Diagnose van dyslexie



Vergelijkbare documenten
Dyslexiebeleid van het Ludger College

Ook een rivier begint met de eerste druppel

PLD de Spindel, bijlage 4

Adviesburo Comenius bestaat al ruim 20 jaar en is in Midden Nederland bij ouders, scholen en huisartsen inmiddels een begrip.

Dyslexie in vogelvlucht. 6 februari 2015 Elise de Bree

Dyslexieprotocol 0 Hooghuis Heesch

2012/2014. Beleid diagnostiek dyslexie. Samenwerkingsverbanden voor Primair Onderwijs. Katwijk/Rijnsburg/Valkenburg & Duin- & Bollenstreek

Stichting Haagsche Schoolvereeniging

Studiesucces met dyslexie mbo

Dyslexiebeleid van het Ludger College

Bestaat enkelvoudige dyslexie? Frank Wijnen & Elise de Bree Universiteit Utrecht SDN congres, Dyslexie 2.0

Dyslexieprotocol ZUIDWESTHOEK COLLEGE OSSENDRECHT KARIN VAN OEVELEN IMANDT

Studiesucces met dyslexie en dyscalculie mbo. Juni 2012

Dyslexie: een greep uit de actualiteit

Dyslexie. Beatrijs Brand

Minor Dyslexie Cursus 1: Inleiding Dyslexie Bijeenkomst 2

Dyslexieprotocol Cambium College

The Only Way is Up - Risk Factors, Protective Factors and Compensation in Dyslexia. S. van Viersen

Dyslexiewijzer. Waarom deze dyslexiewijzer? De rol van de logopedist bij dyslexie

Dyslexie als algemeen magnocellulair deficit!? Resultaten van recent onderzoek

HANDREIKING EVIDENT EN KENNELIJK STABIELE KINDKEMERKEN Algemene uitgangspunten

15 SEPTEMBER LEERSTOORNISSEN klinische kinderneuropsychologie. Dr. Jos Hendriksen klinisch psycholoog/ klinisch neuropsycholoog

Studieochtend Dyslexie

Informatie en advies voor docenten SPECIALE AANDACHT GEVRAAGD VOOR STUDENTEN MET DYSLEXIE IN HET MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS

PROTOCOL Ernstige Rekenwiskundeproblemen

Dyslexiebeleid. Greijdanus Enschede

Het ABC van de leerstoornissen

Dubbeldiagnose dyslexie en dysfatische ontwikkeling. Parallelsessie C: Dubbeldiagnoses: dubbele zorg? Januari 2012 Petra van de Ree

IFV Uitvoeringsregeling Aangepast proeve-onderdeel

Van theorie naar praktijk en terug naar PDDB 2.0

Cognitieve verklaringsmodellen van dyslexie: een overzicht van recente wetenschappelijke bevindingen

Dyslexie valt als voldaan wordt aan de criteria onder de zorgverzekeringswet, waardoor kinderen gebruik kunnen maken van de vergoedingsregeling voor

Actuele cognitieve theorieën over dyslexie. Prof. Dr. Pol Ghesquière Gezins- en Orthopedagogiek

Dyslexie bij nieuwkomers

Om te komen tot een diagnose dyslexie moet aan een drietal diagnoses worden voldaan.

Samenvatting. Samenvatting

Dyslexieprotocol. Beekdal Lyceum

Kwaliteitsinstituut Dyslexie

Workshop Dyslexie. Opbouw. Dyslexie- wat is dyslexie en hoe signaleer je het? Protocol Leesproblemen en Dyslexie. Toeleiding naar vergoede zorg.

Dyslexieprotocol van CBS de Slotschool

Veelgestelde vragen (FAQ) EED Ernstige Enkelvoudige Dyslexie-ondersteuning SWV Brabantse Wal

concept protocol dyscalculie /versie 3/ /Chris Brugman ARH 1. Inleiding Inhoudsopgave Wat is dyscalculie?...

Dyslexiebeleid. Scholengemeenschap Sint Ursula. Locatie Heythuysen Tienderweg EN Heythuysen. Schooljaar

PROTOCOL DYSLEXIE ANNIE M.G. SCHMIDTSCHOOL, DEN HAAG. 1.Inleiding

PROTOCOL ONDERSTEUNING t.b.v. LEERLINGEN MET DYSLEXIE

1. Een aantal kinderen komt in aanmerking voor de vergoede dyslexie.

Dyslexie bij nieuwkomers

Voorwoord. Dyslexie is lastig, maar er valt goed mee te leven!

Regeling indicatiecriteria en aanmeldingsformulier leerlinggebonden financiering

Werkbijeenkomst intern begeleiders

Dyslexieprotocol Benedictusschool

OSB PROTOCOL DYSLEXIE

Richtlijnen Commissie Leerling Ondersteuning (CLO) Samenwerkingsverband De Liemers po

Algemene voorschriften voor het vaststellen van stoornis en beperking. onderzoek is uitgevoerd door een daartoe bevoegde deskundige

Onderwijs op Lariks - Dyslexie. M. Hurenkamp, RT-er L.A. Smit, orthopedagoog

Developmental Coordination Disorder. Miriam Verstegen Kinderrevalidatiearts

Januari Dyslexieplan

PROTOCOL DYSLEXIE OP HET KAJ MUNK COLLEGE. Wat is dyslexie?

