HOOFDSTUK 15 ENDOCRIENE -, VOEDINGS- EN METABOLE AANDOENINGEN



Vergelijkbare documenten
HOOFDSTUK 13 SYMPTOMEN, TEKENEN EN ZIEKTETOESTANDEN

Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie april 2017 (nr. 2)

Codeeradviezen. Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie juni 2016 (deel 5)

Codeeradviezen. Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie mei 2016 (deel 3)

HSMR en SMR s per diagnosegroep Cijfers eerste helft 2014 Ziekenhuisgroep Twente

OMGAAN MET DIABETES MELLITUS OF SUIKERZIEKTE

BELGISCHE CARDIOLOGISCHE LIGA DIABETES. DUIDELIJKE ANTWOORDEN

Kindersterfte Doodsoorzaken

Belangrijke veiligheidsinformatie over dapagliflozine alleen voor diabetes type 1

Bijkomende informatie voor de registratie van de doodsoorzaak

Inhoud Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Dieetadviezen bij een ontstoken alvleesklier

Protocol Ontregelde Diabetes Mellitus Patiënt

Hyperglycemie Keto-acidose

OBESITAS STAPPEN NAAR GEZONDHEID. Dr. Marly Oosterhof

HSMR en SMRs per diagnosegroep Cijfers 2015 IJsselmeerziekenhuizen

ORALE GLUCOSE TOLERANTIE TEST FRANCISCUS GASTHUIS

Overmatig drinken en plassen is een vaak voorkomend symptoom bij de. hond. Het kan veroorzaakt worden door verschillende ziekten in het

Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering Publicatie juni 2016 (deel 4)

SUIKERZIEKTE? Herken de symptomen! Informatie over veelvoorkomende symptomen en risicofactoren.

Glucose in beweging door beweging. Yvonne Krul internist in opleiding

Patiëntenbetrokkenheid bij medische beslissingen. Vragenlijst bij inclusie.

Patiënteninformatie. Diabetische ketoacidose

} Omvang/aard van het probleem } Wat verandert er in de glucose huishouding } Voorbereiding en behandeling } Na de bevalling. } Insuline resistentie

Diabetes of suikerziekte

Kent u de cijfers van uw hart?

Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering Publicatie maart 2016 (deel 1)

Handleiding voor patiënten. Belangrijke informatie voor patiënten die beginnen aan een behandeling met LEMTRADA

Eerste hulp bij ketonen

Geschreven door Diernet Team maandag, 24 januari :02 - Laatst aangepast dinsdag, 15 november :17

8 van de 10 meest terugbetaalde geneesmiddelen houden verband met onze levensstijl Bijlage

Info spot. Diabetes en depressie. Inleiding. Oktober - november - december 2011

PRAKTISCH DIABETES MELLITUS (SUIKERZIEKTE) BIJ DE HOND. over houden van huisdieren

Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie april 2017 (nr. 1)

RABO - Meander Medisch Centrum zorgcongres 30 mei

Hoofdstuk 5: Het patientendossier als referentiedocument Inleiding Inhoud van het patientendossier... 52

H Zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum)

Diabetes Mellitus. Er zijn verschillende soorten diabetes. Er wordt onderscheid gemaakt tussen diabetes type 1 diabetes type 2 zwangerschapsdiabetes.

Zwangerschapsdiabetes - Zwangerschapssuiker-

THEMA IV.3. Diabetes Mellitus

Overzicht Wijzigingen ICD-10 codering Per januari 2015

Een veilig gevoel op school met een chronische longziekte

Zuurbase evenwicht. dr Bart Bohy

Codeeradviezen. Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering

Gezond gewicht. Wat kunt u er zelf aan doen? altijd dichtbij. Vraag ons gerust om advies.

Zwangerschapsdiabetes

Diabe&sche ketoacidose. Diana Jansen, ANIOS IC 6 maart 2015

Wat is diabetes? Type 2 diabetes : gevolgen

Zwangerschapsdiabetes

HOOFDSTUK 32 VERGIFTIGINGEN, TOXISCHE EFFECTEN, BIJWERKINGEN, EN ONDERDOSERING VAN MEDICATIE

(On)zin van diabetes behandeling bij ouderen

Zwangerschapsdiabetes - Zwangerschapssuiker-

Samenvatting. Chapter 8

Dienst endocrinologie Diabetes mellitus. Informatiebrochure voor de patiënt en de familie

VSV Zoetermeer. Ketenprotocol. Diabetes gravidarum. Auteurs: Esther van Uffelen Ingrid Mourits. Versie 1.0

Hoe kan ik voorkomen dat er ketonen ontstaan? Er zijn een aantal dingen die u kunt doen om te helpen verhoogde ketonenniveaus en DKA te voorkomen:

Kinderen met diabetes samen onze zorg! vzw Hippo & Friends

Zwangerschapsdiabetes

DIABETISCHE NEFROPATHIE

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zwangerschapsdiabetes. Begeleiding in het Refaja ziekenhuis

Passantenprijslijst Amphia Ziekenhuis voor zorgproducten uitgevoerd vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 mei 2014 Declaratie code.

