Notitie gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel. Chemie-Pack e.o.



Vergelijkbare documenten
Informatiebijeenkomst Chemie-Pack. voor omliggende bedrijven op Industrieterrein Moerdijk 12 januari 2012

Notitie. Randvoorwaarden terreingebruik voor, tijdens en na de bodemsanering bij Chemie-Pack e.o.

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

Bodemsanering; locatie Monierweg 4 te Coevorden, gemeente Coevorden, ontwerpbeschikking instemming met het evaluatieverslag

1 Inleiding. Aan: Provincie Utrecht Afdeling Bodem en Water T.a.v. de heer A.W.J. van Mensvoort. Postbus TH Utrecht

MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN

Melding bodemverontreiniging/bodemsanering

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembesclierming - geval van bodemverontreiniging

Deze bodemsanering is uitgevoerd op de locatie kadastraal bekend als: Kadastrale gemeente Sectie Nummer De Bilt D 7723

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

omgevingsdienst HAAGLANDEN

1 Inleiding. 2 Saneringsplan. Aan: Tekton Projectontwikkeling b.v. T.a.v. Directie Postbus AB EDE. Geachte heer / mevrouw,

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

- beschikking - instemming herzien saneringsplan voormalige zoutloods (Stationsweg ) Breukelen

BESLUIT INSTEMMING SANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESCHIKKING. Gasunielocatie S-4735 van K. Brokweg te Witteveen, gemeente Midden-Drenthe, instemming met het evaluatieverslag

Routeplanner voor aanpak. Chemie-Pack en omgeving

Beschikking Wet bodembescherming Saneringsplan Installatieweg 22 te Dronten

Vragen & Antwoorden over bodemverontreiniging

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Meldingsformulier Wet bodembescherming

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Rapportage Sanscrit.nl

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

- beschikking. ernst en urgentie bodemverontreiniging Amersfoortseweg 9 Bunschoten

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

1 Inleiding. Aan: Stichting Woonvoorziening Kockengen T.a.v. P.J.R. de Jong Snoeksloot HL Houten. Geachte heer De Jong,

Algemene toelichting op de Beleidsregel PFOS en PFOA gemeente Amsterdam.

advies- en ingenieursbureau RPS 11 april 2013, Den Bosch Peter Moerman Peter Broers rps.nl

Door te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina.

Meldingsformulier BODEMVERONTREINIGING / -SANERING

Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer T. Bussink Postbus GV Utrecht. Geachte heer Bussink,

MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

Aan: Janssen de Jong Vastgoed B.V. T.a.v. de heer J.A.R. Looye Postbus AB BODEGRAVEN. Geachte heer Looye,

Oranje Nassaustraat 4-6 (voormalig Haveman en voormalig Drabbe)

BESCHIKKING. Globiscode DR

datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049

Aan: Kuwait Petroleum Nederland BV Postbus AH ROTTERDAM. Geachte meneer, mevrouw,

Straat Postbus Huisnummer 2 Postcode 5240 BB Woonplaats ROSMALEN adres Telefoon Berichtenboxnaam

Beschikking Wet bodembescherming instemming saneringsplan Bouwerskamp 15 te Emmeloord

Aanpak hemelwater Chemie-Pack

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken

omgevingsdienst HAAGLANDEN

1 Inleiding. Aan: BP Nederland B.V T.a.v. de heer B. van de A Postbus BC Rotterdam. Geachte heer Van de A,

ONTWERPBESCHIKKING. Globiscode DR Stichting Bodemsanering NS

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Rapportage Sanscrit.nl

- Beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Vinkenkade 7 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen)

omgevingsdienst HAAGLANDEN Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

VERZO NOEN 3 1 JUL 2002

Omgevingsdienst West-Holland

BESCHIKKING. Globiscode DR

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Onderwerp van de aanvraag Op 10 april 2008 ontvingen wij een evaluatierapport met het verzoek om hiermee in te stemmen.

- beschikking - ernst, urgentie en instemming saneringsplan Choisyweg 18 Zeist. 1. Inleiding

N o t i t i e B e l e i d s r e g e l s v o o r b o d e m o n d e r z o e k b i j b e d r i j v e n

Aan: Maatschap J. Floor, N.L. de Bruin en J.J. Floor Achtersloot NZ IJsselstein. Geachte heren Floor en mevrouw De Bruin,

Aan: VvE Diensten Nederland Eindhoven BV VvE Hoofdsplitsing Het Slot te Bunnik T.a.v. de heer T. van Gurp Verdunplein SZ Eindhoven

Nader bodemonderzoek. Amazonedreef 110 te Utrecht

PLAN VAN AANPAK VERONTREINIGING MET MINERALE OLIE EN ZINK OP HET PERCEEL HOGEWEG / PAGENLAAN TE LIMMEN

BESCHIKKING / CHK

- beschikking - vaststelling ernst en urgentie en instemming saneringsplan Industrielaan 22 Veenendaal

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

DCMR milieudienst Rijnmond

Ter plaatse van de hierboven genoemde percelen is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1, van de Wbb.

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Melding Evaluatie Bodemsanering

1 Inleiding. Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie (vml. DGW&T) T.a.v. de heer J. van Heemskerk Postbus RA UTRECHT

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

Vervolg onderzoek locatie Bredeweg 69 te Randwijk; aanvulling verkennend bodemonderzoek.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

gelet op de artikelen 13, 27, 28, 29, 37 en 38 van de Wet bodembescherming;

beschikking vaststelling ernst en spoed bodemverontreiniging Breudijk 42 Harmelen (gemeente Woerden) UT0632/ Inleiding

omgevingsdienst HAAGLANDEN

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

1 Inleiding. 2 Plan van aanpak. Aan: Boekhout beroepsvervoer BV T.a.v. de heer W. Boekhout Postbus CA Bunnik. Geachte heer Boekhout,

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Locatie gelegen achter Korte Linschoten Westzijde 1 te Linschoten (Montfoort) 1.

Team Referentie Doorkiesnummer Faxnummer adres Onderwerp

Bodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht.

In bijlage 2 is de ligging van de sterke verontreiniging met vinylchloride.

De bedoeling is om: - duidelijkheid te verschaffen aan gemeenten hoe om te gaan met nieuwe bodemverontreiniging;

BESCHIKKING. Stichting Bodemsanering NS te Utrecht

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

onderwerp Sanering bodem Keplerstraat annex Sloterweg 239, Badhoevedorp

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater

BESCHIKKING. Bodemsanering; locatie: Willemskade 27, gemeente Hoogeveen, beschikking instemming met het evaluatieverslag en nazorgplan

1 Inleiding. 2 Plan van aanpak sanering. Aan: de heer M.J. Klever Postbus CB LOPIK. Geachte heer Klever,

MELDINGSFORMULIER OMGEVINGSDIENST ZUIDOOST-BRABANT SANERINGSVERSLAG EN/OF NAZORGPLAN

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Gegevens aanvraag Datum aanvraag 29 jan 2015 Datum rapportage 29 jan 2015

- Beschikking - instemming deelsaneringsplan Gageldijk 7-9 Maarssen. datum 14 januari 2005 nummer 2005WEM000066i bijlage kadastrale kaart

Hierbij zenden wij u een exemplaar van de beschikking met betrekking tot de door u gemelde

