REFRACTIE VAN DEININGSSPECTRA



Vergelijkbare documenten
1. Beschrijving van de numerieke modellen

Overzicht. omvangrijk en complex onderwerp behandeling hier heel algemeen en voor kwalitatief begrip

Vraag 1 2 3(a) 3(b) 3(c) 4(a) 4(b) 5 6 7(a) 7(b) 7(c) Max aantal punten. tentamencijfer is aantal behaalde punten gedeeld door 10

Watergolven. H.E. de Swart (IMAU, Utrecht) Inhoud: 1. classificatie 3. golfvergelijkingen 2. kenmerken 4. dispersie. Waarom ontstaan watergolven?

Beschouw allereerst het eenvoudig geval van een superpositie van twee harmonische golven die samen een amplitude gemoduleerde golf vormen:


DEININGSPREDIKTIE AAN DE BELGISCHE KUST

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur

Hierin is λ de golflengte in m, v de golfsnelheid in m/s en T de trillingstijd in s.

GOLFKLIMAAT LANGS DE BELGISCHE KUST. Y. Meersscbaut'

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2005-I

Geometrische optica. Hoofdstuk Principe van Huygens. 1.2 Weerkaatsing van lichtgolven.

PROJECT 1: Kinematics of a four-bar mechanism

Schriftelijk examen 2e Ba Biologie Fysica: elektromagnetisme

Instituut voor de Gebouwde Omgeving

Bepaling primaire impacten van klimaatsveranderingen

Bepaling van de primaire impacten van globale klimaatsveranderingen

Modellenstudie van de ontwikkeling van de zandbank te Heist


VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE

Woensdag 30 augustus, uur

BIJLAGE G VERSPREIDING ZOETWATERNEVEL LANGS DE IJSSELMEERDIJK

r Alkyon Eindrapport Analyse stroom- en goifvelden nabij de dijk van de Westerschelde Rijkswaterstaat RIKZ Rapport A243 Opdrachtgever: Ir- A243

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 donderdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Achter dit examen is een erratum opgenomen.

Relativiteitstheorie met de computer

De wortel uit min één, Cardano, Kepler en Newton

Theorie windmodellen 15.1

Examen VWO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 vrijdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

STROOMATLAS BENEDEN ZEESCHELDE VAK PROSPERPOLDER - KRUISSCHANS

Tentamen Golven en Optica

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 18 juni uur

Ruimte, Ether, Lichtsnelheid en de Speciale Relativiteitstheorie. Een korte inleiding:

GOLFOPLOOP OP EEN CONVENTIONELE STORTSTEENGOLFBREKER: INVLOED VAN INVALLENDE GOLVEN VERSUS TOTALE GOLVEN

Hoofdstuk 7: METING VAN DE FREQUENTIE- NAUWKEURIGHEID

Een stroming ontstaat als er op een bepaalde watermassa een kracht. wordt uitgeoefend. De belangrijkste aandrijfmechanismen voor kuststromingen

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Examen HAVO wiskunde B. tijdvak 1 donderdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Case 1 en Simulink. 1. Diodefactor bepalen. I = I sc - I s (e!

Uit: Ibn al-haytham ( ), Verhandeling over de inhoud van de bol.

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B1,2

Communicatietechnologie: een inleiding. Inhoud eindtoets. Eindtoets. Introductie. Opgaven. Terugkoppeling. Antwoorden op de opgaven

Maar het leidde ook tot een uitkomst die essentieel is in mijn werkstuk van een Stabiel Heelal.

Tentamen Natuurkunde 1A uur uur vrijdag 14 januari 2011 docent drs.j.b. Vrijdaghs

Eindexamen havo wiskunde B I

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2002-I

FACULTEIT TECHNISCHE NATUURKUNDE. Kenmerk: /vGr. Datum: 24 juli 2000 TENTAMEN

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

Geluidsnelheid. 1 Inleiding. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

Lichtsnelheid. 1 Inleiding. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

DE AFWIKKELING VAN EEN AFGEKNOTTE KEGEL

Hydraulica. Practicum Verhanglijnen BB1. Prof. dr. ir. R. Verhoeven Ir. L. De Doncker

Hydraulische belasting op golfbrekers in haven Wemeldinge

De bepaling van de positie van een. onderwatervoertuig (inleiding)

wiskunde B havo 2017-I

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

Memo. Inleiding. Opzet berekeningen

TENTAMEN. x 2 x 3. x x2. cos( x y) cos ( x) cos( y) + sin( x) sin( y) d dx arcsin( x)

Kenmerk: Uw kenmerk: Bijlage: Pondera Consult De heer P. Janssen Postbus AN Hengelo. S12091 A WP Nieuwe Waterweg V6.1.