Zeldzame juveniele primaire systemische vasculitis

PRAKTISCH DIABETES MELLITUS (SUIKERZIEKTE) BIJ DE HOND. over houden van huisdieren

HOOFDSTUK 27 PERINATALE AANDOENINGEN

23 april 2015 Dr. Luc Belmans (RZ Tienen)

Wat te bespreken. De Eeuw van chronische ziekten. risico ziekten en lifestyle. Trends in obesitas Nederland

COMPLICATIES Lange termijn complicaties Complicaties van de ogen (retinopathie) Complicaties van de nieren (nefropathie)

Handboek ICD-10-BE Codering Officiële versie Hoofdstuk 3 25

Hypertensie. Presentatie door G.J. Knot-Veldhuis, verpleegkundig specialist

Zwangerschapsdiabetes

Diabetes: kan een Pancreastransplantatie een oplossing bieden?

Apidra 100 E/ml, Apidra 100 E/ml, Apidra 100 E/ml, Samenstelling: Farmaceutische vormen : Indicatie: Dosering en wijze van toedienen :

Samenvatting voor niet-ingewijden

Rudi Caron Diabetesteam Gasthuisberg Leuven

Nederlandse samenvatting

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zwangerschapsdiabetes. Begeleiding in het Refaja ziekenhuis

Koolhydraatbeperking S, M, L. Welke maat heeft je cliënt? Welkom Waarschuwing

Zwangerschapsdiabetes

Diabetes en zwangerschap - Suikerziekte tijdens zwangerschap -

gastric banding (maagbandje)

Elkerliek Ziekenhuis Standaard prijslijst DBC DOT / Overige Producten (OVP) 2014 Prijzen geldig voor zorgproducten geopend vanaf 1 januari 2014

Suikerziekte. bij honden en katten

Peggy Roestenberg - The role of CTGF in diabetic nephropathy. Chapter 10. Samenvatting in het Nederlands

St. Antonius Ziekenhuis

GEEN TIJD TE VERSPELEN VOOR MIJN HART CARDIOVASCULAIRE PREVENTIE : IK BEGIN ERAAN ÉN IK HOU VOL!

Alvleesklierontsteking

Screening Diabetische Retinopathie bij Diabetes mellitus type 2. Daniel Tavenier, kaderhuisarts diabetes 17 mei 2011

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Carnivoor nr Voer Voor Katten

Regionale Transmurale Afspraken - DM

Dialysepatient van vandaag. Dr. Carmen Verhelst AZ Sint Blasius Dendermonde

Kinderen met diabetes samen onze zorg! vzw Hippo & Friends

Zwangerschapsdiabetes EEN BEKNOPT OVERZICHT VOOR PATIËNTEN

Handleiding Morfologiecodering in de LBZ Publicatie februari 2014

Orale glucose tolerantietest (suikertest) bij een zwangere vrouw

Folder Zwangerschapsdiabetes - Zwangerschapssuiker-

H Diabetespolikliniek

Deze procedure beschrijft de medische aanpak bij het optreden van diabetische ketoacidose of hyperglycemische hyperosmolaire ontregeling.

Trastuzumab (Herceptin )

Aandachtspunten bij pompgebruik.

Transcriptie:

HOOFDSTUK 15 ENDOCRIENE -, VOEDINGS- EN METABOLE AANDOENINGEN OVERZICHT - In het hoofdstuk 4 van de ICD-10-CM zal diabetes mellitus de aandoening zijn die de codeerders het meeste zullen tegenkomen. - Diabetes mellitus klasseert zich volgens twee assen o De eerste zegt iets over het type diabetes o Het vierde karakter zegt iets over de geassocieerde complicaties - Diabetes veroorzaakt verschillende gelijktijdig voorkomende complicaties o Deze complicaties kunnen zowel acuut als chronisch zijn. o Gebruik zoveel codes als nodig om alle complicaties weer te geven. - Codes uit de categorie E08, E09 en E13 worden gebruikt voor de klassering van de secundaire diabetes. - De voedingsafwijkingen binnen ICD-10-CM omvatten de deficiënties van de specifieke vitamines en mineralen, maar ook de obesitas. - Specifieke codes voor de fibrosis cystica beschrijven de plaats van voorkomen. o Dit kan de longen, het gastro-intestinaal stelsel of andere plaatsen zijn. o Gebruik de verschillende codes samen wanneer het gaat over verschillende lokalisaties. - Overvulling is een component van congestief hartfalen. LEERDOELSTELLINGEN Na het doornemen van dit hoofdstuk bent u in staat om: - Diabetes mellitus correct te coderen. - Het onderscheid te maken tussen de codering van diabetes tijdens de zwangerschap en de zwangerschapsdiabetes. - De vocht overvulling te coderen als gevolg van congestief hartfalen. - Voedingsafwijkingen te coderen zoals de obesitas. TERMEN OM TE KENNEN Diabetes mellitus Een chronische aandoening met verstoorde koolhydraten, proteïnes, en vetten metabolisme. Type 1 diabetes Ook gekend als juveniele diabetes; gekenmerkt door het feit dat het lichaam geen insuline aanmaakt. Type 2 diabetes Gekenmerkt door het feit dat het lichaam wel insuline aanmaakt, in een onvoldoende hoeveelheid of dat het lichaam niet in staat is die insuline te gebruiken. TE HERINNEREN U mag zoveel codes gebruiken die nodig zijn om alle gevolgen van diabetes die de patiënt heeft, weer te geven. INLEIDING Dit hoofdstuk omvat een variëteit van aandoeningen die toch met elkaar gerelateerd zijn. Omdat diabetes mellitus een algemeen medisch probleem is, zal het de aandoening zijn die men het frequentst tegenkomt in dit hoofdstuk 4.