PROVINCIAAL BLAD. dat gemeenten veelal bevoegd gezag zijn voor toepassingen op landbodem onder het Besluit bodemkwaliteit;

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Transcriptie:

Notitie gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o. Locatie: Vlasweg 4 e.o.te Moerdijk Opdrachtgever: Provincie Noord-Brabant Projectteam Uitvoering Chemie-Pack Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch Contactpersoon: de heer dr. ir. J. Bovendeur E-mail: jbovendeur@brabant.nl Opgesteld door: M. de Boer (Provincie-Noord-Brabant) H. Boudewijns (V&S Milieu Adviseurs bv) J. Kemperman (RMD West-Brabant) Contactpersoon namens werkgroep risiconormering mw. ing. M. de Boer tel.direct : 073-6812919 e-mail: mdboer@brabant.nl Datum gewijzigd rapport : september 2012

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 2. Juridisch kader... 2 3. Verontreinigingssituatie... 4 4. Normstelling... 7 5. Verantwoording keuze gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel... 8 6. Aanbevelingen... 15 Bijlagen Bijlage 1: Overzichtstekening met deellocaties en bluswatercontour Bijlage 2: Tabellen met overzicht aangetroffen stoffen in grond en grondwater t/m oktober 2011 Bijlage 3: Bijlage 4: Tekening met verontreinigingsituatie grond bij toetsing aan Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Tekening met verontreinigingsituatie grondwater bij toetsing aan Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o. 28 maart 2012

1. INLEIDING Op 5 januari 2011 heeft een grote brand gewoed bij Chemie-Pack, gelegen aan de Vlasweg 4 (4782 PW) te Moerdijk. Als gevolg van deze brand zijn grote hoeveelheden chemicaliën vrijgekomen en onder andere via het bluswater op en in de bodem terecht gekomen. Hierdoor is de bodem op het terrein van Chemie-Pack en in de directe omgeving verontreinigd geraakt. In de zin van titel 17.1 van de Wet milieubeheer (Wm) en artikel 13 en 30 van de Wet bodembescherming (Wbb) is de brand aan te merken als een ongewoon voorval. Het is ingevolge het bepaalde in artikel 17.1 Wm primair aan degene die de inrichting drijft om, wanneer zich een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, onmiddellijk de maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd, om de gevolgen van die gebeurtenis te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Op basis van artikel 13 Wbb is het primair aan degene die verantwoordelijk is voor het ongewoon voorval als gevolg waarvan de bodem is verontreinigd of aangetast om onverwijld de maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde [..] de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Zowel de Provincie Noord-Brabant als de Gemeente Moerdijk hebben met de inzet van (onder meer) het bestuursrechtelijke handhavingsinstrumentarium getracht om Chemie-Pack Nederland B.V., Holding Gerard Spiering B.V., Gerard Spiering en Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. ertoe te bewegen de verontreiniging ongedaan te maken. Geen van deze partijen heeft maatregelen getroffen om de verontreiniging ongedaan te maken. Nu de aangesproken partijen dit hebben nagelaten, is de overheid genoodzaakt de verontreiniging ongedaan te maken. Er zal naar worden gestreefd de kosten die daarmee gemoeid zijn te verhalen op (een van) de voornoemde partijen. Op 20 september 2011 is de Routeplanner voor aanpak grond- en grondwaterverontreiniging Chemie-Pack en omgeving (V&S/RMD, 20 september 2011) (hierna ook: Routeplanner) gepresenteerd die de te nemen maatregelen beschrijft met een tijdsplanning. Op basis van de Routeplanner is de hoofddoelstelling van de sanering een nadrukkelijke risicoreductie en vrachtverwijdering. De verontreiniging in de grond en het grondwater bestaat zowel uit stoffen waarvoor normen zijn vastgesteld als niet-genormeerde stoffen. Het RIVM heeft voor de meest relevante niet-genormeerde stoffen ad-hoc normen en mogelijke doelstellingen voor herstel opgesteld. Het bevoegd gezag bepaalt aan de hand hiervan de terugsaneerwaarden en niveaus, rekening houdend met de ad-hoc normen van het RIVM, de hoofddoelstelling uit de Routeplanner en de eisen op basis van het wettelijke kader. Deze notitie gaat in op bovengenoemde punten en komt op basis hiervan met een voorstel voor de terugsaneerwaarden. Deze notitie vormt daarom samen met de rapporten van het RIVM de basis voor de vast te stellen gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel. De Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant zijn het bevoegd gezag en zullen op basis van artikel 30 van de Wbb de verontreiniging die is ontstaan als gevolg van het ongewoon voorval dat heeft plaatsgevonden bij Chemie-Pack ongedaan (laten) maken. In hoofdstuk 2 wordt het juridisch kader voor het treffen van sanerende maatregelen weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt de verontreinigingssituatie van de grond en het grondwater toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt weergegeven welke normen voor de aanwezige stoffen in grond en grondwater zijn opgesteld. In hoofdstuk 5 wordt een afweging gemaakt voor de te hanteren normen voor de aanpak van de verontreiniging ontstaan als gevolg van het onderhavige ongewoon voorval. Tenslotte worden in hoofdstuk 6 aanbevelingen gedaan aan het bevoegd gezag voor de te hanteren Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 1 van 15