3HAVO Totaaloverzicht Licht

2de bach HIR. Optica. Smvt - Peremans. uickprinter Koningstraat Antwerpen EUR

Numerieke modellering van het sedimenttransport ter hoogte van de Thorntonbank

Examen VWO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

, met ω de hoekfrequentie en

Toetsen van de frequentie van voorkomen van windsnelheid en golfhoogte tijdens stormperiodes.

q.o-2cf 6 SEP havenmond Hoek van Holland grindstrand zuidwal stabiliteit zandige vooroever verslag berekeningen

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan

Phydrostatisch = gh (6)

Beknopt stormverslag van 12 en 13 september 2017

snelheid in m/s Fig. 2


Fundamenteel Onderzoek, uitgevoerd door het Waterloopkundig Laboratoriua, in opdracht van en in samenwerking 5et de Bijkewaterataat

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2001-I

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:

Lenzen. N.G. Schultheiss

Vrijdag 8 juni, uur

( ) Hoofdstuk 4 Verloop van functies. 4.1 De grafiek van ( ) Spiegelen t.o.v. de x-as, y-as en de oorsprong

Trillingen van vloerplaten ten gevolge van wandellasten: Berekening & Meting

σ = 1 λ 3,00 μm is: 3,00 x 10-4 cm σ = 1 cm / 3,00 x 10-4 cm= 3, cm -1

Lessen over Cosmografie

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

Tentamen Cardiovasculaire (Humane) Stromingsleer 4A690 (3T160) blad 2/3 2. In een experimentele opstelling wil men de invloed van pulserende schuifspa

Op- en afvaartregeling voor 8000 en meer TEU containerschepen. tot de haven van Antwerpen bij een. maximale diepgang van 145 dm

Juli geel Fysica Vraag 1

Beknopt stormverslag 15-16/10/2002

Geleid herontdekken van de golffunctie

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2001-I

OPENBAAR EIND RAPPORT

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2002-I

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

FACULTEIT TECHNISCHE NATUURKUNDE. Kenmerk: /Gor/Hsa/Rrk. Datum: TENTAMEN

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 31 mei uur

****** Deel theorie. Opgave 1

13.1 De tweede afgeleide [1]

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) en Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3NA10)

Schriftelijk examen: theorie en oefeningen Fysica: elektromagnetisme

Transcriptie:

