3 SALARIS EN VERGOEDINGSREGELINGEN



Vergelijkbare documenten
3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

BEZOLDIGINGSREGELING

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

j. volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

3A Inschaling, functioneren en beoordelen

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren;

Verordening regelende de bezoldiging van de ambtenaren in dienst van de gemeente Leek

weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner. het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten conform artikel 3:1.

Wijziging van de CAR-UWO gemeente Waterland. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

Regeling salaris en vergoedingen medewerkers gemeente Krimpenerwaard

Bezoldigingsregeling gemeente Hoogeveen I Begripsbepalingen

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leiderdorp;

Bezoldigingsbesluit gemeenten Sint Anthonis en Boxmeer Bezoldigingsbesluit van de gemeenten Sint Anthonis en Boxmeer 2010

i. betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

Regeling bezoldiging. Artikel 1. Begripsbepalingen. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

Eigen Regeling toelage en vergoedingen gemeente Veghel

Bezoldigingsregeling 2014 Krimpen aan den IJssel

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Wijk bij Duurstede (Utrecht)

Bezoldigingsverordening

Regeling bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst gemeente Overbetuwe 2014

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

Bezoldigings Regeling. gemeente Oldambt

BEZOLDIGINGSREGELING GEMEENTE HEEMSTEDE 2006

gelezen hebbende de voorstellen van het cluster P&O d.d. 19 juli 2007 en 19 augustus 2008;

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

BEZOLDIGINGSREGELING GEMEENTE HEEMSTEDE 2010

Gelet op artikel C.22 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

HOOFDSTUK 20 AFWIJKENDE EN AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR DE BEROEPSBRANDWEER

Gemeente Tynaarlo Uitvoeringsregeling beloningsbeleid gemeente Tynaarlo. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo

HOOFDSTUK3SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN:

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

IKAP-Regeling rijkspersoneel

Regeling bezoldiging gemeente Nieuwkoop 2011

Gelet op artikel 160 van de Gemeentewet en artikel 3:1 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM

Eerste wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Littenseradiel. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel;

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no.

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

vast te stellen de 19e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

GEMEENTEBLAD. Nr CAR, hoofdstuk 3 Salaris en vergoedingen. 17 april Officiële uitgave van de gemeente Gooise Meren

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Paragraaf 8 Afbouwtoelage. Artikel 3.40 afbouwtoelage

Bezoldigingsbesluit van de gemeenten Sint Anthonis en Boxmeer 2010

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag,

AFDELING I. BEGRIPSBEPALINGEN

========= ===== * Recht op suppletie 13:2 t/m 13:5. * Suppletie 13:6 t/m 13:11. * Betaling van de suppletie 13:12 en 13:13

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bezoldigingsregeling van de ambtenaren in dienst der gemeente Vlagtwedde

Regeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen Brandweer Brabant-Noord

College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren;

Artikel 4 Aan de salarisschalen wordt een rangsbenaming gekoppeld als weergegeven in bijlage A.

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) gemeente Marum;

gelet op de overeenstemming die is bereikt in het Georganiseerd Overleg van 6 december 2018 over het aanvullend, flexibel beloningsbeleid,

Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk Datum 2 EA94/U juli 1994

Regeling vergoeding consignatiediensten en telefonische bereikbaarheid

Bezoldigingsregeling gemeente Drimmelen 2014;

I. Algemene bepalingen

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

1 Algemene bepalingen

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

Bezoldigingsregeling 2014 gemeente Noordoostpolder

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en fiscale aspecten

22 REGELS BIJ REORGANISATIE

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Vastgesteld 10 januari Inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014

Bezoldigingsregeling gemeente Drimmelen 2006;

Wijziging Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam in verband met de gewijzigde garantieregeling(3b, 2015, 108)

het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR-UWO;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Aanvullende rechtspositieregeling voor de ambtenaar in een instelling voor kunsteducatie

Toelichting arbeidsvoorwaarden

HOOFDSTUK 20 AFWIJKENDE EN AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR DE BEROEPSBRANDWEER

CONSIGNATIEREGELING OMGEVINGSDIENST GRONINGEN

Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Nijmegen

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Toelichting Bezoldigingsregeling Gemeente Stichtse Vecht

Aanvullende bezoldigings- en vergoedingsregeling provincie Gelderland

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

Uitvoeringsregeling A Salariëring. (ex artikel 25) Begripsbepalingen

Beloningsregeling Gemeente Geertruidenberg Burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg;

Toelichting Bezoldigingsregeling Gemeente Stichtse Vecht

Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling Universitair Medische Centra (BWUMC)

Lid 3 Over het uitbetaalde salaris en de salaristoelagen wordt maandelijks een digitale loonstrook verstrekt.

gelet op artikel 3:1 van de CAR/UWO; gelet op overeenstemming met het Georganiseerd Overleg GR BAR-organisatie d.d...;

De zesde wijziging car-uwo 2016 gemeente Marum. gelet op de ledenbrieven van het LOGA nummer 16/083 en 16/089;

GEMEENTEBLAD. Nr

Artikel 5 Bepalen functieschaal In een aparte regeling wordt vastgelegd de wijze waarop de functies worden beschreven en gewaardeerd.

vast te stellen de 6e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

OVERGANGSRECHT AMBTENAREN IN EEN FUNCTIE DIE OP 31 DECEMBER 2005 RECHT GAF OP FUNCTIONEEL LEEFTIJDSONTSLAG

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek;

ARBEIDSVOORWAARDEN. Gemeente Kampen CAR/LAR

Transcriptie:

3 SALARIS EN VERGOEDINGSREGELINGEN Inhoudsopgave Onderwerp Artikel ========= ===== * Bezoldiging 3:1 * Algemeen 3:1:1 * Overige begripsomschrijvingen 3:1:2 * Algemene bepalingen betreffende het salaris 3:1:3 * Vaststelling van de salarisschaal 3:1:4 * Periodieken en bevordering 3:1:5 t/m 3:1:6e * Overige bepalingen gevolgen beoordeling(skwalificaties) 3:1:7 * Deeltijd 3:1:8 * Periodieke uitkering 3:1:9 * Incidentele uitkering 3:1:10 * Waarnemingstoelage 3:1:11 * Toelage tot minimumloon 3:1:12 * Overwerkvergoeding 3:2 * Overwerktoelage 3:2:1 * Afbouwregeling overwerktoelage 3:2:2 * Hoogte overwerkvergoeding 3:2:3 * Afbouwregeling structurele overwerkvergoeding 3:2:4 * Toelage onregelmatige dienst 3:3 * Hoogte toelage onregelmatige dienst/ niet van toepassing op 3:3:1 * Afbouwregeling onregelmatige dienst 3:3:2 * Verschuivingsvergoeding 3:4 * Ambtsjubileumgratificatie 3:5 * Berekening ambtsjubileumgratificatie 3:5:1 * Eindejaarsuitkering 3:6

* Algemene bepalingen ter zake van beschikbaarheiddienst 3:7:1 * Beschikbaarheiddienstvergoeding 3:7:2 * Beschikbaarheiddiensttoelage 3:7:3 * Inconveniënten 3:8:1 * Toelagen in het kader van Bedrijfshulpverlening 3:9:1 * Vergoedingen in het kader van de Bedrijfshulpverlening 3:9:2 * Opkomst- en overwerkvergoeding in het kader van gladheidsbestrijding 3:10:1 * Afbouw garantietoelage 3:12:1 * Afscheidsgratificatie 3:13:1 * Nadere uitwerking refertetijdvak toelage onregelmatige dienst en beschikbaarheiddienstvergoeding, die op declaratiebasis worden uitbetaald 3:14:1 2