2. JURIDISCH KADER Voor verontreiniging die na 1987 is ontstaan geldt de zorgplicht van artikel 13 Wbb. Dat artikel bepaalt dat de voor de verontreiniging verantwoordelijke partij verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde [..] de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Uit artikel 13 Wbb volgt dat het bevoegd gezag moet bepalen welke saneringsinspanning van de op grond van artikel 13 Wbb verantwoordelijke partij wordt verlangd. Uitgangspunt daarbij is dat verdergaand moet worden gesaneerd dan wat voor een historische verontreiniging op basis van artikel 38 Wbb is vereist. Het is echter niet zo dat uit artikel 13 Wbb volgt dat de verontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval, geheel dient te worden verwijderd. Dit volgt uit de woorden redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Dit geeft het bevoegd gezag een zekere beoordelingsvrijheid met betrekking tot de maatregelen die op basis van artikel 13 Wbb van de verantwoordelijke partij kunnen worden verlangd. Er is weinig jurisprudentie voorhanden met betrekking tot de interpretatie van artikel 13 Wbb voor zover het gaat om de maatregelen die op basis van deze bepaling van de voor de verontreiniging verantwoordelijke partij kunnen worden verlangd. Wel is er de Circulaire Toepassing zorgplicht Wbb bij MTBE- en ETBE-verontreinigingen (Stcrt 2008, 2139) (hierna: Circulaire MBTE/ETBE) en een daarbij behorende Handreiking Invulling geven aan zorgplicht Wbb bij MTBE- en ETBE-verontreinigingen van maart 2010 (hierna: Handreiking). Beide documenten bieden, ook voor situaties waarin er geen sprake is van een MTBE- of ETBEverontreiniging, goede handvaten voor de invulling van de reikwijdte van de ongedaanmakingsverplichtingen op grond van artikel 13 Wbb en zijn (derhalve) bruikbaar voor de sanering van de verontreiniging die is ontstaan als gevolg van het ongewoon voorval dat plaats heeft gevonden bij Chemie-Pack. Opgemerkt moet wel worden dat de Circulaire MTBE/ETBE uitgaat van een situatie waarbij de veroorzaker van de verontreiniging de ongedaanmakingsmaatregelen neemt en niet het bevoegd gezag. Voor de verontreiniging bij Chemie-Pack en omgeving geldt dat de Provincie Noord-Brabant de verontreiniging op basis van artikel 30 lid 1 Wbb zal saneren. In artikel 30 lid 1 Wbb staat vermeld: Indien ten gevolge van een ongewoon voorval een geval van ernstige verontreiniging ontstaat of de bodem ernstig is of dreigt te worden aangetast, nemen gedeputeerde staten onverwijld de naar hun oordeel noodzakelijk maatregelen ten einde de oorzaak van de verontreiniging of aantasting weg te nemen en de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Gelet op de tekst van artikel 13 Wbb en artikel 30 Wbb is de reikwijdte van de maatregelen die op basis van artikel 30 Wbb kunnen worden verlangd, vergelijkbaar met de reikwijdte van de maatregelen die op basis van artikel 13 Wbb kunnen worden verlangd. Beide artikelen gaan uit van het treffen van maatregelen ten einde de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Uit artikel 30 Wbb volgt ook niet dat de verontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval, geheel dient te worden verwijderd. Dit volgt uit de woorden de naar hun oordeel noodzakelijke maatregelen en zoveel mogelijk ongedaan te maken uit artikel 30 lid 1 Wbb. Net als artikel 13 Wbb, geeft artikel 30 Wbb het bevoegd gezag een zekere beoordelingsvrijheid met betrekking tot de ongedaanmakingsmaatregelen. De factoren die van belang zijn voor het bepalen van reikwijdte van de ongedaanmakingsverplichtingen voor een MTBE- en ETBE-verontreiniging kunnen, gelet op het voorgaande, ook handvaten bieden om invulling te geven aan artikel 30 lid 1 Wbb voor de verontreiniging bij Chemie-Pack en omgeving. Van een veroorzaker van een MTBE- en ETBEverontreiniging worden, zo geeft de Circulaire MTBE/ETBE en de daarbij behorende Handreiking aan, maximale inspanningen verwacht om de in de Circulaire MTBE/ETBE genoemde herstelwaarden te realiseren. Tevens wordt aangegeven dat afwijking onder omstandigheden mogelijk is. De factoren die op grond van de Circulaire MTBE/ETBE en de daarbij behorende Handreiking kunnen worden onderscheiden op basis waarvan afwijking onder omstandigheden mogelijk is, zijn: Mate en omvang verontreiniging: in geval van aanzienlijke en omvangrijke verontreiniging mag meer worden verlangd aan maatregelen dan wanneer dat niet het geval is; Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 2 van 15

Best beschikbare technieken: de invulling van het begrip zoveel mogelijk ongedaan maken vindt primair plaats vanuit wat technisch mogelijk is. Uitgangspunt daarbij is de toepassing van Best Beschikbare Technieken (BBT). Van een veroorzaker kan niet meer worden verlangd dan op basis van beschikbare technieken mogelijk is; Technische uitvoerbaarheid omgedaanmakingsmaatregelen: is de verontreiniging wel/niet toegankelijk; Kosten: bij de invulling van het begrip redelijkerwijs spelen ook kostenoverwegingen een rol. Moeten gezien de omstandigheden van het geval wel of geen exceptionele kosten worden gemaakt om de Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel te realiseren (verhouding kosten en het bereiken van een milieuhygiënisch resultaat); Onevenredige meerkosten: in hoeverre is het maken van meerkosten onevenredig in verhouding tot een verdergaande verwijdering van de aanwezige verontreiniging. Hierbij dient overigens de functie van het aangetaste grondwaterlichaam in acht te worden genomen (wel/geen drinkwater of water voor andere consumptieve doeleinden). In geval van het laatste is minder snel sprake van onevenredigheid; Functie/inrichting van het gebied: waarvoor wordt het aangetaste gebied gebruikt of gaat het op korte termijn gebruikt worden; Moment ontstaan verontreinigingen: is sprake van een recent ontstane verontreinigingsituatie of betreft het relatief oude verontreinigingen; Oorzaak verontreiniging: is deze wel of niet het resultaat van een calamiteit; Schade beperkende maatregelen I: in welke mate zijn inspanningen gepleegd om bodembelasting te voorkomen; Schade beperkende maatregelen II: in welke mate zijn inspanningen gepleegd om te controleren of sprake zou kunnen zijn van het ontstaan van bodemverontreiniging (aard en frequentie van monitoring en de wijze waarop met de resultaten is omgegaan, e.d.); Andere verontreinigingen: is er naast de verontreiniging als gevolg van de brand ook nog sprake van andere (historische) verontreinigingen; Bedreigde objecten: worden door een verspreiding van de verontreiniging grondwaterbeschermingsgebieden bedreigd of niet. De bodemsanering die op basis van artikel 30 Wbb wordt uitgevoerd heeft betrekking op de verontreiniging van de grond en het grondwater die/dat verontreinigd is als gevolg van het op en in de bodem dringen van verontreinigde stoffen en verontreinigd blus- en hemelwater. Daarnaast is bluswater in de sloten terecht gekomen en is via het oppervlaktewater de slootbodem en mogelijk ook de onderliggende bodem en grondwater verontreinigd geraakt. De grondsanering die Provincie gaat uitvoeren op basis van artikel 30 Wbb heeft geen betrekking op de slootbodemverontreiniging. De slootbodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van het verontreinigd raken van het oppervlaktewater zal via de Waterwet aangepakt moeten worden. Voor zover het geen rijkswater betreft is hiervoor het Waterschap Brabantse Delta bevoegd gezag. Voor de rijkswateren is dat Rijkswaterstaat. Resumerend: Op grond van artikel 30 Wbb zullen GS van Noord-Brabant de naar hun oordeel noodzakelijke maatregelen nemen teneinde de verontreiniging en de aantasting van grond en grondwater - die is ontstaan als gevolg van het ongewoon voorval dat op 5 januari 2011 plaats heeft gevonden bij Chemie-Pack aan de Vlasweg 4 te Moerdijk - en de directe gevolgen daarvan zoveel als redelijkerwijs mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat daar waar in deze notitie de termen bodemsanering, grondsanering, saneren, terugsaneren of daarmee vergelijkbare termen worden gebruikt, de ongedaanmakingsmaatregelen worden bedoeld in de zin van artikel 30 lid 1 Wbb oftewel de naar het oordeel van GS van Noord-Brabant te nemen noodzakelijk maatregelen gericht op het zoveel als redelijkerwijs mogelijk beperken en ongedaanmaken van de ontstane grond- en grondwaterverontreiniging en de directe gevolgen daarvan. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 3 van 15