REFRACTE VAN DENNGSSPECTRA D. VAN DEN EYNDE assistent Ministerie van Votksgezondheid en Leefmilieu Beheerseenheid Mathematisch Model Noordzee en Schelde-estuarium (B.M.M.) Prof.. BERLAMONT en. MONBALU. K.U.Leuven Faculteit Toegepaste Wetenschappen Dept. Bouwkunde. Laboratorium voor Hydraulica. 1. NLEDNG CONTEXT De Belgische havens hebben sinds eeuwen met verzanding en toeslibbing af te rekenen. De laatste jaren echter worden de problemen steeds indrukwekkender. mmers de groter en zwaarder wordende zeesche pen hebben een steeds grotere diepgang zodat men enerzijds dieper moet baggeren en er anderzijds een betere kennis en voorspelling van het zeeniveau nodig wordt wil men de nodige waterdiepte en kielspeling vrijwaren. n verband met het zeeniveau. zjjn er twee fysische fenomenen van groot belang. Vooreerst zijn er de laagfrequente getijdegolven met een periode van ongeveer twaalf uren die een hoogteverschil van vier à vijf meter veroorzaken. Op de tweede plaats zijn er ook de hoogfrequente windgolven met een periode van twee tot twintig seconden. Tijdens stormen kan de significante golfhoogte van deze windgolven (cfr. infra) oplopen tot zeven à acht meter met maximale golfhoogten tot meer dan tien meter! Het is dus duidelijk dat dit fenomeen niet over het hoofd mag gezien worden. Verder blijkt voor de scheepsbewegingen. vooral de laagfrequente energie van de zeegolven de zgn. 'deining' (cfr. infra) belangrijk te zijn. De herkomst van deze deining vanuit open zee naar de kust loe langs de zgn. 'golfstralen'. en het verloop van de energie langs die stralen zijn voor de scheepvaart dus van een groot belang. Ook voor de stranderosie bijvoorbeeld zijn deze gegevens belangrijk. Daarom werd aan het departement Bouwkunde van de K.U.Leuven. recent een nieuw 'spectraal refractiemodel' ontwikkeld. Het is dit model (en zijn toepassingen) dat nader zal worden besproken. 2. ALGEMENE BEGRPPEN Het begrip golven doet meestal denken aan de zgn. enkelvoudige golfbeweging die we kunnen voorstellen door een serie evenwijdige golfkammen die allen even hoog zijn en die op een gelijke afstand van elkaar en met con.stante snelheid voortlopen in de richting loodrecht op de richting van de golfkammen waarbij ze hun vorm bewaren. n de realiteit echter zien de golven er niet zo eenvoudig uit maar bestaan ze uit een onregelmatige opeenvolging van bulten en holten. Dergelijke golfpatronen zijn het best te beschrijven door de superpositie van een zeer groot aantal enkelvoudige golven componenten genoemd - die allen een verschillende frequentie een verschillende richting en een verschillende golfhoogte hebben. Deze golfhoogte die gedefinieerd wordt als het hoogteverschil tussen top en dal van een enkelvoudige golf is evenredig met de vierkantswortel van de energieinhoud per oppervlakte-eenheid van die component. De verdeling van de totale energie-inhoud van een golf over alle componenten gekarakteriseerd door frequentie en richting. noemen we het tweedimensionale energiespectrum van de golven. Het frequentie- en het richtingsspectrum zijn respectievelijk de verdeling van energie over de componenten met een bepaalde frequentie of met een bepaalde richting. Het tweedimensionale spectrum wordt dan over de richtingen of over de frequenties geïntegreerd. De significante golfhoogte wordt dan gedefinieerd als het gemiddelde van het hoogste derde deel van alle golfhoogten over een voldoende grote tijd. Benaderend is ze gelijk aan viermaal de vierkantswortel uit de totale energie-inhoud van de golven. Golven worden in de eerste plaats veroorzaakt door de wind. Wanneer de golven nog onderhevig zijn aan deze stuwende wind spreekt men van zeegang. Er bestaat dan een voortdurende interactie tussen de verschillende golfcomponenten. Wanneer de wind gaat liggen of de golven lopen uit het windveld noemt men de resterende golven deining. Men veronderstelt dat in dit geval de golfcomponenten onafhankelijk van elkaar zijn geworden en dat men van elke golfcomponent afzonderlijk de vooruitgang (langs de golfstralen) kan volgen. Wanneer de golven nu de kust naderen en in 'ondiep water' (relatief Lo.v. de golflengte) terecht komen. treden er verschillende verschijnselen op waarvan shoaling en refractie de belangrijkste zijn in de zuidelijke Noordzee. Onder refractie verstaan we het zwenken van de golven onder invloed van een snelheidsgradiënt over een golfkam. Deze snelheidsverandering kan in een eerste geval veroorzaakt worden door een ondiepe niethorizontale bodem. Uit de dispersierelatie (cfr. infra) volgt immers dat de golfsnelheid zowel afhankelijk is van de frequentie (d.i. dispersie) als van de waterdiepte (indien deze klein genoeg is). Hoe dieper het water hoe sneller de golf met een bepaalde frequentie zich voortplant. Wanneer een golfkam dan de kust nadert onder een bepaalde hoek met de (veronderstel evenwijdige) dieptelijnen zie figuur 1 - zal hetlandwaartse gedeelte van de golf meer vertragen dan het zeewaartse gedeelte. Dit laatste bevindt zich dan nog in dieper water en blijft met een grotere snelheid doorlopen. Het landwaartse gedeelte zal de bodem sneller voelen en zal achterblijven t.o.v. het zeewaartse gedeelte. Daardoor zal het golffront aan de kust zwenken. Dit noemt men diepterefractie. Het verschijnsel wordt vergeleken met de breking van licht wanneer het in een ander medium doordringt. Ook daar is de 'refractie' het gevolg van de verandering van de snelheid onder invloed van het medium. Een tweede oorzaak van refractie is een stromingsgradiënt. De golven worden a.h.w. weggeduwd of meegesleurd (het zgn. 'Doppler-effect' voor zeegolven). We noemen dit stromingsrefraclie. Het is duidelijk dat in beide gevallen de getijden een belangrijke rol spelen aangezien zij zowel de stromingen als de waterdiepten in de zee beïnvloeden. Moeilijkheden ontstaan wanneer twee golfstralen. die initieel evenwijdig lopen. door het refractieëffect zo afgebogen worden dat ze elkaar snijden. mmers wanneer we veronderstellen dat de energieflux tussen twee stralen constant blijft impliceert dit dat op de plaats van zulk een snijpunt de energie per oppervlakteëenheid oneindig wordt. wat natuurlijk onmogelijk is. Ook kunnen er dan moeilijkheden optreden bij het interpreteren 168 Water nr. 52 meijuni 1990