2014 Protocol dyslexie

Landelijke criteria voor de toelaatbaarheidsverklaring SBO en cluster-3 en cluster-4 onderwijs

Dyslexieprotocol Veurs Lyceum

Protocol Leesproblemen en dyslexie

Inhoud Inleiding Hoofdstuk 1 Normale taalontwikkeling Hoofdstuk 2 Ontwikkelingsdysfasie

VCLB De Wissel Antwerpen Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding TOELICHTING ONDERZOEKSVERSLAG DYSLEXIE BIJ DE OVERSTAP NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

Achtergrondinformatie dyslexieonderzoek in groep 7 basisschool

Dyslexieprotocol. Cals College IJsselstein

3. Een psychodiagnostisch onderzoek gericht op de onderwijsbelemmeringen als gevolg van de

Algemene voorschriften voor het vaststellen van stoornis en beperking

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek

Dyslexieprotocol Cambium College

Signalering en diagnostisering van dyslexie op het Bertrand Russell college

Minor Dyslexie Cursus 1: Inleiding Dyslexie Bijeenkomst 3

VCLB De Wissel Antwerpen Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding

DYSLEXIE: INZICHTEN EN ONTWIKKELINGEN

Functionele diagnostiek bij langdurige eetstoornissen

Dislectie? Dyslectsie?

Visuele aandachtspanne. Madelon van den Boer Universiteit van Amsterdam

Internationale classificatie van het menselijk functioneren of ICF- CY 1

Dyslexieprotocol Beekdal Lyceum

Leesproblemen en dyslexie

Actief beleid in signalering en diagnostiek van dyslexie

DYSLEXIEPROTOCOL. Beekdal Lyceum Auteur: Martin Jager

Effectiviteit van een gestructureerde, fonologisch gebaseerde dyslexiebehandeling

Minor Dyslexie Cursus 1: Inleiding Dyslexie Bijeenkomst 4

7. DYSLEXIE. Hoe voelt dyslexie aan?

Stappenplan Dyslexietraject

Dyslexieprotocol Beekdal Lyceum

Protocol leesproblemen en dyslexie

Naar herziening van het dyslexie typerende profiel. Peter F. de Jong Universiteit van Amsterdam

Uw kind en dyslexie. Brochure voor ouders

Dyslexieprotocol. Stafbeleidsdocument. Scholengemeenschap, voor onderwijs dat zin geeft, voor vmbo havo atheneum gymnasium

Inleiding. Maart Carolien van Lierop Frederike Nikkels Brenda Harmsen

Ouderavond Segbroek College Marjolein Wennekers

Dyslexie en Hoogbegaafdheid

Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs

PROTOCOL. DYSLEXIE en DYSCALCULIE

Uw leerling en dyslexie

Zorgprogramma Dyslexie

Mijn kind heeft moeite met lezen en spellen. Is het misschien dyslectisch? En wat nu?

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Transcriptie:

Diagnose van dyslexie Brochure van de Stichting Dyslexie Nederland SDN derde, herziene, versie 2004

Opmerking bij de herziene versie Deze brochure is de derde versie van de brochure die de Stichting Dyslexie Nederland. Deze versie wijkt, afgezien van wat kleine correcties, alleen af van de vorige m.b.t. de termen aanleg en talent in de paragrafen die de onderkennende diagnose en de belemmeringen beschrijven. Omdat daar onduidelijkheden uit voortkwamen zijn ze vervangen door de term ontwikkelingsmogelijkheden. Ook is er een zin toegevoegd die verduidelijkt wat onder omstandigheden moet worden verstaan. Tenslote, Bijlage 1 is iets aangepast. De herziene versie is verzorgd door: A. van der Leij, A.J.C. Struiksma, A.J.J.M. Ruijssenaars, L. Verhoeven, R. Kleijnen, K. Henneman, J. Pasman, M. Ekkebus, K.P. van den Bos, A. Paternotte. 1

