Draaiboek Prenatale Screening



Vergelijkbare documenten
Prenatale screening: de combinatietest Kansbepaling vroeg in de zwangerschap op het syndroom van Down

Draaiboek Prenatale Screening

Er zijn twee onderzoeken mogelijk: 1. Met de combinatietest wordt onderzocht of er een verhoogde kans bestaat dat uw ongeboren kind Downsyndroom

Prenatale screening: de combinatietest. Kansbepaling vroeg in de zwangerschap op het syndroom van Down, Edwardssyndroom en Patausyndroom

Gespreksleidraad voor counselors prenatale screening. Informeren over NIPT

Draaiboek Prenatale Screening

Echo onderzoek tijdens de zwangerschap De termijnecho, combinatietest en de 20 weken echo

Echo onderzoek tijdens de zwangerschap De termijnecho, combinatietest en de 20 weken echo

In het kort. Welke testen zijn er mogelijk bij prenatale screening? Wat is prenatale screening?

Draaiboek Prenatale Screening

Prenatale screening op Downsyndroom en lichamelijke afwijkingen. Algemene informatie

Auteur: A. Franx Redacteur: dr. E. Bakkum Bureauredacteur: Jet Quadekker

Prenatale screening: het berekenen van de kans op aangeboren afwijkingen in het begin van de zwangerschap. Afdeling Verloskunde/Gynaecologie

DE SCREENING OP DOWN, EDWARDS EN PATAUSYNDROOM EN DE 20 WEKENECHO PUBLIEKSMONITOR 2017

DE PRENATALE SCREENING OP DOWNSYNDROOM EN HET STRUCTUREEL ECHOSCOPISCH ONDERZOEK

Deskundigheidsbevordering NIPT i.v.m. counseling prenatale screening

Prenatale screening op Downsyndroom en lichamelijke afwijkingen

Prenataal testen met de NIPT

Inleiding 2 Wat is prenatale screening? 2 2. Welke testen zijn er mogelijk bij prenatale screening? Bij welke zwangerschapsduur vindt prenatale

Informatie over de screening op down-, edwards- en patausyndroom. Prenatale screening Mei 2019

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie VERLOSKUNDE PRENATALE SCREENING. Versie 1.5. Verantwoording

Onderzoek naar de gezondheid van je kindje... 2 Er zijn vijf soortem prenatale testen:... 2 Combinatietest Down-, edwards-, patausyndroom...

Prenataal testen met de NIPT

Combinatietest. Echo en bloedonderzoek bij weken zwangerschap

Prenataal testen met de NIPT

Prenatale screening Down

Veranderingen in de counseling voor (en na) de combinatietest

Echoscopie tijdens de zwangerschap

Downsyndroom In dit informatieblad leest u meer over Downsyndroom. Pagina 1 van 3

Echoscopie tijdens de zwangerschap

Samenvatting. Huidig programma en criteria voor screening

Echoscopie tijdens de zwangerschap

Samenvatting. Adviesvragen


Maatschap Gynaecologie. Nekplooimeting en serumtest

de combinatietest NT meting en eerste trimester serumtest inhoudsopgave voorwoord

Screening van pasgeborenen

Inhoud. Combinatietest Structureel echoscopisch onderzoek Geavanceerd ultrageluid onderzoek NIPT Invasieve diagnostiek Vruchtwaterpunctie Vlokkentest

Nekplooimeting. gecombineerd met vroege bloedtest in de zwangerschap mogelijk tot 13 6/7 weken zwangerschapsduur. Afdeling Verloskunde/Gynaecologie

Prenatale screening. Gynaecologie en verloskunde

De Combinatietest. Sylvia Schaefer, arts-echoscopist, VUmc

Informatie over de 20 wekenecho

Informatie over de screening op downsyndroom. Prenatale screening

TRIDENT studie. Mireille Bekker Gynaecoloog Radboud umc

NIPT. Regiobijeenkomst 27 februari. Audrey Coumans

Counseling en NIPT. Yvonne Arens, klinisch geneticus 27 februari 2013

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie

Obstetrie & Gynaecologie Verloskunde De 20-weken echo

Regionaal protocol: Combinatie test (NT)

Prenatale screening maart 2015

Wat verandert er in de counseling?

Cijfers NIPT. Sensitiviteit: Ontdekt de test alle foetussen met een afwijking?

NIPT. Dr. Diane Van Opstal, Laboratoriumspecialist Klinische Genetica, Erasmus MC. Nascholing Counseling NIPT

Wat verandert er in de counseling?

NIPT. Nascholing Counseling NIPT

NIPT. Mireille Bekker Gynaecoloog-perinatoloog UMCU Medisch adviseur SPSRU

Vlokkentest of vruchtwaterpunctie

NIPT. Nicole Corsten en Katelijne Bouman klinisch genetici UMCG, Isala en MCL. Nascholing Counseling NIPT

PRENATALE SCREENING OP FOETALE AFWIJKINGEN

Er zijn verschillende neuralebuisdefecten. Open rug en open schedel komen het meest voor. Andere neuralebuisdefecten komen heel weinig voor.

Position Paper. Prenatale Screening

Update NIPT sinds 1 april 2017

Echoscopie tijdens de zwangerschap

Risicoberekening voor TRISOMIE 21 in het eerste trimester

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 1 maart 2016 Betreft stand van zaken prenatale screening

Vlokkentest en vruchtwaterpunctie

Organisatie en uptakevan. naar downsyndroom en ernstige foetale afwijkingen. Marian Bakker

Echoscopie tijdens de zwangerschap ONDERZOEK

NIPT Regionale bijeenkomst AMC

Echoscopie tijdens de zwangerschap

Overeenkomst Regionaal Centrum Prenatale Screening en praktijk voor counseling

NIPT en de. TRIDENT studie. Overzicht. 24 maart Prenatale screening (algemeen) -NIPT. 1. NIPT: korte inleiding 3/26/2014

Gespreksleidraad NIPT voor counselors. Prenatale screening op down-, edwards- en patausyndroom Maart 2017

Tabel 1: Kans op het krijgen van een kind met het syndroom van Down uitgezet tegen de leeftijd.

Infobrochure. Prenatale screening. Dienst: Gynaecologie-verloskunde Tel: mensen zorgen voor mensen

Echocentrum Slingeland

Informatie over de screening op Downsyndroom

trisomie 13 en trisomie 18: de prenatale diagnose

Regionaal Protocol Verwijsbeleid 1 e lijn naar VC de Poort

Programma Regiobijeenkomst

Prenatale diagnostiek

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie

Wat verandert er in de counseling? Caroline Bax, perinatoloog AMC Nascholing counseling NIPT

Overeenkomst Regionaal Centrum Prenatale Screening en Laboratorium

PrenataleScreening in Nederland. TRIDENT-1 & TRIDENT-2 studies. Marian Bakker SPSNN

NIPT: dynamiek & ethiek van prenatale screening. 31 maart 2014 SPSZN - Rotterdam dr mr Antina de Jong - Health, Ethics & Society


De studies TRIDENT-1 & TRIDENT-2

Regionaal centrum prenatale screening (RCPS)

Wat verandert er in de counseling?

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Beschikking van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en PG

Kinderwens spreekuur Volendam

Kwaliteitseisen aan de opleidingen echoscopie SEO en NT

ONDERZOEK IN VLOKKEN OF VRUCHTWATER BIJ ECHOAFWIJKINGEN

De NIPT binnen de prenatale screening: waar staan we en waar gaan we naar toe? Katelijne Bouman, klinisch geneticus UMCG en Isala

Gynaecologie/Verloskunde

NIPT: Een nieuwe mogelijkheid voor prenatale screening. Prof.dr. Martina Cornel

Prenataal onderzoek Informatie over de combinatietest, 20 weken echo, vlokkentest, vruchtwaterpunctie en geavanceerd ultra geluid onderzoek (G.U.O.

