3 november 2015 Corr.nr. 2015-43897, FC Nummer 76/2015 Zaaknr. 596723



Vergelijkbare documenten
19 mei 2015 Corr.nr , FC Nummer 36/2015 Zaaknr

AP II

28 oktober 2014 Corr.nr , FC Nummer 52/2014 Zaaknr

30 juni 2015 Corr.nr , FC Nummer 49/2015 Zaaknr

Introductie provinciale financiën. Provincie Groningen

BIJDRAGE CONCERN AAN DEEL 3 BELEIDSBEGROTING d.d

Ontwerpbesluit pag. 3. Toelichting pag. 4. Bijlage(n): Najaarsrapportage 2016

v o o r d r a c h t 27 september 2016 Corr.nr , FC Nummer 67/2016 Zaaknr

VOORJAARSNOTA 2015 PROVINCIE GRONINGEN * VOORJAARSNOTA 2015

1.10 Programma 10 Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Budgettair perspectief

1. Inleiding. 27 april 2004 Nr , FC-X Nummer 15/2004

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

* * Statenvoorstel

Statenvoorstel 44/18 A

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP

Raadsvoorstel agendapunt

Bijlage 2. 7 e wijziging Begroting 2016

lil 24 SEP % X pr irq ö ï& groningen /39/A.12, FC Oosteriing J.A./Tel. J. (050)

College van Gedeputeerde Staten Statenvoorstel. Ontwerp-besluit pag. 4. Toelichting: pag. 5

Financiële begroting 2015 samengevat

2 oktober 2018 Corr.nr , FC Nummer 45/2018 Zaaknr. K10505

Najaarsnota 2017 Beleidsmatige en financiële actualisatie Provincie Gelderland

Provinciale Staten van Overijssel,

17 november 2015 Corr.nr , FC Nummer 82/2015 Zaaknr

Statenvoorstel 74/16 A

Voorjaarsnota 2011 provincie Groningen. versie PS

Onderwerp: De 10e wijziging van de begroting 2006 van de provincie Flevoland en de beschikbaarstelling

Haarlem, 23 augustus Onderwerp: Begroting Bijlagen: ontwerpbesluit, begroting

18 december 2018 Documentnummer: , FC Nummer 60/2018 Dossiernummer: K13491

Raadsinformatiebrief llllllllllllllll llll! llllllllllllllllllll illllillllillllllii

Onderwerp : Verwerking septembercirculaire 2014 in de begroting, als 1 e begrotingswijziging op de programmabegroting 2015

provincie jjqlland ZUID

OXT.?W III III MUI MUI INI II Advies B&W. Beslissing. Bespreken. Burgemeester Gelok. Registratienummer

Raadsstuk. Onderwerp Decemberrapportage 2018 Nummer 2018/ Portefeuillehouder Snoek, M. Programma/beleidsveld 7.2 Algemene dekkingsmiddelen

v o o r d r a c h t 30 augustus 2016 Corr.nr , FC Nummer 58/2016 Zaaknr

Managementrapportage 2017

: Aanvullend voorstel voor voorjaarsnota 2006 en kadernota 2007

Raadsinformatiebrief. Onderwerp Septembercirculaire 2014 algemene uitkering

Hierbij bieden wij u de 7e wijziging op de provinciale programmabegroting voor 2007 ter vaststelling aan.

Tussentijdse rapportage 2015 Realisatie januari tot en met september Outlook Algemeen Bestuur

Voorstelnummer: Houten, 1 oktober 2013

College van Gedeputeerde Staten Statenvoorstel. Ontwerpbesluit pag. 5. Toelichting pag. 6

Raadsvoorstel Raadsvoorstel Voorstelnummer: Houten, 29 september 2015

Onderwerp : Zienswijzemogelijkheid programmabegroting 2018 en jaarverantwoording met resultaatbestemming 2016 Veiligheidsregio Brabant-Noord.

commissie Bestuur Commissie Economie Commissie Ruimte Commissiegriffier Margreeth Trimpe

1. Mutaties Themabegroting 2017

Meerjarenbegroting Gemeentefinanciën Bloemendaal

Datum : 6 september 2005 Nummer : PS2005BEM41 Dienst/sector : CS Commissies : Alle. Inhoudsopgave Samenvatting pag. 1. Ontwerpbesluit I pag.

26 oktober 2004 Nr , FC Nummer 35/2004

PS2008BEM College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Programmabegroting 2009, posten voorjaarsnota. Aan Provinciale Staten,

Nr.: 06-50a Diemen, 15 september 2006 Onderwerp: Voorjaarsnota 2006 (aanvullend voorstel) Op 11 september behandeld geweest in de auditcommissie

Nota Reserves en Voorzieningen RMH

Gemeente Langedijk. 2e Kwartaalrapportage Verzonden aan de raad 23 juli e Kwartaalrapportage Gemeente Langedijk - 1 -

1 e HERZIENING BEGROTING Omgevingsdienst Brabant Noord

23 juni 2015 Financiële gevolgen meicirculaire 2015 gemeentefonds M.A. Bouter

bedrag * begrotingsoverschot bij begroting

Vergadernotitie voor de Drechtraad van 18 juni 2008

Een aantal financiële ontwikkelingen zijn aanleidingen de begrotingcijfers 2014 bij te stellen.

Simpelveld. Advies aan burgemeester en wethouders. Onderwerp: jaarstukken gemeente. Behandelend ambtenaar:

In de bijgevoegde analyse wordt weergegeven waardoor de verschillen ten opzichte van de meicirculaire zijn ontstaan.

Algemene uitkering

2. Financieel kader gemeenschappelijke regelingen in de regio van Hollands-Midden

Nota van aanbieding. Natuur & landbouw 4. Investeren in fietsnetwerk (toeristisch-recreatief) 5. Duurzame krimpregeling 6. Natuurontwikkeling

Advies: In te stemmen met de Bestuursrapportage 2014 en deze ter vaststelling aan de raad aan te bieden.

Wat zijn de argumenten? De financiële rechtmatigheid is een belangrijk criterium bij de beoordeling van de jaarrekening door de accountant.

Financiële ontwikkelingen na gereedkomen primitieve begroting

INFORMATIENOTITIE. College van Burgemeester en Wethouders. Informatienotitie ontwikkelingen Wmo-Jeugd budget

GESPREKSNOTITIE VOORJAARSGESPREK 23 JUNI 2017 VS

Gemeente Bladel MEDEDELING. Aan de raad. Economisch hart van de Kempen IllililllilllllUllllililliUlll. : R : Septembercirculaire 2017

Notitie financiële positie gemeente Pekela

Statenvoorstel 2 e wijziging begroting provincie Zeeland Betreft vergadering Commissie Bestuur, Financiën en Welzijn 29 november 2013

Bijlage 4. Stresstest. Kadernota mei Kadernota 2018 Bijlage 4: Stresstest 1

^Zeeland. llll lllllll lllll lllll llll llll 30 MEI viva Provincie. Gedeputeerde Staten

Informatienota KENNISNEMEN VAN: Neerijnen

Samenvatting Voorjaarsnota - decembercirculaire

Voorjaarsnota 2018 Uitgangspunten begroting 2019 en meerjarig kader Provincie Gelderland

De netto verschillen tussen de meicirculaire 2016 en de decembercirculaire 2015 zijn als volgt:

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP AANLEIDING EN DOELSTELLING PROBLEEMSTELLING OPLOSSINGSRICHTINGEN

Kadernota Risicomanagement provincie Groningen

RAADSVOORSTEL. Aanleiding: Het college doet de raad voorstellen voor de financiële kaders voor de begroting 2016 en de meerjarenbegroting

UITWERKING MEICIRCULAIRE bijlage -

Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad. categorie/agendanr. B. en W RA B 3 16/479. Raad. Onderwerp: Kadernota 2017, Berap 2016-I en MPG

Raadsvoorstel 26 juni 2014 AB RV

Algemeen Bestuur SK Dagelijks Bestuur SK Betreft: Kadernota Begroting 2016 en Meerjarenraming Datum: 5 maart 2015

Agendapunt. Op grond van artikel 192 van de gemeentewet is de raad het bevoegd orgaan om de begroting tussentijds te wijzigen.

Notitie Rentebeleid 2007

B en W - advies. Bouwen 81 Milieu. Jans Drost en Hettie Tychon. Financiën en Personeel Nummer. Ter bespreking. Ter besluitvorming

Een aantal financiële ontwikkelingen zijn aanleidingen de begrotingcijfers 2015 bij te stellen.

documentnr.: INT/C/16/24902 zaaknr.: Z/C/16/27528 Raadsvoorstel

Jaarstukken xx maart De raden van de 26 VRU-gemeenten door tussenkomst van de colleges van burgemeester en wethouders.

3 oktober 2017 Corr.nr , FC Nummer 39/2017 Zaaknr. K5770

categotie/ agendanr

Raadsinformatiebrief 73

B&W Vergadering. B&W Vergadering 22 november 2016

Kader Dit besluit vloeit over het algemeen voort uit de Financiële Verhoudingswet en heeft specifiek betrekking op het Gemeentefonds.

Inhoudsopgave. I Inleiding 3. II Financiële beschouwing begroting 2016 en meerjarenraming 3. III Kaders begroting

Raadsbesluit. Heemstede. Raadsvergadering: 8 en 9 november ONDERWERP Eerste begrotingswijziging 2019

Betreft vergadering Provinciale Staten 14 november Commissiegriffier Margreeth Trimpe

Avalex Verkorte jaarrekening 2011 Balans, Resultatenoverzicht en beknopte toelichting

Transcriptie:

3 november 2015 Corr.nr. 2015-43897, FC Nummer 76/2015 Zaaknr. 596723 Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen ter vaststelling van de Integrale Bijstelling van de Begroting 2015 (6e en 7e wijziging Begroting 2015, 1e wijziging Begroting 2016). 1. Samenvatting In onderstaande tabel hebben wij de financiële gevolgen van de voorziene externe ontwikkelingen en de genomen besluiten samengevat voor de periode 2015-2020. De cijfers in deze tabel zijn voor 2015 vergeleken met de Voorjaarsnota 2015 en voor 2016-2020 met de Begroting 2016. (bedragen x 1.000) Omschrijving 2015 2016 2017 2018 2019 2020 gemiddelde 2016-2019 Financieel perspectief volgens VJN2015/BG2016 inclusief amendementen 1.389,4 2.210,0 2.210,0 2.260,0 2.282,8-2.522,1 2.240,7 Wijzigingen in het kader van de IB2015: A. Externe ontwikkelingen - Provinciefonds -669,5 1.181,2 944,4 1.174,4 1.542,5 1.921,2 1.210,6 - Opcenten motorrijtuigenbelasting 487,6 716,8 424,0 369,8 320,2 331,5 457,7 - Kapitaallasten -632,1 1.167,0 726,8 1.179,8 1.497,2 1.947,9 1.142,7 - Personeelskosten -182,3 - Verdeling apparaatskosten 2015 219,8-776,5 3.065,0 2.095,2 2.724,0 3.359,9 4.200,6 2.811,1 B. Bestedingsvoorstellen - ramingen aanvaard beleid 70,9-1.141,8-665,0-657,0-611,4-500,1-768,8 - ingevulde p.m.-ramingen nieuw beleid 2016-2019 -339,5-150,5-150,5-150,5-197,8 Totaal bestedingsvoorstellen 70,9-1.481,3-815,5-807,5-761,9-500,1-966,5 Totaal van wijzigingen in het kader van de IB2015-705,6 1.583,8 1.279,7 1.916,5 2.598,0 3.700,5 1.844,5 Herzien financieel perspectief o.b.v. externe ontwikkelingen en bestedingsvoorstellen 683,8 3.793,8 3.489,7 4.176,5 4.880,8 1.178,4 4.085,2 D. Doorschuiven begrotingsruimte 2015 naar 2016-683,8 683,8 Herzien financieel perspectief IB2015 0,0 4.477,6 3.489,7 4.176,5 4.880,8 1.178,4 4.256,2 E. Voorgestelde bestemmming: 1. Aanvullende prioriteiten Collegeakkoord 2015-2019 0-700,0-700,0-700,0-700,0 p.m. -700,0 2. Bedrijfsvoeringsopgaven/formatie urgente dossiers 0-90,0-90,0-90,0-359,5-531,5-157,4 Totaal voorgestelde bestemming 0-790,0-790,0-790,0-1.059,5-531,5-857,4 Herzien financieel perspectief IB2015 na bestemming 0,0 3.687,6 2.699,7 3.386,5 3.821,3 646,9 3.398,8 Ontwikkelingen die (mogelijk) nog op zullen treden: 1. Afwijking CAO 2016 e.v. van beschikbare loonruimte 2016 e.v. -p.m. -p.m. -p.m. -p.m. -p.m. -p.m. 2. Afwijkende ontwikkelingen van rente, dividenden en inflatie +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. 3. Wet Houdbare overheidsfinanciën (HOF) -p.m. -p.m. -p.m. 4. Verrekening met plafond BTW-Compensatiefonds +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. 5. Wijzigingen Provinciefonds: a. herverdeeleffecten integratie gedecentraliseerde middelen natuur en BDU +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. NB. - = nadelig In de Voorjaarsnota 2015 hebben wij de begrotingsruimte 2015 geraamd op circa 1,39 miljoen. De financiële gevolgen van de externe ontwikkelingen en de na de Voorjaarsnota 2015 door ons genomen besluiten leiden er per saldo toe dat de beschikbare begrotingsruimte 2015 afneemt tot circa 0,68 miljoen. 76-1

Naar aanleiding van het verschijnen van de mei- en de septembercirculaire 2015 voor het Provinciefonds hebben wij u al eerder geïnformeerd over financiële gevolgen van de externe ontwikkelingen, die nu bijdragen aan de verbetering van het begrotingsbeeld voor 2016 en volgende jaren. Verderop in deze voordracht lichten wij deze ontwikkelingen kort toe. Wij stellen voor de begrotingsruimte 2015 van circa 0,68 miljoen nu niet meer in te vullen en deze door te schuiven naar 2016. De doorwerking van de externe ontwikkelingen in 2015 naar latere jaren betekent ten opzichte van de Begroting 2016 een verbetering van het begrotingsbeeld in de jaren 2016-2019 met gemiddeld 2,81 miljoen per jaar. Wordt rekening gehouden met de aanpassingen in de diverse bestedingen (een toename met gemiddeld 0,97 miljoen per jaar) dan is er per saldo nog sprake van een verbetering van het begrotingsbeeld met gemiddeld 1,84 miljoen per jaar. De Begroting 2016, zoals u deze op 23 september 2015 heeft vastgesteld, ging nog uit van een gemiddelde begrotingsruimte van 2,24 miljoen per jaar. Door de in de Integrale Bijstelling 2015 geschetste ontwikkelingen en bestedingsvoorstellen neemt de gemiddelde begrotingsruimte in de periode 2016-2019 per saldo toe tot ruim 4,08 miljoen per jaar. Wordt rekening gehouden met het doorschuiven van de resterende begrotingsruimte 2015 naar 2016 dan komt de gemiddelde begrotingsruimte 2016-2019 uit op ruim 4,25 miljoen per jaar. De verbetering van het financiële perspectief 2016-2019 met gemiddeld 1,84 miljoen per jaar kan voor circa 1,14 miljoen worden toegeschreven aan de ontwikkeling van de kapitaallasten. Door het nogal onzekere en wisselende verloop van de kapitaallasten, als gevolg van de sterk fluctuerende ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt, zijn de nu bij dit onderdeel voorziene meevallers niet direct als structureel aan te merken. Het restant van de meevallers van gemiddeld 0,70 miljoen beschouwen wij wel als structureel. In deze voordracht doen wij conform de eerder voorgestelde beleidslijn voorstellen tot het bestemmen van deze meevaller. Daarnaast hebben wij eerder toegezegd in de Integrale Bijstelling 2015 nader in te zullen gaan op de bedrijfsvoeringsopgaven en de wijze waarop deze kunnen worden bekostigd. Voor deze bedrijfsvoeringsopgaven, inclusief een uitbreiding van de formatie landbouw, is in de periode 2016-2019 bijna 0,16 miljoen per jaar extra nodig. In deze voordracht lichten wij dit verder toe. 2. Doel en wettelijke grondslag Deze voordracht heeft als doel om de Begroting 2015 en 2016 aan te passen op basis van voorziene externe ontwikkelingen en onontkoombare bestedingsvoorstellen. Aan uw Staten wordt gevraagd in te stemmen met deze begrotingswijzigingen. Met het vaststellen van deze begrotingswijzigingen autoriseert u ons college uitgaven te doen binnen de aangepaste ramingen. In artikel 196 van de Provinciewet is vastgelegd dat besluiten tot wijziging van de begroting tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar kunnen worden genomen. Dat betekent dat wijzigingen van de Begroting 2015 uiterlijk in de decembervergadering van uw Staten kunnen worden vastgesteld. 3. Procesbeschrijving en planning In onderdeel 2 van deze Statenvoordracht hebben wij het doel en de wettelijke grondslag van de Integrale Bijstelling aangegeven. In het kader van de bestuurlijke P&C-cyclus wordt elk najaar de lopende begroting en de begroting voor het komende jaar aangepast op de tot en met september van het lopende jaar bij ons bekende ontwikkelingen en onontkoombare bestedingsvoorstellen. 76-2

4. Begroting In de Integrale Bijstelling 2015 besteden wij aandacht aan de ontwikkeling van de Begroting 2015 sinds het verschijnen van de Voorjaarsnota 2015. Tevens presenteren wij u in deze voordracht een meerjarig financieel perspectief met betrekking tot de ontwikkelingen op het gebied van het Provinciefonds, de opbrengsten opcentenheffing motorrijtuigenbelasting, de kapitaallasten, de personeelskosten en de programmakosten. Voor 2016 en volgende jaren gaat het om een vergelijking met de Begroting 2016. In deze bijstelling wordt in paragraaf 6.1 op hoofdlijnen een overzicht gegeven van de voortgang en afwijkingen in uitvoering van de beleidsvoornemens 2015. De inzet van middelen in 2015 in het kader van Cofinanciering Kompas, Provinciale Meefinanciering, de middelen uit de reserve ESFI ten behoeve van (water)wegenprojecten, de inzet van middelen voor de uitvoering van het Regiospecifiek Pakket ZZL en de Voortgangsrapportage infrastructurele werken belichten wij afzonderlijk in de paragrafen 6.1.2 tot en met 6.1.6. De ontwikkeling van het begrotingsbeeld 2015-2020 komt in paragraaf 6.2 aan de orde en het investeringsbeleid in paragraaf 6.3. In paragraaf 6.4 gaan wij kort in op de laatste stand met betrekking tot de mogelijke financiële risico's waarmee de provincie kan worden geconfronteerd. In paragraaf 6.5 gaan wij nader in op de resultaten van een nieuwe beoordeling van de structureel gesubsidieerde instellingen - conform systematiek van het rapport Professionalisering subsidierelaties in afgeslankte vorm - maar nu aan de hand van de (concept-)jaarrekeningen over 2014, die de afgelopen zomer aan ons zijn toegezonden. Deze nieuwe beoordeling betekent in feite een update van het rapport Professionalisering subsidierelaties. De verschillende onderwerpen worden in het vervolg van deze voordracht kort beschreven en in een vijftiental bijlagen verder uitgediept. De wijzigingen van de begroting 2015 met betrekking tot Cofinanciering Kompas, Provinciale Meefinanciering, (water)wegenprojecten ten laste van de reserve ESFI en het Regiospecifiek Pakket ZZL, alsmede de substituties zoals vermeld in bijlage 1.6 bij deze voordracht, hebben wij verwerkt in de 6 e wijziging van de begroting 2015. De wijzigingen in de lasten en baten, die samenhangen met uitvoering van de Begroting 2015, hebben wij verwerkt in de 7 e wijziging 2015 en daarbij behorende toelichting. De doorwerking daarvan naar 2016 hebben wij verwerkt in een 1 e wijziging van de Begroting 2016. 5. Inspraak/participatie Niet van toepassing. 6. Nadere toelichting 6.1. Voortgang van en afwijkingen in de uitvoering beleidsvoornemens 2015 In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoering van de beleidsvoornemens ten laste van het flexibel budget 2015 en wordt inzicht geboden in de stand van zaken met betrekking tot Cofinanciering Kompas, Provinciale Meefinanciering, (water)wegenprojecten ten laste van de reserve ESFI en het Regiospecifiek Pakket ZZL. 6.1.1. Beleidsvoornemens t.l.v. het flexibel budget 2015 Een groot deel van de voornemens voor 2015 kan dit jaar volgens plan worden uitgevoerd. Het blijkt in een aantal gevallen dat voor de uitvoering van het voorgenomen beleid in 2015 soms meer en soms minder middelen benodigd zijn dan wel dat de uitvoering mogelijk is vertraagd. In bijlage 1.7, waarin wij een aankondiging doen van de overboeking van kredieten in het kader van de jaarrekening 2015, gaan wij nader in op de voornemens, waarbij sprake is van vertraging in de uitvoering van het voorgenomen beleid. In de Digitale Monitor Groningen (zie: www.monitorgroningen.nl) en in de toelichting op de verschillende begrotingswijzigingen gaan wij nader in op de ontwikkelingen per programma. Voor de consequenties daarvan voor het flexibel budget verwijzen wij u naar paragraaf 6.2. 76-3