Inleiding Het doel van deze brochure is het vastleggen van afspraken over: - de definitie van dyslexie - de onderkennende diagnose - de verklarende diagnose - de indicerende diagnose - de dyslexieverklaring. Deze brochure richt zich op de klinische praktijk en op de schoolbegeleiding. Met de groeiende belangstelling voor dyslexie neemt ook de behoefte aan consensus toe. Dit is zeker in het belang van de tienduizenden leerlingen bij wie zich, in een vroeger of later stadium, dyslexie manifesteert. Daarnaast leidt het tot een betere praktijk, tot afspraken in het wetenschappelijk onderzoek en tot duidelijkheid ten behoeve van het beleid. Voorgeschiedenis De diagnose van dyslexie heeft een lange voorgeschiedenis, ook in ons land. De blijvende vragen over afbakening, mogelijkheden voor behandeling en vereiste professionele expertise, leidden in 1993 tot een verzoek aan de Gezondheidsraad om een beleidsadvies. In 1995 bood de raad het rapport Dyslexie Afbakening en Behandeling aan de minister van VWS aan (Gezondheidsraad: Commissie Dyslexie, 1995). Belangrijke punten daarin waren de beschrijvende definitie, de criteria voor de onderkenning van dyslexie als lees-/spellingprobleem, de nadruk op de verscheidenheid aan verklarende individugebonden factoren en een overzicht van de literatuur met betrekking tot de effectiviteit van verschillende vormen van behandeling. Een principieel onderscheid werd gemaakt tussen signalering/remediëring enerzijds en diagnose/behandeling anderzijds. Verder werden complementaire verantwoordelijkheden onderscheiden van onderwijs en gezondheidszorg. De aanbevelingen werden vertaald in deskundigheidseisen die aan de onderscheiden niveaus dienen te worden gesteld. Mede op basis van deze aanbevelingen, heeft de Stichting Dyslexie Nederland (SDN) in 2000 een brochure gepubliceerd die zijn weg naar praktijk en beleid heeft gevonden. De voorliggende brochure betreft een revisie van de eerdere versie naar aanleiding van voortschrijdend inzicht in de SDN en commentaar van derden. Daarbij is ook gebruik gemaakt van de resultaten van de studie die het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) in 2002, op verzoek van de minister van VWS, heeft laten uitvoeren naar de stand van zaken met betrekking tot dyslexie in Nederland (Blomert, 2002, in Reij, 2003). Begrippenkader Stoornis, beperking/belemmering, handicap Deze brochure gaat uit van het begrippenkader van de World Health Organization (WHO, 1980; zie ook WHO, 2001), dat is uitgewerkt in de International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps (ICIDH). De ICIDH kreeg in 1994 een formele status vanuit de Verenigde Naties. De Gezondheidsraad publiceerde in het zelfde jaar de definities van de begrippen in het Nederlands ('Tussen Care en Cure', Van Lieshout,

1994). Het classificatiesysteem wordt wereldwijd gehanteerd, wat de eenheid in communicatie bevordert. Het overheidsbeleid rond zorgtoewijzing (jeugdzorg) en indicatiestelling (speciaal onderwijs) maakt dit begrippenkader voor kinder- en jeugdpsychologen en orthopedagogen extra belangrijk. Het zijn immers deze begrippen die richtinggevend zijn in de verschillende besluitvormingsprocedures. In het begrippenkader wordt een onderscheid gemaakt tussen stoornis, beperking of belemmering en handicap. De Gezondheidsraad hanteert de volgende definities. Stoornis: een verlies of afwijking van een anatomische structuur of een fysiologische of psychologische functie, met inachtneming van de leeftijd van de persoon. Beperking/belemmering: een verlies of afwijking, in kwalitatieve of kwantitatieve zin, van het vermogen van een persoon om activiteiten te verrichten of gedrag te vertonen, overeenkomstig zijn leeftijd, geslacht, en de fysieke en sociaal-culturele omgeving. Handicap: een nadelige positie van een persoon als gevolg van een stoornis of een beperking, die de normale rolvervulling van de betrokkene (gezien leeftijd, geslacht en sociaal-culturele achtergrond) begrenst of verhindert. Stoornissen kunnen leiden tot beperkingen/belemmeringen en handicaps. Er is echter geen één-op-één relatie tussen oorzaak en stoornis, noch tussen stoornis en beperking/belemmering. Er kunnen dus verschillende en meervoudige oorzaken voor één stoornis bestaan. Evenzo kan eenzelfde stoornis voor verschillende mensen tot andere gevolgen leiden. In het advies van de Gezondheidsraad (Van Lieshout, 1994) richtten preventie en genezing ('cure') zich op oorzaken. Zorg en training ('care') beoogden het verminderen van de beperkingen en handicaps. Het begrippenkader is onder andere ook gebruikt in de voorstellen van de Commissie Leerlinggebonden Financiering in 1995. Daarin moet eerst worden vastgesteld óf er sprake is van een stoornis, vervolgens in welke mate deze stoornis beperkingen/belemmeringen oplevert voor het volgen van onderwijs. Wat betreft de leerlinggebonden financiering zijn de criteria en instrumenten voor de indicatiestelling inmiddels beschreven (Resing, Evers, Koomen, Pameijer, Bleichrodt, Van Boxtel & De Greef, 2002). Het voorgaande is voldoende reden om het begrippenkader ook voor dyslexie te gebruiken, zij het dat vanwege de onderwijscontext in plaats van het begrip beperking de term belemmering geschikter is. Dyslexie als handicap blijft hier buiten beschouwing, maar speelt uiteraard een rol in de individuele hulpverlening. Classificatie van dyslexie binnen de DSM-IV Naast de ICIDH is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) (APA, 1994), waarvan in 2000 versie IV-TR TM verscheen, het meest gebruikte classificatiesysteem. De DSM gaat uit van consensus tussen experts in de praktijk over gemeenschappelijke kenmerken van klinische beelden. Een van de stoornissen in de DSM-IV is de Reading Disorder (leesstoornis, dyslexie), met als criteria voor onderkenning: A De leesvaardigheid wijkt significant af van wat verwacht mag worden op basis van leeftijd, intelligentie en scholing.