Bezoldiging Artikel 3:1 1. Met inachtneming van artikel 1:2:1 wordt aan de ambtenaar binnen het kader van een lokaal vast te stellen bezoldigingsregeling een bezoldiging toegekend. 2. In deze bezoldigingsregeling worden de volgende begrippen gebruikt: a. schaal: de voor een betrekking of voor een aantal betrekkingen tezamen ter bepaling van het salaris geldende opklimmende reeks van bedragen, daaronder mede begrepen de bedragen welke gelden ter verhoging van het salaris als gevolg van diensttijduitloop; b. salaris: het bedrag van de schaal hetwelk aan de ambtenaar is toegekend of, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag; c. bezoldiging: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen - niet zijnde onkostenvergoedingen - als omschreven in de in het eerste lid bedoelde regeling, alsmede het bedrag van de functioneringstoelage en de waarnemingstoelage. 3. Van de bezoldigingsregeling, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit bijlage II en IIa van de CAR. a. Bijlage II omvat de indeling van de schalen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en is van toepassing op die ambtenaar die ook op 31 maart 1996 reeds een salaris genoot op grond van deze bijlage, tenzij op grond van het gestelde onder b, tweede gedachtenstreepje, bijlage IIa op hem van toepassing is. b. Bijlage IIa omvat de indeling en de opbouw van de schalen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en is van toepassing op: - de ambtenaar die op of na 1 april 1996 een betrekking aanvaardt in de zin van de CAR, zonder direct daaraan voorafgaand een betrekking in de zin van de CAR te hebben vervuld en - de ambtenaar die op of na 1 april 1996 een nieuwe betrekking in de zin van de CAR aanvaardt, direct voorafgegaan door een andere betrekking in de zin van de CAR, waarbij aan die nieuwe betrekking een beter salarisperspectief is verbonden. Hierbij wordt een betrekking mede als nieuw aangemerkt ingeval een bestaande aanstelling of arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd, als gevolg van een wijziging in de uit te voeren taken. 4. Met inachtneming van het bepaalde in het derde lid en het vijfde lid worden in de bezoldigingsregeling nadere regels gesteld inzake de wijze waarop de inschaling plaatsvindt ingevolge bijlage IIa van de ambtenaren ten aanzien van wie het salaris op 31 maart 1996 is vastgesteld op grond van bijlage II. 5. Van de nadere regels, bedoeld in het vorige lid, maken deel uit de afspraken: - dat de ambtenaar met een salaris ingevolge bijlage II, die voor 1 april 1997 reeds het maximum heeft bereikt van de schaal en die binnen die betrekking geen perspectief heeft op een hogere schaal eerst per 1 april 1997 een salaris gaat ontvangen op basis van het maximum van dezelfde schaal ingevolge bijlage IIa; - en dat de ambtenaar met een salaris ingevolge bijlage II die op of na 1 april 1997 het maximum bereikt van de schaal en binnen zijn betrekking geen perspectief heeft op een hogere schaal op de datum van het bereiken van het maximum van de schaal een salaris gaat ontvangen op basis van het maximum van dezelfde schaal ingevolge bijlage IIa. 6. Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de formele arbeidsduur per week, en uitgekeerd per maand. 3

7. Met instemming van de ambtenaar kan een ambtenaar van 55 jaar of ouder in het kader van het seniorenbeleid aangesteld worden in een functie waaraan een lagere schaal is verbonden met een dienovereenkomstige aanpassing van het salaris. 8. Na de toepassing van artikel 7:16, tweede lid, kan de ambtenaar worden herplaatst in de eigen of een passende functie waaraan een lagere schaal is verbonden met dienovereenkomstige aanpassing van het salaris. Algemeen Artikel 3:1:1 1. De Bezoldigingsregeling, bedoeld in artikel 3:1, is vastgelegd in de volgende artikelen: 3:1:2 tot en met 3:1:9; 3:1:11 en 3:1:12; 3:2:1, 3:2:2 en 3:2:4; 3:3:1 en 3:3:2; 3:7:2 en 3:7:3; 3:9:1; 3:11:1 tot en met 3:11:7; 3:12:1; 3:14:1; 20:1:8; 20:1:9; 20:1:10. 2. Het Bezoldigingsreglement is vastgelegd in de volgende artikelen: 3:1:10; 3:2:3; 3:5:1; 3:9:2; 3:10:1 en 3:13:1. Overige begripsomschrijvingen Artikel 3:1:2 Voor de toepassing van de Bezoldigingsregeling wordt, tenzij in enig artikel anders is bepaald, verstaan onder: a. Bijlage II: zie de in artikel 1:1:1, tweede lid, onderdeel h, opgenomen begripsomschrijving; b. maximum salaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal, de diensttijduitloop daar niet bij inbegrepen; c. bevordering: - per 1 januari: toekenning van een hoger salaris in een salarisschaal waaraan een hoger maximum is verbonden dan de tot dan gehanteerde salarisschaal, waarbij, ingeval het maximum salaris nog niet bereikt is, eerst één periodieke verhoging in de oude salarisschaal wordt toegekend en pas daarna vanuit het aldus vastgestelde oude salaris inschaling plaatsvindt en vervolgens de inschaling in de nieuwe salarisschaal altijd zodanig moet zijn dat het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris meer is dan 75% van de daaropvolgende 4

- per een andere datum: d. aangehouden bevordering: periodieke verhoging in de oude salarisschaal; toekenning van ten minste het naast hogere salaris in een salarisschaal waaraan een hoger maximum is verbonden dan de tot dan gehanteerde salarisschaal, tenzij het verschil tussen het oude salaris en dat naast hogere bedrag minder bedraagt dan 75% van de eerstvolgende periodieke verhoging in de oude salarisschaal, in welk geval inschaling in de nieuwe salarisschaal plaatsvindt op ten minste het bedrag dat direct volgt op dat naast hogere bedrag; de schriftelijke toezegging door het bestuursorgaan van een bevordering als bedoeld onder onderdeel c, welke echter eerst wordt geëffectueerd indien en voor zover de resultaten van een systematische functiewaardering zulks rechtvaardigen; e. inpassing: toekenning van een salarisschaal - niet zijnde een bevordering als bedoeld onder onderdeel c - waarbij het salaris geen wijziging ondergaat, tenzij het oude salaris in Bijlage IIa niet voorkomt, in welk geval het naast hogere salarisbedrag wordt toegekend; f. diensttijduitloop: een periodieke verhoging die na het bereiken van het maximum van de salarisschalen 1 tot en met 5 van Bijlage II en na het verstrijken van 3, 5 of 7 wachtjaren (schaal 1 tot en met 4), dan wel na het verstrijken van 3 of 5 wachtjaren (schaal 5), kan worden toegekend; g. beoordeling: een schriftelijk oordeel met betrekking tot de wijze van functievervulling van de ambtenaar volgens een door het college vastgesteld model; h. beoordelingsresultaat: de uitkomst van de beoordeling uitgedrukt in één van de navolgende kwalificaties: - zeer goed: een functievervulling waaruit buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver blijkt; - goed: een functievervulling waaruit een ruime bekwaamheid, geschiktheid en ijver blijkt; - voldoende: een functievervulling waaruit bekwaamheid, geschiktheid en ijver blijkt; - onvoldoende: een functievervulling waaruit een niet toereikende bekwaamheid, geschiktheid en/of ijver blijkt. Algemene bepalingen betreffende het salaris Artikel 3:1:3 [3:1:1] 1. De bezoldiging, bedoeld in artikel 3:1, eerste lid, wordt bepaald met inachtneming van de aard van de betrekking en de wijze waarop de ambtenaar deze vervult. Mede kunnen in aanmerking worden genomen bekwaamheid en geschiktheid van de ambtenaar, voor zover in het belang van de dienst gebleken ter zake van werkzaamheden niet tot zijn eigenlijke betrekking behorende. Voorts kunnen in aanmerking worden genomen leeftijd en dienstjaren van de ambtenaar alsook andere omstandigheden, voor zover deze naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegde bestuursorgaan, gelet op het dienstbelang en gelet op verhoudingen binnen de dienst, van betekenis zijn. 2. Voor zover daarin niet reeds is voorzien door de Bezoldigingsregeling kan het college nadere regelen stellen met betrekking tot het in het eerste lid bepaalde. 3. De uitbetaling van de bezoldiging geschiedt per maand. Omtrent de wijze waarop de uitbetaling geschiedt kan het college nadere regels stellen. 5

