan de situatie die geldt voor werknemers wordt pas afgerekend als de gelden uiteindelijk via een jaarlijkse lijfrente uitgekeerd worden. Een zelfstandige kan 12 procent van de winst aan de reserve doteren, met een maximum. Veel ondernemers zien daarnaast de (verkoop)waarde van hun onderneming als hun pensioenvoorziening. Een overstap van werknemerschap naar ondernemerschap heeft grote gevolgen voor de pensioenvoorziening. Uiteraard blijft de eerste pijler, de AOWverzekering, ongewijzigd aangezien het om een volksverzekering gaat. Maar de pensioenregeling die tussen werkgever en werknemer wordt geregeld, komt te vervallen. Daarom hangt veel af van de individuele regelingen die de ondernemer kan treffen met particuliere (pensioen)verzekeraars, en in hoeverre hij gebruik maakt van de FOR om een pensioenvermogen op te bouwen. Voor een aantal beroepsgroepen is deelname van zelfstandigen aan een bedrijfstakpensioenfonds verplicht. Dit geldt met name voor zelfstandigen in de bouw. Naast de bedrijfstakpensioenfondsen bestaan er ook beroepspensioenfondsen, die vrijwel altijd verplicht zijn voor zelfstandigen. Dit betreft vooral de vrijeberoepsbeoefenaren in de zorg (medisch specialisten), in het notariaat en de beroepen in kunst en cultuur. Sterk gegeneraliseerd kan gesteld worden dat de direct opportunity costs omlaag gaan als geen regeling ter aanvulling op de AOW getroffen is (het inkomen op lange termijn, de pensioenuitkering, blijft hier buiten beschouwing). Bij een regeling voor een pensioen op gelijk niveau zullen de kosten meestal omhoog gaan, en de direct opportunity costs dus toenemen. Sparen voor langetermijndoeleinden Werknemers hebben de mogelijkheid om een deel van hun brutosalaris te sparen voor langetermijndoeleinden. De belangrijkste regelingen zijn de levensloop- en de spaarloonregeling. Binnen de regelingen kunnen jaarlijks bedragen opzij worden gezet, waarover geen belasting hoeft te worden afgedragen. De levensloopregeling is per 1 januari 2006 ingevoerd en biedt werknemers de mogelijkheid 17

om jaarlijks tot 12 procent van het brutoloon belastingvrij te sparen om in de toekomst een periode van onbetaald verlof te financieren (bijvoorbeeld voor langdurend zorgverlof, sabbatical, ouderschapsverlof, prepensioen etc.). De loonbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet hoeven pas te worden betaald als de gespaarde tegoeden worden opgenomen. De inleg en het beheer van het spaarvermogen worden ondergebracht bij een financiële dienstverlener (verzekeraar, bank, pensioenfonds, beheerder van een beleggingsinstelling etc.). Over de inleg op de levensloopregeling worden wel premies werknemersverzekeringen ingehouden. Daarnaast bestaat er een belastingkorting die wordt verschaft bij de opname van het tegoed voor de financiering van onbetaald verlof. Naast de levensloopregeling bestaat voor werknemers ook de mogelijkheid om aan de spaarloonregeling deel te nemen. Het karakter van beide regelingen verschilt. Bij de spaarloonregeling wordt niet voor een bepaald doel gespaard; het geld kan overal voor worden gebruikt. Het tegoed van de levensloopregeling mag alleen worden gebruikt om verlof te financieren. Binnen de levensloopregeling kan jaarlijks meer geld worden gespaard dan bij de spaarloonregeling. Sinds de invoering van de levensloopregeling zijn werknemers verplicht om jaarlijks te kiezen voor deelname aan óf de levensloopregeling óf de spaarloonregeling. Het is niet mogelijk om in beide regelingen tegelijkertijd geld in te leggen. Ondernemers kunnen geen gebruik maken van dergelijke regelingen om belastingvrij voor specifieke doeleinden te sparen. Zij zullen zelf iets moeten regelen, bijvoorbeeld bij particuliere verzekeraars en financiële instellingen. Uit onderzoek blijkt dat onder startende ondernemers 22% en onder niet-startende ondernemers 16% verwacht aan de levensloopregeling deel te nemen, indien deze zou worden opengesteld voor zelfstandigen. 1 Zowel veel starters als niet-starters geven daarbij aan de levensloopregeling te willen gebruiken om eerder met pensioen te kunnen gaan. Bij de overgang van werknemerschap naar ondernemerschap ontstaan direct opportunity costs, indien de werknemer gebruik maakt van (een van) de genoemde regelingen. Deze komen grosso modo neer op het gemiste belastingvoordeel enerzijds en het niet langer afdragen van inleg anderzijds. 