Fig. 1: Refractie van golfstralen (naar Groen en Dorrestein. 1976) van de resultaten. De omhullenden van dergelijke snijpunten noemt men 'CBUSticS' of brandlijnen. Het shoaling-effect betreft de veranderingen die een golf ondergaat wanneer deze in ondiep water terecht komt. Aangezien de golfsnelheid van een golfcomponent en daardoor ook zijn energiesnelheid afhankelijk zijn van de waterdiepte terwijl daarentegen de periode van die component constant blijft zal ook de golfhoogte en de bijhorende energie-inhoud per oppervlakte-eenheid veranderen als gevolg van veranderlijke waterdiepte. 3. SPECTRALE REFRACTE VAN EEN DENNGSSPECTRUM Bij het opstellen van een nieuw model om de refractie van deining uit te rekenen werd ernaar gestreefd de problematische 'caustics' te vermijden. Op basis van een bondige literatuurstudie (zie Van den Eynde. 1988) werd besloten de refractiemethode toe te passen zoals voorgesteld door Abernethy en Gilbert (1975). Deze methode neemt. in tegenstelling tot de klassieke refractiemethoden die slechts betrekking hebben op één golfcomponent een heel spectrum van golfcomponenten in rekening en vermijdt op die manier het voorkomen van caustics (zie Abernethy en Gilbert 1975). Er wordl nagegaan hoe de karakteristieken van een geheel spectrum van golfcomponenten veranderen wanneer deze van 'diep' ('offshore') naar 'ondiep' ('inshore') water uitlopen. Er kunnen in deze methode ruw beschouwd vier basisvergelijkingen onderscheiden worden. De eerste is de reeds eerder genoemde dispersievergelijking. die rechtstreeks volgt uit de hydrodynamica van een enkelvoudige golf (de lineaire theorie van Airy-Stokes). Men kan ze schrijven: Kust - Golfkammen Dieptelijnen j c. \ met g: de val versnelling = 9.81 ms 2 k: het golfgetal van de golfcomponent = 2 1r golflengle c: de fasesnelheid van een golfcomponent met golfgetal k 0: de waterdiepte Deze vergelijking illustreert duidelijk dat de golfsnelheid afhankelijk is van de frequentie (via het golfgetal) - er is dus dispersie - en van de waterdiepte. De dispersie brengt mee dat het golfbeeld (samengesteld uit meerdere componenten) verandert wanneer de golven voortlopen zodat de energievoortplantingssnelheid van een gofcomponent zijnde de groepssneheid bij een gegeven frequentie niet meer gelijk is aan de fasesnelheid van die component maar kan geschreven worden als: Cg = n.c = 112 (1 + 2 kdsinh 2kD).c (2) met Cg: de groepssnelheid voor golfgetal k Het feit dat de golfsnelheid functie van de waterdiepte is zoals gezegd essentieel voor het refractieverschijnsel. Een derde belangrijke vergelijking is de vergelijking van het verloop (tracé) van een golfstraal. Hiervoor geldt: dadds = S(.) = b -1O.\7c C (3) met 0. de hoek van de straal Lo.v. een vaste referentierichting s de afstand gemeten langs een straal ti een eenheidsvector normaal op een straal en naar de linkerkant gericht t.o.v. de richting van de straal \7 : (ó óxó óy) : de nabla- of gradiëntoperator. n wezen is deze vergelijking slechts een uitbreiding van de bekende brekingswet van Snellius (voor de breking van licht). Een laatste essentiële vergelijking voor de refractie van deiningsspectra is de wet van Longuet-Higgins - zie Longuet-Higgins 1957 - die het verband aangeeft tussen spectrumordinaten in punten langs een straal. We kunnen deze schrijven als: S'(a.). F S'(.). cgoc. Cg C (4) met S(f a) de spectrumordinaat van het 'inshore'-spectrum voor frequentie = f en richting = a S'(fa o ) de spectrumordinaat van het 'offshore'-spectrum voorfrequentie = f en richting = a o F de transformatiefactor. de zgn. 'F-factor' co' c de fasesnelheid (van de Fig. 2: Refractiemethode volgens Abernethy en Gilbert (1975).' berekenen van het verloop van een golfstraal in omgekeerde richting. (XEYE) r------------------- ------l C' = glk.tanh k.d (1 ) Water nr. 52 - meijuni 1990 169