Transcriptie:

Draaiboek Prenatale Screening Downsyndroom en Structureel Echoscopisch Onderzoek versie 5.0 005593 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 1

Disclaimer Hoewel het Centraal Orgaan en het RIVM-CvB aan dit draaiboek de uiterste zorg hebben besteed, aanvaarden zij geen aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden van welke aard ook. Verder aanvaarden zij geen enkele aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit het gebruik of het niet kunnen gebruiken van dit draaiboek, of uit het gebruik van informatie in dit draaiboek. Door bepaalde links via het draaiboek te gebruiken kunt u op sites komen van derden, waarvoor het Centraal Orgaan en het RIVM-CvB geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden. Het Centraal Orgaan en het RIVM-CvB behouden zich het recht voor de inhoud van het draaiboek te wijzigen. 2 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

Revisiehistorie Versie Datum Samenvatting wijzigingen 1.0 December 2007 Vastgestelde versie 2.0 Maart 2011 Toevoeging - Samenvatting - Informatie over trisomie 13 (patausyndroom) - Informatie over trisomie 18 (edwardssyndroom) 3.0 December 2013 Belangrijkste wijzigingen: - Actualisatie van alle hoofdstukken en bijlagen - Vastgesteld beleid opgenomen - Hoofdstuk 7 Rol van het referentielaboratorium toegevoegd - Bijlagen D Minimale gegevensset, E Richtlijnen en standaarden en I Checklisten, verwijderd. - Volgorde trisomieen gewijzigd in downsyndroom, trisomie 18, trisomie 13 op basis van prevalentie - Taken en verantwoordelijkheden van het Centrum voor Prenatale Diagnostiek (PND), platform downsyndroom Screeningslaboratoria en platform Regionale Centra Prenatale Screening toegevoegd. 4.0 April 2014 Toevoeging - Niet-Invasieve Prenatale Test, de NIPT-studie per 1 april 2014. - Regio eis m.b.t. samenwerkingsovereenkomsten. - Actualisatie van de tekst met betrekking tot de term posttestcounseling. De term wordt alleen gebruikt voor het gesprek in de Centra voor Prenatale Diagnostiek (PND). 5.0 Januari 2015 Belangrijkste wijzigingen: - Draaiboek geactualiseerd naar de aangepaste kwaliteitseisen. - Nieuwe richtlijnen voor vergoeding prentale screening en vervolgonderzoek per 1 januari 2015. - Informatie over de invasieve testen toegevoegd in hoofdstuk 9. 007558 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 3

Inhoudsopgave Samenvatting 8 Hoofdstuk 1 Inleiding 12 1.1 Doel en reikwijdte van dit draaiboek 12 1.2 Aanleiding 12 1.3 Totstandkoming 12 1.4 Verantwoording en leeswijzer 12 1.5 Distributie en onderhoud 13 Hoofdstuk 2 Op welke aandoeningen wordt gescreend? 14 2.1 Trisomieën 14 2.1.1 Downsyndroom 2.1.2 Trisomie 18 2.1.3 Trisomie 13 2.1.4 Combinatietest 2.1.5 Tweede-trimesterserumscreening 2.1.6 Het vervolgonderzoek: prenatale onderzoek 2.2 Foetale afwijkingen 20 2.3 Nevenbevindingen 21 Hoofdstuk 3 De screening in hoofdlijnen 22 3.1 Wat houdt screening in? 22 3.2 Uitgangspunten 22 3.3 Wet- en regelgeving 23 3.4 Screening op downsyndroom, in hoofdlijnen 23 3.5 Screening op foetale afwijkingen (SEO), in hoofdlijnen 24 Hoofdstuk 4 Betrokken actoren 26 4.1 Doelen 26 4.2 Randvoorwaarden 26 4.3 Betrokken actoren 27 4.3.1 De verloskundig zorgverlener 4.3.2 De counselor 4.3.3 De echoscopist 4.3.4 Het laboratorium 4.3.5 Het Regionaal Centrum Prenatale Screening 4.3.6 Het Centraal Orgaan Prenatale Screening 4.3.7 Het RIVM-CvB 4.3.8 De zorgverzekeraar 4.3.9 Het referentielaboratorium 4.3.10 Het Centrum voor Prenatale Diagnostiek (PND centrum) Hoofdstuk 5 De rol van de verloskundig zorgverlener en de counselor 30 5.1 Aankaarten 30 5.2 Counseling 30 5.2.1 Counseling gesprek 5.2.2 Consent of niet 5.3 De combinatietest 31 5.3.1 Registratie en bloedafname 5.3.2 Echoscopie 5.3.3 Uitslag van de combinatietest 5.3.4 Bij verhoogde kans 5.4 Het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO) 34 4 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

5.4.1 Registratie en het echoscopisch onderzoek 5.4.2 Uitslag geen afwijkende SEO 5.4.3 Afwijkende uitslag 5.5 Vervolg zwangerschap en bevalling 35 5.5.1 Overname zwangerschapsbegeleiding 5.6 Na de bevalling 35 Hoofdstuk 6 De rol van het laboratorium 36 Hoofdstuk 7 De rol van het referentielaboratorium 37 Hoofdstuk 8 De rol van de echoscopist 38 8.1 De NT-meting 38 8.1.1 Voorlichting 8.1.2 De meting 8.1.3 Uitslag combinatietest 8.2 Het SEO 39 8.2.1 Voorlichting 8.2.2 SEO 8.2.3 Uitslag SEO Hoofdstuk 9 Vervolgonderzoek 40 9.1 Vervolgonderzoek bij verhoogde kans op downsyndroom 40 9.1.1 Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) 9.1.2 Invasieve diagnostiek 9.1.3 Begeleiding zwangere 9.2 Vervolgonderzoek na afwijkende uitslag SEO 42 9.2.1 Geavanceerd ultrageluid onderzoek 9.2.2 Begeleiding zwangere 9.3 Erfelijkheidsadvies 43 Hoofdstuk 10 Registratie, monitoring en evaluatie 44 10.1 Landelijke database: Peridos 44 10.2 Indicatoren en gegevens 44 10.3 Landelijke monitor en evaluatie 46 Hoofdstuk 11 Organisatie, financiering en kwaliteitsborging 47 11.1 Organisatie 47 11.1.1 Ondersteuning en advisering 11.2 Financiering 48 11.3 Kwaliteitsborging 49 11.3.1 Kwaliteitsjaarverslag 11.3.2 Kwaliteitsborging dataverzameling 007558 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 5

Bijlagen 51 Bijlage A. Afkortingen en begrippen 51 Bijlage B. Landelijke kwaliteitseisen 53 1. Algemene kwaliteitseisen 53 1.1 Informed Consent en Privacy 2. Kwaliteitseisen voor counseling 53 3. Kwaliteitseisen voor echoscopie 53 3.1 Nekplooimeting (NT) 3.2 SEO 3.3 Opleidingen echoscopie NT en SEO 4. Kwaliteitseisen laboratoria 54 Bijlage C. Tabel taken en verantwoordelijkheden 55 Bijlage D. Adreslijst 57 1 Regionale Centra Prenatale Screening 57 2 Koepels van professionals 57 3 Betrokken overheid 58 4 Overige betrokken organisaties 58 5 Laboratoria bloedonderzoek screening op downsyndroom 58 6 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