4. Wanneer het salaris, een toelage of een vergoeding moeten worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de desbetreffende kalendermaand. 5. Van het bepaalde in het derde en vierde lid kan worden afgeweken indien het bestuursorgaan daartoe in bijzondere omstandigheden aanleiding vindt. 6. Over de tijd gedurende welke de ambtenaar in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn betrekking te vervullen, wordt hem zijn bezoldiging niet uitgekeerd. Vaststelling van de salarisschaal Artikel 3:1:4 1. Voor de ambtenaar wiens salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld geldt een salarisschaal vermeld in de Bijlage II bij deze regeling. 2. Het college past de Bijlage zoals hiervoor bedoeld aan voorzover algemene salarismaatregelen, vastgesteld door het LOGA, dat vergen. 3. Het college kent op grond van een systematische functiewaardering aan een functie een salarisschaal toe, zijnde de functionele schaal. 4. De ambtenaar wordt daadwerkelijk volgens de functionele schaal bezoldigd indien vastgesteld is dat hij de functie in alle facetten volledig en goed uitoefent. 5. Indien en zolang de ambtenaar nog niet voldoet aan de vereisten genoemd in het vorige lid wordt hij bezoldigd volgens een aanloopschaal, dat wil zeggen een salarisschaal welke in Bijlage II met een lager volgnummer dan de functionele schaal is aangeduid. Welke aanloopschaal wordt toegekend is afhankelijk van de bij een normale ontwikkeling te verwachten tijd benodigd voor een volledige vervulling van de functie in alle facetten, gelet op de opleiding en ervaring van de ambtenaar. 6. Het college bevordert de ambtenaar, die bezoldigd wordt volgens het maximum van de functionele schaal, op basis van het beoordelingsresultaat "zeer goed" naar de uitloopschaal, te weten de naast hogere schaal. 7. Een oordeel met betrekking tot de functievervulling bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid, is voor wat betreft de zittende ambtenaar gebaseerd op een beoordeling, omschreven in artikel 3:1:2, onderdeel g. 8. Indien om redenen welke de ambtenaar niet verwijtbaar zijn geen beoordeling is opgemaakt, wordt gehandeld alsof beoordeeld is met een gelijk resultaat als bij de laatst vastgestelde beoordeling, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat deze handelwijze ten aanzien van hem een onredelijk resultaat oplevert. 9. Indien er als gevolg van ziekte geen functioneringsgesprek kan plaatsvinden met een ambtenaar, kan de beoordeling met maximaal drie maanden worden uitgesteld. De hoogte van het salaris van de ambtenaar blijft gedurende de periode van het uitstel gelijk, waarna hij afhankelijk van het door het college vastgestelde beoordelingsresultaat, al dan niet, in aanmerking komt voor een salarisverhoging als omschreven in artikel 3:1:6a tot en met 3:1:6e, zonodig met terugwerkende kracht. 10. In het geval van een indiensttreding of overplaatsing bepaalt het college, aan de hand van opleiding, ervaring en overige gegevens die zij van belang achten, de salarisschaal. 6

Periodieken en bevordering Artikel 3:1:5 1. Bij zijn aanstelling of overplaatsing wordt de ambtenaar, het salaris van één van de aanloopschalen of de functionele schaal toegekend zoals in Bijlage II vermeld achter 0. 2. Het college kan, indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat, afwijken van het bepaalde in het eerste lid door toekenning van de uitloopschaal, van een salaris vermeld achter een hoger nummer in de betreffende schaal. Gevolgen beoordeling goed, zeer goed en voldoende bij bezoldiging in een aanloopschaal Artikel 3:1:6a 1. Indien en voor zover op basis van een beoordeling is vastgesteld dat de ambtenaar in een lager tempo dan normaal groeit naar een volledige en goede functie-uitoefening krijgt hij de kwalificatie voldoende. Aan hem kent het college als hij bezoldigd wordt volgens een aanloopschaal en het maximum van die schaal nog niet heeft bereikt jaarlijks, per 1 januari, één periodieke verhoging toe, tenzij in het kader van een aanstelling of overplaatsing anders is besloten. Na het bereiken van het maximum van een aanloopschaal wordt hij, indien op basis van een beoordeling is vastgesteld dat hij "voldoende" functioneert, bevorderd naar een volgende aanloopschaal of - indien van toepassing - de functionele schaal. 2. Indien en voor zover op basis van een beoordeling is vastgesteld dat de ambtenaar in een normaal tempo groeit naar een volledige en goede functie-uitoefening krijgt hij de kwalificatie goed. Aan hem kent het college als hij bezoldigd wordt volgens een aanloopschaal en het maximum van die schaal nog niet heeft bereikt jaarlijks, per 1 januari, één periodieke verhoging toe, tenzij in het kader van een aanstelling of overplaatsing anders is besloten. Na het bereiken van het maximum van een aanloopschaal wordt hij, indien op basis van een beoordeling is vastgesteld dat hij "goed" functioneert, bevorderd naar een volgende aanloopschaal of - indien van toepassing - de functionele schaal. 3. Het college kan in afwijking van het vorige lid besluiten een ambtenaar, die "goed" functioneert en het maximum van zijn aanloopschaal nog niet heeft bereikt, te bevorderen naar de naast hogere aanloopschaal of - indien van toepassing - de functionele schaal. 4. Indien ten aanzien van de ambtenaar bedoeld in het eerste lid op basis van een beoordeling is vastgesteld dat hij "zeer goed" functioneert en daardoor sneller dan normaal is te achten groeit naar een volledige en goede functievervulling kent het college hem extra periodieke verhogingen toe dan wel bevordert hem versneld naar een volgende aanloopschaal of de functionele schaal. Gevolgen beoordeling goed, zeer goed en voldoende bij bezoldiging in de functionele schaal Artikel 3:1:6b 1. Indien en zolang op grond van een beoordeling is vastgesteld dat de ambtenaar zijn functie "voldoende" uitoefent, kent het college als hij bezoldigd wordt volgens de functionele schaal jaarlijks, per 1 januari, één periodieke verhoging toe. 2. Indien en zolang op grond van een beoordeling is vastgesteld dat de ambtenaar zijn functie "goed" uitoefent, kent het college als hij bezoldigd wordt volgens de functionele schaal jaarlijks, per 1 januari, één periodieke verhoging toe. 3. Indien ten aanzien van de ambtenaar bezoldigd in de functionele schaal, middels 7