B De leesstoornis interfereert ernstig met de schoolvorderingen in het algemeen (of met activiteiten in het dagelijks leven die leesvaardigheid vragen). C Als er sprake is van een zintuiglijke stoornis, dan is het leesprobleem ernstiger dan gewoonlijk, gegeven die conditie. Volgens het begrippenkader van de ICIDH omvat deze DSM-classificatie zowel de stoornis dyslexie (criteria A en C), als de belemmering (criterium B). Belangrijk is de vraag wat de betekenis is van inteligentie in criterium A. Niet bedoeld wordt, dat er sprake moet zijn van een normale of gemiddelde intelligentie. Centraal staat de afwijking ten opzichte van de verwachting. Het criterium. wat verwacht mag worden op basis van leeftijd, inteligentie en scholing geeft bovendien aan, dat moet worden uitgesloten dat de problemen zijn toe te schrijven aan geen of zeer gebrekkige scholing. De problemen zijn evenmin te herleiden tot een zeer lage intelligentie. In het laatste geval dient in de DSM immers als primaire classificatie 'mentale retardatie' te worden toegekend. Belangrijk om op te merken is dat DSM daarvoor de standaard van een intelligentie-quotiënt van lager dan 70 hanteert. Dat betekent dat personen vanaf een IQ van 70 in principe dyslectisch kunnen zijn, mits voldaan wordt aan de afwijking van de verwachting zoals verwoord wordt door criterium A en aan criterium B (criterium C is uitzonderlijk). Drie vormen van diagnose Onderkennende diagnose De onderkennende diagnose betreft het toewijzen van een individu aan de categorie 'dyslexie' op basis van een aantal objectief waarneembare kenmerken van het probleem. Dit wordt ook wel classificatie genoemd. Het onderkennen c.q. classificeren van stoornissen is een belangrijke stap in het diagnostisch proces. De ICIDH- en DSMsystemen classificeren: ze wijzen individuele probleemgedragingen (kenmerken van het probleem) toe aan vooraf gegeven categorieën. Op deze wijze kan aan de hand van een set criteria - ook in deze brochure wordt daarvan gebruik gemaakt - een stoornis worden onderkend en benoemd. In deze brochure wordt verder gesproken van een onderkennende diagnose. Met de onderkenning van dyslexie als lees-/spellingstoornis is geen verklaring gegeven met betrekking tot de factoren die er aan ten grondslag liggen. Ook worden de onderwijsbelemmeringen die ermee gepaard gaan niet uitgewerkt. De verklarende diagnose De verklarende diagnose heeft tot doel het komen tot een samenhangend beeld van de factoren die ten grondslag liggen aan de stoornis. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de stoornis, onderkend aan de hand van de criteria van achterstand en didactische resistentie, multifactorieel bepaald is, dat wil zeggen het gevolg kan zijn van diverse (combinaties van) stoornissen in onderliggende cognitieve processen die, op hun beurt, veroorzaakt worden door een stoornis in het functioneren van de hersenen.

De indicerende diagnose De indicerende diagnose (ook wel handelingsgerichte diagnose genoemd) heeft betrekking op globale richtlijnen voor een aanpak die gebaseerd zijn op de onderkennende en de verklarende diagnose, alsmede op de analyse van de bijkomende leer-, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen en van de onderwijsbelemmeringen die het gevolg zijn van de dyslexie. Definitie van dyslexie De Stichting Dyslexie Nederland hanteert de volgende uitgangspunten bij het definiëren van dyslexie. - De definitie staat in het teken van onderkenning (classificatie) van de stoornis. Daarmee wordt nog niets gezegd over mogelijke oorzaken, noch over (onderwijs)belemmeringen die ermee kunnen samenhangen. - De definitie heeft uitsluitend betrekking op de stoornis zoals die zich manifesteert op vaardigheidsniveau. Objectief waarneembaar gedrag in lezen en spelling staat centraal. - Dyslexie is een stoornis in het lezen of in het spellen op woordniveau, of in beide. Voor een stoornis in overwegend de spelling wordt geen aparte term gebruikt. Wel wordt, indien nodig, een nadere specificatie gegeven. - Dyslexie is een hardnekkig fenomeen dat verbonden is met individugebonden factoren. Lees- en spellingproblemen die primair het gevolg zijn van depriverende omgevingsfactoren worden niet als stoornis geclassificeerd. - Dyslexie kan zich niet alleen manifesteren in de periode van het aanleren van lezen op woordniveau en spellen, maar ook op latere leeftijd. Deze uitgangspunten leiden tot de volgende definitie van dyslexie: Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of het spellen op woordniveau. Onderkennende diagnose De classificatie van dyslexie vindt plaats aan de hand van de volgende kenmerken of symptomen waarin de term hardnekkig probleem nader wordt uitgewerkt: 1. het vaardigheidsniveau van lezen op woordniveau en/of spelling ligt significant onder hetgeen van het individu, gegeven diens leeftijd en omstandigheden, gevraagd wordt (criterium van de achterstand); 2. het probleem in het aanleren en toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau blijft bestaan ook wanneer voorzien wordt in adequate remediërende instructie en oefening (criterium van de didactische resistentie). Onder omstandigheden wordt de situatie verstaan waarin de persoon zijn lees- en spellingvaardigheid functioneel moet toepassen, i.c. de leeromgeving in het onderwijs, de werkplek dan wel een andere situatie. Daarin wordt een beheersing van lezen op woordniveau en spellen vereist waaraan hij/zij, qua accuratesse en/of vlotheid, duidelijk niet voldoet. Voorondersteld wordt dat de situatie waarin de betrokkene verkeert (of,