007558 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 7

Samenvatting Deze samenvatting beschrijft in hoofdlijnen de prenatale screening gericht op downsyndroom en het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO) en is bedoeld voor professionals betrokken bij (regionale) beleidsontwikkeling, vaststelling en uitvoering. De onderwerpen die aan de orde komen zijn: 1. De screening in hoofdlijnen 2. De betrokken actoren 3. Vergunningplicht 4. Organisatie en financiering 5. Registratie, monitoring en evaluatie 6. Kwaliteitsborging 7. Status van het draaiboek 1. De screening in hoofdlijnen Prenatale screening beoogt het vaststellen van een verhoogde kans op ernstige aandoeningen bij de ongeborene. Landelijk zijn twee prenatale screeningen gedefinieerd: 1) de prenatale screening op Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE) en 2) de prenatale screening op downsyndroom en ernstige foetale afwijkingen d.m.v. het Structureel Echoscopisch Onderzoek (de screening op downsyndroom en het SEO). Het doel van prenatale screening op downsyndroom en het SEO is om aanstaande ouders die dat willen, tijdig te informeren over de eventuele aanwezigheid van een of meer aandoeningen, zodat zij een keuze kunnen maken uit de handelingsopties. In mei 2010 heeft de minister een vergunning trisomie 18 (edwardssyndroom) en 13 (patausyndroom) afgegeven gericht op verbetering van de informatievoorziening aan en de zorg voor de zwangere. Dit draaiboek richt zich op de prenatale screening op downsyndroom en ernstige foetale afwijkingen. 1.1 Screening op downsyndroom Downsyndroom (trisomie 21) is een aangeboren aandoening. Het wordt veroorzaakt door een extra chromosoom. Mensen met downsyndroom hebben van chromosoom 21 geen twee, maar drie exemplaren: trisomie 21. Kinderen met downsyndroom ontwikkelen zich trager en beperkter dan normaal en hebben een verhoogde kans op een aantal lichamelijke afwijkingen en gezondheidsproblemen. Onderzoek naar de kans op downsyndroom wordt gedaan met de kansschattende combinatietest: bloedonderzoek bij de moeder (tussen week 9+0 t/m week 13+6 van de zwangerschap) en een NT-meting vanaf week 11+0 t/m week 13+6 van de zwangerschap (passend bij een CRL van 45-84 mm) 1. Naast de kans op downsyndroom geeft de uitslag van de combinatietest ook informatie over de kans op trisomie 18 (edwardssyndroom) en trisomie 13 (patausyndroom). De zwangere kan aangeven dat zij de uitslag van de combinatietest op trisomie 18/13 niet wil vernemen. Trisomie 18 en trisomie 13 zijn eveneens aangeboren aandoeningen. Het merendeel van de kinderen met deze aandoeningen overlijdt tijdens of kort na de geboorte. De levenskansen zijn beperkt. De kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking. Tevens hebben zij een verhoogde kans op een aantal lichamelijke afwijkingen en gezondheidsproblemen. 1 Bij IVF wordt alleen uitgegaan van de periode, niet van de CRL. 8 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

Indien er sprake is van een verhoogde kans op downsyndroom, of trisomie 18 en 13 dan wordt de mogelijkheid voor verwijzing naar een Centrum voor Prenatale Diagnostiek (PND centrum) besproken. Daar kan vervolgonderzoek plaatsvinden. Met een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie kunnen deze syndromen met zekerheid worden aangetoond of uitgesloten. Een vlokkentest of vruchtwaterpunctie is zeer betrouwbaar, maar kan een miskraam veroorzaken. Ook kunnen zwangeren vanaf 1 april 2014 in aanmerking komen voor een bloedtest, de NIPT (Niet-Invasieve Prenatale Test) 2. Het voordeel van de NIPT is dat de zwangere niet - als gevolg van het NIPT onderzoek - het risico loopt een miskraam te krijgen. Daar staat tegenover dat de NIPT geen 100% zekerheid geeft. Prenatale screening biedt de zwangere informatie over de twee handelingsopties. Tot 24 weken zwangerschap bestaat de mogelijkheid om de zwangerschap af te breken. De andere handelingsoptie is het continueren van de zwangerschap, waarbij het ouderpaar zich kan voorbereiden op het krijgen van een kind met downsyndroom. Voor zwangerschappen van kinderen met trisomie 18 of 13 zijn deze beide handelingsopties eveneens mogelijk. Een levend geboren kind met trisomie 18 of 13 heeft sterk verminderde levenskansen en er zal daarom naar worden gestreefd om het kind niet nodeloos te laten lijden. 1.2 Screening op foetale afwijkingen d.m.v. echoscopisch onderzoek Hoofddoel van het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO) is het onderzoek naar de aanwezigheid van neuraalbuisdefecten (spina bifida, anencephalie). Dit onderzoek kan worden gedaan tussen week 18+0 en week 22+0 van de zwangerschap. Bij dit echoscopisch onderzoek kunnen tevens de structuur en ontwikkeling van de organen en andere lichamelijke afwijkingen van het kind worden gezien. Ook wordt gekeken of de grootte van het ongeboren kind past bij de zwangerschapsduur en of er voldoende vruchtwater is. De uitvoering van het SEO dient conform het NVOG modelprotocol SEO 3. Als bij het SEO iets afwijkends wordt gezien, is niet altijd duidelijk wat daarvan de gevolgen zijn voor het kind. De zwangere komt dan in aanmerking voor een geavanceerd ultrageluid onderzoek (GUO) in een Centrum voor Prenatale Diagnostiek (PND centrum). De gevonden afwijking(en) wordt (worden) al of niet bevestigd en eventueel nader onderzocht. Afhankelijk van de bevindingen wordt soms een vruchtwaterpunctie aangeboden. Uit dit vervolgonderzoek kan blijken dat er geen afwijkende bevindingen zijn, maar het is ook mogelijk dat er structurele afwijkingen worden geconstateerd. De handelingsopties in de laatste situatie hangen sterk af van de aard en ernst van de bevindingen. Mede afhankelijk daarvan kan het afbreken van de zwangerschap (tot 24 weken zwangerschap) worden overwogen. De andere handelingsoptie is continuering van de zwangerschap, waarbij het ouderpaar zich kan voorbereiden op het krijgen van een kind met een (ernstige) afwijking. 2. De betrokken actoren Bij de prenatale screening op downsyndroom en het SEO zijn de volgende actoren betrokken: - de verloskundig zorgverlener (verloskundige, huisarts, gynaecoloog) - de counselor - de echoscopist - het laboratorium - de klinisch geneticus - het Regionaal Centrum Prenatale Screening - het Centraal Orgaan Prenatale Screening 2 De minister heeft toestemming gegeven voor een wetenschappelijk implementatieonderzoek van 2 jaar naar de NIPT 007558 (TRIDENT-studie). Als de studie is afgerond zal de minister - mede op basis van de onderzoeksresultaten - een besluit nemen over het vervolg. 3 www.rivm.nl/20wekenecho/professionals Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 9

- het RIVM - de zorgverzekeraar - het Centrum voor Prenatale Diagnostiek (PND centrum) 3. Vergunningplicht De prenatale screening op downsyndroom en het SEO is een bevolkingsonderzoek volgens de Wet op het Bevolkingsonderzoek (WBO) en in die zin vergunningplichtig. Vergunningsplichtig is onder meer bevolkingsonderzoek naar ernstige aandoeningen waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is. Vergunningsplichtig bevolkingsonderzoek is verboden zonder de vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De Regionale Centra Prenatale Screening (acht in totaal, zie bijlage D) zijn vergunninghouders en zorgen voor samenwerkingsafspraken via overeenkomsten met alle betrokken partijen. Door onderlinge samenwerking binnen het platform Regionale Centra zorgen de Regionale Centra voor landelijke uniformiteit. 4. Organisatie en financiering De prenatale screening op downsyndroom en het SEO als zorgketen is primair georganiseerd als samenwerkingsverband in de regio. Spil daarin is het Regionaal Centrum. Het RIVM-Centrum voor Bevolkingsonderzoek (RIVM-CvB) regisseert de landelijke taken rond de registratie, monitoring, evaluatie en kwaliteitsborging van de prenatale screening. Om alle landelijke afspraken en kwaliteitseisen vast te stellen, heeft het RIVM-CvB het Centraal Orgaan Prenatale Screening opgericht. In dit orgaan zijn alle betrokken partijen vertegenwoordigd: beroepsgroepen (verloskundigen, kinderartsen, gynaecologen, huisartsen, echoscopisten, klinisch genetici en klinisch chemici), Regionale Centra voor Prenatale Screening, patiëntenverenigingen, het referentielaboratorium (RIVM-IDS), zorgverzekeraars en Inspectie voor de Gezondheidszorg (toehoorder). De besluiten van het Centraal Orgaan worden bekrachtigd door het RIVM-CvB. Daarnaast coördineert het RIVM-CvB het Centraal Orgaan en ondersteunt het beroepsgroepen bij het ontwikkelen en implementeren van landelijke kwaliteitseisen. De Regionale Centra dragen zorg voor de regionale kwaliteitsborging van de prenatale screening. Alle betrokken partijen dienen een overeenkomst te hebben met een Regionaal Centrum. Een zestal werkgroepen, het platform downsyndroom Screeningslaboratoria en het platform Regionale Centra Prenatale Screening kennen een ondersteunende en adviserende rol binnen de prenatale screening. De zorgverzekeraar betaalt de kosten van het uitgebreide gesprek (counseling) met de huisarts, verloskundige of gynaecoloog over de mogelijkheden van screening op downsyndroom. Waarbij er geen gevolgen zij voor het eigen risico van de zwangere. De combinatietest moet de zwangere zelf betalen. In sommige gevallen vergoedt de aanvullende verzekering de combinatietest. Raad de zwangere aan haar polis te controleren of contact op te nemen met haar zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar vergoedt de combinatietest wel indien sprake is van een medische indicatie. De kosten van vervolgonderzoek vallen onder het basispakket van de zorgverzekering, maar kunnen ten kosten gaan van het eigen risico. Zwangere vrouwen komen in aanmerking voor vervolgonderzoek na een verhoogde kans bij de combinatietest of bij een medische indicatie. Neem bij twijfel over een medische indicatie contact op met het PND-centrum. 10 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