3. VERONTREINIGINGSSITUATIE Chemie-Pack is een bedrijf dat zich richt op het afvullen en verpakken van chemische producten. Het bevindt zich op haven- en industrieterrein Moerdijk. Dit industrieterrein grenst aan de noordzijde aan Het Hollands Diep en heeft van daaruit verschillende insteekhavens. Het gedeelte van het industrieterrein waar Chemie Pack is gelegen, wordt aan drie zijden omringd door water. Op het terrein van Chemie-Pack aan de Vlasweg 4 te Moerdijk was ten tijde van de brand een grote hoeveelheid chemische stoffen aanwezig. Deze hebben zich onder andere via het bluswater enschuim in het milieu verspreid. De bluswatercontour omvatte niet alleen het terrein van Chemie-Pack, maar ook aangrenzende terreinen. Als gevolg van de infiltratie in de bodem van het bluswater/-schuim en de daarin aanwezige stoffen is de grond en het grondwater ter plaatse verontreinigd. Daarnaast is een grote hoeveelheid bluswater in sloten in het gebied terechtgekomen. Onderstaande foto geeft het terrein van Chemie-Pack weer na de brand. Om een beeld te krijgen van de omvang van het gebied waar het bluswater heeft gestaan, is in bijlage 1 een tekening opgenomen waarop de bluswatercontour staat weergegeven. Foto: Terrein Chemie-Pack na de brand In de periode januari 2011-november 2011 zijn op en rondom het terrein van Chemie-Pack meerdere bodemonderzoeken verricht. Voor deze notitie is gebruik gemaakt van de onderzoeken die in opdracht van de gemeente Moerdijk of de Provincie Noord-Brabant zijn uitgevoerd door Bureau Milieu Metingen. In deze onderzoeken zijn de veldwerkzaamheden en het laboratoriumonderzoek uitgevoerd conform de daarvoor geldende protocollen en is op een breed analysepakket onderzocht. Het betreft de volgende onderzoeken: 1. Bodemonderzoek op en rondom Chemie-Pack, Vlasweg 4 Moerdijk, rapport 2011-0042-B-H, 16 april 2011 2. Bodemonderzoek Martens en van Oord, rapport 2011-0118-B-H, 11 juli 2011 3. Grondwateronderzoek op en rondom Chemie-Pack, Vlasweg 4 Moerdijk, rapport 2011-0119- B-H, 16 augustus 2011, gewijzigde versie 4. Bodemonderzoek openbaar gebied n.a.v. brand Chemie-Pack, rapport 2011-0137-B-H, 11 juli 2011 5. Aanvullend bodemonderzoek Martens en van Oord, Rapport 2011-0228-B-H, 20 december 2011 6. Bodemonderzoek Vlasweg 6 Moerdijk (terrein Wärtsila), Rapport 2011-0207-B-H, 10 februari 2012 Op basis van bovengenoemde onderzoeken is een beeld verkregen van de verontreinigingsituatie van de grond en het grondwater ter plaatse. Duidelijk is dat een groot aantal stoffen in de grond en het grondwater is aangetroffen. Voor een groot deel van deze stoffen zijn geen beleidsmatige of wettelijke Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 4 van 15

normen vastgesteld. Zowel de verontreiniging in de grond als het grondwater is ten tijde van het opstellen van deze notitie nog niet uitgekarteerd. Op 20 september 2011 is de Routeplanner voor de aanpak van de grond en grondwaterverontreiniging (V&S/RMD, 20 september 2011) gepresenteerd. De aanpak van de verontreiniging van de sloten in de omgeving van Chemie-Pack is daarbij buiten beschouwing gelaten. In de Routeplanner is op basis van de omstandigheden en (bedrijfs)dynamiek een indeling gemaakt in deelgebieden, te weten: Het terrein van Martens en Van Oord (MVO) en het terrein van Overslagbedrijf Moerdijk B.V.(OBM). Deze bevinden zich ten noorden van het terrein van Wärtsilä en Chemie-Pack; Het Openbaar gebied ten zuiden van de terreinen van Wärtsila en Chemie-Pack; Het terrein van Wärtsilä, ten westen en ten noorden van Chemie-Pack; Het terrein van Chemie-Pack; Alle terreinen waar sprake is van een grondwaterverontreiniging als gevolg van het ongewoon voorval bij Chemie- Pack. De onderscheiden deellocaties zijn weergegeven op de tekening in bijlage 1 en in onderstaande tabel. Tabel 1: overzicht deellocaties Onderwerpen MVO/OBM Wärtsila Chemie-Pack ERS en hal noord (leeg) Openbaar gebied Eigenaar/ gebruiker Havenschap Moerdijk / OBM-MVO holding bv en OBM beheer bv Mevrouw C.M.B Roobol (1604) Stichting bewaarder distrifonds (1602) Chemie-Pack onroerend Goed BV Havenschap Moerdijk / (1408/1474) Stichting bewaarder distrifonds (1559) Pro-rail/ Havenschap Moerdijk Hoofdgebruik Op- en overslag zand en grind Opslag machineonderdelen Chemische industrie Staalkabel fabriek / leeg- staande hal Infrastructuur Gebruik na sanering Nieuwbouw loods MVO/OBM Herbouw complex Onbekend ongewijzigd Herstel oude situatie Kadastraal (Klundert sectie C) 2141 (MVO) 2140 (OBM) 1604 (Vlasweg 6) / 1602 = hal noord Chemie- Pack 1410, 1470, 1471,1473,1558,1603 1408, 1474, 1559 2154, 2155 Oppervlak(ha) totaal/bluswatercontour (zuid): 3,8 / 60% (zuid):1,5 / 50% 1,35 / 100% 0,4 / 100 % 2 / 100% 2.92 / 3 % 1,8 / 2 % strook 20 meter t.h.v. Chemie- Pack / Wärtsila De stoffen die in het milieu terecht zijn gekomen zijn erg divers. Sommige stoffen blijven drijven op water, terwijl andere stoffen juist goed oplossen in water of zelfs zwaarder zijn dan water. Bij het eerste onderzoek dat door Bureau Milieumetingen is verricht (rapport 2011-0042-B-H, 16 april 2011), is besloten op een zo breed mogelijk analysepakket te onderzoeken, waaronder GC-MSanalyse inclusief een screening op de vijf stoffen met hoogste concentraties aan vluchtige en nietvluchtige verbindingen. Met dit analysepakket kunnen een groot aantal stoffen worden aangetoond, inclusief de gehalten waarin de stoffen aanwezig zijn. Daarnaast is op basis van de stoffenlijst van Chemie Pack besloten analyse op aminen toe te voegen. Op basis van de resultaten van de analyse van het bluswater is besloten om tevens analyses op gpfos (bestanddeel blusschuim) uit te voeren. In het kader van de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken zijn een groot aantal stoffen in de grond en het grondwater onderzocht. Daaruit blijkt dat het zwaartepunt van de verontreiniging zich bevindt in het grondwater. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 5 van 15

In de tabellen, die zijn opgenomen in bijlage 2, is zowel voor de grond als voor het grondwater weergegeven welke stoffen zijn onderzocht en welke stoffen zijn aangetroffen. Tevens zijn, voor zover aanwezig, de toetsingswaarden uit de Circulaire bodemsanering 2009 en de classificaties uit het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) opgenomen. Voor de grond zijn deze toetsingswaarden voor de meeste stoffen afhankelijk van het humus- en/of lutumgehalte van de grond. Voor de grond is uit gegaan van een gemiddeld humus- en lutumgehalte van 2%. Deze waarde is gebaseerd op de analyseresultaten van de verrichte bodemonderzoeken. Hoewel in veel monsters lagere waarden zijn gemeten dient bij vaststelling van de toetsingswaarden een minimaal gehalte van 2 % te worden gehanteerd. Uit bovengenoemde tabellen blijkt dat zowel in de grond als in het grondwater stoffen zijn aangetroffen waarvoor geen beleidsmatige of wettelijke normen zijn vastgesteld. Om maatregelen te kunnen nemen om de verontreiniging van grond- en grondwater en de directe gevolgen daarvan zoveel als redelijkerwijs mogelijk te beperken en ongedaan te maken, is het echter noodzakelijk vast te stellen welke normen daarbij zullen worden gehanteerd. In het volgende hoofdstuk wordt daartoe voorstellen uitgewerkt. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 6 van 15