beoordeling, is vastgesteld dat hij "zeer goed" functioneert kent het college hem één of meer extra periodieken toe, dan wel bevordert hem naar de uitloopschaal. Gevolgen beoordeling goed, zeer goed en voldoende bij bezoldiging in de uitloopschaal Artikel 3:1:6c 1. Indien en zolang op basis van een beoordeling is vastgesteld dat de ambtenaar "voldoende" functioneert wordt hem als hij bezoldigd wordt volgens de uitloopschaal en het maximum daarvan nog niet heeft bereikt, per 1 januari geen jaarlijkse periodieke verhoging toegekend. 2. Indien en zolang op basis van een beoordeling is vastgesteld dat de ambtenaar "goed" functioneert wordt hem als hij bezoldigd wordt volgens de uitloopschaal en het maximum daarvan nog niet heeft bereikt, jaarlijks, per 1 januari, één periodieke verhoging toegekend. 3. Indien ten aanzien van de ambtenaar bezoldigd in de uitloopschaal middels beoordeling is vastgesteld dat hij "zeer goed" functioneert, worden hem per 1 januari één of meer extra periodieken toegekend indien althans het maximum van de uitloopschaal niet overschreden wordt of wordt hem één periodieke verhoging gecombineerd met een incidentele uitkering als bedoeld in artikel 3:1:10 toegekend. Gevolgen beoordeling goed, zeer goed en voldoende bij van toepassing zijnde diensttijduitloop Artikel 3:1:6d 1. Indien en zolang een ambtenaar, die het maximum van zijn uitloopschaal heeft bereikt, "voldoende" functioneert blijft het aantal wachtjaren te gaan tot de eerstvolgende diensttijduitloopperiodiek gelijk. 2. Indien en zolang een ambtenaar, die het maximum van zijn functionele of uitloopschaal heeft bereikt, "goed" functioneert wordt het aantal wachtjaren te gaan tot de eerstvolgende diensttijduitloopperiodiek jaarlijks met één jaar verminderd. 3. Indien en zolang een ambtenaar, die het maximum van zijn uitloopschaal heeft bereikt, "zeer goed" functioneert wordt het aantal wachtjaren te gaan tot de diensttijduitloop jaarlijks met twee of meer jaren verminderd. Gevolgen beoordeling onvoldoende bij bezoldiging in een aanloopschaal, de functionele schaal en uitloopschaal Artikel 3:1:6e 1. Aan de ambtenaar die bezoldigd wordt volgens een aanloopschaal, de functionele schaal of de uitloopschaal en van wie is vastgesteld dat hij onvoldoende functioneert, wordt geen jaarlijkse periodieke verhoging toegekend. 2. Van een besluit tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk en in ieder geval vóór de datum waarop anders de salarisverhoging zou zijn ingegaan mededeling gedaan. Het college bevestigt deze mededeling schriftelijk binnen 30 dagen. 3. Het college kan beslissen de salarisverhogingen welke op grond van het eerste lid achterwege zijn gebleven, nadien alsnog toe te kennen. 4. Indien en zolang een ambtenaar, die het maximum van zijn aanloopschaal, functionele schaal of uitloopschaal heeft bereikt, "onvoldoende" functioneert blijft het aantal wachtjaren te gaan tot de eerstvolgende diensttijduitloopperiodiek gelijk. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. 8

Overige bepalingen gevolgen beoordeling(skwalificaties) Artikel 3:1:7 1. Tijdens de vervulling van militaire of daarmee gelijkgestelde dienstplicht alsmede tijdens verhindering door ziekte wordt de ambtenaar voor de toekenning van de jaarlijkse periodiek, geacht "goed" te functioneren, behoudens het bepaalde in artikel 3:1:4, negende lid. 2. In het geval van een indiensttreding of overplaatsing kan het college, aan de hand van opleiding, ervaring en overige gegevens die het college van belang acht, besluiten nemen omtrent de toekenning van periodieke verhogingen, dan wel de bevordering naar een aanloopschaal, de functionele of de uitloopschaal, waarin het college andere gevolgen verbindt aan de op grond van een beoordeling vast te stellen beoordelingsresultaten dan de gevolgen die op grond van artikel 3:1:2, onderdeel h, aan het beoordelingsresultaat verbonden zijn. 3. Indien een ambtenaar bezoldigd wordt in een garantieschaal welke hoger is dan de functionele schaal van de functie die hij bekleedt, zijn de gevolgen van de toegekende beoordelingskwalificaties gelijk aan die van artikel 3:1:6c tot en met 3:1:6e tenzij bij zijn overplaatsing anders is besloten. Deeltijd Artikel 3:1:8 Het salaris van de ambtenaar met een niet volledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris bij een volledige betrekking. Periodieke uitkering Artikel 3:1:9 1. Het college kan in uitzonderlijke gevallen aan de ambtenaar of een groep ambtenaren een periodieke uitkering toekennen op andere gronden dan hiervoor vermeld. 2. De periodieke uitkering kan niet langer duren dan zolang als de uitzonderlijke omstandigheden die tot toekenning leidden naar het oordeel van het college voortzetting van die uitkering vergen. 3. Het college kan aan de toekenning nadere voorwaarden verbinden. Incidentele uitkering Artikel 3:1:10 1. Het college kan in uitzonderlijke gevallen aan de ambtenaar of een groep ambtenaren een incidentele uitkering toekennen op andere gronden dan hiervoor vermeld. 2. Het college kan aan de toekenning nadere voorwaarden verbinden. 3. De incidentele uitkering valt niet onder het begrip bezoldiging, omschreven in artikel 3:1, tweede lid, onderdeel c. 9

Waarnemingstoelage Artikel 3:1:11 [3:1:2] 1. De ambtenaar, aan wie met toestemming van of namens het college is opgedragen een betrekking volledig waar te nemen, waarvoor een schaal geldt, welke hoger is dan de voor zijn betrekking geldende schaal, ontvangt over het tijdvak van de waarneming een door het college te bepalen vergoeding, mits de waarneming in een aaneengesloten periode van 6 weken ten minste 20 volle werkdagen heeft geduurd. 2. Voor elke volle kalendermaand van de waarneming wordt de ambtenaar een vergoeding toegekend, welke gelijk is aan de laatste periodiek of de laatste twee periodieken of de laatste drie periodieken van de functionele schaal in Bijlage IIa van de functie van de ambtenaar wiens betrekking wordt waargenomen bij respectievelijk verschil van één salarisschaal, twee salarisschalen of drie of meer salarisschalen tussen de functionele salarisschaal van degene wiens betrekking wordt waargenomen en de functionele salarisschaal van degene die waarneemt. Ingeval de vergoeding over een gedeelte van een kalendermaand moet worden berekend, is artikel 3:1:3, vierde lid, van overeenkomstige toepassing. 3. De ambtenaar die ingevolge hem daartoe door of namens het college verstrekte opdracht volledig een andere betrekking waarneemt waarvoor andere werktijden zijn vastgesteld dan voor zijn betrekking gelden, ontvangt - zulks onverminderd het bepaalde in het eerste lid - in zoverre op de waar te nemen betrekking het bepaalde in artikel 3:3 van toepassing is een vergoeding overeenkomstig de in dat artikel bedoelde regels. Op de eerste twee dagen en op de eerste zaterdag en zondag van de waarneming ontvangt hij evenwel voor de uren welke liggen buiten de voor zijn betrekking geldende werktijd ten minste een bedrag gelijk aan de vergoeding als bedoeld in artikel 3:2:3. Wordt achtereenvolgens en zonder onderbreking meer dan een betrekking als hier bedoeld waargenomen, dan geldt dit als één geval van waarneming. 4. Geen vergoeding ingevolge het eerste en derde lid wordt genoten door de ambtenaar voor wie krachtens zijn aanstelling een bijzondere regeling geldt. 5. Het college is bevoegd om in andere gevallen van waarneming een naar het oordeel van het college, gelet op de aard en de omvang van de ingevolge de waarneming verrichte werkzaamheden, alsmede op de duur en de wijze van de waarneming, billijke vergoeding toe te kennen. Toelage tot minimumloon Artikel 3:1:12 1. Indien het salaris minder is dan het minimumloon krachtens de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag wordt aan de ambtenaar een toelage uitgekeerd ten bedrage van het verschil. 2. Voor een ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt deze toelage naar evenredigheid vastgesteld. Overwerkvergoeding Artikel 3:2 De ambtenaar heeft recht op een vergoeding voor overwerk. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald in welke gevallen een uitzondering geldt wat betreft de 10