De zorgverzekeraar betaalt alleen wanneer de zorgverlener een overeenkomst heeft met een Regionaal Centrum. Uit een opslag op het tarief voor het SEO ontvangen de Regionale Centra een vergoeding voor hun rol bij de prenatale screening. De kosten die hierboven beschreven staan kunnen nog veranderen. Voor actuele informatie over de kosten zie: www.rivm.nl/downscreening > Hoe verloopt de screening > Kosten. 5. Registratie, monitoring en evaluatie Bij de uitvoering van de prenatale screening op downsyndroom en het SEO worden gegevens geregistreerd en uitgewisseld in de landelijke database Peridos, waaronder persoonsgegevens en uitslagen. Naast de operationele gegevens zijn ook gegevensstromen noodzakelijk voor monitoring, evaluatie en kwaliteitsborging, de zogenoemde gegevensset. Ingevolge de WBO-vergunning en de overeenkomsten zijn alle partijen verplicht deze gegevens te verzamelen en te verstrekken. Voor zowel de screening op downsyndroom als het SEO zijn indicatoren 4 beschikbaar. Het RIVM-CvB draagt zorg voor landelijke monitoring en evaluatie. De Regionale Centra dragen zorg voor de kwaliteitsborging. 6. Kwaliteitsborging Als houders van de WBO-vergunning vervullen de Regionale Centra een centrale rol bij de kwaliteitsborging van de prenatale screening en sluiten zij overeenkomsten met zorgaanbieders in de regio die voldoen aan de landelijk vastgestelde kwaliteitseisen. De Regionale Centra bewaken de kwaliteit van het gehele screeningsproces in de regio overeenkomstig de landelijke werkwijze van Regionale Centra Prenatale Screening 5. Deze werkwijze is door het platform Regionale Centra vastgesteld. 7. Status van het draaiboek De vergunningen en overeenkomsten verplichten partijen zich in principe te houden aan dit landelijke draaiboek en de daarbij behorende kwaliteitseisen. (zie bijlage B). 4 De indicatorensets zijn te vinden op www.rivm.nl/downscreening/voor-professionals, onder richtlijnen en op 007558 www.rivm.nl/20wekenecho/voor-professionals onder richtlijnen. 5 Zie Landelijke werkwijze van regionale centra prenatale screening op www.rivm.nl/downscreening/professionals of www.rivm.nl/20wekenecho/professionals, onder richtlijnen. Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 11

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Doel en reikwijdte van dit draaiboek Dit draaiboek beschrijft wat nodig is om de prenatale screening op downsyndroom of foetale afwijkingen effectief en binnen de kwalitatieve kaders te laten verlopen. Het draaiboek richt zich op alle professionals die betrokken zijn bij de prenatale zorg in het algemeen, en de prenatale screening op downsyndroom en het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO) in het bijzonder. In mei 2010 heeft de minister de vergunning uitgebreid met een algoritme voor trisomie 18 en 13. Deze screening is gebonden aan een vergunning in het kader van de Wet op het Bevolkingsonderzoek (WBO). De Regionale Centra Prenatale Screening zijn vergunninghouders en zorgen voor samenwerkingsafspraken via overeenkomsten met alle betrokken partijen. Regionale Centra mogen geen samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met counselors en echoscopisten werkzaam buiten de eigen regio. In de grensgebieden kan een Regionaal Centrum hierop een uitzondering maken. Dit in overleg met het grenzende Regionaal Centrum. Daarnaast kan het Regionaal Centrum maar met één laboratorium een overeenkomst sluiten. Door onderlinge samen werking zorgen de Regionale Centra voor landelijke uniformiteit. De vergunningen en overeenkomsten verplichten partijen zich te houden aan dit landelijke draaiboek en de daarbij behorende protocollen. Meer over deze formele kant van het draaiboek is te vinden in paragraaf 4.2 Randvoorwaarden. 1.2 Aanleiding In mei 2001 en april 2004 verschenen rapporten van de Gezondheidsraad (GR) over de prenatale screening op downsyndroom, Neurale Buis Defecten (NBD) en routine echoscopie. 6 De GR constateerde een grote variatie in de uitvoering van de screening. De informatievoorziening, het tijdstip van onderzoek en de deskundigheid van de uitvoering varieerden sterk per zorgverlener en per regio. De Gezondheidsraad kwam tot het advies dat de vereiste hoge kwaliteit slechts mogelijk is binnen één organisatiestructuur met centrale coördinatie. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in 2006 het ontwikkelen van deze centrale coördinatie neergelegd bij het RIVM. Het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CvB) van het RIVM richtte daartoe een landelijke coördinatiecommissie in, bestaande uit vertegenwoordigers van de beroepsgroepen, de zorgverzekeraars en de patiëntenorganisaties. Dit Centraal Orgaan wordt ondersteund door werkgroepen met vertegenwoordigers van betrokken geledingen. Het draaiboek is ontwikkeld door een hiervoor ingestelde werkgroep. Het draaiboek is een leidraad om prenatale screening op downsyndroom en het SEO als zorgketen te kunnen coördineren en daarbij samenhang te bewerkstelligen tussen de genoemde kwaliteitseisen. 1.3 Totstandkoming Versie 5.0 van dit draaiboek is tot stand gekomen in samenwerking met vertegenwoordigers van betrokken ketenpartners. De werkgroep draaiboek heeft een belangrijke rol vervult in de totstandkoming van dit draaiboek. Waaronder vertegenwoordigers uit de kring van verloskundigen (KNOV), huisartsen (NHG en VVAH), Regionale Centra, gynaecologen (NVOG), echoscopisten (BEN), klinische genetici (VKGN), laboratoria (NVKC), het referentielaboratorium (RIVM- IDS) en kinderartsen (NVK). 1.4 Verantwoording en leeswijzer Het draaiboek versie 5.0 is onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan Prenatale Screening uitgebracht en vastgesteld. Het draaiboek veronderstelt dat de lezer beschikt over algemene kennis ter zake. Achtergrondinformatie is alleen opgenomen voor zover dat nodig is voor een goed begrip van het draaiboek. In Bijlage A vindt u een overzicht van begrippen en afkortingen. 6 www.rivm.nl/downscreening/professionals of www.rivm.nl/20wekenecho/professionals 12 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