4. NORMSTELLING Om maatregelen te kunnen nemen om de verontreiniging van grond en grondwater en de directe gevolgen daarvan zoveel als redelijkerwijs mogelijk te beperken en ongedaan te maken, is het noodzakelijk vast te stellen welke normen daarbij kunnen worden gehanteerd. Voor een deel van de aangetroffen stoffen in grond en grondwater zijn diverse normen (Toetsing conform Wbb of Bbk) beschikbaar en dient bepaald te worden welke normen als gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel zullen worden gehanteerd. De Provincie Noord-Brabant en de gemeente Moerdijk hebben het RIVM opdracht gegeven voor het afleiden van normen en doelstellingen voor herstel voor grond en grondwater. Op basis van de resultaten van het eerste bodemonderzoek (rapport 2011-0042-B-H, 16 april 2011) is in eerste instantie een quickscan uitgevoerd. In deze quickscan is voor alle niet-genormeerde stoffen die in de grond zijn aangetroffen door RIVM bekeken of voldoende gegevens over de stoffen beschikbaar zijn om de richtwaarden voor herstel af te leiden. Dit bleek voor een deel van de stoffen aangetroffen stoffen mogelijk. Voor de andere stoffen was dit niet mogelijk omdat er onvoldoende gegevens van deze stoffen beschikbaar zijn. Het betrof met name stoffen die in combinatie met andere stoffen werden aangetroffen, zodat op basis van de andere stoffen bepaald kan worden of sanering ter plaatse noodzakelijk is. In de tussentijd waren meer bodemonderzoeksresultaten bekend. Doordat nog een viertal niet-genormeerde stoffen op veel plaatsen werd aangetroffen zijn aanvullend voor deze stoffen normen en doelstellingen voor herstel afgeleid. De vier aanvullend geselecteerde stoffen komen op meerdere plekken voor in de grond en het grondwater in gehalten ruim boven de detectiegrens. Zonder normen is voor deze stoffen niet vast te stellen of de monsterpunten binnen of buiten de saneringscontour vallen. Derhalve zijn voor deze stoffen ad-hoc normen afgeleid. Voor het grondwater is in eerste instantie een inventarisatie uitgevoerd waarbij voor alle stoffen die twee keer of vaker zijn aangetroffen de beschikbare informatie is verzameld. Op basis van deze informatie zijn door het RIVM voor de meest relevante stoffen die zijn aangetroffen in het grondwater normen en doelstellingen voor herstel afgeleid. De resultaten staan beschreven in de onderstaande rapportages: - Verkenning mogelijkheden voor afleiden doelstellingen voor herstel niet-genormeerde stoffen in grondwater nabij Chemie-Pack Moerdijk, RIVM briefrapport 607096001/2012; - Opties voor doelstellingen voor herstel voor grond bij Chemie-Pack te Moerdijk, RIVM briefrapport 607093001/2012; - Relatie incident Chemie-Pack en gemeten stoffen in grond(water), RIVM briefrapport x/2011 (nu nog concept) Daarnaast heeft het RIVM in een ander kader al doelstellingen voor herstel voor PFOS afgeleid. De resultaten ervan, neergelegd in het rapport, Verkenning doelstelling voor herstelverontreiniging met PFOS, RIVM rapport 607083001/2011 worden gebruikt om in deze notitie een Gebiedsspecifieke richtwaarde voor herstel voor PFOS te bepalen. In de tabellen in bijlage 2 zijn de stoffen opgenomen die in de grond (tabel 2.1) en het grondwater (tabel 2.2) zijn aangetroffen. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen stoffen waarvoor reeds normen zijn opgesteld en stoffen waarvoor dat niet het geval is, de zogenaamde niet genormeerde stoffen. Na het ongewoon voorval bij Chemie-Pack zijn de grond- en grondwatermonsters op een zeer breed analysepakket onderzocht. Desondanks valt niet uit te sluiten dat nog andere stoffen in het milieu zijn terecht gekomen dan nu zijn waargenomen. Indien noodzakelijk worden voor stoffen c.q. stofgroepen, indien daarvoor geen normering voorhanden is, in de toekomst alsnog Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel vastgesteld. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 7 van 15

5. VERANTWOORDING KEUZE GEBIEDSSPECIFIEKE RICHTWAARDEN VOOR HERSTEL Als gevolg van de brand bij Chemie-Pack is een zeer omvangrijke en complexe grond- en grondwaterverontreiniging ontstaan met een groot aantal stoffen. Voor een substantieel deel van de stoffen zijn geen bodemnormen vastgesteld. Zeer waarschijnlijk vinden in de bodem reacties plaats (chemische reacties, afbraak, etc) waardoor weer nieuwe verontreinigingen ontstaan. Ondanks analyses op een breed analysepakket is de verwachting dat er nog andere, nu niet exact bekende, stoffen aanwezig zijn. Voorbeelden hiervan zijn de azo-kleurstoffen en de afbraakproducten hiervan. De verontreiniging geheel verwijderen is technisch hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk. Zoals vermeld in de Routeplanner zijn randvoorwaarden voor de sanering vrachtverwijdering en risicoreductie. Gelet op het afwegingskader in deze notitie, geldt voor de Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel minimaal het volgende: na de sanering mag er geen sprake meer zijn van humane risico s als gevolg van de verontreiniging; na de sanering moet het terrein weer geschikt zijn voor de functie industrie; na de sanering moet in het grondwater sprake zijn van een stabiele eindsituatie. In de rapporten van het RIVM worden drie niveaus voor terugsaneren onderscheiden voor zowel grond als grondwater: 1. De rapportagegrens van de niet-genormeerde stoffen in grond; 2. Het wegnemen van ecologische risico s door sanering tot het concentratieniveau dat in preventieve beleidskaders wordt gehanteerd (bouwstoffen, Grootschalige Bodemtoepassingen en vanuit Grondwaterrichtlijn/KRW); 3. Blijvende geschiktheid voor het bodemgebruik volgens de systematiek van Maximale Waarden (ecologische en humaan) zoals gehanteerd in het beleid voor hergebruik van grond en bagger, inclusief gebruik voor de winning/bereiding van drinkwater. Voor het terrein van Chemie-Pack en omgeving betreft dit de maximale waarde industrie. Het RIVM heeft voor de niet-genormeerde stoffen zoveel als mogelijk voor deze drie niveaus waarden afgeleid. Voor de genormeerde stoffen is uitgegaan van de bestaande normen. Op basis hiervan worden de volgende normen gehanteerd voor de drie niveaus. Grond 1. achtergrondwaarde. Indien de rapportagegrens hierboven ligt de rapportagegrens 2. maximale waarde wonen 3. maximale waarde industrie Grondwater 1. streefwaarde 2. tussenwaarde 3. interventiewaarde Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 8 van 15

