AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:



Vergelijkbare documenten
vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste (id, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 13 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB5127

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBSGR:2003:AN9458

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie:

Raad van State 201011352/1/V1. Datum uitspraak: 24 maart 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, van 28 oktober 2010 in zaak nr. 09/44245 in het geding tussen: en de vreemdeling de minister van Justitie.

201011352/1/V1 2 24 maart 2011 1. Procesverloop Bij besluit van 18 november 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 28 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 25 november 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister voor Immigratie en Asiel heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

201011352/1/V1 3 24 maart 2011 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van staat. w.g. Roemers lid van de enkelvoudige kamer w.g. Groeneweg ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2011 32-695. Verzonden: 24 maart 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

25/11/2016 15:54 0113212908 DIETVORST&TE BRAAKE PAG. 06/1& uitspraak RECHTBANK 's-gravenhage Sector bestuursrecht Nevenzittingsplûats Middelburg AWB nummer: 09/44245 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht inzake Hassani Bitemura, eiser, gemachtigde M.C. Heijnneman, advocaat te Goes, tegen de Minister van Justitie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde, mr. D.S. Asarfi, medewerkster bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. I. Procesverloop Op 30 november 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van 18 november 2009 (het bestreden besluit) waarbij zijn tweede asielaanvraag is afgewezen. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 20 september 2010. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgeataan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig, C. de Heij- Uwnatege, tolk in de Swahili taal. Het onderzoek ter zitting is gesloten. TJ. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de aanvrager in geval van een herhaalde aanvraag gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Ingevolge het tweede lid van artikel 4:6 van de Awb kan het bestuursorgaan de aanvraag zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 van de Awb afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking, wanneer niet zulke feiten of omstandigheden worden vermeld. Onder nova moeten volgens vaste jurisprudentie worden verstaan feiten of omstandigheden die zijn voorgevallen na het nemen van het eerdere besluit of die niet voor het nemen van dat besluit konden en behoorden te worden aangevoerd, alsmede stukken die kunnen dienen ter ondersteuning van reeds eerder aangevoerde feiten of omstandigheden die niet voor bet

25/11/2010 15:54 B1132129BB DIETVORST&TE BRAAKE PAG. 07/16 AWB nummer 09/44245 blad 2 nemen van het eerdere besluit konden en behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van nieuw gebleken feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke beoordeling rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat wat alsnog is aangevoerd of overgelegd kan afdoen aan bet eerdere besluit en de overwegingen waarop dat rust. 2. Eiser, geboren op en van Burundese nationaliteit, heeft op 18 april 2004 zijn oorspronkelijke aanvraag ingediend. Bij besluit van 18 mei 2006 is eiser in bet bezit gesteld van een verblijfavergunnitig asiel voor bepaaldetijdop grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000, geldig tot 18 april 2007. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd is bij besluit van 30 november 2007 afgewezen. Het beroep daartegen is door deze rechtbank, nevenzlttingsplaats Utrecht, ongegrond verklaard by uitspraak van 24 september 2008 (AWB 09/199). Op 26 maait 2009 heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State deze uitspraak bevestigd. Het besluit van 30 november 2007 staat in rechte vast. 3. Etser heeft ter onderbouwing van zijn herhaalde aanvraag -voor zover van belang en samengevat- het volgende aangevoerd. Op 25 april 2009 is eiser samen met een andere vreemdeling -onder begeleiding van de Koninklijke Marechaussee- uitgezet naar Burundi en aldaar overdragen aan de Burundese autoriteiten. Eiser steh dat hij en zijn metgezel bij aankomst, in het bijzijn van de Koninklijke Marechaussee en de Nederlandse consul, door een Burundese agent zijn geslagen nadat eiser had ontkend dat hij de persoon was op de foto die hem werd getoond. Vervolgens zijn zij volgens eiser beide overgebracht naar een gevangenis (P JJ.) in Bujumbura en werden zij samen bij anderen in een cel opgesloten. Eiser is daarna verschillende malen ondervraagd teneinde zijn identiteit te kunnen vaststellen, soms in het bijzijn van metgezel. Eiser stelt dat zij daarbij elke dag zijn mishandeld en geslagen. Eiser hoeft verklaard dat hij de Burundese autoriteiten heeft voorgelogen door te blijven ontkennen dat hij Bitamura was. Hij was bang dat men hem zou vermoorden omdat hij lid was van de FNL. Op 29 april 2009 hebben de Burundese autoriteiten eiser en zijn metgezel uitgezet naar Nederland. Zij zijn op 30 april 2009 aangekomen In beroep heeft Inj zijn verklaring, dat hij bij aankomst in Burundi is mishandeld, gehandhaafd. Voorts heeft hij in beroep nog een paar stukken uit zijn patiëntendossier overgelegd waaruit volgens eiser blijkt dat hij vanwege psychische klachten onder behandeling is en waaruit tevens blijkt dat hij in Burundi ts mishandeld. Tevens heeft bij zich beroepen op de inhoud van een persbericht van Amnesty International over martelpraktijken in Burundi. Daarnaast heeft hij een foto overgelegd van Burundezen die door Zweden zijn uitgezet en die bij aankomst op het vliegveld door de Burundese politie zijn aangehouden. 4. Verweerder heeft de aanvraag -onder verwijzing naar het besluit van 30 november 2007 in de eerste asielprocedure- afgewezen. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting verklaard dat verweerder eisers eigen verklaring dat hij Burundees is, nog immer als uitgangspunt hanteert, Verweerder weerspreekt de bewering van eiser dat eiser en zijn metgezel bij aankomst op de luchthaven in Burundi ztfn mishandeld en verwijst naar de telefonische informatie welke op 12 mei 2009 is ingewonnen bij de Koninklijke Marechaussee. Met het overleggen van de medische bescheiden is niet aangetoond dat er sprake is van een situatie die onder het bereik valt van artikel 3 van het van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze gegevens vormen evenmin een oorzakelijk verband russen medische klachten en de gestelde