Na de inleiding en de korte beschrijving van de aandoeningen volgt in hoofdstuk 3 een beschrijving van de screening in hoofdlijnen. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de zorg keten: doelen, randvoorwaarden en actoren met hun rollen en kwaliteitseisen. De rol van de verloskundige zorgverlener en de counselor wordt in hoofdstuk 5 als een chronologisch proces beschreven. Daarna gebeurt dit in hoofdstuk 6 voor het laboratorium, hoofdstuk 7 voor het referentielaboratorium en in hoofdstuk 8 voor de echoscopist. Hoofdstuk 9 beschrijft het vervolgonderzoek. In hoofdstuk 10 staat informatie over registratie, monitoring en evaluatie. Hoofdstuk 11 is gereserveerd voor de organisatie, financiering en kwaliteitsborging. Tot slot treft u in bijlage B een overzicht van de landelijke kwaliteitseisen, in bijlage C een tabel van taken en verantwoordelijkheden en tenslotte in bijlage D een adreslijst. Met zij kan hij worden bedoeld. Waar over de zwangere wordt gesproken, wordt ook haar eventuele partner bedoeld. 1.5 Distributie en onderhoud Het RIVM-CvB verzorgt de redactie en distributie van het draaiboek. Wijzigingen worden vastgesteld door het Centraal Orgaan Prenatale Screening. Via pns@rivm.nl is het mogelijk om vragen te stellen en/of voorstellen te doen voor aanpassing. Het draaiboek is alleen digitaal beschikbaar. De meest recente versie is te raadplegen op de website 7 van het RIVM. Het draaiboek wordt regelmatig geactualiseerd. In de (digitale) nieuwsbrief Pre- en neonatale screeningen en de nieuwsberichten op de website staat vermeld wanneer een nieuwe versie van het draaiboek beschikbaar is. 007558 7 www.rivm.nl/downscreening/draaiboek en www.rivm.nl/20wekenecho/draaiboek Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 13

Hoofdstuk 2 Op welke aandoeningen wordt gescreend? Prenatale screening beoogt het vaststellen van een verhoogde kans op ernstige aandoeningen bij de ongeborene. Landelijk zijn twee prenatale screeningsprogramma s gedefinieerd: 1. de prenatale screening op Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE) en 2. de prenatale screening op downsyndroom en ernstige foetale afwijkingen d.m.v. het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO). Het SEO is onder het publiek bekend als de 20 wekenecho. Dit draaiboek gaat over de prenatale screening op downsyndroom en ernstige foetale af wij kin gen. Het doel van deze prenatale screening is om aanstaande ouders die dat willen, tijdig te informeren over de eventuele aanwezigheid van een of meer aandoeningen, zodat zij handelingsopties hebben. De zwangere krijgt bij de kansbepaling op downsyndroom ook informatie over de kans op trisomie 18 (edwardssyndroom) en trisomie 13 (patausyndroom), tenzij de zwangere aangeeft dit niet te willen weten. Dit hoofdstuk beschrijft kort de aandoeningen waarop deze screening zich richt. 2.1 Trisomieën 8 2.1.1 Downsyndroom Wat is downsyndroom? Downsyndroom (trisomie 21) is een aangeboren aandoening. De aandoening wordt veroorzaakt door een extra chromosoom. Chromosomen zitten in al onze lichaamscellen en bevatten onze erfelijke eigenschappen. Normaal gesproken hebben we in elke cel twee exemplaren van elk chromosoom. Iemand met downsyndroom heeft van één bepaald chromosoom (chromosoom 21) geen twee, maar drie exemplaren in elke cel. Ontwikkeling Kinderen met downsyndroom ontwikkelen zich trager en beperkter dan normaal. Dit is per kind weer anders. Het is ook niet te voorspellen hoe de ontwikkeling gaat verlopen. Vroeg starten met het stimuleren van de ontwikkeling is aan te bevelen. Jonge kinderen zijn overdag meestal thuis of gaan naar de kinderopvang. Soms bezoeken ze een speciaal dagcentrum. De meeste kinderen met downsyndroom gaan naar een gewone school. Een kleine groep gaat naar het speciaal onderwijs. De kinderen gaan vaak vooruit in praten, het omgaan met anderen en in het leren van vaardigheden die belangrijk zijn voor het dagelijkse leven. Vanaf de puberteit gaan steeds meer jongeren met downsyndroom naar een speciale school of dagcentrum. Vaak zijn pubers met downsyndroom verlegen en teruggetrok ken. Aandachtsproblemen en gedragsproblemen komen bij deze pubers twee maal zo vaak voor als bij andere pubers. Hoe erg de gedragsproblemen zijn heeft direct te maken met de ernst van de verstandelijke beperking. Tot ongeveer 30 jaar woont de helft van de volwassenen met downsyndroom thuis. Anderen wonen in kleine woonvormen of in een eigen woning met begeleiding. Kinderen die geboren worden met downsyndroom hebben momenteel een levensverwachting van 60 jaar. Gedurende het hele leven hebben mensen met downsyndroom begeleiding en ondersteuning nodig. Gezondheid De kans op een miskraam of op later overlijden van het kind tijdens de zwangerschap is groter dan gemiddeld bij een zwangerschap van een kind met downsyndroom. Bijna de helft van de kinderen met downsyndroom wordt geboren met een hartafwijking. Indien noodzakelijk kan deze afwijking operatief worden behandeld. Dit geeft vrijwel altijd een goed resultaat. Het kan ook voorkomen dat een kind met downsyndroom wordt geboren met een maag-darmafwijking, ook dan is een operatie kort na de geboorte noodzakelijk. Daarnaast hebben kinderen met downsyndroom meer kans op problemen met 8 Weijerman ME, de Winter JP. Clinical practice. The care of children with Down syndrome. Eur J Pediatr 2010:169: 1445-52 14 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

de luchtwegen, het gehoor, de ogen, de spraak en met de afweer tegen infecties. Volwassenen met downsyndroom krijgen vaker en op jongere leeftijd dan gemiddeld de ziekte van Alzheimer. Hoe ernstig de gezondheidsproblemen zijn, verschilt van persoon tot persoon. Wat is de oorzaak? Downsyndroom wordt in de meeste gevallen (96%) veroorzaakt door een fout tijdens de celdeling voor of na de bevruchting. De kans op het krijgen van een kind met downsyndroom neemt toe met de leeftijd van de moeder (zie tabel 2.1). In circa 1% van de gevallen betreft de aandoening een erfelijke overdracht 9. Meer informatie - Informatieblad downsyndroom 2.1.2 Trisomie 18 Wat is trisomie 18? Trisomie 18 (edwardssyndroom) is een aangeboren aandoening. De aandoening wordt veroorzaakt door een extra chromosoom. Een kind met trisomie 18 heeft van chromosoom 18 geen twee, maar drie exemplaren in elke cel. Trisomie 18 komt veel minder vaak voor dan downsyndroom. Gezondheid Een kind met trisomie 18 heeft een zeer kwetsbare gezondheid. Het merendeel van de kinderen met trisomie 18 overlijdt tijdens de zwangerschap, tijdens of kort na de geboorte. Kinderen met trisomie 18 die levend geboren worden overlijden meestal in het eerste levensjaar. De gezondheidsproblemen zijn altijd ernstig. Kinderen met trisomie 18 hebben een zeer ernstige verstandelijke beperking. Ongeveer 9 van de 10 kinderen heeft een ernstige aangeboren hartafwijking. Ook andere organen zoals de nieren en de darmen zijn vaak aangedaan. Ook kunnen open buik en een slokdarmafsluiting voorkomen. Bij trisomie 18 is er vaak voor de geboorte al een groeiachterstand. Het geboortegewicht is daarom laag. Na de geboorte zijn de kinderen meestal slap. Later krijgen ze echter een hoge spierspanning. Vaak zijn er epileptische aanvallen. Enkele uiterlijke kenmerken: Het kind kan een klein gezicht hebben met een grote schedel. Het voorhoofd is dan hoog en smal, er zijn korte ooglidspleten en een kleine mond, een kleine kin, laagstaande en afwijkend gevormde oorschelpen en een prominent achterhoofd. Wat is de oorzaak? Trisomie 18 wordt in alle gevallen veroorzaakt door een fout tijdens de celdeling voor of na de bevruchting. De kans op het krijgen van een kind met trisomie 18 neemt toe met de leeftijd van de moeder. Trisomie 18 komt voor bij ongeveer een van de 8.500 levend geboren kinderen. Tijdens de zwangerschap komt de aandoening vaker voor. De meeste kinderen met trisomie 18 overlijden al vóór de geboorte. Meer informatie - Informatieblad trisomie 18 (edwardssyndroom) 9 Bij chromosoomonderzoek wordt bij 96 % van de kinderen met downsyndroom een reguliere trisomie vastgesteld. Bij 4% is 007558 er sprake van een translocatie, waarbij chromosoom 21 aan een ander chromosoom vastzit (meestal is dit chromosoom 13, 14, 15, of 21.) Van deze 4% gaat het bij drie van de vier kinderen om een niet-erfelijke vorm en bij 1% is of de vader of de moeder drager van een gebalanceerde chromosoomtranslocatie. In dat geval is er bij elke volgende zwangerschap een grote kans op een kind met downsyndroom en wordt de ouders bij een kinderwens een consult bij een klinisch geneticus geadviseerd. De trisomieën 13, 18 en 21 kunnen alle drie ook in een zogenaamde mozaïekvorm voorkomen. In dat geval zijn er behalve afwijkende cellen, ook normale cellen aanwezig. In die situatie is er een mogelijkheid dat het fenotype minder uitgesproken is Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 15