In onderstaande tabel zijn voor de drie niveaus van de Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel de gegevens verzameld die relevant zijn bij de afweging van de te kiezen waarden. Tabel 2: overzicht verschillende niveaus voor Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Niveau 1: rapportagegrens Niveau 2: MTReco of maximale waarde wonen Niveau 3: maximale waarde industrie (MW industrie) Saneringsresultaat Saneren van alle grond- en grondwaterverontreiniging. Na sanering geschikt voor alle bodemgebruiken. Saneren van grond- en grondwaterverontreiniging tot aan de terugsaneerwaarden voor niveau 2. Na sanering is het ecosysteem beschermd en zijn er geen humane risico s Saneren van grond- en grondwaterverontreiniging tot de terugsaneerwaarden voor niveau 3. Na sanering is de locatie geschikt voor gebruik als industrie. Grondverontreiniging boven gws Geheel ontgraven binnen bluswatercontour (100 %). De verwachting is dat met andere technieken de doelstelling geheel verwijderen niet haalbaar is. Verontreiniging ontgraven/saneren tot terugsaneerwaarde MTReco (30-50 % schatting percentage op basis van gegevens Wärtsila en MVO* Verontreiniging ontgraven/saneren tot aan terugsaneerwaarde MW industrie (10-30 % oppervlakte bluswatercontour) * Grondverontreiniging beneden gws Saneren in combinatie gws. Nadeel: onzeker of alle verontreiniging dan verwijderd kan worden, zeer lange duur grondwatersanering Saneren in combinatie met grondwatersanering. Nadeel lange grondwatersanering noodzakelijk (maar veel minder lang dan bij doelstelling rapportagegrens). Saneren in combinatie met grondwatersanering. Verwachting is dat bij bereiken doelstelling grondwatersanering de gehalten in de grond ook voldoen. Grondwatersanering Onttrekken tot geen sprake meer is van verontreinigd grondwater. Omdat de gehalten bij de grondwatersanering steeds langzamer afnemen is een zeer langdurige en vermoedelijk eeuwigdurende grondwatersanering noodzakelijk. De verwachting is dat met in-situ technieken de doelstelling geheel verwijderen niet haalbaar is. Onttrekken tot niveau MTReco is bereikt. Een lange grondwatersanering is noodzakelijk. Na sanering is sprake van een stabiele eindsituatie. Mogelijk kan ook (deels) via insitu technieken gesaneerd worden. Onderzoek om de mogelijkheden hiervoor te verkennen is inmiddels gestart. Onttrekken tot niveau MW industrie is bereikt. Een relatief lange gws is noodzakelijk. Na sanering is sprake van een stabiele eindsituatie. Mogelijk kan ook (deels) via in-situ technieken gesaneerd worden. Onderzoek om de mogelijkheden hiervoor te verkennen is inmiddels gestart. Waterzuivering (indien sanering grondwater plaatsvindt via onttrekken en zuiveren van grondwater) Grote capaciteit tijdens grondsanering noodzakelijk. Zeer lange levensduur noodzakelijk. Maximale omvang saneringscontour. Verwachting is dat het effluent nog lage gehalten aan Capaciteit wordt bepaald door de onttrekking voor de grondwatersanering. Omvang saneringscontour tussen niveau 1 en 3 Capaciteit wordt bepaald door onttrekking voor de grondwatersanering. Omvang saneringscontour is kleiner dan bij niveau 1 en 2, zodat capaciteit mogelijk iets kleiner kan dan bij niveau 2. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 8 van 15

Niveau 1: rapportagegrens Niveau 2: MTReco of maximale waarde wonen Niveau 3: maximale waarde industrie (MW industrie) verontreiniging bevat. Relatie met aanwezige verontreinigingen grond Er is deels sprake van verontreiniging die vermoedelijk al aanwezig was voor de brand. De vraag is of het zinvol is om nu verdergaand te saneren dan de kwaliteit van grond en grondwater voor de brand. Er is sprake van verontreiniging die vermoedelijk al aanwezig was voor de brand, deels in gehalten boven MTReco. De vraag is of het zinvol is om nu verdergaand te saneren dan de kwaliteit van grond en grondwater voor de brand. Er is sprake van verontreiniging die vermoedelijk al aanwezig was voor de brand. Voor zover is na te gaan was de kwaliteit voor de brand gelijk aan industrie. Bij de keuzen voor MW industrie wordt aangesloten bij de kwaliteit voor de brand. Na sanering geschikt voor gebruik Voor ieder gebruik Voor wonen Voor industrie (huidige gebruik, niet de verwachting dat dit in de toekomst zal wijzigen) Functie/inrichting van het gebied: waarvoor wordt het aangetaste gebied gebruikt of gaat het op korte termijn gebruikt worden en is het terrein hier na sanering geschikt voor. Het terrein zal ook in de toekomst als industrieterrein worden gebruikt. Na sanering is de locatie hiervoor geschikt. Het terrein zal ook in de toekomst als industrieterrein worden gebruikt. Na sanering is de locatie hiervoor geschikt. Het terrein zal ook in de toekomst als industrieterrein worden gebruikt. Na sanering is de locatie hiervoor geschikt. Duur grondwatersanering Extreem lang tot eeuwigdurend Zeer lang (> 10) Lang (5-10 jaar) Kosten grondsanering Extreem hoog (>>13 miljoen) Zeer hoog (ca7-13 miljoen) Hoog (3-10 miljoen) Kosten grondwatersanering >> 40 miljoen 25-40 miljoen 15-30 miljoen Mate en omvang verontreiniging: in geval van aanzienlijke en omvangrijke verontreiniging mag meer worden verlangd aan Maatregelen dan wanneer dat niet het geval is; De verontreiniging is zo aanzienlijk en omvangrijk dat het evident is dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. De verontreiniging is zo aanzienlijk en omvangrijk dat het evident is dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. De verontreiniging is zo aanzienlijk en omvangrijk dat het evident is dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. Haalbaarheid doelstelling op basis van Best Beschikbare Technieken (BBT) Doelstelling naar verwachting niet haalbaar (eeuwigdurende of zeer langdurige sanering) Doelstelling grond haalbaar en grondwater mogelijk haalbaar met langdurige sanering Doelstelling grond haalbaar en grondwater naar verwachting haalbaar Technische uitvoerbaarheid omgedaanmakingsmaatregelen: is de verontreiniging wel/niet toegankelijk; Grond: Verontreiniging nabij kabels en leidingen en spoorlijn openbaar gebied lastig toegankelijk. Grond: Verontreiniging nabij kabels en leidingen en spoorlijn openbaar gebied lastig toegankelijk. Grond: Verontreiniging nabij kabels en leidingen en spoorlijn openbaar gebied lastig toegankelijk. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 9 van 15

Op basis van het voorgaande en in de lijn met de eerder opgestelde Routeplanner, worden de volgende uitgangspunten voorgesteld voor het vaststellen van de Gebiedsspecifieke richtingwaarden voor herstel: Risicoreductie en vrachtverwijdering. Risicoreductie is gerelateerd aan gebruik (hier industrie) en vrachtverwijdering aan nalevering/verspreiding; Daar waar mogelijk dienen nazorg en gebruiksbeperkingen voorkomen te worden; Goed verdedigbaar tegenover eigenaren, gebruikers en maatschappij; Geen restverontreiniging boven de interventiewaarden (<Interventiewaarde, geen saneringsplan noodzakelijk bij werkzaamheden in de grond/grondwater); Na de sanering mogen er geen humane risico s meer zijn als gevolg van genoemde verontreinigingen. In het hoofdstuk Juridisch Kader is aangegeven dat de factoren die van belang zijn voor het bepalen van de reikwijdte van de ongedaanmakingsverplichtingen voor een MTBE- en ETBE-verontreiniging op grond van de zorgplicht van artikel 13 Wbb, ook handvaten kunnen bieden om de reikwijdte van de ongedaanmakingsmaatregelen op grond van artikel 30 Wbb te bepalen voor de verontreiniging die is ontstaan als gevolg van het ongewoon voorval dat bij Chemie-Pack heeft plaatsgevonden. In de onderstaande tabel zijn de factoren vermeld uit de Circulaire MTBE/ETBE en de daarbij behorende Handreiking. Per factor is nagegaan wat dit zou betekenen voor de situatie bij Chemie Pack. Hierbij wordt ingegaan op de verschillende niveaus. Op grond van de uitgangspunten voor herstel en de toetsing aan de Circulaire MTBE/ETBE wordt uiteindelijk een voorstel gedaan voor de te hanteren Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 10 van 15