mogelijkheid aanspraak te maken op een vergoeding, bedoeld in de eerste volzin. Overwerktoelage Artikel 3:2:1 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3:2:3 kan het college, gelet op de omvang en de aard van het overwerk, met name het structurele karakter daarvan, de vergoeding voor overwerk al dan niet in combinatie met die voor onregelmatige dienst, in bijzondere gevallen vaststellen op een bedrag ter grootte van een percentage van het maandsalaris dat geacht mag worden overeen te stemmen met hetgeen gemiddeld uitgekeerd zou zijn indien de vergoeding berekend zou zijn op basis van het gestelde in het vierde lid van artikel 3:2:3. 2. Het college wijzigt een dergelijke toelage of trekt die in indien de gronden waarop zij berust gedeeltelijk of geheel zijn komen te vervallen. Afbouwregeling overwerktoelage Artikel 3:2:2 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder: a. overwerktoelage: de in artikel 3:2:1 geregelde vergoeding in geld; b. wezenlijke onderbreking: een onderbreking van langer dan twee maanden. 2. Als de bezoldiging van de ambtenaar door het buiten zijn toedoen eindigen of verminderen van de overwerktoelage een blijvende verlaging van ten minste 3% van de bezoldiging ondergaat, wordt hem een aflopende uitkering verleend, mits hij - onmiddellijk vóór het evenbedoelde eindigen of verminderen van de vergoeding voor overwerk - gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking het overwerk heeft verricht. Met een verlaging van ten minste 3% wordt gelijkgesteld meerdere verlagingen in enig jaar tezamen groot ten minste 3% van de laatste bezoldiging. Met ingang van het tijdstip waarop sprake is van een situatie vermeld in de vorige volzin, wordt gehandeld als ware er met ingang van datzelfde tijdstip sprake van één verlaging ter grootte van de som van de afzonderlijke verlagingen. 3. De in het tweede lid bedoelde aflopende uitkering gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij, onmiddellijk vóór de aanvang van die uitkering, gedurende minimaal tien jaren zonder wezenlijke onderbreking het overwerk heeft verricht, over in een blijvende uitkering, waarvan het percentage gelijk is aan dat op de dag vóór het bereiken van de 60-jarige leeftijd door betrokkene. 4. Indien buiten toedoen van de ambtenaar, die 60 jaar of ouder is, de overwerktoelage eindigt of vermindert en zijn bezoldiging daardoor een blijvende verlaging van ten minste 3% van de bezoldiging ondergaat, wordt hem een blijvende uitkering verstrekt, mits hij - onmiddellijk vóór het evenbedoelde eindigen of verminderen van de vergoeding - gedurende ten minste tien jaren zonder wezenlijke onderbreking het overwerk heeft verricht. Het bepaalde in de laatste twee volzinnen van het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. 5. Berekeningsbasis voor de vaststelling van de uitkering ingevolge het tweede, derde en vierde lid is het verschil tussen het bedrag, dat de ambtenaar over de 24 kalendermaanden, die aan de vermindering van de bezoldiging voorafgaan, gemiddeld per kwartaal aan overwerktoelage heeft genoten, en het totale bedrag, dat hij daarna per kwartaal gaat genieten aan laatstvermelde toelage en aan verhogingen van de bezoldiging, anders dan die wegens algemene salarisverhogingen. 6. Recht op de uitkering volgens het tweede lid bestaat voor ieder kwartaal van de 11

overbruggingsperiode, welke in het zevende lid is omschreven en waarin de berekeningsbasis 3% of meer bedraagt van de bezoldiging in het kwartaal, voorafgaande aan die van de daling van de bezoldiging. Indien dit voor de vaststelling van het recht op een uitkering noodzakelijk is, wordt voor een gedeelte van een kwartaal overeenkomstig gehandeld. 7. De in het zesde lid bedoelde overbruggingsperiode is gelijk aan ¼ gedeelte van de tijd, gedurende welke zonder wezenlijke onderbreking het overwerk werd verricht, maar die periode duurt niet langer dan 36 maanden. Met inachtneming van dit maximum wordt de berekende overbruggingsperiode op een heel aantal maanden naar boven afgerond. De aldus vastgestelde overbruggingsperiode wordt in drie gelijke delen gesplitst, waarbij afronding van de maanden voor het eerste en eventueel het tweede deel naar boven plaatsvindt en het totale aantal maanden van de drie delen de duur van de overbruggingsperiode niet overschrijdt. 8. Een in het tweede lid bedoelde aflopende uitkering begint op het tijdstip van de in dat lid aangeduide beëindiging of vermindering van de overwerktoelage, met dien verstande dat voor het geval deze beëindiging of vermindering niet op de eerste dag van een kalendermaand plaatsheeft, de aflopende uitkering aanvangt op de eerste dag van de volgende maand. Over de kalendermaand, waarin de vorenbedoelde beëindiging of vermindering intrad, wordt de vergoeding voor overwerk aangevuld tot het gemiddelde van die vergoeding over de voorafgegane 24 kalendermaanden. 9. Voor de drie tijdvakken, waarin de overbruggingsperiode is gesplitst, bedraagt de aflopende uitkering volgens het tweede lid 75% respectievelijk 50% en 25% van de berekeningsbasis. 10. De in het vierde lid bedoelde blijvende uitkering is gelijk aan de berekeningsbasis. Op deze toelage is het bepaalde in het achtste lid van overeenkomstige toepassing. 11. Een uitkering wordt eens per kwartaal en wel achteraf betaalbaar gesteld. Op verzoek van de ambtenaar wordt maandelijks een voorschot uitbetaald. 12. Aan een op grond van dit artikel toegekende aflopende of blijvende uitkering komt in elk geval een einde per de datum, waarop het dienstverband eindigt. Hoogte overwerkvergoeding Artikel 3:2:3 [3:2:1] 1. De vergoeding, bedoeld in artikel 3:2, bestaat uit verlof. Voor de berekening van de duur van het verlof worden de percentages vermeld in het vierde lid omgezet in tijd. 2. Het verlof bedoeld in de eerste volzin van het vorige lid wordt door het hoofd van dienst verleend op een zo vroeg mogelijk tijdstip. Op verzoek van de ambtenaar en voor zover de belangen van de dienst en de belangen van de andere ambtenaren dit naar het oordeel van het hoofd van dienst toelaten, wordt het verlof verleend - zo nodig in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin - op een tijdstip dat de ambtenaar wenst. 3. Kan, naar het oordeel van het hoofd van dienst vanwege het dienstbelang, geen verlof worden verleend in overeenstemming met het in het tweede lid bepaalde, dan bestaat de in het eerste lid bedoelde vergoeding uitsluitend uit een bedrag. Dit bedrag wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid. 4A. Het bedrag voor een uur overwerk is gelijk aan een percentage van het 1/156 gedeelte van de som per maand van het - zonodig naar een volledige betrekking herberekende - salaris en 12