2.1.3 Trisomie 13 Wat is trisomie 13? Trisomie 13 (patausyndroom) is een aangeboren aandoening. Het wordt veroorzaakt door een extra chromosoom. Een kind met trisomie 13 heeft van chromosoom 13 geen twee, maar drie exemplaren in elke cel. Trisomie 13 komt veel minder vaak voor dan downsyndroom. Gezondheid Het grootste deel van de kinderen overlijdt tijdens de zwangerschap, tijdens of kort na de geboorte. Kinderen met trisomie 13 die levend geboren worden overlijden meestal in het eerste levensjaar. Kinderen met trisomie 13 hebben een ernstig verstandelijke beperking. De gezondheidsproblemen zijn altijd ernstig. Een kind met trisomie 13 (patausyndroom) heeft een zeer kwetsbare gezondheid. Er is meestal een stoornis in de aanleg van de hersenen en van het hart. Epilepsie en perioden van ademstilstand kunnen voorkomen. Soms komen ook nieraandoeningen en afwijkingen van het maag-darmkanaal voor. Er is vaak al voor de geboorte een groeiachterstand. Het geboortegewicht is daarom laag. Enkele uiterlijke kenmerken: Er kunnen extra vingers of tenen aanwezig zijn. Ook kunnen afwijkingen aan het gezicht voorkomen, zoals cyclopie, een lip-kaak-gehemeltespleet (schisis) of het ontbreken van de neus. Wat is de oorzaak? Trisomie 13 wordt in de meeste gevallen (96%) veroorzaakt door een fout tijdens de celdeling voor of na de bevruchting. De kans op het krijgen van een kind met trisomie 13 neemt toe met de leeftijd van de moeder. In circa 1% betreft de aandoening een erfelijke overdracht 10. Trisomie 13 komt voor bij ongeveer één van de 17.000 levend geboren kinderen. Tijdens de zwangerschap komt trisomie 13 vaker voor. Het grootste deel van de kinderen met trisomie 13 overlijdt al vóór de geboorte. Meer informatie - Informatieblad trisomie 13 (patausyndroom) 2.1.4 Combinatietest De test bestaat uit een combinatie van twee onderzoeken: een bloedonderzoek bij de moeder in de periode van week 9+0 t/m week 13+6 van de zwangerschap een nekplooimeting (NT) via een echo vanaf week 11+0 t/m week 13+6 van de zwangerschap (passend bij een CRL van 45-84 mm) 11. Bij het bloedonderzoek wordt bloed afgenomen en onderzocht in een laboratorium. Een NT-meting vindt plaats via een echo 12. Bij dit onderzoek wordt de dikte van de nekplooi (nuchal translucency-nt) gemeten. De NT is een dun vochtlaagje onder de huid in de nek. Hoe dikker de NT hoe groter de kans dat het kind één van de drie syndromen heeft. Wanneer bij een echoscopisch onderzoek de NT van 3,5 mm of meer wordt gedetecteerd, wordt dit als echoafwijking beschouwd. De vrouw wordt dan - desgewenst - voor geavanceerd ultrageluid onderzoek (GUO) door verwezen naar een Centrum voor Prenatale Diagnostiek (PND centrum). Een verdikte NT komt niet alleen voor bij kinderen met één van deze syndromen. Het kan ook wijzen op andere 10 J Med Genet 2002;39:e54 doi:10.1136/jmg.39.9.e54 Survival in trisomy 13 and trisomy 18 cases ascertained from population based registers Am J Med Genet A. 2013 Aug 15. doi: 10.1002/ajmg.a.36127. [Epub ahead of print] Survival of trisomy 18 (Edwards syndrome) and trisomy 13 (Patau Syndrome) in England and Wales: 2004-2011. Wu J, Springett A, Morris JK. 11 Bij IVF wordt alleen uitgegaan van de periode, niet van de CRL. 12 In sommige gevallen kan niet worden volstaan met een abdominale echo. In dat geval wordt een vaginale echo geindiceerd. 16 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

chromosoom-afwijkingen, andere synchromale aandoeningen en lichamelijke aandoeningen, die soms ernstige consequenties hebben voor de gezondheid van het kind, zoals hartafwijkingen. Ook bij gezonde kinderen wordt soms een verdikte NT gezien. De uitslagen van het bloedonderzoek en de NT-meting worden gecombineerd met de leeftijd van de moeder en de precieze duur van de zwangerschap. Tevens worden de uitslagen gecorrigeerd voor roken en IVF/ICSI. Deze gegevens bepalen hoe hoog de kans is op een kind met downsyndroom, trisomie 18 of 13. In Nederland is een verhoogde kans een kans van 1 op 200 of hoger. Een kans op downsyndroom van 1 op 200 betekent dat van elke 200 zwangere vrouwen op het moment van het onderzoek er één vrouw zwanger is van een kind met downsyndroom en 199 vrouwen zwanger zijn van een kind zonder downsyndroom. Een verhoogde kans (1 op 200 of hoger) is niet hetzelfde als een hoge of een grote kans. De kansbepalende combinatietest zelf brengt geen risico s van een miskraam met zich mee. Het eventuele invasieve vervolgonderzoek (een vlokkentest of vruchtwaterpunctie, zie 2.1.6) is daartegen wel geassocieerd met een miskraamrisico. Bij de Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) is dat risico er niet. Welke rol speelt de leeftijd van de moeder? De leeftijd van de moeder heeft invloed op de kans op een kind met downsyndroom, trisomie 18 of trisomie 13 en daarmee ook de gevoeligheid van de combinatietest. De kans op een kind met een downsyndroom De kans op een kind met downsyndroom neemt toe met de leeftijd van de moeder. Zie tabel 2.1. Tabel 2.1 Leeftijd van de moeder Kans op een kind met downsyndroom op het moment van de test 20-25 jaar 11 tot 13 van de 10.000 26-30 jaar 14 tot 19 van de 10.000 31-35 jaar 20 tot 45 van de 10.000 36-40 jaar 60 tot 155 van de 10.000 41-45 jaar 200 tot 615 van de 10.000 Toelichting bij de tabel 2.1 Als 10.000 vrouwen van 30 jaar zwanger zijn, dan zijn 19 van hen zwanger van een kind met downsyndroom. Dat betekent dat 9981 vrouwen zwanger zijn van een kind zonder downsyndroom. Als 10.000 vrouwen van 40 jaar zwanger zijn, dan zijn 155 van hen zwanger van een kind met downsyndroom. Dat betekent dat 9845 vrouwen zwanger zijn van een kind zonder downsyndroom. De gevoeligheid van de combinatietest De kans om met de combinatietest vroeg in de zwangerschap een kind met downsyndroom te ontdekken, neemt toe met de leeftijd van de moeder. Bij jonge moeders voorspelt de test minder goed dan bij oudere moeders. 007558 Tabel 2.2 Leeftijd vrouw die zwanger is Hoeveel kinderen met downsyndroom worden ontdekt? van kind met downsyndroom 20-25 jaar 6 tot 7 van de 10 26-30 jaar 7 van de 10 31-35 jaar 7 tot 8 van de 10 36-40 jaar 8 tot 9 van de 10 41-45 jaar 9 tot 10 van de 10 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 17