Tabel 3: afweging factoren uit circulaire MTBE/ETBE Factor uit circulaire MTBE/ETBE Mate en omvang verontreiniging: in geval van aanzienlijke en omvangrijke verontreiniging mag meer worden verlangd aan maatregelen dan wanneer dat niet het geval is. Best beschikbare technieken: de invulling van het begrip zoveel mogelijk ongedaan maken vindt primair plaats vanuit wat technisch mogelijk is, Uitgangspunt daarbij is de toepassing van Best beschikbare Technieken (BBT). Van een veroorzaker kan niet meer worden verlangd dan op basis van beschikbare technieken mogelijk is. Toetsing aan situatie Chemie Pack Het is aannemelijk dat er sprake is van een aanzienlijke verontreiniging van de bodem. Gezien omvang en concentraties van de verontreinigingen in de bodem is het noodzakelijk maatregelen te treffen. Om de risico s weg te nemen dient in ieder geval Niveau 3 te worden bereikt. De grondverontreiniging kan voor een groot gedeelte worden ontgraven. Dit betreft de verontreiniging boven de grondwaterstand. Boven de grondwaterstand is het mogelijk te ontgraven tot Achtergrondwaarden. In het gebied waren voor de brand verhoogde gehalten boven de achtergrondwaarden aanwezig. De kwaliteit van de grond voldoet aan de functie industrie. De grondwaterverontreiniging kan worden gesaneerd door het verontreinigde grondwater zoveel als mogelijk te onttrekken en vervolgens door een zuivering (BBT) te leiden of af te voeren naar een erkend reiniger. Doormiddel van een eeuwigdurende onttrekking kan niveau 1 worden bereikt/worden benaderd. Gezien de hoge kosten en de functie van het gebied kan hier gemotiveerd van af worden geweken. Humane en verspreidingsrisico s dienen in ieder geval te worden weggenomen. Er zal dus in ieder geval sprake moeten zijn van een stabiele eindsituatie waarbij geen spake meer is van humane risico s. Naast saneren door middel van ontgraven en onttrekken wordt onderzocht in hoeverre met andere saneringstechnieken, zoals bijvoorbeeld biologische en in-situ technieken de doelstelling bereikt kan worden. Per deelgebied zal afgewogen worden welke technieken het beste toegepast kunnen worden. Biologische reiniging of in-situ sanering van verontreinigde grond is met name geschikt voor percelen waar tijd geen belemmerende factor is. De gehalten aan verontreinigende stoffen in het grondwater zijn erg hoog. Verontreiniging in de grond beneden de grondwaterstand is gerelateerd aan de aanwezige grondwaterverontreiniging. Grondverontreiniging beneden de grondwaterstand zal in ieder geval niet worden ontgraven maar met behulp van in-situtechnieken en/of gecombineerd met de grondwatersanering worden aangepakt. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 11 van 15

Factor uit circulaire MTBE/ETBE Toetsing aan situatie Chemie Pack Technische uitvoerbaarheid ongedaanmakingsmaatregelen: is de verontreiniging wel/niet toegankelijk. Zie voorgaande opmerking. Kosten: bij de invulling van het begrip redelijkerwijs spelen ook kostenoverwegingen een rol. Moeten gezien de omstandigheden van het geval wel of geen exceptionele kosten worden gemaakt om de gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel te realiseren (verhouding kosten en het bereiken van een milieuhygiënisch resultaat). Onevenredige meerkosten: in hoeverre is het maken van meerkosten onevenredig in verhouding tot een verdergaande verwijdering van de aanwezige verontreiniging. Hierbij dient overigens de functie van het aangetaste grondwaterlichaam in acht te worden genomen (wel/geen drinkwater of water voor andere consumptieve doeleinden). In geval van het laatste is minder snel sprake van onevenredigheid. In de grond is sprake van deels sterk verontreinigde grond en deels licht verontreinigde grond. Indien alle verontreinigde grond verwijderd moet worden moet ook veel geld worden besteed aan sanering van slechts licht verontreinigde grond. Van een groot deel van deze licht verontreinigde grond is daarnaast niet vast te stellen of de verontreiniging het gevolg is van de brand. Voor het gebruik van de locatie als industrie vormen deze licht verhoogde gehalten geen probleem. Voor het grondwater geldt dat tijdens de sanering de gehalten in het grondwater afnemen door het onttrekken of via in-situ technieken behandelen van verontreinigd water. In de beginfase zal deze afname snel verlopen, maar naarmate de sanering vordert zullen de gehalten steeds langzamer afnemen. Voor het geheel verwijderen van de grondwaterverontreiniging (voor zover dit technisch haalbaar is), zal zeer veel licht verontreinigd grondwater onttrokken of behandeld moeten worden. Het kostenverschil tussen niveau 1, 2 en 3 is groot, terwijl de extra verwijderde vracht van de niveaus 1 en 2 slechts beperkt is ten opzichte van de verwijderde vracht bij niveau 3. De locatie bevindt zich niet nabij drinkwaterwinning, zodat een verdergaande sanering dan bij variant drie in verband met drinkwaterwinning niet noodzakelijk is. Meerkosten van niveau 1 en niveau 2 ten opzichte van niveau 3 zijn zeer hoog in relatie tot de hoeveelheid extra te verwijderen vracht. Functie/inrichting van het gebied: waarvoor wordt het aangetaste gebied gebruikt of gaat het op korte termijn gebruikt worden. Het gebied waarbinnen het bodemprobleem zich bevindt heeft de functie Industrie. Deze functie zal ook niet worden gewijzigd. Saneren tot minimaal de functie industrie (niveau 3) is daarom noodzakelijk. Mogelijk dat er ter plaatse van enkele gevoelige objecten (bijv waterleiding) verdergaande sanering noodzakelijk is (niveau 1-2). Indien dit het geval is zal ter plaatse ook sanering tot niveau 1 of 2 plaatsvinden. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 12 van 15