wanneer het om een prognose gaat, gaat verkeren) in overeenstemming is met zijn/haar ontwikkelingsmogelijkheden in algemene zin en niet uitsluitend is aangepast aan het leesen spellingsniveau. Onder adequate remediërende instructie wordt verstaan hetgeen het onderwijs kan bewerkstelligen aan op het individu toegesneden maatregelen op het gebied van instructie en begeleide oefening. Afgezien van een taakgerichte aanpak is zorgvuldige protocollering een belangrijke voorwaarde. 2 Verklarende diagnose Op basis van recente wetenschappelijke evidentie kan de onderkende stoornis gerelateerd worden aan specifieke cognitieve dysfuncties in onderliggende processen op het niveau van leren lezen en spellen en van taal. 3 Daaraan kunnen tekorten in het verwerken van informatie ten grondslag liggen. Deze dysfuncties kunnen, al of niet in samenhang met elkaar en mede afhankelijk van mogelijke compenserende factoren, in meer of mindere mate voorkomen. Aan de factoren op cognitief niveau liggen verklaringen ten grondslag op het niveau van het functioneren van het brein en van de erfelijkheid. Vanwege de multifactoriële bepaaldheid van de stoornis hoeven niet alle verklaringen in even sterke mate aantoonbaar of zelfs aanwezig te zijn. Dyslexie als specifieke leerstoornis Uitgaande van de vaardigheden waarin dyslexie zich manifesteert is er primair sprake van een leerstoornis, specifiek in het lezen en spellen. Die leerstoornis manifesteert zich niet alleen in een grote mate van achterstand en een grote mate van hardnekkigheid, maar meestal ook in een kwalitatief ander verloop van de ontwikkeling van die vaardigheden. Daarmee samenhangend is het 'leesprofiel' van de processen die de vaardigheid bepalen in veel gevallen afwijkend van het normale patroon. Dit blijkt bijvoorbeeld uit tekorten in - de opbouw van orthografische, waaronder grafemische, representaties 4 in het geheugen - het flexibel gebruik van sublexicale kennis bij het lezen en spellen van onbekende woorden - de automatisering van lezen en spellen op woordniveau. Dyslexie als specifieke taalstoornis Er bestaat consensus dat lezen en spellen een vorm van taal verwerken betreft en dat, omdat dyslexie vaak losstaat van meer algemene taalvaardigheden, de oorzaak van de specifieke leerstoornis gezocht moet worden in een onderliggende specifieke taalstoornis. In het bijzonder is er evidentie dat dyslexie gepaard gaat aan tekorten in - fonologische verwerking, zich o.a. uitend in fonemisch (ofwel klank-) bewustzijn werkgeheugen fonologische representaties - snelheid van toegang tot/ophalen van taal- en symboolkennis ('rapid naming') - perceptie van (bepaalde) spraakklanken.