Toelichting op tabel 2.2 Als 10.000 vrouwen van 30 jaar zwanger zijn, dan zijn gemiddeld 20 vrouwen zwanger van een kind met downsyndroom. Als al deze 20 vrouwen de combinatietest zouden doen, dan wordt bij 13 vrouwen het downsyndroom wel ontdekt en bij 7 vrouwen niet. Als 10.000 vrouwen van 40 jaar zwanger zijn, dan zijn gemiddeld 155 vrouwen zwanger van een kind met downsyndroom. Als al deze 155 vrouwen de combinatietest zouden doen, dan wordt bij 140 vrouwen het downsyndroom wel ontdekt en bij 15 niet. De leeftijd van de zwangere speelt een rol bij de implicaties van de combinatietest en het ontstaan van downsyndroom. Bij vrouwen die op relatief latere leeftijd zwanger zijn is het detectiepercentage van de combinatietest hoog; het percentage foutnegatieve uitslagen is laag. Dit is gunstig. Ongunstig is dat bij deze groep zwangeren het percentage foutpositieve uitslagen ook toeneemt; er worden meer zwangeren onterecht ongerust gemaakt. Bij vrouwen die op jonge leeftijd zwanger zijn, is het detectiepercentage laag (het percentage foutnegatieve uitslagen is hoog); dit is ongunstig. Gunstig is dat bij deze groep zwangeren het percentage foutpositieve uitslagen laag is; er worden weinig zwangeren onterecht ongerust gemaakt. De gunstige en ongunstige eigenschappen van de test compenseren elkaar. De testprestaties zijn voor alle leeftijden ongeveer gelijk. Uiteraard moet de zorgverlener de voor- en nadelen van de test met de zwangere bespreken. Tweelingzwangerschap Een combinatietest is ook mogelijk bij tweelingen. Het detectiepercentage van biochemische kansbepalingen voor tweelingen is circa 50%. Dit is minder goed dan het percentage voor eenlingzwangerschappen, maar beter dan het detectiepercentage bij leeftijdsscreening. Een eerste trimester combinatietest voor tweelingen levert in het geval van een monochoriale tweeling één kansbepaling voor de hele zwangerschap, en bij een dichoriale tweeling een kansbepaling per foetus. De serumparameters worden gecorrigeerd voor tweelingen. Voor beide foetussen wordt een diagnostische test uitgevoerd. De zwangere kan voor de keuze komen te staan om een selectieve abortus te laten uitvoeren. Bij een vanishing twin 13, waarbij de bloedafname is gedaan op het moment dat er nog een meetbare tweede CRL was, wordt de kansberekening uitgevoerd zoals bij een eenling zwangerschap maar wordt de PAPP-A niet meegenomen in de kansberekening. Is er geen tweede CRL meer meetbaar op het moment van bloedafname, dan wordt eenzelfde berekening uitgevoerd als bij een eenling zwangerschap. Meerlingenzwangerschap Drielingzwangerschappen zijn zeldzaam, de serummedianen hiervoor zijn niet vastgesteld. Daarom wordt bij een drielingzwangerschap de kansberekening slechts op basis van de NT en maternale karakteristieken gedaan. De bloedwaarde bepaling wordt achterwege gelaten. De kans op een kind met trisomie 18 en trisomie 13 De kans op een kind met trisomie 18 en trisomie 13 neemt toe met de leeftijd van de moeder. 14 Zie tabel 2.3 en 2.4. 13 Een tweelingzwangerschap waarbij een van beide vruchten voor de geboorte sterft. 14 Snijders RJM, Ebire NJ, Cuckle H, Nicolaides KH. Maternal age and gestation-specific risks for chromosomal defects. Fetal Diano Ther 1995; 10:356-67. 18 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

Tabel 2.3 Leeftijd van de moeder Kans op een kind met trisomie 18 op het moment van de test 20 jaar 4 van de 10.000 25 jaar 4 tot 5 van de 10.000 30 jaar 7 van de 10.000 35 jaar 17 van de 10.000 40 jaar 64 van de 10.000 Tabel 2.4 Leeftijd van de moeder Kans op een kind met trisomie 13 op het moment van de test 20 jaar 1 van de 10.000 25 jaar 1 van de 10.000 30 jaar 2 van de 10.000 35 jaar 5 van de 10.000 40 jaar 20 van de 10.000 2.1.5 Tweede-trimesterserumscreening De tweede-trimesterserumtest (voorheen tripletest) is minder sensitief dan de combinatietest en dus niet te prefereren. Indien de zwangere te laat komt voor de combinatietest, dan kan tussen week 15+0 en week 20+0 van de zwangerschap nog de tweede-trimesterserumscreening gebruikt worden. De tweede-trimesterserumscreening kan via het referentielaboratorium (RIVM-IDS) worden aangevraagd. 2.1.6 Het vervolgonderzoek: prenatale onderzoek Indien sprake is van een verhoogde kans op downsyndroom, trisomie 18, trisomie 13 of als er sprake is van een medische indicatie (bijvoorbeeld door een eerder kind met downsyndroom), dan komt de zwangere (indien zij dat wenst) in aanmerking om een diagnostische test uit te laten voeren in een Centrum voor Prenatale Diagnostiek (PND centrum). Bij een verhoogde kans heeft de zwangere drie mogelijkheden: een invasieve test (vlokkentest of vruchtwaterpunctie), niets doen of meedoen aan de NIPT-studie. Meedoen aan de NIPT-studie kan vanaf 10 weken zwangerschap. Het onderzoek bestaat voor de zwangere uit de afname van ongeveer 3 buisjes bloed uit de arm. Een vlokkentest kan vanaf week 11+0 en bij voorkeur vóór de 14e week van de zwangerschap plaatsvinden. Hierbij wordt een stukje weefsel van de moederkoek via de schede (vagina) of buik (abdomen) weggenomen en onderzocht. 007558 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 19

Een vruchtwaterpunctie kan risicovol zijn vóór 15 weken zwangerschap 15. Bij een vruchtwaterpunctie wordt vruchtwater afgenomen en onderzocht. De kans op een miskraam bij een vruchtwaterpunctie of een vlokkentest is naar schatting drie tot vijf op de 1000 onderzoeken. Deze kans is gemiddeld genomen waarschijnlijk iets hoger bij de vlokkentest dan bij de vruchtwaterpunctie. Bij de NIPT loopt de vrouw geen risico op een miskraam. Wat zijn de handelingsopties? Prenatale screening biedt de zwangere informatie over de twee hande lingsopties als er sprake is van een chromosoomafwijking. Zwangerschapsafbreking is één van de handelingsopties, dit kan tot 24 weken zwangerschap. De andere handelingsoptie is continuering van de zwangerschap en het zich tijdig voorbereiden op het krijgen van een kind met downsyndroom, trisomie 18 of trisomie 13 of een andere chromosoomafwijking. 2.2 Foetale afwijkingen Wat is het? Onderzoek naar een of meerdere lichamelijke afwijkingen van het kind kan worden gedaan met het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO). Dit onderzoek vindt doorgaans plaats tussen week 18+0 en week 22+0 van de zwangerschap. Hoofddoel van dit onderzoek is om te kijken naar de aanwezigheid van een open rug of een open schedel. Bij deze echo wordt gekeken naar de structuur en ontwikkeling van de organen van het kind. Hierbij kunnen ook andere lichamelijke afwijkingen worden gezien. Verder wordt gekeken of de grootte van het ongeboren kind past bij de zwangerschapsduur en of er vol doende vruchtwater is. Voorbeelden van een of meerdere afwijkingen die bij deze echo kunnen worden gezien: open rug open schedel waterhoofd hartafwijkingen ontbreken of afwijkingen van de nieren Uitgebreide informatie over de afwijkingen worden besproken in het NVOG modelprotocol SEO 16. Soms komen er combinaties voor en van een of meerdere afwijkingen, die kunnen duiden op een syndroom. Wat is de oorzaak? Vaak is niet duidelijk wat de oorzaak is van de foetale afwijking. Soms is er sprake van één oorzaak, bijvoorbeeld een DNA-mutatie of een chromosoomafwijking. Hoe is het aan te tonen? De beroepsgroepen hebben een modelprotocol SEO 17 ontwikkeld dat gehanteerd wordt tijdens het echoschopisch onderzoek. Als bij het SEO iets afwijkends wordt gezien, is niet altijd duidelijk wat daarvan de gevolgen zijn voor het kind. De zwangere komt dan in aanmerking voor een vervolgonderzoek. Vervolgonderzoek Het vervolgonderzoek bestaat uit een geavanceerd ultrageluid onderzoek (GUO) in een Centrum voor Prenatale Diagnostiek (PND centrum). De eventuele afwijking(en) wordt (worden) dan nader onderzocht. Mede afhankelijk van de aard en ernst van de bevindingen wordt soms een vruchtwaterpunctie aangeboden. 15 NVOG rijchtlijn nr 28, januari 2000 Indicaties voor prenatale diagnostiek: www.nvog-documenten.nl/uploaded/docs/ richtlijnen_pdf/28_indica_prenatale_diagno.pdf 16 Te downloaden op www.rivm.nl/20wekenecho/professionals, onder richtlijnen. 17 Modelprotocol SEO te downloaden op www.rivm.nl/20wekenecho/professionals, onder richtlijnen. 20 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014