6.1.2. Cofinanciering Kompas (6e wijziging begroting 2015) Voor de voeding van de reserve Cofinanciering Kompas hebben uw Staten in de periode 2000-2008 via jaarlijkse donaties in totaal 33,8 miljoen beschikbaar gesteld. Daarnaast zijn er nog incidentele baten tot een bedrag van circa 0,6 miljoen aan de reserve toegevoegd. De totale voeding van de reserve bedraagt derhalve 34,4 miljoen. Deze middelen zijn bestemd om projecten mee te cofinancieren, die tevens gefinancierd worden uit een aantal met name genoemde andere financieringsbronnen binnen het Kompasprogramma, te weten EZ/EFRO, Leader, Interreg, GDU, EU PLOP en SGB. 6.1.2.1. Stand van zaken Van de beschikbare 34,4 miljoen is circa 31,7 miljoen gecommitteerd dan wel gereserveerd en een bedrag van 2,7 miljoen vrijgevallen (zie voordracht nr. 40/2009 en voordracht nr. 40a/2009). Deze vrijval van 2,7 miljoen is aangewend voor de voorziening frictiekosten provinciale bezuinigingen 2011-2015. In de Voorjaarsnota 2014 hebben wij voorgesteld het voorziene vrij besteedbare restant van de reserve per 31 december 2013 van 45.952 ten gunste van de algemene middelen te brengen evenals een korting van 5% op de gelabelde bedragen binnen de reserve (5% van de gelabelde bedragen ten behoeve van glastuinbouw ad 1.670.000 = 83.500). In totaal 129.452. In ons Collegeakkoord 2015-2019 hebben wij aangegeven voor verdere uitbreiding van de glastuinbouw geen mogelijkheden in onze provincie te zien. Daarom hebben wij in de Voorjaarsnota 2015 voorgesteld het ruimtelijk beslag voor glastuinbouw te laten vervallen en het hiervoor in de reserve Cofinanciering Kompas gereserveerde bedrag ( 1.622.090) in te zetten voor de bekostiging van de door ons in het Collegeakkoord 2015-2019 voorgestelde beleidskeuzes. In de jaren 2015 en 2016 zullen naar verwachting de nog resterende projecten worden afgerekend en de nog resterende gereserveerde middelen worden ingezet. 6.1.2.2. Stand van de reserve Cofinanciering Kompas Tabel 1 geeft inzicht in de (verwachte) stand van de reserve van 1999 tot en met 2016. Tabel 1. Cofinanciering Kompas 1999-2016 stand van zaken IB2015 (bedragen x 1.000) Omschrijving 1999-2014 2015 2016 1. Stand reserve Cofinanciering Kompas per 1-1 0 2.394 100 2. Mutaties: a. Voeding 34.441 b. Bestedingen/committeringen 31.918 538 c. Afwikkeling restant committeringen voorgaande jaren (prognose) 51 46 d. Reserveringen e. Vrijval en korting Voorjaarsnota 2014/2015 129 134 1.622 Totaal mutatie (2a-2b-2c-2d-2e) 2.394-2.294 97 3. Stand reserve Cofinanciering Kompas per 31-12 (= 1 + 2) 2.394 100 3 6.1.2.3. Stand projecten Vanaf 1999 tot en met 2014 is er in totaal ruim 29,1 miljoen besteed en circa 2,8 miljoen vrijgevallen en afgeroomd. Het totaal van deze bedragen is tot en met 2014 onttrokken aan de reserve Cofinanciering Kompas. Zie tabel 1. De wijzigingen van de ramingen 2015 in de Integrale Bijstelling 2015 (tabel 1, kolom 2015, regel 2b en 2d) hebben wij voor wat betreft de projecten verwerkt in de 6e wijziging van de Begroting 2015. Ter toelichting wordt in bijlage 4.1 op projectniveau inzicht gegeven in de verwachte bestedingen 2015. 76-4

6.1.3. Provinciale Meefinanciering (6e wijziging begroting 2015) In het najaar van 2007 hebben wij afzonderlijke voorstellen aan u voorgelegd met betrekking tot de inhoudelijke en financiële invulling van de reserve Provinciale Meefinanciering evenals de set met definitieve criteria. Op 18 mei 2009 hebben wij u toegezegd om jaarlijks te rapporteren over de voortgang van de reserve Provinciale Meefinanciering en de vanuit Groningen gecommitteerde projecten voor Koers Noord en het OP EFRO waaraan ook een bijdrage uit deze reserve is toegekend. De rapportage over 2014 heeft u als onderdeel van de Jaarrekening 2014 ontvangen. 6.1.3.1. Stand van zaken In de periode 2007-2011 was er voor de voeding van de reserve Provinciale Meefinanciering jaarlijks een bedrag beschikbaar van 7,5 miljoen in 2007 oplopend tot 11,5 miljoen in 2011. Vanaf 2012 is deze voeding in het kader van de provinciale bezuinigingen 2011-2015 verminderd met 7 miljoen tot 4,5 miljoen per jaar. Op basis van het collegeprogramma 2011-2015 is de voeding van de reserve structureel weer verhoogd met 4 miljoen per jaar tot 8,5 miljoen per jaar. In de Voorjaarsnota 2013 is vervolgens in het kader van aanvullende bezuinigingen besloten om het budget met ingang van 2014 te verminderen tot 7,5 miljoen per jaar. In voordracht nr. 44/2011 met betrekking tot de uitvoering van het nieuw beleid hebben wij aangegeven dat ter bekostiging van de extra formatieve inzet een beroep op deze middelen zal moeten worden gedaan ( 273.400 per jaar; niveau 2015). In het kader van de Begroting 2016 hebben wij u voorgesteld om in de periode 2016-2019, als er ten minste sprake is van een flexibel budget van tenminste 2 miljoen per jaar, 50% van de structurele meevallers zal worden ingezet voor een verhoging van het budget Provinciale Meefinanciering. Deze verhoging wordt beperkt tot maximaal 3 miljoen per jaar. Daardoor kan het budget Provinciale Meefinanciering mogelijk oplopen tot maximaal 7,5 miljoen per jaar. In paragraaf 6.2.8 van deze voordracht komen wij hier nader op terug. Met ingang van het jaar 2013 worden de middelen voor Provinciale Meefinanciering op begrotingsbasis niet direct aan de reserve toegevoegd, maar eerst als krediet in de lopende begroting opgevoerd. Het niet bestede deel van het krediet wordt na afloop van het begrotingsjaar toegevoegd aan de reserve. 6.1.3.2. Stand van de reserve Provinciale Meefinanciering Tot en met 2014 is er voor de voeding van de reserve Provinciale Meefinanciering in totaal 71,1 miljoen beschikbaar gesteld. Tot en met 2014 is daarvan 35,2 miljoen besteed, 3,5 miljoen vrijgevallen ( 2,1 miljoen ten gunste van de algemene middelen en 1,4 miljoen ten gunste van de voorziening Frictiekosten) en in de Voorjaarsnota 2014 nog eens circa 0,2 miljoen gekort. Toen is namelijk een korting van 5% ( 215.583) doorgevoerd op de binnen deze reserve per 31 december 2013 gelabelde, maar nog niet verplichte bedragen. In ons Collegeakkoord 2015-2019 hebben wij voorgesteld om de door ons gemaakte beleidskeuzes voor de periode 2015-2019 onder meer te bekostigen door in 2015 tenminste 5% van de per 31 december 2014 gelabelde bedragen af te romen. In de Begroting 2016 (zie pagina 292) hebben wij u voorgesteld in plaats daarvan voor een aantal projecten tot een bedrag van circa 615.200 aan gereserveerde middelen te laten vrijvallen. Met deze vrijval hebben wij in onderstaande tabel rekening gehouden. In 2015 komt naar verwachting een bedrag van bijna 14,0 miljoen (excl. kosten personele inzet) tot besteding. Daarnaast zal er van de nu in de reserve beschikbare middelen naar verwachting voor het komende jaar een bedrag van bijna 8,6 miljoen worden toegekend dan wel worden gereserveerd. Dit bedrag kan mogelijk nog verder oplopen omdat er momenteel tot een bedrag van circa 9,0 miljoen aan projecten in de pijplijn zit, waarover nog nadere besluitvorming moet plaatsvinden. Tabel 2 geeft inzicht in de (verwachte) stand van de reserve van 2007 tot en met 2016. De bedragen in volgende tabel worden op kasbasis vermeld. 76-5

Tabel 2. Provinciale Meefinanciering 2007-2016 stand van zaken IB2015 (bedragen x 1.000) Omschrijving 2007-2014 2015 2016 1. Stand reserve Provinciale Meefinanciering per 1-1 0 32.164 17.595 2. Mutaties: a. Voeding 71.067 p.m. p.m. b. Bestedingen/committeringen 38.687 12.935 p.m. c. Afwikkeling restant committeringen voorgaande jaren (prognose) 7.581 d. Reserveringen 1.019 1.002 e. Korting Voorjaarsnota 2014/Begroting 2016 216 615 Totaal mutatie (2a-2b-2c-2d-2e) 32.164-14.569-8.583 3. Stand reserve Provinciale Meefinanciering 32.164 17.595 9.012 per 31-12 (= 1 + 2) NB. Het jaarbudget (op basis van aanvaard beleid 7,5 miljoen per jaar) wordt met ingang van 2013 niet eerst in de reserve Provinciale Meefinanciering gestort, maar als krediet in de lopende begroting opgevoerd. Voor zover dat budget aan het eind van het begrotingsjaar in dat jaar nog niet tot besteding is gekomen wordt dat dan alsnog in de reserve gestort. Beseft moet worden dat committeringen van projecten meestal pas met een vertraging van 1 of meerdere jaren tot concrete bestedingen komen. 6.1.3.3. Stand projecten De wijzigingen van de ramingen 2015 in de Integrale Bijstelling 2015 (tabel 2, kolom 2015, regel 2b en 2d) hebben wij verwerkt in de 6e wijziging van de begroting 2015. Ter toelichting wordt in bijlage 4.2 op projectniveau inzicht gegeven in de verwachte bestedingen 2015. 6.1.3.4. Voorfinanciering beheerskosten Investeringsfonds Groningen B.V. In voordracht 62/2014 van 4 november 2014 betreffende het voornemen tot het oprichten van het revolverend fonds voor structuurversterkende Groninger MKB-bedrijven, het Investeringsfonds Groningen B.V. staat in paragraaf 6.7 'Financiële uitwerking' het volgende: In de eerste jaren maakt het fonds wel beheerskosten, maar worden nog geen of nauwelijks inkomsten gerealiseerd. Deze beheerskosten worden in de eerste jaren voorgefinancierd uit de Reserve Provinciale Meefinanciering. Zodra de inkomsten uit het fonds toereikend zijn, worden de beheerskosten gefinancierd uit de inkomsten van het fonds. Nu het fonds operationeel is blijkt dat het bovenstaande in de praktijk administratief technisch gezien eenvoudiger kan. Voorgesteld wordt om de kapitaalstortingen van de provincie richting het Investeringsfonds Groningen B.V. (IFG BV) - gebaseerd op gespecificeerde trekkingsverzoeken, zoals vastgelegd in de Managementovereenkomst - ook aan te wenden voor de beheerskosten. Er is op die manier maar sprake van één geldstroom van de provincie richting IFG BV. Er hoeft naderhand geen aparte verrekening van de beheerskosten meer plaats te vinden. Immers IFG BV verantwoordt zich o.a. in haar jaarrekening over gerealiseerde kosten en opbrengsten en over de investeringen die gedaan zijn. Op deze wijze worden wij geïnformeerd over de (financiële) voortgang van ons fonds. De voorfinanciering van de beheerskosten ten laste van het krediet Provinciale Meefinanciering komt hiermee te vervallen. Dit betekent wel dat sprake is van een marginale stijging van de rentedervingslasten door de iets hogere kapitaalstortingen. Deze marginale stijging van de rentedervingslasten komt, net als de reguliere rentedervingslasten, ten laste van het krediet Provinciale Meefinanciering en zal jaarlijks bij de rekening worden verwerkt. 6.1.4. (Water)wegenprojecten ten laste van ESFI (6 e wijziging begroting 2015) In deze bijstelling van de Begroting 2015 actualiseren wij de inzet van middelen uit de reserve ESFI ten behoeve van wegen- en waterwegenprojecten. Voor zover er in 2015 sprake is van inzet van financiële middelen voor specifieke projecten met consequenties voor de provinciale begroting 2015 hebben wij deze verwerkt in de 6e wijziging van de begroting 2015 en bijlage 4.3. 76-6