Figuur 15.1: Hoofdorganen van het endocrien stelsel DIABETES MELLITUS Diabetes mellitus dat geklasseerd wordt onder de codes E08 to E13, is een chronische aandoening waarbij de stofwisseling van de koolhydraten, de eiwitten en de vetten verstoord is. De aandoening wordt veroorzaakt door ofwel een absolute daling van de hoeveelheid uitgescheiden insuline door de pancreas ofwel door een daling van de natuurlijke gevoeligheid voor het circulerende insuline. Andere aandoeningen bevatten ook de term diabetes, zoals de bronsdiabetes en de diabetes insipidus, maar wanneer we gewoon van diabetes spreken bedoelen we de diabetes mellitus. De diabetes mellitus codes zijn combinatiecodes waarbij worden samengenomen: het type diabetes, het lichaamsstelsel dat aangetast wordt en de complicatie die zich in dat lichaamsstelsel voordoet. De indeling van het type diabetes (bijvoorbeeld, secundair, type 1, type 2) gebeurt op het niveau van de categorie, terwijl het vierde karakter de aanwezigheid van een complicatie weergeeft en het vijfde en het zesde karakter meer specificatie geeft over die complicatie. Men zal zoveel mogelijk codes uit een bepaalde categorie gebruiken om alle complicaties van de ziekte weer te geven. Men moet goed opletten wanneer men de diagnose van borderline diabetes gaat coderen. Indien de arts bevestigt dat het gaat om een diabetes mellitus, zal men de toepasselijke code uit de categorieën E08-E13, Diabetes mellitus, gebruiken. Anders zal een borderline diabetes, die niet door de arts bevestigd wordt als een diabetes mellitus, gecodeerd worden met een code uit de subcategorie R73.0-, Abnormal glucose. Types van diabetes mellitus Er zijn drie grote groepen diabetes mellitus: type 1; type 2; en de secundaire diabetes, ten gevolge van een onderliggende aandoening, of medicatie of chemisch geïnduceerd. Het type diabetes is cruciaal voor de selectie van de juiste code in de categorieën E08-E13, meer dan het feit dat de patiënt al dan niet insuline gebruikt. E08 Diabetes mellitus due to underlying condition E09 Drug or chemical induced diabetes mellitus E10 Type 1 diabetes mellitus E11 Type 2 diabetes mellitus E13 Other specified diabetes mellitus Wanneer het patiëntendossier niet duidelijk is over welk type diabetes mellitus het gaat, zal men de code E11, Type 2 diabetes mellitus gebruiken. Wanneer het dossier niet aangeeft over welk type diabetes het gaat, maar men wel ziet dat insuline gegeven wordt, dan nog zal men type 2 coderen. Het is niet omdat de patiënt insuline krijgt dat het hier gaat om een type 1 diabetes. Type 1 diabetes mellitus (categorie E10) wordt ook nog de ketose gevoelige diabetes, het juveniele type, deze ontstaan op jeugdige leeftijd of de juveniele diabetes genoemd. De leeftijd alleen is geen determinerende factor, niettegenstaande de meeste type 1 diabetes zich ontwikkelen vóór de puberteit. Type 1 diabetes wordt gekenmerkt doordat het lichaam helemaal geen of zeer weinig insuline aanmaakt. Deze patiënten moeten regelmatig insuline inspuiten om te overleven en ondervinden ernstige gezondheidsproblemen wanneer zij niet strikt de medicatie en het dieet opvolgen. Zorgvuldige monitoring van de toestand is noodzakelijk om geen ernstige complicatie te hebben. De code Z79.4, Long-term (current) use of insulin, wordt niet gebruikt bij de type 1 diabetes omdat die patiënten sowieso insuline afhankelijk zijn. Toch kan die code gebruikt worden om, indien gewenst, bijkomende informatie mee te geven.