Factor uit circulaire MTBE/ETBE Moment ontstaan verontreinigingen: is sprake van een recent ontstane verontreinigingssituatie of betreft het relatief oude verontreinigingen. Oorzaak verontreiniging: is deze wel of niet het resultaat van een calamiteit. Schade beperkende maatregelen I: in welke mate zijn inspanningen gepleegd om bodembelasting te voorkomen. Schade beperkende maatregelen II: in welke mate zijn inspanningen gepleegd om te controleren of sprake zou kunnen zijn van het ontstaan van bodemverontreiniging (aard en frequentie van monitoring en de wijze waarop met de resultaten is omgegaan, e.d.). Toetsing aan situatie Chemie Pack Het betreft een recente verontreiniging. De verontreiniging moet daarom zoveel als redelijkerwijs mogelijk worden verwijderd. Om de risico s weg te nemen dient in ieder geval Niveau 3 te worden bereikt. Ontstaan als gevolg van een calamiteit. De verantwoordelijke partijen hebben geen maatregelen genomen om de gevolgen van de calamiteit ongedaan te maken. De overheid neemt daarom de noodzakelijke maatregelen. De overheid heeft, mede omdat deze niet de veroorzaker is van de verontreiniging, een zekere beoordelingsvrijheid met betrekking tot de noodzakelijke saneringsmaatregelen. Op grond van afwegingen kan een keuze worden gemaakt tussen niveau 1 t/m 3. Om de verontreiniging zich niet verder te laten verspreiden is de slurrylaag op de bodem verwijderd en wordt het opvangen van het hemelwater beheerst. Hiermee wordt verdere verontreiniging van grond en grondwater zoveel mogelijk voorkomen. Niet relevant, de verontreiniging is het gevolg van een calamiteit. Andere verontreinigingen: is er naast de verontreiniging als gevolg van de brand ook nog sprake van andere (historische) verontreinigingen. Bedreigde objecten: worden door een verspreiding van de verontreiniging grondwaterbeschermingsgebieden bedreigd of niet. Ja. In het diepere grondwater zijn verontreinigingen aangetroffen die naar verwachting niet te relateren zijn aan de brand. In de grond waren voor de brand diverse stoffen in gehalten beneden de interventiewaarden aanwezig. Op basis hiervan is ingeschat dat voor de brand de kwaliteit van de grond voldeed aan industrie. Indien bij de keuze van de saneringsdoelstelling voor niveau 1 of 2 wordt gekozen zal in elk geval ook (een deel van) de historische verontreiniging worden gesaneerd. Gezien het gebruik van de locatie is er voor de historische verontreinigingen geen noodzaak om deze te saneren (leveren geen risico s op). Nee, de locatie bevindt zich op geruime afstand van het dichtstbijzijnde grondwaterbeschermingsgebied (> 10 km). Op grond hiervan is verdergaande sanering dan niveau 3 niet noodzakelijk. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 13 van 15

Op basis van de volgende argumenten wordt voorgesteld om te kiezen voor de Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel van niveau 3: maximale waarde industrie: 1. De locatie is in gebruik als industrieterrein en was voor de brand licht verontreinigd (tot maximaal klasse industrie), in die zin wordt de situatie van voor de brand hersteld; 2. Na sanering zal de locatie in gebruik blijven als industrie. De te kiezen Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel zorgen voor geschikt maken voor dit gebruik; 3. Verdergaande sanering brengt veel hogere kosten met zich mee en een veel langere saneringsduur; 4. Bij een verdergaande sanering zullen de toekomstige gebruikers van de percelen van Chemie-Pack en omgeving langer eventuele beperkingen in het gebruik hebben als gevolg van de sanering; 5. Bij verdergaande sanering zal meer vracht worden verwijderd, maar de extra vrachtverwijdering is beperkt, zeker als dit wordt afgezet tegen de extra kosten. Het milieurendement van verdergaande sanering is dus beperkt; 6. Het is niet wenselijk op basis van verdrogingsbeleid en vanuit duurzaamheid om zeer veel vrijwel schoon grondwater te onttrekken, te zuiveren en te lozen; 7. De verontreiniging geheel verwijderen is hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk op basis van de Best Beschikbare Technieken; 8. In de directe omgeving is geen sprake van bedreigde objecten; 9. De sanering wordt uitgevoerd door de overheid en niet door de veroorzaker. In de tabellen in bijlage 2 staan voor de grond en het grondwater de voorgestelde Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel van niveau 3 (maximale waarde industrie) vermeld. Hierin zijn alle stoffen opgenomen die tijdens de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken in een gehalte boven de Gebiedsspecifieke richtwaarde voor herstel zijn aangetoond. Naast de chemische beoordeling van de bodem is het ook van belang dat bij het bepalen van de Gebiedsspecifieke richtwaarde voor herstel ook andere aspecten worden meegewogen. Immers ondanks een grote inspanning door de laboratoria is niet uit te sluiten dat er ook nog andere (verontreinigende) stoffen voorkomen in de bodem. Derhalve zal naast het toetsen aan de Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel ook rekening gehouden moeten worden met verkleuringen van de bodem, die wijzen op de aanwezigheid van azokleurstoffen. Indien in de bodem een duidelijke verkleuring zichtbaar is, zal dit gebied gesaneerd dienen te worden. Ervaring uit de praktijk leert dat hier ook vaak sprake is van een PIDmeter uitslag. In de uitgevoerde bodemonderzoeken zijn steeds lage gehalten aan organische stof en lutum aangetroffen (< 2 %). Bij de bodemtypecorrectie van de Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel is uitgegaan van een humus en lutumgehalte van 2 %. In bijlage 2 zijn voor grond en grondwater tabellen opgenomen met daarin per stof de gebiedsspecfieke richtwaarde voor herstel. Om de verontreinigingssituatie te visualiseren zijn de analyseresultaten van alle onderzoeken die Bureau Milieumetingen heeft uitgevoerd getoetst aan de gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel, zoals genoemd in bovenstaande tabellen. Daarbij wordt opgemerkt dat dit de resultaten t/m januari 2012 betreft. Aanvullende onderzoeksgegevens kunnen een ander beeld opleveren en bovendien is er geen sprake van een statische situatie, maar verspreidt de verontreiniging zich in de loop der tijd en kunnen stoffen ontstaan of juist worden afgebroken, uitspoelen of vervluchtigen. Bij het bekijken van de tekeningen, is het goed te realiseren dat naast de analyseresultaten ook andere factoren van belang zijn voor het beoordelen van de verontreinigingssituatie, zoals PID-metingen, visuele waarnemingen (gekleurde grond), geurwaarnemingen en dat daarnaast ook rekening dient te worden gehouden met b.v. verhoogde detectiegrenzen of verstoorde matrixen bij de analyses. Deze kunnen niet op een tekening worden gevisualiseerd. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 14 van 15

6. AANBEVELINGEN Bij de aanpak van de verontreinigde grond de volgende strategische uitgangspunten te hanteren: 1. Kiezen voor een functiegerichte sanering; 2. Voor de grond uitgaan van bodemfunctie Industrie; 3. Voor het grondwater uitgaan van bereiken van een stabiele eindsituatie met als doelstelling de voorgestelde richtwaarden; 4. De voorgestelde Gebiedsspecifieke richtwaarden voor hestel voor grond en grondwater vast te stellen conform de tabellen in bijlage 2; 5. De Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel als uitgangspunt te hanteren bij de voorbereiding van de saneringswerkzaamheden; 6. De Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel te benutten als uitgangspunt bij het beoordelen van geschikte saneringstechnieken en als toetsingskader bij de evaluatie van de sanering. Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012 Pagina 15 van 15

Bijlage 1 Overzichtstekening met deellocaties en bluswatercontour Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o. september 2012

Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o. september 2012

Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o september 2012

Bijlage 2 Tabellen met normen en overzicht aangetroffen stoffen in grond en grondwater t/m januari 2012 Notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o. september 2012