Daarmee samenhangend kunnen tekorten optreden in de ontwikkeling van het morfologisch bewustzijn en andere structurele aspecten van de taalontwikkeling. Dyslexie als specifieke stoornis in informatie verwerken Ook is er evidentie dat dyslexie gekenmerkt wordt door tekorten in nog basalere processen van informatie verwerken die niet gebonden zijn aan het taaldomein. In het bijzonder is gewezen op een zekere traagheid in de perceptie van snel verdwijnende of wisselende visuele en auditieve stimuli, onafhankelijk van de betekenis van die stimuli (bijvoorbeeld flitsen, korte of repeterende toontjes). Daarnaast zijn er indicaties dat intraen intermodale discriminatieprocessen waarin temporele aspecten een rol spelen een verstoorde ontwikkeling vertonen. Dyslexie als specifieke stoornis in het functioneren van het brein Er is evidentie dat dyslexie zijn oorsprong vindt in een dysfunctie van neurale systemen waarvan bekend is dat zij betrokken zijn in de normale ontwikkeling en toepassing van het lezen/spellen en de cognitieve functies die daaraan zijn gerelateerd. 5 Wat betreft de hersenschors ('cortex') zijn er aanwijzingen dat de gebieden die betrokken zijn bij de spraak/taalontwikkeling in de linkerhersenhelft (Wernicke en Broca), alsmede de connecties daartussen, niet goed functioneren. Daarnaast lijkt de opbouw van orthografische representaties in de gyrus angularis belemmerd te worden. Voorts zijn er aanwijzingen voor een tekort in het magnocellulair systeem. Juist het magnocellulaire systeem dient ervoor om de informatie van snel verdwijnende of snel wisselende stimuli te geleiden van het zintuig naar de hersenschors. Post-mortem onderzoek heeft aangetoond dat het hersenweefsel, vooral in de frontale lob en de linkerhersenhelft, zeer subtiele aanlegstoornissen kent ('ectopieën') die het functioneren van de cortex waarschijnlijk negatief beïnvloeden. Opgemerkt wordt dat het kunnen stellen van de diagnose van dysfuncties op het niveau van het brein niet tot de standaard expertise van de cognitief georiënteerde psycholoog of orthopedagoog behoort en dat - indien gewenst - daarvoor een beroep moet worden gedaan op andere disciplines, in het bijzonder de neurologie. Dyslexie en erfelijkheid Hoogstwaarschijnlijk is dyslexie van genetische oorsprong omdat het meestal ook elders 'in de familie' voorkomt. 5 Dat betekent niet dat 'overerving' simpel verloopt en altijd eenvoudig aantoonbaar is. Het is bijvoorbeeld aannemelijk dat de erfelijke component pas tot expressie kan komen indien er een of meer bijkomende factoren aanwezig zijn. Daarnaast kunnen er ook 'beschermende' factoren zijn, die er voor zorgen dat dyslexie niet of nauwelijks tot expressie komt (compenserende mechanismen). Een indicatie voor een erfelijke factor is dat dyslexie in de familie voorkomt. Wanneer dat het geval is, is de kans dat een kind de stoornis ook krijgt veel groter dan wanneer er geen indicatie is van erfelijkheid. Erfelijke aanleg kan dus bij kinderen die nog niet aan lezen en spellen toe zijn predictief worden aangeduid als risicofactor, maar het staat op dat moment niet met zekerheid vast dat het kind in kwestie het ook krijgt. Niettemin is

het van belang om bij kleuters en beginnende lezers alert te zijn op manifeste tekens van dyslexie in de familie. In latere fasen, wanneer eenmaal via de onderkenning en de verklarende diagnose is vastgesteld dat er sprake is van een hardnekkige stoornis, geeft het gegeven dat het in de familie voorkomt achteraf een ondersteuning van die diagnose. Overigens wordt benadrukt dat de kans op dyslexie niet uitgesloten is wanneer er geen tekenen van zijn (geweest) bij directe familieleden. Indicerende diagnose De globale richtlijnen voor een aanpak die de indicerende diagnose vormen worden gebaseerd op - de onderkennende en de verklarende diagnose en de daarvan afgeleide specifieke pedagogisch-didactische behoeften m.b.t. lezen en spellen - de analyse van de onderwijsbelemmeringen die het gevolg zijn van de dyslexie - het eventuele samengaan van dyslexie met andere leer-, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen (co-morbiditeit). Belemmeringen Het is evident dat de stoornis dyslexie in onze geletterde cultuur ernstige onderwijsbelemmeringen oplevert in de zin die door de WHO en de Gezondheidsraad aan die term wordt gegeven. Zo kan de ontwikkeling van de verbale competentie (woordenschat, kennis van semantische netwerken, verbaal redeneren) door minder leesen schrijfervaring achterblijven. Ook kunnen ontwikkelingsmogelijkheden op velerlei gebied gefrustreerd raken, bijvoorbeeld wanneer de dyslexie de aanleiding is om onderwijs niet op het optimale niveau aan te bieden of wanneer schoolse kwalificaties die ingang geven tot verdere scholing niet gehaald (dreigen te) worden. Het zijn vooral de ernst en aard van belemmeringen die een leerling ondervindt, die bepalend zijn voor het stellen van een indicatie tot behandeling. In deze uitwerking wordt daarmee weer aansluiting bereikt bij de DSM, waarin alleen de combinatie van stoornis en belemmeringen tot het stellen van de indicatie leidt. Het is daarbij uiteraard van belang dat de eisen die de situatie ( de omstandigheden ) aan de lees- en spelvaardigheid van de betrokkenen stellen in de beschouwing worden betrokken. Daarnaast kunnen er ook allerlei compenserende factoren in het individu of de omgeving zijn die meegewogen dienen te worden in het taxeren van de ernst en aard van de belemmeringen en het aangeven van de specifieke pedagogisch-didactische behoeften die daarmee samenhangen. Belemmeringen in het onderwijs en de werksituatie kunnen drie vormen aannemen: - problemen met taken, vakken en situaties die een beroep doen op geletterdheid - frustratie van ontwikkelingsmogelijkheden door onvoldoende geletterdheid - problemen met het behalen van schoolse kwalificaties in overeenstemming met de ontwikkelingsmogelijkheden. Co-morbiditeit