Type 2 diabetes (categorie E11) wordt ook beschreven als ketose resistent. Insuline wordt geproduceerd maar ofwel in onvoldoende hoeveelheden ofwel is het lichaam niet in staat die insuline adequaat te gebruiken. Type 2 diabetes patiënten hebben doorgaans geen insuline nodig; zij kunnen geholpen worden met perorale hypoglycemische medicatie, dieet en beweging. Bij sommigen is dit echter onvoldoende en zal insuline noodzakelijk zijn om de blijvende hyperglycemie onder controle te houden. Wanneer een type 2 diabetische patiënt regelmatig insuline gebruikt, zal men de code Z79.4, Long-term (current) use of insulin, gebruiken. Deze Z79.4 code zal niet gebruikt worden wanneer er tijdelijk insuline gegeven wordt, om de bloedsuikers onder controle te krijgen tijdens een opname. Secundaire diabetes wordt altijd veroorzaakt door een andere aandoening of voorval. Secundaire diabetes kan dus te wijten zijn aan een onderliggende aandoening (E08), medicatie of chemisch geïnduceerd (E09), tengevolge van een infectie, of het gevolg van een behandeling, zoals het wegnemen van de pancreas. Ze kan ook het gevolg zijn van een nevenwerking van correct toegediende medicatie, vergiftiging, of een laat gevolg na het gebruik van bepaalde medicatie. Secundaire diabetes wordt als volgt gecodeerd: - Secundaire diabetes die het gevolg is van een onderliggende aandoening wordt gecodeerd met de code E08, Diabetes mellitus due to underlying condition, waarbij de onderliggende aandoening eerst gecodeerd wordt. Onderliggende oorzaken kunnen zijn; congenitale rubella (P35.0), het Cushing syndroom (E24.-), de fibrosis cystica (E84.-), een maligne neoplasma (C00-C96), malnutritie (E40-E46) en pancreatitis en andere aandoeningen van de pancreas (K85-K86.-) - Secundaire diabetes die door medicatie of chemicaliën geïnduceerd wordt codeert men met de categorie E09. De codes uit categorie E10-E11 worden niet gebruikt voor secundaire diabetes. Bijvoorbeeld, een steroïd geïnduceerde diabetes mellitus door het langdurig gebruik van prednisone, voor een niet gerelateerde aandoening, wordt gecodeerd met de code E09.9, Drug or chemical induced diabetes mellitus without complications, gevolgd door de code T38.0x5-, Adverse effect of glucocorticoïds and synthetic analogues. - De volgorde van de secundaire diabetes codes baseert zich op de instructies van de systematische index voor de categorieën E08, E09, en E13. Voor de categorie E08 zal de onderliggende oorzaak eerst moeten gecodeerd worden. Voor de categorie E09, zal het oorzakelijke medicament of chemicaliën als eerste gecodeerd worden (indien het gaat om een vergiftiging). - Secundaire diabetes mellitus die het gevolg is van een pancreatectomie wordt gecodeerd met de code E89.1, Postprocedural hypoinsulinemia. Gebruik als nevendiagnose een code uit de categorie E13 en ofwel de code Z90.410, Acquired Total absence of pancreas, ofwel de code Z90.411, Acquired partial absence of pancreas. Bijvoorbeeld, postpancreatectomie diabetes mellitus na het chirurgisch verwijderen van een deel van de pancreas wordt gecodeerd met de codes E89.1, E13, en Z90.411. - Bij patiënten met secundaire diabetes die regelmatig insuline krijgen codeert men ook de code Z79.4, Long-term (current) use of insulin. Deze Z79.4 code zal niet gebruikt worden wanneer de insuline slechts tijdelijk wordt gegeven om de bloedsuikerspiegels onder controle te krijgen tijdens een opname. Categorie E13, Other specified diabetes mellitus, omvat zowel de diabetes mellitus door genetische defecten in de beta cellen, als de diabetes mellitus door genetische afwijkingen in de insuline werking.

Complicaties en manifestaties van diabetes mellitus Type 1 en type 2 diabetes mellitus, als ook de secundaire diabetes mellitus kunnen aanleiding geven tot verschillende complicaties die ofwel acute metabole ontregelingen zijn (E08-E13 met.0- of.1-) ofwel complicaties op lange termijn (E08-E13 met.2- tot.6-). De volgorde van de diabetes mellitus codes en de complicaties of manifestaties is afhankelijk van de opname. Wel moet men alle nodige codes uit de categorie E08-E13 gebruiken om alle geassocieerde aandoeningen mee te geven. Acute metabole complicaties Onder de acute metabole complicaties vallen de hyperosmolariteit met coma (E08-E09 en E11-E13 met.01) of zonder niet-ketonisch hyperglycemisch hyperosmolair coma (E08-E13 met.00), de ketoacidose met coma (E08-E10 en E12-E13 met.11) of zonder coma (E08- E10 en E12-E13 met.10), en de hypoglycemie met coma (E08-E13 met.641) of zonder coma (E08-E13 met.649). Typische bevindingen bij patiënten met diabetische ketoacidose (DKA) zijn de glycosurie, de sterke ketonurie, de hyperglycemie, de ketonemie (ketonen in het bloed), de acidose (lage zuurtegraad (ph) van het bloed), en laag plasma bicarbonaat. Ketoacidose is een complicatie van type 1 diabetes; type 2 diabetes ontwikkelt zelden een ketoacidose. Een ketoacidose wordt daarom als type 1 diabetes mellitus gecodeerd E10.1-. Diabetes met hyperosmolariteit (E08-E13 met.01 of.00) is een aandoening waarbij er hyperosmolariteit is en deshydratatie zonder significante ketose. Deze aandoening komt dikwijls voor bij patiënten met een type 2 diabetes. Coma kan al dan niet aanwezig zijn. Diabetes met hypoglycemie kan ontstaan wanneer een overdreven hoeveelheid aan insuline aanwezig is, wanneer de patiënt bijvoorbeeld een maaltijd overschrikkelt, of wanneer de patiënt onder stress staat. Deze aandoening kan zich naar een coma ontwikkelen. ICD-10- CM heeft codes voor de diabetes hypoglycemie met coma (E08-E13 met.641) of zonder coma (E08-E13 met.649). Chronische complicaties Patiënten met diabetes mellitus zijn onderhevig aan een of meerdere chronische complicaties die de nieren, het zenuwstelsel, en het perifeer vaatstelsel, in het bijzonder de voeten en de ogen aantasten. Het ontstaan kan zowel vroeg of laat zijn in het verloop van de diabetes en kan zich zowel bij de insuline afhankelijke als de niet insuline afhankelijke diabetes voordoen. Diabetes patiënten hebben meestal verschillende complicaties tegelijkertijd zodat verschillende codes uit de categorie E08-E13 zullen gebruikt worden om alles weer te geven. Nier complicaties Patiënten met diabetes zijn bijzonder vatbaar voor het ontwikkelen van niercomplicaties, zoals een nefritis, een nefrose of een chronisch nierlijden. Nefritis is een ontsteking van de nieren die zich langzaam instelt, over een lange periode. Nefrose is een gevorderd stadium van de ziekte gekenmerkt door massieve oedemen en uitgesproken proteïnurie. Chronisch nierlijden is het eindstadium van die evolutie. Diabetische niercomplicaties worden gecodeerd met de codes E08-E13 met.21 voor de diabetische nefropathie,.22 voor het chronisch nierlijden en.29 voor de andere niercomplicaties. Wanneer de nieraandoening zich ontwikkeld heeft tot een chronisch nierlijden, lijkt het dat de diagnose hier drie codes vraagt, één voor de diabetes met nefropathie (E08-E13 met.22), één voor de tussenliggende manifestatie (N08) en één voor de huidige finale aandoening (N18.1-N18.6, het chronisch nierlijden). Het is niet nodig om de tussenliggende aandoening te coderen, tenzij het ziekenhuis daarvoor opteert.