3.5.4 Zorg Kinderopvang Op 1 januari 2007 is een verplichte werkgeversbijdrage aan de kosten voor de kinderopvang ingevoerd. De overheid verstrekt de werkgeversbijdrage voor kinderopvang aan ouders. Werknemers met kinderen ontvangen via de Belastingdienst een vaste inkomensonafhankelijke toeslag van een derde deel van de kosten van de kinderopvang. Daarnaast krijgen ouders ook een inkomensafhankelijke toeslag van de overheid. Werkgevers dragen bij aan de vaste toeslag via een wettelijke opslag op de sectorpremie. Het als premie af te dragen percentage van het loon wordt verhoogd met dat van de kinderopvangheffing. 2 1 Zie Westhof e.a., 2006. 2 Een werkgever betaalt deze heffing over de totale loonsom, dus voor zowel werknemers met kinderen als voor werknemers zonder kinderen. 18

In principe verschilt de toeslag niet wezenlijk voor werknemers en zelfstandigen. Voor zelfstandigen wordt het inkomensafhankelijke deel van de kinderopvangtoeslag door de overheid vergoed. Toch werkt de regeling iets anders uit voor beide groepen. Dat komt door de inkomenstoets. Bij zelfstandigen gebeurt de toekenning aan de hand van het definitief vastgestelde belastbaar inkomen, terwijl bij werknemers de heffing over het premieloon wordt geheven. Dat betekent dat zelfstandigen over het algemeen een hogere tegemoetkoming krijgen dan werknemers bij een vergelijkbaar bruto-inkomen. Dit komt doordat de meeste zelfstandigen gebruik kunnen maken van een aantal fiscale faciliteiten (waarvan de zelfstandigenaftrek de belangrijkste is) waardoor het belastbaar inkomen gedrukt wordt. Bij deze post zal voor de (ex-)werknemer dus een financieel voordeel ontstaan in de nieuwe situatie als ondernemer. Hierdoor worden de totale direct opportunity costs verlaagd. Ziektekosten Elke inwoner van Nederland is sinds 1 januari 2006 verplicht verzekerd voor ziektekosten binnen de Zorgverzekeringswet (ZVW). Het pakket van de ZVW correspondeert min of meer met dat van de Ziekenfondswet (ZFW) en de Wet op de toegang tot de ziektekostenverzekering (WTZ), en wordt door de overheid bepaald. Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot aanvullende verzekering voor behandelingen die buiten de zorgverzekering vallen. Premieplichtigen hebben te maken met inkomensafhankelijke bijdragen en nominale premies. De nominale premie is voor iedere volwassene min of meer gelijk, maar de exacte hoogte van de nominale premie wordt door elke verzekeringsmaatschappij afzonderlijk vastgesteld. Dit leidt tot enig verschil in premiehoogte. Personen jonger dan 18 jaar zijn verplicht verzekerd, maar voor hen hoeft geen premie te worden afgedragen. De inkomensafhankelijke bijdrage (6,5% in 2007) wordt geheven over het premieplichtig inkomen voor de ZVW tot aan de maximum premieinkomensgrens. In principe wordt deze premie betaald door de werkgever, maar de belastingdienst ziet de premie als loon, waardoor de werknemer loonbelasting en premies volksverzekeringen hierover moet betalen. Personen voor wie de premie in verhouding tot hun inkomen een te zware last vormt, kunnen in aanmerking komen voor de zorgtoeslag. De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van de financiële draagkracht van het huishouden, met een onderscheid tussen alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens. Bij de overgang van werknemerschap naar ondernemerschap ontstaan direct opportunity costs voor de nieuwe ondernemer. Voor het pakket dat binnen de ZVW geldt, gaat het dan om de inkomensafhankelijke bijdrage. De nominale premie is in principe voor iedereen een vergelijkbaar bedrag. De inkomensafhankelijke bijdrage echter wordt voor de werknemer betaald door de werkgever. 1 Voor de werknemer komen, zoals gezegd, de kosten neer op een verhoging van belasting- en premieafdracht. De zelfstandige ondernemer moet zelf de inkomensafhankelijke bijdrage betalen, naast de nominale premie. Hij is immers zowel werkgever als werknemer. Overigens geldt voor zelfstandigen wel een lagere inkomensafhankelijke bijdrage: dit was 5,1% in 2008. 1 Voor uitkeringsgerechtigden geldt dat de inkomensafhankelijke bijdrage door de uitkeringsinstantie wordt betaald. 19