Fig. 3: Ligging van 4 punten in de zuidelijke Noordzee. voorde kusten van (1) België (2) Nederland (3) Frankrijk en (4) Engeland die gebruikt worden in toepassing. 260-2'0 220 2:0 '80 t W 01 G 0 '20-80 60l C-. 1 r c- j 2 20 :;- o = = 0 '00 20C 300 400 ttaos) ''1f'1''e:e' NL de hoger uiteengezette formules werd een volledig operationeel rekenmodel uitgewerkt. Voor de programma's ter berekening van het verloop van een straal kon worden uitgegaan van programma's van het Hydraulic Research Station (HRS) zie Brampton. 1981. Problemen bij het operationeel maken op het beschikbare computersysteem leidden er uiteindelijk toe dat een eigen bewerking van deze programma's werd geïmplementeerd. Het rekenmodel berekent in elk willekeurig punt het volledige tweedimensionale deiningsspectrum (de energie als functie van frequentie en richting). Vooraf dient men het ruimtelijke rooster te specifiëren (uitgebreidheid. roosterafstand en bathymetrie). alsook het punt waarvoor men de berekening wil uitvoeren. Bovendien moet men ook het bekend veronderstelde spectrum in diep water en de gewenste (nodige) nauwkeurigheid van het te berekenen spectrum specifiëren Als resultaten krijgt men naast het tweedimensionaal spectrum in het gevraagde punt ook enkele afgeleide grootheden waaronder de ééndimensionale geïntegreerde spectra over frequentie en richting golfcomponent met frequentie = f) in een offshore en een inshore punt (van de straal). respectievelijk de groepssnelheid (of energievoortplantingssnelheid) voor frequentie = f in een offshore en een inshore punt. respectievelijk. Fig. 4: Gerefracteerde goffspectra in 4 punten in de zuidelij'ke Noordzee (zie fig. 3) De kombinatie van deze vier vergelijkingen geeft een methode om het spectrum in een punt in ondiep water uit te rekenen. Kort samengevat ziet de methode er als volgt uit zie figuur 2. Vertrekkende vanuit het beschouwde punt dat langs de kust is gelegen ('inshore') berekent men in omgekeerde richting het verloop van een golfstraal onder een bepaalde hoek ofwel totdat men in diep water ('offshore') komt (d.i. de rand van de beschouwde zone waarvan men het refractie-effect wil nagaan) waar de golfenergiespectra gekend verondersteld worden (geval b in fig. 2). ofwel totdat de golfstraalland bereikt. waar de golfenergie nul verondersteld wordt (geval 1). Dit verloop is afhankelijk van de frequentie waarop men de energie laat voortplanten langs de straal. Het wordt berekend met (3). waarbij 'V c en c volgen uit (1) en uit de bathymetrie Wanneer we aldus de straal terug geconstrueerd hebben tot in een punt waar het spectrum gekend is kunnen we door vergelijkingen (1). (2) en (4) te combineren de spectrumordinaat in ondiep water bij die frequentie en bij die beginrichting berekenen. Wanneer we dit herhalen voor alle combinaties van een aantal frequenties en richtingen. wordt op die manier in het gekozen punt in ondiep water het volledig spectrum geconstrueerd 4. HET REKENPROGRAMMA SPECN Uitgaande van de bestudeerde methode en... a. o.l. (Hl) N'O RCMT CSS'ECTRUM Elncn) x x Ga Ga 170 Water nr. S2. meijuni 1990