de aan de ambtenaar toegekende toelagen, doch met uitzondering van de toelagen voor het verrichten van onregelmatige dienst; de brandweertoelage; de beschikbaarheiddiensttoelage; de overwerktoelage; de duiktoelage; de duikinstructietoelage en de vakantietoelage. Een evenredig deel van dit bedrag wordt verstrekt voor overwerk gedurende een gedeelte van een uur. Het in de eerste volzin bedoelde percentage bedraagt: - 200 voor overwerk op een zondag tussen 0 en 24 uur; - 200 voor overwerk op een maandag tussen 0 en 6 uur; - 175 voor overwerk op een zaterdag tussen 18 en 24 uur; - 150 voor overwerk op een zaterdag tussen 0 en 18 uur; - 150 voor overwerk op een dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 0 en 6 uur; - 150 voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 20 en 24 uur; - 125 voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6 en 20 uur. 4B. Voor overwerk op een feestdag, als bedoeld in artikel 4:2:2, derde lid, en op de dag volgende op die feestdag tussen 0 en 6 uur, geldt het percentage ingevolge het voorgaande, onderscheidenlijk voor een zondag en voor een maandag tussen 0 en 6 uur, bepaald. 4C. Is voor de ambtenaar volgens rooster in plaats van een zondag, een feestdag, bedoeld in artikel 4:2:2, derde lid, of een zaterdag, een andere vrije dag aangewezen dan wordt overwerk op die dag beschouwd als overwerk op overeenkomstige uren verricht op onderscheidenlijk een zondag, een feestdag, bedoeld in artikel 4:2:2, derde lid, of een zaterdag. Het college is echter bevoegd om, indien zulks naar het oordeel van het college wenselijk is, een regeling vast te stellen waarbij in afwijking van het hier bepaalde voor overwerk op vorenbedoelde vrije dag, ongeacht of deze is aangewezen in de plaats van een zondag of een feestdag, bedoeld in artikel 4:2:2, derde lid, of een zaterdag, een gelijke vergoeding wordt vastgesteld van 180%. 5. Het college bepaalt welke ambtenaren - gelet op de aard en het niveau van hun betrekking - geen aanspraak hebben op vergoeding voor overwerk. 6. Het college is bevoegd aan de ambtenaar die op grond van het bepaalde in het vorige lid geen aanspraak heeft op vergoeding voor overwerk in bijzondere gevallen een door het college te bepalen vergoeding toe te kennen, indien en naarmate dit naar het oordeel van het college, gelet op de aard en de omvang van het overwerk en de onvermijdelijkheid daarvan, redelijk is te achten. 7. Het college is bevoegd om voor werkzaamheden welke door ambtenaren met een verschillende bezoldiging en eventueel een verschillende betrekking tezamen en gelijktijdig als overwerk moeten worden verricht, een naar het oordeel van het college billijke voor deze ambtenaren gelijke vergoeding vast te stellen. 8. Dit artikel is niet van toepassing op overwerk hetwelk voortvloeit uit een van de in artikel 15:1:16 bedoelde verplichtingen. Het college regelt afzonderlijk de vergoeding voor zodanig overwerk. 9. De vergoeding voor overwerk valt niet onder het begrip bezoldiging, omschreven in artikel 3:1, tweede lid, onderdeel c. 13

Afbouwregeling structurele overwerkvergoeding Artikel 3:2:4 Artikel 3:2:2 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor "overwerktoelage" dient te worden gelezen "vergoeding voor overwerk". Toelage onregelmatige dienst Artikel 3:3 1. De ambtenaar heeft recht op een vergoeding over de werktijd vastgesteld op: a. maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 24.00 uur; b. zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur; c. zondag tussen 0.00 en 24.00 uur. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid heeft de ambtenaar geen recht op vergoeding, indien in een week slechts op één aaneengesloten periode van ten hoogste 3 uur, op de in dat lid onder a of b genoemde tijdstippen, werktijd is vastgesteld. 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid behoudt de ambtenaar zijn recht op vergoeding over de op zaterdag vastgestelde werktijd, indien voor hem reeds vóór 1 januari 1997 in de regel werktijd op zaterdag werd vastgesteld. 4. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald in welke gevallen, anders dan in de voorgaande leden, een uitzondering geldt voor de mogelijkheid om aanspraak te maken op een vergoeding, als bedoeld in het eerste lid. Hoogte toelage onregelmatige dienst/niet van toepassing op Artikel 3:3:1 1. De ambtenaar voor wie een lager maximum salaris geldt dan dat van schaal 11, komt in aanmerking voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3:3, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van de bezoldiging daarmede rekening is gehouden. 2. Behoudens het bepaalde in artikel 3:2:1, bedraagt de toelage per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur, met dien verstande dat dit percentage ten hoogste wordt berekend over het salaris per uur dat is afgeleid van het maximum wat in de Bijlage II staat aangegeven bij schaal 6. a. Dit percentage bedraagt op: b. maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur 20%; c. zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur 40%; d. maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur 40%; e. zondag of een daarmee in artikel 4:2:2, derde lid, gelijkgestelde dag 65%. 3. Voor de in het vorige lid onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts verleend indien de arbeid is aangevangen vóór 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd nà 19.00 uur. 14

Afbouwregeling onregelmatige dienst Artikel 3:3:2 Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage voor onregelmatige dienst een blijvende verlaging ondergaat, welke ten minste 3% bedraagt, wordt een aflopende uitkering toegekend op de voet van het gestelde in artikel 3:2:2. Dat betekent dat voor de toepassing in het kader van dit artikel gelezen moet worden voor casu quo verstaan moet worden onder: overwerktoelage: de in artikel 3:3:1 bedoelde toelage en/of het deel van de bezoldiging dat ingevolge artikel 3:2:1 is bestemd als vergoeding voor onregelmatige dienst; overwerk: onregelmatige dienst. Verschuivingsvergoeding Artikel 3:4 Het college kan bepalen dat bij verschuiving van de feitelijke arbeidsduur per week of bij verschuiving van de vastgestelde werktijden, anders dan op verzoek van de ambtenaar, aanspraak op een vergoeding ontstaat. In een nader vast te stellen regeling wordt bepaald wanneer recht ontstaat op een verschuivingsvergoeding. Ambtsjubileumgratificatie Artikel 3:5 De ambtenaar heeft recht op een ambtsjubileumgratificatie. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald: a. in welke gevallen een uitzondering geldt wat betreft de mogelijkheid aanspraak te maken op een gratificatie, bedoeld in de aanhef; b. op welke wijze het bedrag aan gratificatie wordt berekend. Berekening ambtsjubileumgratificatie Artikel 3:5:1 1. De gratificatie, bedoeld in artikel 3:5, is gelijk aan een tot een veelvoud van vijf euro naar boven afgerond bedrag, overeenkomende met de bezoldiging over: a. ½ maand onderscheidenlijk 1 maand, indien de ambtenaar 25 onderscheidenlijk 40 of 50 jaren in overheidsdienst werkzaam is geweest; b. 1 maand onderscheidenlijk 2 maanden, indien de ambtenaar 25 onderscheidenlijk 40 of 50 jaren uitsluitend in dienst van de gemeente 's-hertogenbosch werkzaam is geweest. Indien de ambtenaar eerder een gratificatie, genoemd onder a, heeft ontvangen, mag de som der gratificaties naar de onder a en b gegeven onderscheidingen, het bedrag bedoeld onder b, niet overschrijden. Over de gratificatie door de ambtenaar verschuldigde premies ingevolge sociale verzekeringswetten en loonbelasting worden voor rekening van de gemeente genomen. 2. Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen: - op grond van artikel 8:1, in verband met volledig ABP keuzepensioen - op grond van artikel 8:3, eerste lid; - op grond van artikel 8:4 of artikel 8:5; - op grond van artikel 8:10; - op grond van artikel 8:11, eerste lid; 15