Wanneer de patiënt zowel diabetes als hypertensie heeft, dan kan hij een chronisch nierlijden hierop ontwikkelen. In dit geval zijn er drie codes nodig: één voor de diabetes met het nierlijden, E08-E13 met.22; een tweede code uit de categorie I12 (of I13) met een vierde karakter (0) voor het chronisch nierlijden stadium 5 of het eind stadium of een vierde karakter (9) voor het chronisch nierlijden stadium 1 tot 4, of niet gespecificeerd; en een derde code uit de categorie N18 om het stadium van het chronisch nierlijden weer te geven. Verder worden er geen manifestatiecodes toegevoegd. Bijvoorbeeld: E10.22 + I12.0 + N18.5 Progressieve type 1 diabetische nefropathie met hypertensief, chronisch nierlijden stadium 5. Diabetische oogcomplicaties Retinopathie is een algemene complicatie bij diabetes. Wanneer een oogaandoening het gevolg is van diabetes dan wordt dit gecodeerd met de code E08-E13 met.3. Diabetes met niet gespecificeerde diabetische retinopathie wordt gecodeerd met de code E08-E13 met.31. De niet proliferatieve diabetische retinopathie kan ingedeeld worden in een milde vorm (E08-E13 met.32-), een matige vorm (E08-E13 met.33-) of een ernstige vorm (E08-E13 met.34-). De proliferatieve diabetische retinopathie wordt gecodeerd met de code E08-E13 met.35-. Het zesde karakter geeft aanvullende informatie over het al dan niet aanwezig zijn van maculair oedeem. Seniel cataract komt frequenter voor bij patiënten met diabetes, maar het is geen echt diabetisch cataract en wordt dus niet als een oogcomplicatie van de ziekte gecodeerd. Een code uit de categorie H25, Age-related cataract, en een code uit de categorie E08-E13 zullen gebruikt worden voor de seniele cataracten bij diabetische patiënten, waarbij de volgorde afhankelijk is van de opnameomstandigheden. Gebruik de codes voor diabetische cataracten enkel wanneer de arts die aandoening zo beschrijft. Bijvoorbeeld: E11.36 Type 2 diabetes mellitus met diabetisch cataract K86.1 + E08.9 + H25.9 Secundaire diabetes mellitus door chronische pancreatitis met een matuur seniel cataract Diabetische neurologische complicaties Perifere, craniale en autonome neuropathie zijn chronische manifestaties van diabetes mellitus. De indeling van de diabetische neurologische complicaties is de volgende: E08-E13 with.40 Unspecified diabetic neuropathy E08-E13 with.41 Diabetic mononeuropathy E08-E13 with.42 Diabetic polyneuropathy E08-E13 with.43 Diabetic autonomic (poly)neuropathy E08-E13 with.44 Diabetic amyotrophy E08-E13 with.49 Other diabetic neurological complication. Gebruik nooit de code voor autonome neuropathie tenzij de diagnose duidelijk door de arts wordt gesteld. E11.41 + H49.01 Diabetic third (cranial) nerve palsy, right eye E11.41 + G57.90 Mononeuropathy of the lower limb due to type 2 diabetes E10.40 Diabetes type 1 with neuropathy E10.43 + K31.84 Type 1 diabetes with diabetic gastroparesis. Diabetische vaataandoeningen Perifere vasculaire aandoeningen zijn een frequente complicatie van diabetes. Diabetische perifere vasculopathie zonder gangreen wordt gecodeerd met de code E08-E13 met.51; diabetische vasculopathie met gangreen met de code E08-E13 met.52. Diabetes met andere circulatoire complicaties krijgen de code E08-E13 met.59. Ofschoon arteriosclerose sneller en uitgebreider ontstaat bij diabetische patiënten, zullen de coronaire aandoeningen, de cardiomyopathie en de cerebrovasculaire aandoeningen niet als complicaties van diabetes aanzien worden en zitten zij dus niet vervat is de subcategorieën E08-E13 met.5-.