6.1.5. RSP (6e wijziging begroting 2015) Het Regiospecifiek Pakket ZZL (RSP) bestaat uit een Ruimtelijk Economisch Programma (REP) en uit Mobiliteitsprojecten (onder te verdelen in Concrete Projecten, projecten in een Regionaal Mobiliteitsfonds (RMF) en projecten opgenomen onder de motie Koopmans). Met de Statencommissie Mobiliteit en Energie zijn wij overeengekomen dat er jaarlijks over de stand van zaken rond het RSP zal worden gerapporteerd. De laatste voortgangsrapportage heeft u in mei 2015, als onderdeel van de Voorjaarsnota 2015 (bijlage 4.1.b) ontvangen. Voor zover er sprake is van actualisering van de inzet van financiële middelen voor specifieke projecten met consequenties voor de provinciale begroting 2015 hebben wij deze verwerkt in de 6e wijziging van de begroting 2015 en bijlage 4.4. 6.1.6. Voortgangsrapportage infrastructurele werken Conform de afspraken gemaakt in de vergadering van het presidium van 29 januari 2014 wordt de Voortgangsrapportage Infrastructurele Werken in afgeslankte vorm als bijlage 2 in de Integrale Bijstelling 2015 aan u gepresenteerd. Om u toch te voorzien van meer uitgebreide projectinformatie is er een website gebouwd met hierin alle projecten in deze rapportage maar met uitgebreidere informatie. Het betreft projecten welke per 1 januari 2015 in uitvoering zijn en projecten welke nog niet in uitvoering zijn maar waar u al wel middels een realisatiebesluit positief over hebt besloten. Per project zijn (indien van toepassing) op de website links geplaatst naar Bestuurlijke besluitvorming met betrekking tot realisatie voordrachten en ook naar andere projectgerelateerde websites. Het webadres is http://www.infrakaartgroningen.nl/ 6.1.7. Digitale Monitor Groningen Naast dit voorliggende boekwerk is tevens een digitale Monitor opgesteld. U kunt deze digitale Monitor raadplegen op de volgende website: www.monitorgroningen.nl. Bij de Voorjaarsnota 2015 is vorige digitale monitor gepresenteerd. Door middel van de digitale Monitor Groningen rapporteren wij inhoudelijk en financieel aan uw Staten over de voortgang van de realisatie van de beleidsdoelen, doelstellingen en de daarmee gemoeide inzet van middelen, zoals opgenomen in de Begroting van het lopende boekjaar. De digitale Monitor Groningen wordt tweemaal per jaar aangeboden, te weten bij de Voorjaarsnota en de Integrale Bijstelling. De inhoud van deze digitale Monitor Groningen bevat de voortgang van de belangrijkste onderdelen van alle programma's uit de Begroting op het moment van de Integrale Bijstelling 2015 (peildatum is 1 september 2015). In dit verband gaat het om resp. de beleidsdoelen, doelstellingen en financiële inzet van middelen. De inhoud is tot stand gekomen op basis van informatie uit de Begroting 2015 en de actualisatie in het kader van de Voorjaarsnota 2015. In concreto betekent dit het volgende: De beleidsdoelen en doelstellingen alsmede de daaraan gekoppelde kengetallen en prestatieindicatoren zijn overgenomen vanuit de Begroting 2015 dan wel geactualiseerd vanuit de Voorjaarsnota 2015. De financiële verantwoording is gebaseerd op de Begroting 2015 en de actualisatie in het kader van de Voorjaarsnota 2015. In de digitale Monitor Groningen wordt de financiële informatie weergegeven op het niveau van programma, thema en productgroepen. De financiële gevolgen van de reeds vastgestelde begrotingswijzigingen (1 e tot en met de 5 e wijziging 2015) zijn verwerkt in de bedragen van de actuele Begroting. De financiële gevolgen van de voorliggende 6 e wijziging 2015 zijn verwerkt in de bedragen van de actuele Begroting. De reden waarom hiervoor gekozen is ligt in het feit dat in deze begrotingswijziging alleen de financieel-technische wijzigingen worden verwerkt, die voortvloeien uit eerdere besluitvorming van uw Staten en die niet zullen leiden tot een inhoudelijk andere invulling/bestemming van de betreffende middelen. In de digitale Monitor is tevens de voortgang van de aangenomen moties in het jaar 2015 opgenomen. Met ingang van de Integrale Bijstelling 2015 zijn eveneens de aanbevelingen uit de rapporten van de Noordelijke Rekenkamer (NRK) opgenomen, voorzien van een reactie van onze provincie (GS/PS) daarop inzake (beheers)maatregelen, status en voortgang. Dit naar aanleiding van een uitspraak van uw Staten op een brief van ons college van 27 januari 2015 inzake monitoring aanbevelingen onderzoeken Noordelijke Rekenkamer. 76-7

De opzet van de Integrale Bijstelling is gewijzigd met de komst van de digitale Monitor Groningen. Tot en met 2013 werd in de Integrale Bijstelling in deel 2 (bijlage 2) een beschrijving van de beleidsontwikkelingen per programma gegeven. Sinds 2014 is deze informatie te vinden in de digitale Monitor Groningen. Voor zover deze beleidsontwikkelingen aanleiding geven tot aanpassing van de Begroting 2015 vindt u deze in het boekwerk als ook op de website terug in de 6 e en 7 e wijziging van de begroting 2015 met de daarbij behorende toelichtingen. 6.2. Ontwikkeling begrotingsbeeld 2015-2020 In de Integrale Bijstelling 2015 hebben wij het financieel perspectief ten opzichte van de Voorjaarsnota 2015 en Begroting 2016 geactualiseerd op basis van de begin oktober 2015 bekende gegevens. 2015 In de Voorjaarsnota 2015 hebben wij de begrotingsruimte 2015 geraamd op circa 1,39 miljoen. In 2015 treedt er naar verwachting een verslechtering van het begrotingsbeeld op. Deze verslechtering wordt met name veroorzaakt door een lagere uitkering uit het Provinciefonds, hogere kapitaallasten en personeelskosten. Daar staan meevallers tegenover bij de opbrengst van de opcentenheffing motorrijtuigenbelasting, de verdeling van de apparaatskosten en iets lagere programmakosten. Per saldo neemt de begrotingsruimte 2015 af tot circa 0,68 miljoen. In paragraaf 6.2.7 presenteren wij een voorstel voor de bestemming van deze begrotingsruimte. 2016-2019 In de periode 2016-2019 zal er volgens de huidige inzichten sprake zijn van een verbetering van het begrotingsbeeld. Deze verbetering is het gevolg van meevallers, zoals een hogere uitkering uit het Provinciefonds, een hogere opbrengst van de opcentenheffing motorrijtuigenbelasting en lagere kapitaallasten. Daar tegenover staan tegenvallers door hogere programmakosten Per saldo verbetert de begrotingsruimte 2016-2019 met gemiddeld 1,84 miljoen per jaar en komt daarmee uit op gemiddeld 4,08 miljoen. Houden wij rekening met het doorschuiven van de begrotingsruimte 2015 naar 2016 dan neemt de begrotingsruimte 2016-2019 toe tot gemiddeld circa 4,25 miljoen per jaar. 2020 en volgende jaren De begrotingsruimte in 2020 (circa + 1,18 miljoen) en volgende jaren zal volgens de huidige inzichten licht positief of zelfs afwezig zijn. Over deze periode kan nog weinig met stelligheid worden gezegd. Zo zal volgens de huidige verwachtingen in 2017 een nieuw kabinet aantreden en het is de vraag hoe de overheidsfinanciën en in het bijzonder de rijksfinanciën er op dat moment bijstaan. De ontwikkeling van de rijksuitgaven werkt direct door in de hoogte van onze uitkering uit het Provinciefonds. Naar verwachting zal de begrotingsruimte vanaf 2020 lager uitvallen dan de ruimte die wij nu tot en met 2019 voorzien. Dat komt deels doordat de middelen, die vanwege de in de Voorjaarsnota 2014 en 2015 vastgelegde bezuinigingen en ombuigingen, in 2014 zijn vrijgevallen en in 2015 zullen vrijvallen met name worden doorgeschoven naar de jaren 2016 tot en met 2019. Daarnaast kunnen wij constateren dat geraamde lasten vanaf 2020 sterker zullen stijgen dan de voor die jaren geraamde baten omdat wij bij de lasten rekening houden met een stijging van de lonen en prijzen, terwijl wij bij de baten bijvoorbeeld vanaf 2020 rekening houden met een nullijn voor de inkomsten uit het Provinciefonds. In deze periode zal de provincie naar verwachting met een aantal majeure opgaven worden geconfronteerd, die een fors beslag kunnen leggen op de aanwezige begrotingsruimte. Wij denken dan aan zaken zoals het continueren van het beleid met betrekking tot leefbaarheid krimpgebieden vanaf 2021, het provinciale MIT vanaf 2021 en spoor 4 Gaswinning voor de periode 2019-2023. In de volgende tabel hebben wij de hierboven geschetste ontwikkelingen voor u in cijfers samengevat. 76-8