en die indien het ontslag niet had plaatsgevonden het voor een gratificatie vereiste aantal dienstjaren binnen vijf jaar na de ontslagdatum had kunnen vervullen, wordt een proportionele gratificatie toegekend. Deze proportionele gratificatie wordt berekend door het bedrag waarop recht zou hebben bestaan indien het vereiste aantal dienstjaren zou zijn vervuld, te vermenigvuldigen met een breuk. Daarvan wordt de teller gevormd door het feitelijk geheel of gedeeltelijk vervulde aantal dienstjaren, waarbij naar boven wordt afgerond op hele maanden; de noemer is het aantal dienstjaren dat vervuld had moeten zijn om voor de gratificatie in aanmerking te komen. Bij de bepaling van het aantal dienstjaren binnen vijf jaar na de ontslagdatum, wordt de tijd na de AOW-gerechtigde leeftijd buiten beschouwing gelaten. 3. Bij ontslag op grond van artikel 8:3, tweede lid wordt de in het vorige lid bedoelde proportionele ambtsjubileumgratificatie berekend naar rato van het aantal uren waarvoor ontslag wordt verleend. 4. De bezoldiging, bedoeld in het eerste lid, is, behoudens het in de leden vijf tot en met zeven van dit artikel vermelde, gelijk aan de som van het salaris en de toelagen, zoals zij per maand voor de ambtenaar gelden op de dag van zijn ambtsjubileum. 5. Ingeval aan de ambtenaar een herplaatsingstoelage als bedoeld in het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP is toegekend, worden voor wat betreft de berekening van de gratificatie twee perioden onderscheiden: - De bezoldiging in de periode van overheidsdienst gelegen vóór de datum van herplaatsing is gelijk aan de som van het salaris en de toelagen, zoals zij in de maand voorafgaand aan de herplaatsing golden, vermeerderd met nadien toegekende algemene salarisverhogingen. - De bezoldiging in de periode van overheidsdienst vanaf de datum van herplaatsing is gelijk aan de som van het salaris en de toelagen, zoals zij per maand voor de ambtenaar gelden op de dag van zijn ambtsjubileum. 6. Tot de toelagen worden niet gerekend de waarnemingstoelage en de vergoeding onder welke benaming dan ook voor overwerk. Evenmin worden als toelagen beschouwd vergoedingen van en tegemoetkomingen in kosten. 7. Voor wat betreft de toelagen wordt voor de vaststelling van de bezoldiging uitgegaan van een bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de dag van het ambtsjubileum gemiddeld per maand aan die toelagen is toegekend. Voor zover de ambtenaar op evenbedoelde datum minder dan twaalf kalendermaanden zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand over dat tijdvak is toegekend. 8. Als overheidsdienst geldt de tijd, die als diensttijd in de desbetreffende paragraaf van de vigerende Regeling gratificatie bij ambtsjubileum van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt aangemerkt. 9. Bij de berekening van de duur van de in dit artikel bedoelde overheidsdienst dienen een maand en een jaar gesteld te worden op respectievelijk 30 en 360 dagen. 10. Het in de vorige leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar, die gebruik maakt van de mogelijkheid tot deeltijdontslag, als bedoeld in artikel 8:11, tweede lid, met dien verstande dat de (proportionele) gratificatie eerst wordt toegekend op het tijdstip waarop de ambtenaar de gemeentedienst volledig verlaat. Bepalend voor de berekening is de bezoldiging die de ambtenaar voorafgaand aan het eerste deeltijdontslag genoot, vermeerderd met nadien toegekende algemene salarisverhogingen en salarisverhogingen in de vorm van toekenning van periodieken en/of bevorderingen. 16

Eindejaarsuitkering Artikel 3:6 1. De ambtenaar heeft recht op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 6,0% van het voor hem in een kalenderjaar geldende salaris op jaarbasis. De uitkering bedraagt bij een volledige betrekking minimaal 1.750-. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. 2. De eindejaarsuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december betaald. 3. Bij indiensttreding na 1 januari van een kalenderjaar bouwt de ambtenaar naar evenredigheid aanspraken op een eindejaarsuitkering op. Bij ontslag van de ambtenaar vindt betaling van de eindejaarsuitkering plaats over het gedeelte van het kalenderjaar dat de ambtenaar in dienstverband werkzaam is geweest. Algemene bepalingen ter zake van beschikbaarheiddienst Artikel 3:7:1 1. Een wekelijkse beschikbaarheiddienst omvat alle uren, die bij een volledige betrekking op maandag tot en met vrijdag niet gewerkt behoeven te worden, en alle uren op zaterdag en zondag. 2. De honorering van deze wekelijkse beschikbaarheiddiensten is gestoeld op de Vergoeding piketdienst beroepsbrandweer die deel uitmaakt van de landelijke Uitwerkingsovereenkomst (UWO) en bedraagt 16% van het 1/156 gedeelte van het maandsalaris voor elk uur, waarin betrokkene zich beschikbaar moet houden, voor zover deze uren vallen op zondag, nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd, de maandag en dinsdag van carnaval en 5 mei en 10% van dat salarisgedeelte voor elk uur, waarin hij zich beschikbaar moet houden, indien deze uren vallen op andere dagen. 3. De ambtenaar is verplicht om, indien een oproep daartoe plaatsvindt, arbeid te verrichten. 4. Arbeid verricht tijdens beschikbaarheiddienst wordt als overwerk beschouwd en vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:2:3. 5. Overwerk bedoeld in het vorige lid, begint op het moment dat van huis wordt vertrokken en eindigt op het moment van terugkeer in de eigen woning. Beschikbaarheiddienstvergoeding Artikel 3:7:2 1. De daartoe aangewezen ambtenaar, die incidenteel een wekelijkse beschikbaarheiddienst verricht, ontvangt deswege een vergoeding. 2. De, op basis van artikel 3:7:1 berekende, gemiddelde beschikbaarheiddienstvergoeding voor één week, wordt op declaratiebasis uitbetaald en bedraagt bij een feitelijke arbeidsduur van: 40 uur per week: 9,26% van het maandsalaris van de ambtenaar; 38 uur per week: 9,39% van het maandsalaris van de ambtenaar; 36 uur per week: 9,52% van het maandsalaris van de ambtenaar. 17