Deze aandoeningen worden afzonderlijk gecodeerd tenzij de arts de relatie met de diabetes duidelijk documenteert. Andere manifestatie van diabetes mellitus Algemene chronische complicaties van diabetes mellitus, naast de renale, de oculaire, neurologische en circulatoire, worden geklasseerd onder E08-E13 met.6-: E08-E13 with.61- Diabetic arthropathie E08-E13 with.62- Diabetic skin complications E08-E13 with.63- Diabetic oral complications Ulcera op de onderste ledematen, in het bijzonder de voeten, zijn frequente complicaties van diabetes. De code voor een diabetisch voet ulcus (E08-E13 met.621) wordt eerst gecodeerd, gevolgd door een code L97.4-, L97.5- om de lokalisatie van het ulcus mee te geven. Indien er gangreen aanwezig is zal een code E08-E13 met.52 als nevendiagnose erbij gezet worden. Het is belangrijk erop te wijzen dat niet elk ulcus bij een diabetes patiënt een diabetes ulcus is; indien men twijfels heeft over het verband moet de arts bevraagd worden. Andere diabetische huid ulcera worden gecodeerd met E08-E13 met.622 en een bijkomende code om de plaats van het ulcus weer te geven (L97.1- L97.9, L98.41-L98.49). Organische impotentie is dikwijls het resultaat van ofwel een diabetische perifere neuropathie of een diabetische perifeer vaatlijden. Als eerste code gebruikt men E08-E13 met.40 of E08-E13 met.51, en een bijkomende code N52.1, Erectile dysfunction due to disease classified elsewhere. Wanneer één van de voorgaande aandoeningen gespecificeerd worden als zijnde diabetisch maar zonder indicatie dat het om een neurologische dan wel een perifere vaataandoening gaat, dan codeert men dit onder E08-E13 met.69 (met andere gespecificeerde complicaties), en een bijkomende code voor de complicatie. Codes uit de categorie E08-E13 met.69 worden gebruikt voor de andere gespecificeerde chronische complicaties die niet gecodeerd kunnen worden met de codes uit de categorieën E08-E13. Bijvoorbeeld: E10.69 + M86.171 Diabetes mellitus, type 1, met acute osteomyelitis van de grote teen van de rechter voet. Complicaties door het slecht functioneren van de insulinepomp Sommige patiënten gebruiken een insulinepomp om insuline te krijgen voor hun diabetes. Een insulinepomp is een klein, gecomputeriseerd toestel dat aan het lichaam bevestigd wordt en insuline in het lichaam brengt via een katheter. Deze pomp kan continu insuline indruppelen over de ganse dag, maar de patiënt kan ook, door een druk op een knop, een insuline bolus op geregelde tijdstippen laten injecteren. Het falen of slecht functioneren van de pomp kan aanleiding geven tot een onderdosering of overdosering van insuline. Beide complicaties worden aanzien als een mechanische complicatie en krijgen de code T85.6, Mechanical complication of other specified internal and external prosthetic devices, implants and grafts, als hoofddiagnose. De juiste T85.6- code wordt gekozen in functie van het type slecht functioneren, zoals: T85.614 Breakdown (mechanical) of insulin pump T85.624 Displacement of insulin pump T85.633 Leakage of insulin pump Daarbij worden ook codes gezet om de onderdosering (T38.3x6-) of de overdosering (T38.3x1-) weer te geven, maar ook de code om het type van diabetes en de complicaties te beschrijven.

ZWANGERSCHAP GECOMPLICEERD DOOR DIABETES MELLITUS Diabetes mellitus die de zwangerschap, de bevalling of het puerperium compliceert wordt in het hoofdstuk 15 van ICD-10-CM geklasseerd. Diabetes is een belangrijke complicerende factor tijdens de zwangerschap. Zwangere patiënten die diabetes hebben worden gecodeerd onder de categorie O24, Diabetes mellitus in pregnancy, childbirth and puerperium, als eerst diagnose, gevolgd door de gepaste diabetes code(s) (E08-E13) uit hoofdstuk 4 van de ICD- 10-CM om het type van de diabetes weer te geven. Omdat diabetes ongetwijfeld de zwangerschap beïnvloedt en zelf verslechtert door de zwangerschap, of de hoofdreden is voor de verloskundige zorg, is het belangrijk deze codes te gebruiken bij een zwangere diabetes patiënte. Ken tevens de code Z79.4, Long-term (current) use of insulin, toe wanneer de diabetes routinegewijs behandeld wordt met insuline. Zwangerschapsdiabetes De diagnose van gestationele diabetes (zwangerschapsdiabetes) verwijst naar een verstoorde glucose tolerantietest die men waarneemt tijdens een zwangerschap van vrouwen die voordien niet diabetici waren; dit is geen echte diabetes mellitus. Dit kan zich voordoen tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap. Men denkt dat dit te wijten is aan de metabole en hormonale veranderingen die zich voordoen tijdens de zwangerschap. Patiënten met een zwangerschapsdiabetes worden op dieet geplaatst en krijgen soms insuline om de bloedsuikers op peil te houden tijdens de zwangerschap, maar de aandoening verdwijnt normaal in de postpartum periode. Zwangerschapdiabetes kan complicaties veroorzaken die dezelfde zijn als deze van de voordien bestaande diabetes. Zwangerschapsdiabetes geeft nadien meer risico voor het ontwikkelen van een echte diabetes. Subcategorie O24.4, Gestational diabetes mellitus, wordt hiervoor gebruikt. We gebruiken dan geen andere code uit de categorie O24 samen met de code O24.4. Subcategorie O24.4 wordt verder onderverdeeld volgens het tijdstip van voorkomen van de zwangerschapsdiabetes, tijdens de zwangerschap, tijdens de bevalling of in het puerperium, maar ook of ze onder controle gehouden wordt met een dieet of met insuline. Indien de patiënten zowel een dieet als insuline krijgen zal enkel de code voor insuline gebruikt worden. De code Z79.4, Long-term (current) use of insulin, zal dan bij de codes van subcategorie O24.4 gezet worden. Een abnormale glucose tolerantietest tijdens de zwangerschap, zonder diagnose van zwangerschapsdiabetes wordt gecodeerd met de code O99.81, Abnormal glucose complicating pregnancy, childbirth, and the puerperium. Codes O24.4- (zwangerschapsdiabetes) en O99.81- (abnormale glucose tolerantie die de zwangerschap compliceert) zullen nooit samen gebruikt worden tijdens eenzelfde opname. Pasgeborenen van diabetische moeders Pasgeborenen van diabetische moeders kunnen een tijdelijke vermindering hebben van de bloedsuikers (P70.0, Syndrome of infant of mother with gestional diabetes; P70.1, Syndrome of infant of a diabetic mother; P70.3, Iatrogenic neonatal hypoglycemia; of P70.4, Other neonatal hypoglycemia) of een tijdelijke hyperglycemie (P70.2, Neonatal diabetes mellitus). De laatste aandoening wordt soms ook pseudodiabetes genoemd en vraagt soms een korte kuur met insuline. Noteer dat deze codes enkel gebruikt worden wanneer de aandoening van de moeder een effect hebben op de huidige opname; het feit dat de moeder diabetes heeft wil niet zeggen dat die codes bij de pasgeborene moeten gebruikt worden. Wanneer de bloedonderzoeken in die richting wijzen, moet men de arts vragen of het relevant is dit mee te geven.