Tabel 3. Ontwikkeling vrij besteedbare begrotingsruimte 2015-2020 (bedragen x 1.000) Omschrijving 2015 2016 2017 2018 2019 2020 gemiddelde 2016-2019 A. Financieel perspectief VJN2015/BG2016 incl. amendementen 1.389,4 2.210,0 2.210,0 2.260,0 2.282,8-2.522,1 2.240,7 B. Voorziene (autonome) ontwikkelingen: 1. Provinciefonds: a. meicirculaire 2015-993,0 b. septembercirculaire 2015 323,5 1.181,2 944,4 1.174,4 1.542,5 1.921,2 1.210,6 2. Motorrijtuigenbelasting 487,6 716,8 424,0 369,8 320,2 331,5 457,7 3. Kapitaallasten -632,1 1.167,0 726,8 1.179,8 1.497,2 1.947,9 1.142,7 4. Personeelskosten -182,3 5. Effect tussentijdse verdeling apparaatskosten 2015 219,8 subtotaal voorziene (autonome) ontwikkelingen -776,5 3.065,0 2.095,2 2.724,0 3.359,9 4.200,6 2.811,1 C. Bestedingsvoorstellen 2015-2020 (incl. substituties) 1. Leven en wonen in Groningen -150,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2. Ondernemend Groningen 0,0-238,3-113,1-118,2-123,5-129,3-148,3 3. Bereikbaar Groningen -77,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 4. Karakteristiek Groningen -10.283,0 214,7 204,6 207,9 181,8 198,6 202,2 5. Schoon/Veilig Groningen -128,4-410,4-306,5-313,3-320,3-227,0-337,6 6. Energiek Groningen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 7. Gebiedsgericht 177,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 8. Welzijn, sociaal beleid, cultuur 250,2-133,2-67,0-50,0-50,0 0,0-75,1 9. Bestuur 101,0-643,0-243,5-243,5-143,5-19,2-318,4 P. Bedrijfsvoering 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0. Algemene dekkingsmiddelen 10.181,1-271,1-290,0-290,4-306,4-323,3-289,5 subtotaal bestedingsvoorstellen 2015-2020 70,9-1.481,3-815,5-807,5-761,9-500,1-966,5 D. Vrijval werkelijk onvoorziene uitgaven 2015 0,0 Totaal mutaties (B+C) -705,6 1.583,8 1.279,7 1.916,5 2.598,0 3.700,5 1.844,5 E. Herzien financieel perspectief (= A+B+C+D) 683,8 3.793,8 3.489,7 4.176,5 4.880,8 1.178,4 4.085,2 F. Herschikking begrotingsruimte 2015-2016: 1. Doorschuiven begrotingsruimte 2015 naar 2016-683,8 683,8 171,0 subtotaal doorschuiven begrotingsruimte -683,8 683,8 0,0 0,0 0,0 0,0 171,0 G. Herzien financieel perspectief na herschikking (= E + F) 0,0 4.477,6 3.489,7 4.176,5 4.880,8 1.178,4 4.256,2 H. Bestemming: 1. Aanvullende prioriteiten Collegeakkoord 2015-2019 -700,0-700,0-700,0-700,0 p.m. -700,0 2. Bedrijfsvoeringsopgaven/formatie urgente dossiers 0,0-90,0-90,0-90,0-359,5-531,5-157,4 subtotaal bestemming 0,0-790,0-790,0-790,0-1.059,5-531,5-857,4 I. Herzien financieel perspectief na bestemming (= G + H) 0,0 3.687,6 2.699,7 3.386,5 3.821,3 646,9 3.398,8 J. Ontwikkelingen die (mogelijk) nog op zullen treden: 1. Afwijking CAO 2016 e.v. van beschikbare loonruimte 2016 e.v. -p.m. -p.m. -p.m. -p.m. -p.m. -p.m. 2. Afwijkende ontwikkelingen van rente, dividenden en inflatie +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. 3. Wet Houdbare overheidsfinanciën (HOF) -p.m. -p.m. -p.m. 4. Verrekening met plafond BTW-Compensatiefonds +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. 5. Wijzigingen Provinciefonds: a. herverdeeleffecten integratie gedecentraliseerde middelen natuur en BDU +p.m. +p.m. +p.m. +p.m. NB. Bestedingsvoorstellen voorzien van een '-' teken betekenen een toename van het beslag op de begrotingsruimte. In het navolgende geven wij een korte toelichting op de posten in voorgaande tabel. 6.2.1. Uitkering Provinciefonds De begroting 2015 moet nog worden aangepast vanwege de ontwikkelingen volgens de meicirculaire 2015. In die circulaire bleek dat in 2015 de inkomsten met name zullen dalen vanwege actualisatie van het accres 2015. Volgens de septembercirculaire 2015 zullen onze inkomsten weer (licht) stijgen door een iets hoger accres in 2015 en volgende jaren en een grotere onderschrijding van het plafond van het BTW-compensatiefonds, waardoor er extra middelen aan het Provinciefonds worden toegevoegd. Een nadere toelichting treft u aan in bijlage 1.1. 6.2.2. Opcenten motorrijtuigenbelasting Van de belastingdienst hebben wij actuele informatie ontvangen omtrent de omvang en samenstelling van het wagenpark. De geactualiseerde omvang en samenstelling van het wagenpark heeft een positief effect op de omvang van onze geraamde opbrengsten. Dat voordeel loopt op tot circa 762.600 in 2020. Als blijkt dat de door ons gehanteerde indexatie uiteindelijk te hoog is geweest zullen wij dit verschil betrekken bij de bepaling van het tarief in het volgende begrotingsjaar. 76-9

Voor 2015 zou de indexatie feitelijk 0,5% moeten bedragen. In de Begroting 2015 zijn wij oorspronkelijk uitgegaan van een indexatie met 1,1%. Per saldo volgt hieruit een nacalculatie van ons opcententarief per 1 januari 2017 met -0,6 opcenten. Hierdoor zal de opbrengst van de opcentenheffing vanaf 2017 structureel afnemen. De inkomstenderving loopt op tot circa 432.000 in 2020. Voor een verdere toelichting op de ontwikkeling van de opbrengsten opcentenheffing motorrijtuigenbelasting verwijzen wij u naar bijlage 1.2. 6.2.3. Kapitaallasten De afwijkingen ten opzichte van de Voorjaarsnota 2015 kunnen grotendeels worden verklaard door de neerwaartse bijstelling van de korte en lange rekenrente. In 2015, maar vooral in volgende jaren wordt er meer rente gegenereerd doordat er eind 2015 een lening in het kader van de publieke taak zal worden verstrekt aan de BNG. Deze wijzigingen lichten wij nader toe in bijlage 1.3. 6.2.4. Personeelskosten Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2015 is er in 2015 sprake van een beperkte stijging van de personeelskosten. Afgezien van de mutaties, die met kredieten, inkomsten en stelposten verrekend kunnen worden, wordt de stijging van de personeelskosten ten laste van de algemene middelen met name veroorzaakt door de toegenomen wachtgeldverplichtingen van voormalig gedeputeerden, als gevolg van de wisseling van het college van GS in het voorjaar van 2015. In bijlage 1.4 geven wij een nadere toelichting op de ontwikkeling van de personeelskosten in 2015. 6.2.5. Effect tussentijdse verdeling apparaatskosten Het begrotingsbeeld 2015 in de Voorjaarsnota 2015 is nog gebaseerd op de toerekening van apparaatskosten in de Begroting 2015. Inmiddels is ten behoeve van de Integrale Bijstelling 2015 een nieuwe toerekening van apparaatskosten uitgevoerd. In de toerekening van de apparaatskosten treedt er ten opzichte van de Voorjaarsnota 2015 een aantal wijzigingen op. Rekening houdend met de aanpassing van een aantal kredieten, stelposten en inkomsten, die samenhangen met de gewijzigde toerekening van apparaatskosten treedt er voor de algemene middelen een incidenteel voordeel op van 0,22 miljoen. Voor een nadere toelichting verwijzen wij naar bijlage 1.5. 6.2.6. Bestedingsvoorstellen 2015-2020 In de Digitale Monitor Groningen (www.monitorgroningen.nl) en in de toelichting op de 7 e wijziging 2015 en de 1 e wijziging 2016 presenteren wij per programma de bestedingsvoorstellen, de substitutievoorstellen en de voorstellen tot overboeking van kredieten. De bestedingsvoorstellen leiden ertoe dat het beslag op de begrotingsruimte 2015 niet noemenswaardig verandert (circa - 0,07 miljoen). Deze kleine afname wordt veroorzaakt doordat er enerzijds hogere lasten worden geraamd met betrekking tot toezicht en handhaving, advieskosten provinciale deelnemingen en proceskosten dossier gaswinning en anderzijds er een aantal kredieten in 2015 deels kan vrijvallen. Het beslag neemt in de jaren 2016 tot en met 2019 toe met gemiddeld 0,97 miljoen per jaar. Daarvan wordt circa 0,20 miljoen per jaar veroorzaakt door het invullen van een aantal p.m.-ramingen voor nieuw beleid 2016-2019. De overige aanpassingen van gemiddeld 0,77 miljoen per jaar hebben betrekking op wijzigingen in een aantal ramingen aanvaard beleid. De toename bij de ramingen aanvaard beleid wordt met name veroorzaakt door de kosten formatie versterking toeristische infrastructuur, de hogere bijdrage aan de ODG, het instellen van een krediet voor advieskosten provinciale deelnemingen, proceskosten dossier gaswinning en de bijdrage aan de SNN in het kader van Noordelijke samenwerking/ public affairs. In tabel 4 geven wij een samenvatting van de bestedingsvoorstellen, die in de periode 2015-2020 een beroep zullen doen op de algemene middelen. 76-10