Fig. Sa: Goffstralen wanneer refractie niet in rekening wordt gebracht. -------- -----.. ' '..!t ] r ' ltllr!osl n me181 Fig. 5b: Golfstralen. wanneer refractie wel in rekening wordt gebracht. De periode is gelijk aan 9 seconden. i '-----------------=. f l. ': 1.. 26'... ' f l. Fig. Sc: Golfstralen wanneer refractie wel in rekening wordt gebracht. De periode is gelijk aan 15 seconden. H j :.t< ] B B.. '0' '0' de gemiddelde golfrichting de gemiddelde periode en de significante golfhoogte voor zowel het 'inshore' als het 'offshore' spectrum. Aldus kan men gemakkelijk een vergelijking maken en dus de invloed van de refractie nagaan. Ook de zogenaamde golf hoogtecoëfficiënl d.w.z. de verhouding van de golfhoogte 'inshore' ten opzichte van de golfhoogte 'offshore' wordt berekend. Het model is op het ogenblik operationeel voor stationaire gevallen waarbij het gekende input spectrum op de rand van het roos ter (in diep water) wordt ingegeven. n principe bestaan er geen problemen om de programma's voor niet-stationaire gevallen aan te passen. Het model brengt geen energiedissipatie in rekening (bv. door wrijving met de bodem) noch wordt er atmosferische energieaanvulling beschouwd welke van wege hun relatief lage frequentie overigens klein is voor deiningsgolven. Veranderingen in waterhoogte of stromingsrefractie (bv. door getijden) die voor de Belgische kust belangrijk zou kunnen zijn worden ook niet in rekening gebracht. 5. TOEPASSNGEN EN VOORBEELDEN Bij wijze van voorbeeld werd het model toegepast op vier punten in de zuidelijke Noordzee voor de kusten van België Ne derland Frankrijk en Engeland. De zuidelij ke Noordzee werd hiervoor gediscretiseerd in een gebied van 0 tot 6 0 en van 51 tot 53 30' N met sferische roosterafstanden van 18 0 in de x-richting (:t 8700 m) en 112 in de y-richting (± 9000 ml. De ligging van de punten in dit rooster is in figuur 3 weergegeven. Op de open randen van dit rooster is het spectrum gekend en wordt het constant verondersteld. De 2D spectra worden dan berekend (m.b.v. 1599 spectrumordinaten) en worden samen met het 'diepwaterspectrum' voorgesteld d.m.v. een frequentie en een richtingsspectrum (zie figuur 4). Uit de resultaten blijkt dat de Nederlandse kusten (punt 2) veruit het minst beschermd zijn tegen hoge golfhoogten (golfhoogtecoëfficiënt Kw = 0.97). De Engelse kust (voor de haven van Londen) is daarentegen zeer goed beschermd (<. = 0.34). Dit is ongetwijfeld het gevolg van de 'beschermende baai' aan de noordkant waardoor ook de gemiddelde golfrichting verschuift van <0'0> = 270 naar <0'> = 205. Ook de Belgische kusten (punt 3) zijn topogra fisch gezien goed gelegen. Door de onre gelmatige bodem (zie het richtingsspectrum) wordt de golfhoogtecoëfficiënt be perkt lot 0.48. n een tweede toepassing werd de invloed nagegaan van het refractie en shoalingeffect in de zuidelijke Noordzee waar de maximum diepte in het gemodelliseerde gebied 48 m is. Men kan zien - zie figuur 5 en 6 dat ze een belangrijke invloed hebben op het deiningsspectrum. Wanneer er geen refractie of shoaling in rekening gebracht wordt blijkt dat de significante golfhoogte met een factor 1.76 vergroot waarbij ook de gemiddelde golfrichting sterk verandert. Re fractie heeft voor de Belgische kust dus een niet te verwaarlozen invloed op het deiningsspectrum wat zijn belang heeft bij het voorspellen van het dynamische gedrag van schepen die de Belgische havens aanlopen. Water nr. 52 - meijuni 1990 171