Wanneer een kind van een diabetische moeder volkomen normaal is en geen manifestaties of syndromen vertoont, coderen we Z38.00, Single liveborn, born in hospital, delivered vaginally, als de hoofddiagnose. Als bijkomende code gebruikt men de code Z83.3, Family history of diabetes mellitus. Eventueel kan de code P00.89, Newborn (suspected to be) affected by other maternal conditions, als nevendiagnose erbij worden gezet wanneer de pasgeborene bijkomende observatie krijgt, omdat zijn moeder diabetes is maar de neonatus geen manifestaties vertoont. OEFENINGEN 15.1 Codeer de volgende diagnosen. Gebruik geen uitwendige codes voor de aandoeningen. 1. Diabetes mellitus type 1 met diabetes nefrose. E10.21 2. Secundaire diabetes mellitus door pancreaskanker met sneeuwvlokken cataract. C25.9 + E08.36 3. Type 1 diabetes met ketoacidose E10.10 4. Diabetes mellitus, type 2, met hyperosmolair, niet ketonisch coma. E11.01 5. Diabetische Kimmelstiel-Wilson aandoening. E11.21 6. Chronisch nierlijden, stadium IV tgv van een type 1 diabetes. E10.22 + N18.4 7. Impotentie door een diabetische perifere neuropathie. E11.40 + N52.1 HYPOGLYCEMIE EN INSULINE REACTIES Hypoglycemische reacties kunnen zowel bij diabetici als niet diabetische patiënten voorkomen. Bij diabetische patiënte wordt hypoglycemie met coma gecodeerd met de code E08-E18 met.641, of E08-E13 met.649 als er geen coma is. Dergelijke reacties kunnen voorkomen wanneer er een onevenwicht is tussen eten en bewegen en de dosage van insuline of orale hypoglycemische medicatie. Hypoglycemie ten gevolge van insuline kan voorkomen bij een nieuw gediagnosticeerde type 1 diabetes gedurende de beginfase van de behandeling wanneer de dosering wordt aangepast. Bij patiënten die geen diabetes hebben codeert men de code E15, Nondiabetic hypoglycemic coma, wanneer er hypoglycemisch coma is, niet anders gespecificeerd. Code E15 omvat ook de medicatie geïnduceerde, insuline coma s bij niet diabetici. Code E16.2, Hypoglycemia, unspecified, wordt gebruikt voor de hypoglycemie, niet anders gespecificeerd. Hypoglycemie zonder coma, door medicatie, voorgeschreven aan niet diabetici, geïnduceerd, eist een eerste code E16.0, Drug-induced hypoglycemia without coma, gevolgd door een code uit de categorie T36-T50 met een zesde karakter 5 om aan te geven dat het om een ongewenst effect gaat van een bepaald medicament. Hypoglycemisch coma of shock die het gevolg zijn van het niet correcte gebruik van insuline of andere anti-diabetische preparaten, wordt gecodeerd als een vergiftiging (T38.3x met een zesde karakter 1-4) als eerste code, gevolgd door de code E15, Nondiabetic hypoglycemic coma. OEFENINGEN 15.2 Codeer de volgende diagnosen. Gebruik geen uitwendige codes voor de aandoeningen. 1. Neonatale hypoglycemie. P70.4 2. Hypoglycemisch coma bij patiënten zonder diabetes. E15 3. Een patiënt met type 2 diabetes neemt deel aan een inspannend partijtje squashen zonder zijn insulinedosis aan te passen; hij wordt opgenomen met een bloedsuiker van 35 en men diagnosticeert een hypoglycemie. (Hypoglycemia). E11.649 + Z79.4