Tabel 4. Bestedingsvoorstellen 2015-2020 ten laste van de algemene middelen (bedragen x 1.000) Omschrijving 2015 2016 2017 2018 2019 2020 A. Ramingen aanvaard beleid 6101 Formatie Versterking toeristische infrastructuur 108,3 113,1 118,2 123,5 129,3 6206 Bijdrage Prolander - accressen 2016-2019 46,3 70,7 82,5 124,6 124,6 5003 Krediet IPO -10,0 5003 MER-coördinatie 30,0 5501 Bijdrage ODG - Begroting 2015/2016-11,0 199,4 206,0 212,8 219,8 227,0 5501 Uitvoeringskosten milieu 25,0 5501 Omgevingswet 20,4 51,5 5502 Kosten handhaving en toezicht Pattje 79,0 5502 Metingen t.b.v. toezicht 15,0 5502 Kosten Whvbz -20,0 8001 Actieprogramma Sociaal beleid -100,0 8101 Studiefonds 30,0 8602 Patiënten- en cliëntenorganisaties -30,0 1001 Bijdrage Noordelijke Rekenkamer - begroting 2015/2016 14,0 18,0 18,5 18,5 18,5 19,2 1101 Krediet provinciale deelnemingen 70,0 100,0 100,0 100,0 1101 Proceskosten dossier gaswinning 400,0 1601 Bijdrage IPO - jaarrekening 2014-185,0 1601 Noordelijke samenwerking/ public affairs SNN 125,0 125,0 125,0 125,0 0600 Inhuur ondersteuning voorzitter SNN 31,7 63,4 31,7 subtotaal ramingen aanvaard beleid -70,9 1.141,8 665,0 657,0 611,4 500,1 B. Ingevulde p.m.-ramingen nieuw beleid 2016-2019 7109 Internet/breedband infrastructuur 130,0 5502 Verbeteren toezicht en handhaving/verb. milieuklachtensysteem 109,5 100,5 100,5 100,5 2001 Alarmnummer 1-1-2 verbeteren 50,0 8602 Ziekenhuiszorg in de regio 50,0 50,0 50,0 50,0 subtotaal ingevulde p.m.-ramingen nieuw beleid 2016-2019 0,0 339,5 150,5 150,5 150,5 0,0 TOTAAL BESTEDINGSVOORSTELLEN -70,9 1.481,3 815,5 807,5 761,9 500,1 (- = lager beslag op de algemene middelen) In tabel 5 geven wij vervolgens een overzicht van de bestedingsvoorstellen, die in de periode 2015-2020 zullen worden bekostigd vanuit andere budgetten (substitutievoorstellen). Tabel 5. Bestedingsvoorstellen 2015-2020 bekostigd vanuit andere budgetten (substitutie) (bedragen x 1.000) Omschrijving 2015 2016 2017 2018 2019 2020 9101 GREX Blauwestad, deelbudget Communicatie, PR, Marketing 100,0 9104 Uitvoering gebiedenbeleid/pop - GREX Blauwestad -100,0 3402 OV-Aanbiedingen (buslijn 73 Ter Apel) 77,5 9104 Uitvoering gebiedenbeleid/pop - buslijn 73 Ter Apel -77,5 9104 Uitvoering gebiedenbeleid/pop (van Actieprogramma WEL) 102,4 9104 Werkbudget Actieprogramma Werk, Energie en Leefbaarheid -102,4 7303 Balanscorrectie BBL oud-gronden (PLG) 10.283,0 0800 Reserve PLG1-10.283,0 8602 Vrijwilligerswerk (van Sport) 100,0 100,0 100,0 100,0 8201 Sport (naar vrijwilligerswerk) -100,0-100,0-100,0-100,0 8320 BRRG Groningen 300,0 8320 Stimuleringsbudget kunst en cultuur 35,0 9101 Xpeditie Blauwestad/gebiedsagenda 50,0 8320 Activiteitenbudget Cultuur -385,0 0600 Formatie Groene wetten (t.l.v. middelen Natura 2000) 260,9 275,3 290,4 306,4 323,3 6206 Natura 2000 verbetering leefomstandigheden -260,9-275,3-290,4-306,4-323,3 0800 Reserve PLG2 (via uitgaven) 16.274,0 0800 Reserve PLG1 (via inkomsten) -16.274,0 Tenslotte geven wij in tabel 6 aan dat er in deze Integrale Bijstelling een voorstel wordt gedaan om nu direct 1 krediet over te boeken naar 2016 respectievelijk naar 2017. Tabel 6. Directe overboekingsvoorstellen 2015-2016 (/2017) (bedragen x 1.000) Omschrijving 2015 2016 2017 2018 2019 2020 8001 Stimulering burgerinitiatieven -70,2 53,2 17,0 0800 Reserve Overboeking kredieten 70,2-53,2-17,0 De voorstellen, die zijn genoemd in de tabellen 4 tot en met 6, worden in de Digitale Monitor Groningen (www.monitorgroningen.nl) en in de toelichting op de 7 e wijziging 2015 en de 1 e wijziging 2016 nader gespecificeerd. 76-11

6.2.7. Doorschuiven begrotingsruimte 2015 naar 2016 De begrotingsruimte 2015 kan volgens tabel 3 nu worden berekend op circa 0,68 miljoen. Wij stellen voor de begrotingsruimte 2015 nu niet meer in te vullen en deze door te schuiven naar 2016. De begrotingsruimte 2016 komt hiermee uit op bijna 4,48 miljoen. Zie tabel 3. 6.2.8. Bestemming structurele meevallers In onze voordracht nr. 49/2015 met betrekking tot de Begroting 2016 hebben wij voorstellen gedaan voor de te hanteren prioriteitstelling bij de bestemming van structurele meevallers. Voor zover er in de jaren, volgend op het lopende begrotingsjaar, sprake is van een flexibel budget van tenminste 2 miljoen per jaar, stellen wij voor om toekomstige structurele meevallers als volgt te prioriteren: 50% van de structurele meevallers zal worden ingezet voor een structurele verhoging van het budget Provinciale Meefinanciering. Deze verhoging wordt beperkt tot maximaal 3 miljoen per jaar. Daardoor kan het budget Provinciale Meefinanciering oplopen tot maximaal 7,5 miljoen per jaar. De overige 50% van de structurele meevallers zal tot en met 2019 worden ingezet voor onderwerpen zoals Bedrijfsverplaatsingsfonds, Woningbouwfonds, Eems-Dollard en Waddenkust. In de jaren 2017 tot en met 2019 is er sprake van een flexibel budget van tenminste 2 miljoen per jaar en de geraamde meevallers in de periode 2016-2019 bedragen nu circa 1,84 miljoen per jaar. De raming van deze meevaller is gebaseerd op een vergelijking met de cijfers in de Begroting 2016 en zonder rekening te houden met het doorschuiven van de begrotingsruimte 2015 naar 2016. De nu geraamde meevallers bij de ontwikkeling van de uitkering uit het Provinciefonds en de opbrengst opcentenheffing kunnen als structureel worden betiteld. Door het nogal onzekere en wisselende verloop van de kapitaallasten, als gevolg van de sterk fluctuerende ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt, zijn de nu bij dit onderdeel voorziene meevallers niet direct als structureel aan te merken. De geraamde meevaller bij de kapitaallasten bedraagt in de periode 2016-2019 gemiddeld 1,14 miljoen per jaar. Als we deze buiten beschouwing laten dan is er op dit moment sprake van een voorziene structurele meevaller van gemiddeld 0,70 miljoen per jaar. Gelet op de voorgestelde beleidslijn bestemming van structurele meevallers stellen wij nu voor tot en met 2019 een bedrag van 0,35 miljoen per jaar te reserveren voor verhoging van het budget Provinciale Meefinanciering en 0,35 miljoen per jaar voor de bekostiging van voorstellen met betrekking tot het Bedrijfsverplaatsingsfonds, Woningbouwfonds, Eems-Dollard en Waddenkust. In de Voorjaarsnota 2016 zullen we rekening houdend met de dan verwachte ontwikkeling van het financiële perspectief een nadere uitwerking van deze voorstellen aan u voorleggen. 6.2.9. Investeringsbudget Lauwersmeer/Lauwersoog In de Begroting 2016 is sprake van de mogelijkheid om aan gemeente De Marne een lening te verstrekken voor het realiseren van een slechtweervoorziening c.q. Werelderfgoedcentrum. Uit overleg met gemeente De Marne bleek dat deze oplossing niet haalbaar is vanwege het ontbreken van draagvlak voor de lening en de financiële impact van de lening op de gemeentelijke begroting. Wij stellen voor om aan het bezwaar tegemoet te komen door het beschikbaar stellen van 1.300.000 vanuit REP-middelen naar het investeringskrediet Lauwersmeer/Lauwersoog. Op deze wijze blijven wij recht doen aan het uitgangspunt dat wij ruim 15 miljoen investeren in Lauwersmeer/Lauwersoog. 6.2.10. BDU/decentralisatie-uitkering Verkeer en vervoer (duvv) Met ingang van 2016 zal de brede doel uitkering verkeer en vervoer (BDU) deel gaan uitmaken van het Provinciefonds en wel als decentralisatie-uitkering Verkeer en vervoer (duvv). Wij hebben u hierover recentelijk geïnformeerd via de Begroting 2016. Met deze decentralisatie-uitkering is weliswaar net als met de BDU een fors bedrag gemoeid, maar deze middelen zijn in beginsel gecommitteerd. De uitkering wordt vooral ingezet voor exploitatie van bus- en treinvervoer en voor meerjarige afspraken, die met partners zijn gemaakt. Denkt u in dit verband aan het sparen voor de aanpak van de Ring Groningen of het sparen voor een aantal benoemde projecten in de regio (zoals de N366 of de N33 midden). 76-12