Uit het vervolgonderzoek kan blijken dat er geen afwijkende bevindingen zijn, maar het is ook mogelijk dat er structurele afwijkingen worden geconstateerd. De handelingsopties in een dergelijke situatie hangen sterk af van de ernst van de aandoening. De zwangere heeft bij de afwijkende uitslag van het vervolgonderzoek te maken met verschillende keuzes. Soms kan het afbreken van de zwangerschap (tot 24 weken zwangerschap) worden overwogen. Afhankelijk van de aard van de bevindingen, is in een enkel geval intra-uteriene behandeling mogelijk. Het voldragen van de zwangerschap kan consequenties hebben voor de bevalling. Door goede specia listische opvang en begeleiding na de geboorte kan het voorkomen dat de vooruitzichten voor kinderen met ernstige afwijkingen verbeteren. Het komt ook voor dat de afwijkingen zo ernstig zijn dat het kind in de baarmoeder overlijdt. De zwangere kan voor begeleiding bij het maken van een keuze terecht bij de verloskundige, huisarts, gynaecoloog, kinderarts en/of klinisch geneticus. Ook kan zij worden verwezen naar een oudervereniging. 2.3 Nevenbevindingen Bij de prenatale screening kunnen ook bijkomende bevindingen (neven- of toevalsbevindingen) worden geconstateerd, waarop niet systematisch wordt gescreend. Eventuele verwijzing en vervolgdiagnostiek van deze neven- of toevalsbevindingen vindt plaats in de reguliere zorg 18. Het Centraal Orgaan heeft expliciet beleid geformuleerd, mede in verband met de bijzondere risico s waarop de WBO zich richt. Nevenbevindingen SEO De NVOG-kwaliteitsnorm Prenatale screening op foetale afwijkingen 19, het NVOG-modelprotocol SEO 20 en de kwaliteitseisen voor het SEO 21 vormen de basis voor de uitvoering van het SEO. Aanvullend hierop heeft het Centraal Orgaan beleid vastgesteld met betrekking tot sonomarkers. 22 Op de in het NVOG-modelprotocol SEO genoemde afwijkingen, uitgezonderd de optioneel genoemde afwijking, wordt systematisch gescreend bij de uitvoering van het SEO. 23 Systematische screening op deze afwijkingen is onderdeel van de WBO-vergunning. 18 Beleid onverwachte bevindingen SEO op www.rivm.nl/20wekenecho/voor-professionals/echoscopie 19 www.nvog-documenten.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&richtlijn_id=521 20 Te downloaden op www.rivm.nl/20wekenecho/professionals, onder richtlijnen. 21 Zie kwalitieitseisen voor het SEO, www.rivm.nl/20wekenecho/voor-professionals/echoscopie 22 Beleid onverwachte bevindingen SEO op www.rivm.nl/20wekenecho/voor-professionals/echoscopie 007558 23 www.rivm.nl/20wekenecho/voor-professionals/echoscopie Draaiboek down/seo versie 5.0 2014 21

Hoofdstuk 3 De screening in hoofdlijnen Dit hoofdstuk begint met de beschrijving wat de screening inhoudt. Vervolgens beschrijven we de screening per aandoening. Op de website van het RIVM vindt u deze beschrijvingen vertaald naar een stroomschema s 24. 3.1 Wat houdt screening in? Onder screening verstaat de Gezondheidsraad: Onderzoek ter systematische vroege opsporing (of uitsluiting) van een ziekte, van de aanleg daarvoor of van dragerschap van een aanleg die bij het nageslacht tot ziekte kan leiden. (GR 2001) Er is sprake van screening wanneer het onderzoek; zich richt op een vooraf omschreven groep mensen die zelf (nog) geen aanleiding hebben om wegens klachten, symptomen of ongerustheid geneeskundige hulp te zoeken. plaatsvindt op initiatief ( aanbod ) van het zorgsysteem, niet naar aanleiding van een zorgvraag. een systematisch karakter heeft: alle leden van de doelgroep worden er in beginsel voor uitgenodigd, of nadrukkelijk op de hoogte gebracht van de mogelijkheid er aan deel te nemen. De prenatale screening op downsyndroom en het SEO voegt aan deze algemene kenmerken nog een bijzonder aspect toe. Het screeningsaanbod heeft tot doel mensen die daar prijs op stellen tijdig te informeren over de aan- of afwezigheid van de aandoening in kwestie, om hen in staat te stellen bij een afwijkende uitkomst te besluiten de zwangerschap te laten afbreken dan wel zich voor te bereiden op de geboorte van een kind met downsyndroom of (foetale aandoeningen zoals) een neuralebuisdefect (GR 2004). De zwangere heeft het recht om te beslissen wel of niet informatie te krijgen. Een belangrijke nadruk ligt op het informatie aanbod en de zorgvuldigheid daarvan in verband met de mogelijke ethische en psychosociale consequenties. Dit kernpunt wordt wel aangeduid met de term Informed Choice 25 : elke vrouw maakt een eigen keuze om al dan niet mee te doen op basis van duidelijke informatie. Een screeningstest kan niet voor 100 procent een betrouwbare voorspelling doen. Er zullen altijd mensen zijn die ten onrechte geselecteerd worden ( foutpositief ), dit blijkt dan achteraf - uit nadere diagnostiek. Ook zullen er altijd mensen zijn die ten onrechte niet geselecteerd worden ( foutnegatief ), wat meestal pas na de geboorte blijkt, als de ziekte zich openbaart met klinische verschijnselen. 3.2 Uitgangspunten Het RIVM-Centrum voor Bevolkingsonderzoek (RIVM-CvB) draagt er zorg voor dat bij de inrichting en uitvoering van de screening op het downsyndroom en het SEO optimaal wordt voldaan aan de door de overheid gehanteerde uitgangspunten (publieke waarden): kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid. Deze uitgangspunten gelden voor alle bevolkingsonderzoeken. De publieke waarde kwaliteit: De programma s zijn effectief, vraaggericht, veilig, landelijk uniform en innovatief De publieke waarde bereikbaarheid: De programma s zijn toegankelijk voor iedereen uit de doelgroep, garanderen de tijdige uitvoering van de benodigde activiteiten en deelname aan de programma s is een vrije keuze De publieke waarde betaalbaarheid: De programma s zijn doelmatig en de kosten zijn inzichtelijk 24 Zie stroomschema s op www.rivm.nl/downscreening/professionals of www.rivm.nl/20wekenecho/professionals. 25 Kwaliteitseis Informed Consent en Privacy: te downloaden op www.rivm.nl/20wekenecho/professionals, onder richtlijnen. 22 Draaiboek down/seo versie 5.0 2014