4. Een type 1 diabetes patiënte doet een hypoglycemie niettegenstaande ze haar voorgeschreven insuline correct neemt, geen inspanningen heeft gedaan of haar dieet heeft verandert. E10.649 CODES VOOR VOEDINGSAFWIJKINGEN Voedingsafwijkingen, zoals de deficiëntie aan specifieke vitamines en mineralen, worden geklasseerd in de categorie E40 tot E64, uitgezonderd de voedingsanemieën, die geklasseerd worden in de categorieën D50 tot D53. Verschillende codes beschrijven het overgewicht en de obesitas, o.a.: E66.01 Morbid (severe) obesity due to excess calories E66.09 Other obesity due to excess calories E66.1 Drug-induced obesity E66.2 Morbid (severe) obesity with alveolar hypoventilation E66.3 Overweight E66.8 Other obesity E66.9 Obesity, unspecified Deze codes worden enkel toegekend op basis van de bevindingen van de behandelende arts. De categorie E66, Overweight and obesity, vraagt een bijkomende code (Z68. om de body mass index (BMI) weer te geven, indien gekend. De BMI is een indicator voor het gewicht bij een volwassene. Het is een maat voor gewicht en lichaamslengte. De BMI wordt toegekend op basis van de documentatie in het patiëntendossier (zowel het medisch als het verpleegkundig dossier). De BMI wordt dikwijl door diëtisten of verpleegkundigen genoteerd. Het coderen van de BMI wijkt af van de algemene codeerrichtlijnen waarbij men enkel mag coderen op basis van de documentatie van de arts. Terwijl de BMI mag gecodeerd worden op basis van een andere zorgverstrekker, moeten de codes voor de geassocieerde diagnose (zoals het overgewicht en de obesitas) gebaseerd zijn op de documentatie van de behandelende arts. Code E66.2, Morbid (severe) obesity with alveolar hypoventilation, ook gekend als het Pickwick syndroom, wordt gekenmerkt door apneu s van korte duur tijdens de slaap. Zowel de obesitas als neurologische afwijkingen kunnen de oorzaak zijn. METABOLE AANDOENINGEN Metabole aandoeningen, verschillend van diabetes worden geklasseerd onder de categorie E70-E89. Een metabole aandoening ontstaat wanneer abnormale reacties in het lichaam het metabolisme onderbreken. Deze afwijkingen veroorzaken een verstoring in het normale metabolisme van de koolhydraten, de vetten, de eiwitten, de waterhuishouding, de nucleïnezuren. Vocht overload Vocht overload (E87.7-) is de overmatige accumulatie van vocht in het lichaam. Zij wordt veroorzaakt door een overmatige parenterale infusie of deficiënties in de cardiovasculaire of renale vochtregulatie. Vergeet niet dat een vochtopstapeling als component van het congestief hartfalen niet afzonderlijk gecodeerd wordt. Fibrosis cystica Fibrosis cystica (E84.-) ook gekend als mucoviscidose of fibrosis cystica van de pancreas, is een aandoening van de endocriene klieren waarbij er een opstapeling is van dik, taai slijm. Het is de primaire oorzaak van pancreasdeficiëntie en chronische malabsorpie bij kinderen. Niettegenstaande de fibrosis cystica het lichaam op verschillende wijzen aantast, zal een

progressieve respiratoire insufficiëntie de voornaamste ziektetoestand zijn bij die patiënten. De symptomen tasten vooral het spijsverteringstelsel en het ademhalingsstelsel aan. In bepaalde klieren, zoals de pancreas, zal het taaie slijm de pancreas verstoppen zodat de verteringsenzymen niet naar de darmen kunnen. In de luchtwegen zal het slijm deze opstoppen zodat bacteriële groei mogelijk wordt. Dikwijls zal de ziekte evolueren naar een acute of chronische bronchits, bronchiectasieën, pneumonie, atelectase, peribronchiale en parenchymale verlittekening, pneumothorax, en hemoptyse. Intra-abdominale complicaties zijn een meconium ileus, een rectale prolaps, een liesbreuk, galstenen, ileocolische darminvaginatie, en gastro-oesofageale reflux. Specifieke codes beschrijven de manifestatieplaatsen die aangetast zijn, zoals het ademhalingsstelsel (E84.0), de meconium ileus (E84.11), andere intestinale manifestaties (E84.19), of andere aangetaste plaatsen (E84.8). Deze manifestatiecodes kunnen samen gebruikt worden wanneer verschillende lokalisaties erbij betrokken zijn. Code E84.9, Cystic fibrosis, unspecified, wordt gebruikt wanneer er geen specifieke informatie aanwezig is. Indien er bij de fibrosis cystica met luchtwegenaandoeningen, een infectieus organisme bij betrokken is, gebruikt u een bijkomende code om dat organisme weer te geven. Omdat er geen specifieke behandeling is tegen mucoviscidose zal de therapie vooral gericht zijn op de complicaties van de ziekte, met als voornaamste uitdaging het behoud van een adequate voedings- en ademhalingstoestand. Opnames voor de fibrosis cystica zelf gebeuren meestal om de diagnose te stellen of te bevestigen. Tumor lysis syndroom Het tumor lysis syndroom (TLS) verwijst naar een groep ernstige, potentieel levensbedreigende metabolische ontregelingen die kunnen optreden na een antineoplastische behandeling. TLS kan spontaan optreden na een radiotherapie of corticosteroïd behandeling. Meestal treedt ze op na de toediening van chemotherapie en wordt dikwijls gezien bij leukemieën en lymfomen. Het komt ook voor bij andere hematologische nieuwvormingen en vaste tumoren. Wanneer de kankercellen vernietigd worden, komen er intracellulaire ionen en metabole bijproducten vrij in de circulatie, hetgeen aanleiding geeft tot het TLS. Code E88.3, Tumor lysys syndrome, wordt gebruikt voor zowel het spontane lysis syndroom als het tumor lysis syndroom na antineoplastische therapie. Codeer een bijkomende de code (T45.1x5-) om de medicatie weer te geven die het tumor lysis syndroom veroorzaakt (bijwerking). OEFENINGEN 15.3 Codeer de volgende diagnosen en procedures. Gebruik geen uitwendige oorzaakcodes voor de aandoeningen. 1. Hypercholesterolemie en endogene hyperglyceridemie. E78.2 2. Mucoviscidose met milde intellectuele achterstand. E84.9 + F70 3. Congenitaal myxoedeem en het syndroom van onvoldoende afscheiding van antidiuretisch hormoon. E00.1 + E22.2