Deze bestedingen zijn samengevat in het voorgenomen bestedingsplan Verkeer en vervoer 2016, dat wij als bijlage 4.5 voor u ter informatie hebben bijgevoegd. Dit laat onder meer zien, dat pas in 2018 weer beleidsvrije ruimte ontstaat. Het accent ligt daarom voorlopig vooral op het beheer van deze middelen. Daarom stellen wij u voor ons mandaat te geven voor het vaststellen en uitvoeren van bestedingsplannen Verkeer en vervoer. Een bestedingsplan Verkeer en vervoer voor enig jaar (J) geeft weer waaraan de middelen uit duvv [namelijk de decentralisatie uitkering Verkeer en vervoer en bijbehorende decentralisatieuitkeringen projecten Verkeer en vervoer], zoals vermeld in de septembercirculaire Provinciefonds voorafgaande aan dat jaar (J), plus het saldo uit de voormalige BDU zullen worden besteed in dat jaar (J). In feite betekent dit mandaat dat de werkwijze wordt gecontinueerd, zoals die de afgelopen jaren voor het bestedingsplan BDU bestond. Tevens stellen wij u voor een bestemmingsreserve Verkeer en vervoer in te stellen voor verantwoording van de middelen uit duvv en BDU via de provinciale begroting en rekening. Via deze reserve zal het saldo worden verantwoord van baten en lasten, die zijn gemoeid met alle opgaven en nacalculaties in het Provinciefonds met duvv en met alle verrekeningen vanwege verleende subsidies en concessies en vanwege gegeven opdrachten uit duvv-middelen. Zoals bijvoorbeeld vanwege een wijziging in uitkering of accres c.q. vrijval uit een subsidie. Verrekeningen en nacalculaties in het Provinciefonds voor duvv worden verwerkt in het bestedingsplan Verkeer en vervoer voor het jaar volgend op de circulaire, die hierover bericht doet. Verrekeningen en nacalculaties worden zodanig verwerkt, dat een plus ten gunste komt van de inkomsten van dat bestedingsplan en een min ten laste komt van de middelen die worden gespaard voor de benoemde projecten in de regio. Dit laatste betekent uiteraard, dat langer moet worden doorgespaard. 6.2.11. Instellen reserve MIT Het provinciale MIT is momenteel onderdeel van de reserve ESFI. Om de beheersing van de MIT gelden te verbeteren stellen wij u voor om het provinciale MIT te ontkoppelen uit de reserve ESFI en hiervoor een aparte reserve MIT voor in te stellen. Dit houdt eveneens in dat de jaarlijkse voeding van ESFI (ten behoeve van het MIT) ook overgaat naar de nieuwe reserve MIT. Het MIT is nu nog onderdeel van ESFI, maar kent een ander regime dan de reguliere ESFI-middelen (o.a. jaarlijkse voeding en indexering). Administratief is het efficiënter om de huidige reserve ESFI te splitsen in een reserve ESFI en een reserve MIT. De huidige voeding van ESFI wordt ingezet voor het MIT-programma. In de voorgestelde situatie gaat de voeding van de reserve ESFI over naar de reserve MIT. Over de wijze van voeding van het MIT na 2020 (nieuwe MIT-periode) zal te zijner tijd separate besluitvorming plaats vinden. De overdracht van de middelen uit de reserve ESFI naar de reserve MIT zal geëffectueerd worden in de Jaarrekening 2015. 6.2.12. Bedrijfsvoeringsopgaven 6.2.12.1. Algemeen Voor het optimaal kunnen realiseren van onze maatschappelijke ambities is het van belang dat de bedrijfsvoering adequaat verloopt. Wij hebben de belangrijkste bedrijfsvoeringsopgaven in beeld gebracht en voorzien van een bijbehorend financieel plaatje. Wij onderkennen een zestal bedrijfsvoeringsopgaven, te weten: het uitvoeren van de Participatiewet het opstarten en uitvoeren van een Traineeprogramma het oplossen van knelpunten Informatiestrategie Gevelrenovatie Plus renovatie en groot onderhoud F-vleugel/Fractiehuis (inclusief een lift voor toegankelijkheid mindervaliden) upgraden Statenzaal. De kosten die hiermee gemoeid zijn bedragen in totaal 9,29 miljoen voor de periode 2015-2019. Vanuit de door uw Staten beschikbaar gestelde reguliere middelen voor bedrijfsvoeringsopgaven kunnen wij hiervan een bedrag van 6,81 miljoen dekken. Door scherp te prioriteren c.q. keuzes te maken kunnen wij bovendien vanuit met name de apparaatskosten budgetten Personeel (AKP) een bedrag inzetten van 2,21 miljoen. 76-13

Hiermee hebben wij in totaal dekking beschikbaar van 9,04 miljoen. Derhalve resteert een tekort van circa 0,27 miljoen. Wij stellen voor dit tekort te dekken vanuit de algemene middelen. In bovenstaand overzicht wordt voor wat betreft de renovatie van de F-vleugel en het Fractiehuis uitgegaan van de basisvariant. Dit houdt in een afzonderlijke renovatie van de F-vleugel en groot onderhoud aan het Fractiehuis, waaraan ook een lift wordt toegevoegd. Er is ook gekeken naar een variant met een hoger ambitieniveau. Hierbij worden de bouwdelen intern met elkaar verbonden middels een trappenhuis en een lift die integraal onderdeel uitmaken van het ontwerp. Naast opgefriste gevels is er binnen maximale mogelijkheid om de ruimten naar behoefte in te delen en de te huisvesten functies optimaal te plaatsen. Deze variant is echter circa 550.000 duurder, zodat wij voorstellen uit te gaan van de eerder genoemde basisvariant met lift. 6.2.12.2. Budgetrecht Provinciale Staten Wij merken op dat het inzetten van het eerder genoemd bedrag van 2,21 miljoen raakt aan het budgetrecht van uw Staten. Dit betekent dat uw Staten over het inzetten van deze middelen een expliciet besluit dienen te nemen. Hieronder wordt een en ander toegelicht. Wij hebben voor bovengenoemde voorstellen de benodigde middelen en de dekking daarvan verwerkt in de 7 e wijziging van de Begroting 2015 en in de 1 e wijziging van de Begroting 2016. Apparaatskosten Personeel: 1. Afrekenperiode Apparaatskosten Personeel (AKP) Een deel ( 1,61 miljoen) van de door ons ingezette middelen voor de bedrijfsvoeringsopgaven betreft de apparaatskosten budgetten Personeel (AKP), die door uw Staten beschikbaar zijn gesteld voor de periode 2010-2016 en daarmee ultimo 2016 afgerekend dienen te worden. Door scherp te prioriteren kan voor een bedrag van 1,61 miljoen bijgedragen worden aan de dekking van de bedrijfsvoeringsopgaven. Daarnaast is vanuit de apparaatskosten budgetten Personeel een spaarpot voor de toekomst gecreëerd om personele knelpunten op te kunnen lossen. Wij doelen hierbij met name op het toepassen van goed werkgeverschap door bij de afronding van de Taakstelling Formatiereductie zoveel mogelijk in te zetten op natuurlijk verloop, ook ter voorkoming van kostbare wachtgeldverplichtingen alsmede op het afdekken van risico s bij detacheringen bij de Nationaal Coördinator Groningen. Om zowel het bedrag van 1,61 miljoen in te kunnen zetten voor de bedrijfsvoeringsopgaven alsmede te kunnen beschikken over een spaarpot voor de toekomst is het wenselijk om de resterende middelen AKP ultimo 2016 mee te nemen naar de volgende afrekenperiode. Om de afrekenperiode weer in lijn te brengen met de looptijd van de Collegeperiode achten wij het wenselijk om de komende afrekenperiode te laten lopen tot ultimo 2022. Bovendien kan worden opgemerkt dat het oprekken van de periode tot ultimo 2022 nodig is vanwege het feit dat de kosten die gemoeid zijn met het oplossen van knelpunten en het uitvoeren van de bedrijfsvoeringsopgaven een lange periode zullen bestrijken. 2. Middelen Jeugd Een deel van de dekking van de bedrijfsvoeringsopgaven hebben wij gevonden in de Reserve AKP. Deze reserve is gekoppeld aan bovengenoemde apparaatskosten Personeel. Deze reserve wordt vanaf 2016 jaarlijks gevoed met structurele middelen Jeugd. Deze structurele middelen ( 447.000 per jaar) kunnen als gevolg van de decentralisatie Jeugdzorg vrijvallen. Door een latere transitie van Jeugdzorg naar de gemeenten is bovendien een incidentele meevaller van circa 164.000 aan de orde. Wij stellen voor deze structurele en incidentele meevaller in te zetten voor de financiering van de bedrijfsvoeringsopgaven alsmede voor het oplossen van toekomstige personele knelpunten. Materiële apparaatskosten: In het kader van het Financieel Perspectief is voor de periode 2015-2019 435.400 teveel bezuinigd op de materiële apparaatskosten. Wij stellen voor deze meevaller in te zetten ter dekking van de bedrijfsvoeringsopgaven. Bestemmingsreserve Huisvesting & Inrichting: Voor de financiering van de opgave "F-vleugel/Fractiehuis" hebben wij het verwachte exploitatieresultaat Facilitaire Zaken 2015 ingezet. Dit geldt ook voor het restant van het investeringskrediet Basisrenovatie+ alsmede voor een deel vanuit het Meerjaren Onderhoudsplan (MJOP). Deze middelen dienen toegevoegd te worden aan de bestemmingsreserve Huisvesting & Inrichting. Wij vragen u hiermee in te stemmen. 76-14

6.2.12.3. Formatieve uitbreiding thema Landbouw Wij hebben geconstateerd dat op het thema Landbouw een formatieve uitbreiding noodzakelijk is van 1 fte voor de periode 2016-2019. Het gaat voor deze periode om een totaalbedrag van 360.000. Hiervoor hebben wij geen middelen kunnen vrijspelen. Wij stellen dan ook voor dit bedrag beschikbaar te stellen vanuit de algemene middelen. 6.2.12.4. Samenvatting Kijkend naar het totaal van de zes bedrijfsvoeringsopgaven en de formatieve uitbreiding bij het thema Landbouw gaat het in de periode 2016-2019 om een totaalbeslag op de algemene middelen van circa 0,63 miljoen. Dat is per jaar gemiddeld bijna 0,16 miljoen. Recapitulerend stellen wij uw Staten voor in te stemmen met: 1. Het in de periode 2016-2019 beschikbaar stellen van een bedrag van 0,27 miljoen voor de bedrijfsvoeringsopgaven. 2. Het in de periode 2016-2019 beschikbaar stellen van een bedrag van 0,36 miljoen voor formatieve uitbreiding Landbouw. 3. Het overboeken van de resterende middelen AKP ultimo 2016 naar de volgende afrekenperiode AKP en de afrekenperiode AKP te laten doorlopen tot ultimo 2022. 4. Het inzetten van de structurele en incidentele meevaller Jeugd voor bedrijfsvoeringsopgaven en toekomstige personele knelpunten en de structurele meevaller Jeugd ook na 2019 beschikbaar te houden voor toekomstige personele knelpunten. 5. Het inzetten van de teveel bezuinigde materiële apparaatskosten periode 2015-2019 ter dekking van de bedrijfsvoeringsopgaven. 6. Het inzetten van het verwachte exploitatieresultaat 2015 Facilitaire Zaken, het restant van het investeringskrediet Basisrenovatie+ alsmede van een deel vanuit het MJOP voor de financiering van de opgave "F-vleugel/Fractiehuis". 6.3. Actualisering investeringsbeleid 2015 Aanpassen beschikbaar gestelde uitvoeringskredieten projecten Door middel van verschillende realisatiebesluiten hebben uw Staten kredieten beschikbaar gesteld voor de uitvoering van projecten. In de loop van de tijd zijn additionele financieringen door derden beschikbaar gesteld, waarmee extra werkzaamheden binnen het project worden uitgevoerd. Formeel dienen uw Staten hiervoor de beschikbaar gestelde uitvoeringskredieten op te hogen. Het betreft de volgende projecten. Voordracht Project Ophoging krediet Dekking/financier 1 2015-39 Vervanging brug Aduard 700.000 Rijkswaterstaat 2 2015-43 Optimalisatie P+R Hoogkerk 85.000 Groningen Bereikbaar Toelichting 1 Het budget wordt verhoogd met 700.000 ter dekking van de kosten van een tunnel. Deze kosten worden volledig gefinancierd door Rijkswaterstaat. 2 Dit betreffen aanvullende werkzaamheden, welke oorspronkelijk door de gemeente Groningen uitgevoerd zouden worden, maar nu door ons uitgevoerd worden. Wij stellen u voor om aanvullend kredieten beschikbaar te stellen voor de hierboven genoemde twee projecten tot de daarbij aangegeven bedragen. Actualiseren geraamde investeringen 2015 en volgende jaren In bijlage H bij de Begroting 2016 treft u een volledig overzicht aan van de verwachte bestedingen van de kapitaalkredieten in 2015 en volgende jaren. Volgens de huidige inzichten treden er in dat overzicht slechts een beperkt aantal verschuivingen op tussen de verschillende jaarschijven. Voor zover het na het verschijnen van de Begroting 2016 noodzakelijk is gebleken in 2015 aanvullende dan wel nieuwe kapitaalkredieten beschikbaar te stellen hebben wij u daartoe middels afzonderlijke Statenvoordrachten nadere voorstellen gedaan. In die gevallen volstaan wij met een verwijzing naar de betreffende bijlage uit de Begroting 2016 en de afzonderlijk aan u voorgelegde Statenvoordrachten. 76-15