25/11/2010 15:54 011321290B DIETVORST&TE BRAAKE PAG. 08/16 AWB nummer: 09/44245 blad 3 mishandelingen, aldus verweerder. De rechtbank overweegt het volgende. 5. De beroepsgronden die betrekking hebben op eisers schoolperiode blijven buiten bespreking, nu deze niet van belang zijn bij de beoordeling. Kaar het oordeel van de rechtbank beeft eiser in de onderhavige procedure geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden met betrekking tot zijn eerste asielrelaas aangevoerd Ten aanzien van eisers verklaringen over de behandeling bij aankomst op de luchthaven in Burundi en over de behandeling van eiser en zijn metgezel tijdens de detentie, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat deze verklaringen ongeloofwaardig zijn. Uit de telefoonnotitie van 12 mei 2009 blijkt dat er geen onregelmatigheden zijn voorgevallen bij aankomst op de luchthaven waarbij eiser (en zijn metgezel) in het bijzijn van de escorts van de Koninklijke Marechaussee en de Nederlandse consul aan de Burundese autoriteiten is overgedragen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Ook ten aanzien van de verklaring van eiser dat hy tijdens de detentie is mishandeld mede omdat bij vanwege zijn vroegere problemen bang was om herkend te worden, beeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het ongeloofwaardig is. Hierbij verwijst de rechtbank naar het besluit in de eerste procedure dat in rechte vaststaat en waarbij het relaas van eiser als ongeloofwaardig is aangemerkt. Bovendien heeft eiser geen verklaring van zijn metgezel overgelegd die de verklaring van eiser, dat zij beide tijdens de detentie zijn mishandeld, ondersteunt. Het beroep van eiser op de rapportage van Amnesty International over martelingen in Burundi en op de krantenfoto, is derhalve niet van invloed op voornoemd oordeel. Tot slot overweegt de rechtbank dat eiser door het overleggen van gegevens uit zijn patiëntendossier niet kan aantonen dat zijn medische klachten zijü terug te voeren op de gestelde behandeling in Burundi. 6. Het voorgaande kan niet tot de conclusie leiden dat eiser bij terugkeer naar Burundi een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van bet EVRM. Verweerder heeft de aanvraag van eiser terecht afgewezen. 7. Het beroep is derhalve ongegrond. 8. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenvetoordeling, IBL Uitspraak De rechtbank 's-gravenhage verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Duinhof, in tegenwoordigheid van mr. J. Loonstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2010.

25/11/2610 15:54 0113212908 DIETVORST&TE BRAAKE PAG. 03/16 AWB nummer: 09/44245 blad 4 RMhttmlddd Partyen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij.de AfiJeling bestuunrcehtâpmiik van de Raad van State, De tcnnijn voor net indienen van een beroepschrift bedraagt vier Weken na verzending van de uitspraak door de griffier, Het beroepschrift rroct geadressecre' worden anti de Raad van State, Afdeling bestuuntrechiaprnak. Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC ' Cravenhage.