Fig. 6a: De distorsie op een goffspectrum veroorzaakt door refractie: frequentiespectrum. 2 22<l.... S 120 >0.. 60. 20 005 0075 FREOUENTESPECTRUM E') \ - teq!#f:'e Fig. 6b: De distorlie van een golfspectrum veroorzaakt door refractie: richtingsspecrrum. 7 '.' Hz) '\;ef gerei' RCHTNGSSPECTRU.4 ElfOC1 T! i : ij s! 2 3.1416 47124 \) \! \\ f'lq'aó} 0 g&r...81 relr 6. BESLUT EN VERDERE ONTWKKE LNGEN Er werd in de loop van 1988 aan de K.U.Leuven een 'spectraal refractiemodel' ontwik- 0125 keld gebaseerd op de methode van Aber nethy en Gilbert. Het model is vlot toe te passen en de resultaten zijn gemakkelijk te interpreteren ondanks een aantal beperkingen die aan het model werden opgelegd. Verder onderzoek zal erop gericht zijn om energiedissipatie en atmosferische energie nput in rekening te brengen enlof om het deiningsrefractiemodel te koppelen aan een getijdemodel waarbij dan ook stromingsrefractie in rekening wordt gebracht. Toch worden met het huidige model reeds zeer vruchtbare resultaten verkregen. Het model wordt o.a. operationeel gebruikt op de Be heerseenheid van de Mathematische Mo dellen van de Noordzee (BMM) in kombinatie met een deiningspredictiemodel zie Van den Eynde en Monbaliu 1989. 7. DANKWOORD Dankbaarheid wordt uitgedrukt aan ir.. Hermans en Or. F. Volkaert voor hun stimulerende raadgevingen bij het nalezen van de tekst aan Y. Maes en B. Ryckebusch voor hun hulp bij het typwerk en aan D. Uten voor het maken van een van de tekeningen. D. VAN DEN EYNDE Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schedeestuarium (BMM) Guttedee tod 1 Brussel Prof.. BERLAMONT. MONBALU K.u.L. De Grayaan 2 3030 Heverlee REFERENTES - ABERNETHY. C.L. en GLBERT. G. 1975. Refraction ol Wave Spectra Hydraulics Research Station Report NT 117. - BRAMPTON. A.H. 1981. a computer method lor wave refraction Hydraulics Research Station Report T 172. - GROEN. P. en DORRESTEN. R.. 1976. Zeegolven Staatsdrukkerij en Uitgeverijbedrijf 's Gravenhage. 126 pp. - KNSMAN. B.. 1965 Wind Waves: their Generation and Propagation on the Ocean Surface. Prentice-Hall. Englewood Cliffs. New ersey. 676 pp. - LONGUET-HGGNS. M.S.. 1957. On the transformation of a continuous spectrum by relraction Proc. Camb. Phil. soc. Vol. 53. no. 1. pp. 226-229. - VAN DEN EYNDE D.. 1988. Refractie van deiningspectra. Thesis. K.U.Leuven. Fac. Toeg. Wet.. Dept. Bouwkunde. Laboratorium voor Hydraulica. 215 pp. - VAN DEN EYNDE. D. en MONBALlU.. 1989. On the effects of refraction in wave prediction modeis. Progress in Belgian Oceanographic Research. 1989 ed. (G. Pichot MUMM and Science Policy Office (BMM en DPWB). Brussels. pp 111-128). 172 Water nr. 52 - meijuni 1990