Dyslexie kan samengaan met andere specifieke leer- en ontwikkelingsstoornissen (bijvoorbeeld: rekenen, motorische stoornissen). Ook het samengaan met specifieke spraak-taalstoornisen die, gegeven hun achtergrond, aanpalend genoemd kunen worden, komt veelvuldig voor. Voorts kan dyslexie samen met meer algemene ontwikkelingsstoornissen voorkomen. Een beperkte intelligentie (boven het niveau van mentale retardatie in termen van de DSM), die zich naast de dyslexie voordoet, kan vragen om aanpassingen in de behandeling. Hetzelfde geldt voor een zintuiglijke stoornis of ADHD e.d. (Attention Deficit with Hyperactivity Disorder). Dit soort combinaties van stoornissen wordt ook wel aangeduid met de term comorbiditeit. Het is, met het oog op een integrale behandeling, van belang om na te gaan in hoeverre hiervan sprake is, zeker wanneer er klachten zijn over het functioneren in allerlei situaties die niet direct met lezen en spellen te maken hebben. Secundaire problemen Dyslexie kan gevolgen hebben voor het psychosociaal functioneren. Het is van belang om in de fase van het stellen van de diagnose aandacht te besteden aan psychosociale factoren zoals twijfel aan eigen competentie en een verstoorde werkhouding. In de behandeling vragen taakaanpak en het versterken van het gevoel van eigenwaarde dan ook ruim aandacht. Rapportage en dyslexieverklaring De Stichting Dyslexie Nederland benadrukt dat het, voor een goede gang van zaken in de beroepspraktijk, noodzakelijk is om te komen tot een standaard dyslexieverklaring, die op een verantwoorde wijze wordt gebruikt. Daarbij zijn drie zaken van belang: o de inhoud van het psychodiagnostisch rapport dat de basis vormt van de dyslexieverklaring o de kwalificatie van de professional die bevoegd is de verklaring af te geven o de vorm van de dyslexieverklaring. De inhoud van het psychodiagnostisch rapport Het psychodiagnostisch rapport is opgesteld volgens de richtlijnen die gebruikelijk zijn voor een dergelijk rapport. 6 Aandacht wordt in elk geval besteed aan de volgende zaken. 1. Onderkennende diagnose. Genoemd wordt de onderkenning (classificatie) in termen van de stoornis die beschreven staat in de definitie. In concrete termen wordt aangeven in welke mate is voldaan aan de criteria (achterstand, didactische resistentie), op basis van betrouwbare en valide instrumenten en procedures. 2. Verklarende diagnose. Uitspraken worden gedaan over de individugebonden cognitieve factoren en eventueel de onderliggende factoren die in dit geval kennelijk de stoornis veroorzaken. De uitspraken zijn gebaseerd op gegevens die zijn verkregen met betrouwbare en psychodiagnostische

instrumenten en procedures. Aangegeven wordt dat de stoornis niet of niet in beslissende mate het gevolg is van omgevingsfactoren zoals een tekort aan onderwijs. 3. Indicerende diagnose. Het rapport bevat informatie over de specifieke pedagogisch-didactische behoeften die met de stoornis samenhangen, de concrete belemmeringen en de eventuele co-morbiditeit voor zover van belang voor de aanpak. Aangegeven wordt dat de onderwijsbelemmeringen niet zijn op te lossen door verwijzing naar een lager niveau van (speciaal) onderwijs, maar vragen om nader te noemen specifieke maatregelen of faciliteiten. De bevoegdheid om een dyslexieverklaring af te geven Gegeven de inhoud van de verklaring kan de dyslexieverklaring alleen worden afgegeven door professionals die gekwalificeerd zijn voor het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek en beschikken over specialistische kennis op het gebied van leerstoornissen en onderwijsbelemmeringen die daarmee samen kunnen gaan. Daartoe is een academisch graad in de klinische (kinder- en jeugd-) psychologie of orthopedagogiek vereist, alsmede een erkende bekwaamheidsregistratie in de psychodiagnostiek, minimaal (op het niveau van) de BIG-registratie Gezondheidszorgpsycholoog. Multidisciplinaire samenwerking Samenwerking in een multidisciplinair verband met andere wetenschappelijke disciplines (zoals neurologie, psycholinguïstiek) kan een waardevolle bijdrage leveren aan de diagnose. De vorm en geldigheidsduur van de dyslexieverklaring Onder verwijzing naar de psychodiagnostische rapportage kan de dyslexieverklaring op zichzelf betrekkelijk kort zijn. Voor een voorbeeld zie Bijlage 1. Omdat dyslexie een stoornis is met een structureel karakter, is de geldigheidsduur van de dyslexieverklaring in principe onbepaald. Omdat de omstandigheden in de loop van de tijd kunnen veranderen, kan het gewenst zijn om bepaalde onderdelen van het rapport aan te passen met het oog op veranderingen in aanpak of faciliteiten.