6.4. Actualisering paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing 2015 In de Begroting 2016 hebben wij de laatste stand van zaken gemeld inzake de mogelijke financiële risico's waarmee de provincie kan worden geconfronteerd. In bijlage 3 hebben wij voor zover de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing uit de Begroting 2016 geactualiseerd. Een nieuw risico betreft een mogelijk te betalen vergoeding aan nutsbedrijven in verband met uitgevoerde baggerwerkzaamheden in het A. G. Wildervanckkanaal. De risico-inschatting hiervan bedraagt 0,48 miljoen. Wij hebben de inschatting van het risico handhaving vergunningen verhoogd. Dit vanwege een toegenomen risico bij één van de failliete afvalbedrijven, waar wij mogelijk zorg moeten dragen voor het afvoeren van gevaarlijke afvalproducten. Het effect van deze hogere risico-inschatting bedraagt 0,33 miljoen. De beschikbare weerstandscapaciteit is met 0,48 miljoen toegenomen door een storting vanuit de reserve ESFI in de Algemene reserve voor het risico A.G. Wildervanckkanaal - Kabels & leidingen. De benodigde weerstandscapaciteit (excl. risico revolverende fondsen) komt nu uit op 16,6 miljoen, terwijl de beschikbare weerstandscapaciteit (binnen de Algemene reserve) circa 16,3 miljoen bedraagt. Aangezien de afwijking tussen benodigde en beschikbare weerstandscapaciteit minder dan 10% is, hoeven er nu niet direct maatregelen te worden getroffen om de beschikbare weerstandscapaciteit aan te vullen. Bij actualisatie van de risico s in het kader van de Jaarrekening 2015 zal worden bekeken of het op dat moment nodig is de beschikbare weerstandscapaciteit aan te vullen. 6.5. Beoordeling waakzaamheid subsidierelaties In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen ingegaan op de resultaten van de beoordeling van de financiële positie van de structureel gesubsidieerde instellingen die wij monitoren. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de jaarrekeningen 2014. Rapport Professionalisering Subsidierelaties (RPS) in afgeslankte vorm In april 2014 hebben wij u geïnformeerd (briefnr. 2014-13.671) over het Rapport Professionalisering Subsidierelaties (RPS) in afgeslankte vorm. Hierbij is het toepassingsbereik van het RPS in lijn gebracht met het Rijksubsidiekader, waardoor alleen instellingen met een structurele subsidie van 125.000 en meer onder de monitoring vallen. Analyse structureel gesubsidieerde instellingen 2014 Voor de analyse zijn onderstaande 2 tabellen opgesteld, waarin voor de jaren 2014 (tabel 7) en 2013 (tabel 8) een samenvatting wordt gegeven van de sterrenkwalificaties in relatie tot de subsidieomvang. Tabel 7. Waakzaamheid instellingen o.b.v. jaarrekeningen 2014 Toegekende subsidies in euro s Aantal Omvang (x 1.000) * ** *** > 1.000.000 2 3.682 1 1 0 500.001-1.000.000 2 1.772 2 0 0 250.001-500.000 7 2.273 7 0 0 125.000-250.000 5 874 5 0 0 Totaal absoluut 16 15 1 0 Totaal (aantal) % 100% 93,7% 6,3% 0,0% Totaal (x 1.000) 8.601 7.589 1.012 0 Totaal (euro) % 100% 88,2% 11,8% 0,0% 76-16

Tabel 8. Waakzaamheid instellingen o.b.v. jaarrekeningen 2013 Toegekende subsidies in euro s Aantal Omvang (x 1.000) * ** *** > 1.000.000 5 49.634 3 2 0 500.001-1.000.000 4 3.103 4 0 0 250.001-500.000 7 2.420 7 0 0 125.000-250.000 5 888 5 0 0 Totaal absoluut 21 19 2 0 Totaal (aantal) % 100% 90,5% 9,5% 0,0% Totaal (x 1.000) 56.045 52.305 3.740 0 Totaal (euro) % 100% 93,3% 6,7% 0,0% Conclusie Door de overgang van de jeugdzorg naar de gemeenten per 1 januari 2015 is de subsidierelatie met de jeugdzorginstellingen beëindigd en zijn deze daarom niet meer opgenomen in de monitoring. Hierdoor is het aantal gemonitorde instellingen met 5 afgenomen tot 16 instellingen. De omvang van het totaal toegekende subsidies is afgenomen met ruim 47 miljoen tot een totale subsidieomvang van 8,6 miljoen over 2014. Op basis van de jaarrekeningen 2014 is de financiële positie van de structureel gesubsidieerde instellingen licht verbeterd, waardoor het merendeel van de instellingen als financieel gezond (*) is aan te merken. Eén instelling valt onder een zwaarder regime en is geclassificeerd als een instelling met aandachtspunten en risico's, die de financiële positie in gevaar kunnen brengen (**). Er zijn geen instellingen die onder de zwaarste categorie (***) vallen. Ondanks het feit dat wij de meeste instellingen beoordelen als financieel gezond zijn calamiteiten echter nooit uit te sluiten. 7. Voorstel Wij stellen u voor in te stemmen met de 6e en 7e wijziging van de provinciale Begroting 2015 en de 1e wijziging van de provinciale Begroting 2016 door het vaststellen van bijgevoegd conceptbesluit. Groningen, 3 november 2015 Gedeputeerde Staten van Groningen: M.J. van den Berg, voorzitter. H.J. Bolding, secretaris. Behandeld door : J.A. Oosterling Telefoonnummer : 050-316 4241 e-mail : j.a.oosterling@provinciegroningen.nl Bijlagen bij de voordracht Geen 76-17

Nr. 76/2015 Provinciale Staten van Groningen: Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 november 2015, nr. 2015-43.897, FC; BESLUITEN: 1. Aanvullende investeringskredieten beschikbaar te stellen voor: a. Vervanging brug Aduard, aanvullend krediet 700.000. b. Optimalisatie P+R Hoogkerk, aanvullend krediet 85.000. 2. In te stemmen met het instellen van een bestemmingsreserve Verkeer en vervoer (duvv en BDU) 3. In te stemmen met het instellen van een bestemmingsreserve MIT. 4. Vast te stellen het besluit tot 6 e en 7 e wijziging van de provinciale Begroting 2015 en de 1 e wijziging van de provinciale Begroting 2016. 5. De structurele meevallers in de periode 2016 tot en met 2019 tot een bedrag van 0,35 miljoen per jaar te reserveren voor verhoging van het budget Provinciale Meefinanciering en 0,35 miljoen per jaar voor de bekostiging van voorstellen met betrekking tot het Bedrijfsverplaatsingsfonds, Woningbouwfonds, Eems-Dollard en Waddenkust. Groningen, Provinciale Staten voornoemd:, voorzitter., griffier. Bijlagen bij het besluit Nr. Titel Soort bijlage 1 Bijlage 1 tot en 4.5 Nadere toelichting 2 Bijlage 5 Begrotingswijzigingen 76-18

Bijlagen Integrale Bijstelling 2015 Inhoudsopgave BIJLAGE 1.1. UITKERING PROVINCIEFONDS 2015-2019... 3 BIJLAGE 1.2. OPCENTEN MOTORRIJTUIGENBELASTING 2015-2019... 7 BIJLAGE 1.3. KAPITAALLASTEN, BESPAARDE RENTE EN DIVIDENDEN 2015-2019... 9 BIJLAGE 1.4. MUTATIES PERSONEELSKOSTENBUDGETTEN 2015... 13 BIJLAGE 1.5. TUSSENTIJDSE VERDELING APPARAATSKOSTEN 2015... 17 BIJLAGE 1.6. SUBSTITUTIEVOORSTELLEN... 19 BIJLAGE 1.7. OVERBOEKING VAN KREDIETEN IN HET KADER VAN DE JAARREKENING 2015... 23 BIJLAGE 2. VOORTGANGSRAPPORTAGE INFRASTRUCTURELE WERKEN... 35 BIJLAGE 3. PARAGRAAF WEERSTANDSVERMOGEN EN RISICOBEHEERSING... 41 1.1. INLEIDING... 41 1.2. WEERSTANDSVERMOGEN EN WEERSTANDSCAPACITEIT... 41 1.3. BELEIDSLIJN EN ONTWIKKELINGEN... 43 1.4. RISICOPROFIEL... 44 1.5. TOELICHTING RISICO S EN BEHEERSMAATREGELEN... 46 BIJLAGE 4.1. BESTEDINGEN COFINANCIERING KOMPAS 2015... 63 BIJLAGE 4.2.1. BESTEDINGEN PROVINCIALE MEEFINANCIERING 2015... 65 BIJLAGE 4.2.2. BESTEDINGEN INNOVATIEF ACTIEPROGRAMMA GRONINGEN 2015: IAG-2, IAG-3 EN IAG-4... 67 BIJLAGE 4.3. BESTEDINGEN RESERVE ESFI 2015 T.B.V. (WATER)WEGENPROJECTEN... 69 BIJLAGE 4.4. BESTEDINGEN 2015 RSP-ZZL... 71 BIJLAGE 4.5. BESTEDINGSPLAN VERKEER EN VERVOER 2016 (DUVV) PROVINCIE GRONINGEN... 73 1

2