3. De beschikbaarheiddienstvergoeding valt onder het begrip bezoldiging, omschreven in artikel 3:1, tweede lid, onder c, juncto artikel 7:8:1. 4. Artikel 3:2:2 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor overwerktoelage dient te worden gelezen beschikbaarheiddienstvergoeding ; - voor het overwerk dient te worden gelezen de beschikbaarheiddienst ; - de bepalingen ten aanzien van de wezenlijke onderbreking geen toepassing vinden. Beschikbaarheiddiensttoelage Artikel 3:7:3 1. De daartoe aangewezen ambtenaar, die structureel en volgens rooster wekelijkse beschikbaarheiddiensten verricht, ontvangt deswege een toelage. 2. De, op basis van artikel 3:7:1 berekende, beschikbaarheiddiensttoelage wordt uitgedrukt in een percentage van het maandsalaris van de ambtenaar. De vigerende percentages zijn vastgelegd in Bijlage D van de Rechtspositieregeling gemeente s-hertogenbosch. 3. Incidentele extra wekelijkse beschikbaarheiddiensten worden op basis van een declaratie achteraf aan de ambtenaar uitbetaald. 4. Ingeval de extra beschikbaarheiddiensten echter een dusdanige omvang hebben dat deze met een roosterwijziging gepaard gaan, wordt de toelage voor de periode van de roosterwijziging herberekend. 5. De beschikbaarheiddiensttoelage valt onder het begrip bezoldiging, omschreven in artikel 3:1, tweede lid, onder c. 6. Artikel 3:2:2 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat - voor overwerktoelage dient te worden gelezen beschikbaarheiddiensttoelage en - voor het overwerk dient te worden gelezen de beschikbaarheiddienst. Inconveniënten (Artikel 3:8:1 vervallen) Toelagen in het kader van Bedrijfshulpverlening Artikel 3:9:1 1. Aan het coördinerend hoofd Bedrijfshulpverlening wordt een maandelijkse toelage toegekend tot een bedrag gelijk aan de laatste periodiek van schaal 9 van Bijlage II. 2. Aan het hoofd Bedrijfshulpverlening wordt een maandelijkse toelage toegekend van 50% van de toelage als bedoeld in het eerste lid. 3. Aan de Ploegleider wordt een maandelijkse toelage toegekend van 30% van de toelage als bedoeld in het eerste lid. 4. Aan de Bedrijfshulpverlener wordt een maandelijkse toelage toegekend van 15% van de toelage als bedoeld in het eerste lid. 18

5. Aan de E.H.B.O.-er wordt een maandelijkse toelage toegekend van 7,5% van de toelage als bedoeld in het eerste lid. 6. Op het moment dat een aangewezen ambtenaar niet meer voldoet aan de gestelde opleidingseisen en/of de aanwijzing wordt ingetrokken, komt de betreffende toelage te vervallen. Vergoedingen in het kader van de Bedrijfshulpverlening Artikel 3:9:2 1. Aan de Bedrijfshulpverleners en/of E.H.B.O.-ers wordt een bruto uurvergoeding toegekend van een bedrag gelijk aan het maximum van schaal 2 van Bijlage IIa, verhoogd met 40%, indien zij in het kader van de bedrijfshulpverlening/e.h.b.o. een opleiding buiten hun reguliere werktijden volgen voor het behalen van het diploma van bedrijfshulpverlener en/of E.H.B.O.-er. Deze vergoeding is per opkomst deels onbelast. 2. De vergoeding bedoeld in het eerste lid wordt eveneens toegekend voor het deelnemen aan een oefening buiten werktijd, waarvoor zij door of namens het coördinerend hoofd Bedrijfshulpverlening zijn opgeroepen. 3. De in het eerste en tweede lid genoemde vergoedingen worden per half jaar uitbetaald. 4. Het college past de vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan voor zover algemene salarismaatregelen, vastgesteld door het LOGA, dat vergen. Het onbelaste gedeelte van de uurvergoeding wordt aangepast overeenkomstig de norm door de inspecteur der belastingen gesteld. 5. De in het eerste en tweede lid genoemde vergoedingen vallen niet onder het begrip bezoldiging, omschreven in artikel 3:1, tweede lid, onderdeel c. Opkomst- en overwerkvergoeding in het kader van gladheidsbestrijding Artikel 3:10:1 1. De bruto vergoeding in geval van opkomst buiten de feitelijke arbeidsduur van daartoe aangewezen ambtenaren in het kader van de bestrijding van gladheid bedraagt per opkomst 30% van de laatste periodiek van schaal 4 van Bijlage IIa; welk bedrag op één volle euro naar boven wordt afgerond. 2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, valt niet onder het begrip bezoldiging, omschreven in artikel 3:1, tweede lid, onderdeel c. 3. Arbeid, die buiten de feitelijke arbeidsduur in het kader van de gladheidsbestrijding wordt verricht, wordt als overwerk beschouwd en vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:2:3. 4. Overwerk bedoeld in het vorige lid, begint op het moment dat van huis wordt vertrokken en eindigt op het moment van terugkeer in de eigen woning. Artikel 3:11:1 [3:7:1] tot en met 3:11:7 [3:7:7] vervallen 19

Afbouw garantietoelage Artikel 3:12:1 Een aan de ambtenaar in verband met de omzetting van de systematiek van uitloopperiodieken in uitloopschalen of in verband met het vervallen van een diploma- of een kastoelage of om een andere reden toegekende garantietoelage wordt ingelopen vanaf het tijdstip waarop aan de ambtenaar salarisverhogingen in de vorm van bevorderingen worden toegekend. Nadien toegekende periodieke verhogingen worden op de resterende garantietoelage in mindering gebracht. Afscheidsgratificatie Artikel 3:13:1 1. Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen: - op grond van artikel 8:1 in verband met volledig ABP keuzepensioen; - op grond van artikel 8:2; - op grond van artikel 8:2a; - op grond van artikel 8:4; - op grond van artikel 8:10; - op grond van artikel 8:11, eerste lid; wordt een afscheidsgratificatie toegekend. 2. De gratificatie, bedoeld in het vorige lid, is gelijk aan een tot een veelvoud van vijf euro naar boven afgerond bedrag, overeenkomende met een ¼ maandsalaris onderscheidenlijk een ½ maandsalaris indien de ambtenaar minder dan 25 jaren onderscheidenlijk 25 of meer jaren in dienst van de gemeente 's-hertogenbosch is geweest. 3. Indien de ambtenaar binnen vijf jaren na de ontslagdatum 25 jaren in dienst van de gemeente 's-hertogenbosch zou zijn geweest, wordt een proportionele afscheidsgratificatie toegekend. Deze proportionele gratificatie wordt berekend door het bedrag waarop recht zou hebben bestaan indien het vereiste aantal van 25 dienstjaren zou zijn vervuld, te vermenigvuldigen met een breuk. Daarvan wordt de teller gevormd door het feitelijk geheel of gedeeltelijk vervulde aantal dienstjaren, waarbij naar boven wordt afgerond op hele maanden; de noemer is het aantal van 25 dienstjaren. Bij de bepaling van het aantal dienstjaren binnen vijf jaar na de ontslagdatum, wordt de tijd na de AOW-gerechtigde leeftijd buiten beschouwing gelaten. 4. Het in de vorige leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar, die gebruik maakt van de mogelijkheid tot deeltijdontslag, als bedoeld in artikel 8:11, tweede lid, met dien verstande dat de (proportionele) gratificatie eerst wordt toegekend op het tijdstip waarop de ambtenaar de gemeentedienst volledig verlaat. Bepalend voor de berekening is het maandsalaris dat de ambtenaar voorafgaand aan het eerste deeltijdontslag genoot, vermeerderd met nadien toegekende algemene salarisverhogingen en salarisverhogingen in de vorm van toekenning van periodieken en/of bevorderingen. Nadere uitwerking refertetijdvak toelage onregelmatige dienst en beschikbaarheiddienstvergoeding, die op declaratiebasis worden uitbetaald. Artikel 3:14:1 1. Dit artikel strekt ertoe het refertetijdvak van de toelage en de vergoeding, vastgelegd in artikel 7:8:1, nader uit te werken. 20