Bijlage I Dyslexieverklaring (voorbeeld) Ondergetekende verklaart dat uit psychodiagnostisch onderzoek is gebleken dat bij: naam geboren wonende te ٱ ٱ ٱ dyslexie is vastgesteld volgens de criteria voor onderkenning en verklaring van de Stichting Dyslexie Nederland (SDN, 2003); geconstateerd is dat er, als gevolg van de dyslexie en gegeven de leeftijd en omstandigheden van de betrokkene, sprake is van ernstige belemmeringen in de onderwijs-/maatschappelijke participatie op de volgende terreinen: Op basis hiervan komt de cliënt in aanmerking voor: ٱ behandeling in een klinische setting (buiten de onderwijscontext) ٱ ٱ de volgende materiële voorzieningen: de volgende remediëring en dispensaties in het onderwijs: Voor de onderbouwing van deze verklaring wordt verwezen naar de rapportage van ٱ (naam instelling) ٱ (naam GZ-geregistreerde psychodiagnosticus) ٱ d.d. (Indien gewenst invullen) Deze verklaring heeft een geldigheidsduur tot: Handtekening: Functie: Kwalificatie(s):

Literatuur APA (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders - IV. Washington: American Psychiatric Association (in 2000 is een nieuwe versie verschenen). Blomert, L. (2002). Stand van zaken dyslexie. In: R. Reij (2003), Rapport: Dyslexie naar een vergoedingsregeling. Uitgave College voor zorgverzekeringen. Amstelveen: CvZ (publicatienummer 03/144). Commissie leerlinggebonden financiering in het speciaal onderwijs (1995). Een steun in de rug. Naar leerlinggebonden financiering in het primair onderwijs. Zoetermeer: Ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen. De Bruyn, E.E.J., Ruijssenaars, A.J.J.M., Pameijer, N.K., & Van Aarle, E.J.M. (2003), De diagnostische cyclus. Een praktijkleer. Leuven/Leusden: Acco (herziene versie). Gezondheidsraad: Commissie Dyslexie (1995). Dyslexie. Afbakening en behandeling. Den Haag: Gezondheidsraad (publicatie nr 1995/15). Habib, M. (2000). The neurological basis of developmental dyslexia. An overview and working hypoothesis. Brain, 123, 2373-2399. Reij, R. (2003). Rapport: Dyslexie naar een vergoedingsregeling. Uitgave College voor zorgverzekeringen. Amstelveen: CvZ (publicatienummer 03/144). Resing, W., Evers, A., Koomen, H., Pameijer, N., Bleichrodt, N., Van Boxtel H. & De Greef, E. (2002). Indicatiestelling: Condities en Instrumentarium. NDC-Boom. SDN (2000). Dyslexie: Classificatie, Diagnose en Dyslexieverklaring. Brochure van de Stichting Dyslexie Nederland. Van der Leij, A. (2003). Leesproblemen en dyslexie. Beschrijving, verklaring en aanpak. Rotterdam: Lemniscaat (tweede, gewijzigde, druk). Van Lieshout, P.A.H. (1994). Tussen cure en care, samenhang als uitgangspunt. Haag: Gezondheidsraad. Den Wentink, H., & Verhoeven, L. (2001). Protocol leesproblemen en dyslexie. Nijmegen: Expertise Centrum Nederlands. World Health Organization (1980): International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps (ICIDH). Genève: WHO (in 2001 is een nieuwe versie verschenen).

1 Bij de herziening is dankbaar gebruik gemaakt van het commentaar dat o.a. P.F. de Jong, A. Bosman, W. Van den Broeck en L. Blomert hebben gegeven op de eerdere brochure (SDN, 2000) dan wel op de ongepubliceerde experimentele handleiding die daarop is gebaseerd. 2 Zie het Protocol Leesproblemen en Dyslexie (Wentink & Verhoeven, 2000). Op dit moment wordt zowel gewerkt aan een Protocol voor de bovenbouw van de basisschool (Wentink & Verhoeven, in voorbereiding), als aan een Protocol VO (Henneman, Kleijnen, Smits, Schoots, in voorbereiding). 3 Zie voor een overzicht: Van der Leij (2003). 4 Orthografische representaties betreffen de koppeling van grotere eenheden van letterclusters (woorden, woorddelen, lettergrepen, morfemen) aan de klankvorm, grafemische representaties betreffen tekenklankkoppelingen waaronder ook tweetekenklanken (eu, ui, ng, etc.). 5 Zie voor een overzicht: Habib (2000). 6 Zie bijvoorbeeld De Bruyn, Ruijssenaars, Pameijer, & Van Aarle, 2003, Hoofdstuk 11.