25/11/2010 15:54 0113212906 Dielvorst & Te Braake DIETVORST&TE BRAAKE "RAAD VÀHÏ sfâvé INGEKOMEN 2 5 NOV 2010 Toevoeging aangevraagd HOGER BEROEPSCHRIFT EX 95 Vw Aan de Afdeling Bestuur van de Raad van State ZAAKNR^^/D/i^,r^ MN: BEHANDELD DD: lexlii^maak PAR: GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN: Naam: Voornamen: Geboortedatum: Nationaliteit: Adres Woonplaats BeslisstagIND waarvan beroep Verzonden uitspraak Rechtbank waarvan hoger beroep afschrift verzonden IND-nummer V-nummer naar zijn zeggen Burundische Eerste Mintlaan 33, AZC Katwijk 2223LGKatwük 18 november 2009 18 november 2009 28 oktober 2010 28 oktober 2010 0404.18.0004 te dezer zake woonplaats kiezende te 4461 HN Goes aan de Frans den Hollanderlaan 14, ten kantore van Dietvorst & Te Braake advocaten, van wie Mr. M.C. Heijnneman ten deze bepaaldelijk gevolmachtigd is als advocaat/gemachtigde op te treden en hoger beroep in te stellen tegen de hierna te noemen beslissing van de Rechtbank, bijlage 1; 1. Appellant heeft op 11 mei 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een veibhjfsvergunning asiel voor bepaalde tijd welke aanvraag bij beschikking van 18 november 2009, verzonden 18 november 2009 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, verder te noemen verweerder, is afgewezen. Een kopie hiervan wordt overgelegd, bijlage 2; 2. Tegen de afwijzende beslissing heeft appellant bij de Rechtbank 's-gravenhage, zitting houdende te Middelburg beroep ingesteld, Bij beschikking van 28 oktober 2010 heeft de Rechtbank onder Awb nummer 09/44245 liet beroep ongegrond verklaard Met deze beslissing kan appellant zich niet verenigen en wenst daarom hiertegen de navolgende grieven aan te voeren. GRIEF 1: Dat eiser zich niet kan verenigen met hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder rechtsoverweging 5 dat: "Ook ten aanzien van de verklaring van eiser dat hij tijdens de detentie is mishandeld mede omdat tyj vanwege zijn vroegere problemen bang was om herkend te worden, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het ongeloofwaardig is. Hierbij verwijst de rechtbank naar het besluit in de eerste procedure dat in rechte vaststaat en waarbij het relaas van eiser ah ongeloofwaardig is aangemerkt. Bovendien heeft eiser geen verklaring van zijn metgezel overgelegd die de verklaring van eiser, dat zij beide tijdens de detentie zijn mishandeld, ondersteunt. Het beroep van eiser op de rapportage van Amnesty International over martelingen in Burundi en op de krantenfoto^, is derhalve niet van invloed op voornoemd oordeel. " GRIFFIERECHT KAN WORDEN AFGEBOEKT VAN RBKENTNG-COURANT *

25/11/2010 15:54 8113212908 DIETVORST&TE BRAAKE PAG. 03/16 Dietvorst &Te Braake -2- Inzake: Bitemura IND-nr: 0404.18,0004 V-nr: Toelichting; Door verweerder is in het voornemen noch in de bestreden beschikking betwist dat eiser in detentie zou hebben verbleven. Derhalve staat vast dat niet getwijfeld wordt aan hetfeitdat eiser in detentie heeft verbleven maar slechts twijfel is gerezen omtrent de aanleiding voor detentie. Nu eiser informatie heeft overgelegd omtrent de handelswijze van de autoriteiten ten aanzien van personen die in detentie verblijven, heeft derhalve eiser aannemelijk gemaakt dat in deze context ook by het slachtoffer geworden kan zrjn van martelingen door de autoriteiten. In de bestreden uitspraak is miskend geworden dat ook de enkele detentie reeds risico's met zich meebracht in het licht van artikel 3 EVRM, los van de vraag welke de aanleiding voor de detentie zou kunnen zijn geweest GRIEF IÏDat eiser zich niet kan verenigen met hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder rechtsoverweging 5 dat "Tot slot overweegt de rechtbank dat eiser door het overleggen van gegevens uit zijn patiëntendossier niet kan aantonen dat zijn medische klachten zijn terug te voeren op de gestelde behandeling in Burundi. " Toelichting: In het licht van het vorenstaande heeft naar de mening van eiser de rechtbank een onjuiste maatstaf aangelegd nu in de bestreden rechtsoverweging te overwegen dat eiser niet heeft kunnen aantonen dat er een verband is tussen zijn medische klachten en zijn behandeling in Burundi. Uitgangspunt is naar de mening van eiser dat hij bepaalde feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken maar dat de bewijslast niet zo ver voert dat hij feiten en omstandigheden ook dient aan te tonen. Dit geldt eens temeer bij medische klachten als gevolg van een gestelde mishandeling in detentie. Evenmin hanteert verweerder in haar beleid een dergehjke bewijslast, om welke reden de bestreden rechtsoverweging niet zorgvuldig gemotiveerd is geworden. Eiser stelt zich op het standpunt dat met het overleggen van zijn patiëntendossier hy een begin van bewijs heeft aangeleverd omtrent een verband tussen zijn medische klachten en de mishandelingen in detentie welke verweerder hadden doen nopen m het kader van haar vergewisplicht tot het doen van nader onderzoek. REDENEN WAAROM appellant zich wendt tot U met het eerbiedig verzoek de beslissing van de Rechtbank VGraveiihage, zitting houden te Middelburg d.d 28 oktober 2010met Awb nummer 09/44245 te vernietigen en opnieuw recht doende, het beroep gegrond te verklaren en de beslissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 18 november 2009, verzonden 18 november 2009 te vernietigen omdat deze l>eslissing onvoldoende is gemotiveerd. Goes, 25 november 2010 Advocaat Jfê&éfsCT*^^ T GRIFFIERECHT KAN WORDEN AFGEBOEKT VAN RBKENJNG-COURANT ft