Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3.1 t/m

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

heel veel was er nodig.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, par. 2 t/m 9

Samenvatting Geschiedenis H3

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 1 t/m 9

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

Samenvatting Geschiedenis 51 een nieuw koninkrijk - 52 liberale revolutie gelijkheid voor iedereen

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

7,3. Samenvatting door een scholier 4078 woorden 22 februari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Samenvatting Geschiedenis Module 2: Staatsinrichting van Nederland

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Samenvatting Geschiedenis H5

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting Begrippen

In 1813 werden de Fransen verjaagd en de zoon van de laatste stadhouder werd koning

Paragraaf 1: Het ontstaan van een industriële samenleving. Ontstaan industriële samenleving goederen in fabrieken gemaakt en mensen wonen in steden.

Theorie hoofdstuk 1 geschiedenis

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Politieke stromingen hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting geschiedenis H2 wetenschappelijke revolutie, verlichting en Franse Revolutie 2tm5 2 De verlichting De samenleving wetenschappelijk

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Politieke stromingen hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

7,2. 1 Wetenschappelijke revolutie. 2 Gevolgen van de wetenschappelijke revolutie. 3 Kenmerken van de verlichting

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting in Nederland

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Samenvatting door een scholier 2007 woorden 29 januari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

7,5. Samenvatting door Lisette 1239 woorden 18 april keer beoordeeld. Geschiedenis. Russische Revolutie

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 de industri?le samenleving

Eureka 2M volledig herziene 5 e druk,

SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO Staat en Natie. Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Het Congres van Wenen hertekent Europa (1815) (les 03 5des) Geschiedenis 5MEVO-5EM-5EI-5IW VTI Kontich

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Staatsinrichting hoofdstuk 1 VMBO

Samenvatting Geschiedenis Tijdvak 7, pruiken en revoluties

3,2. Verslag door Lotte 1992 woorden 19 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Tijdvak: Tijd van burgers en stoommachines. Periode:

A. Kuyper

Samenvatting Maatschappijleer Paragraaf 1 t/m 6

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Werk in de eerste fabrieken In de nieuwe fabrieken moesten de arbeiders onder moeilijke omstandigheden werken:

Kenmerkend aspect 31: de Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor de industriële samenleving

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8 havo 4

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

Proef Geschiedenis Hoofdstuk 5

Samenvatting Geschiedenis Industriele revolutie

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5

31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legt voor een industriële samenleving.

NEDERLAND IN DE 16e EEUW

Tegenwoordig werken jonge kinderen niet. Tot 1874 is dat anders. Kinderen. Waarom vinden mensen het goed dat kinderen werken?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 7

5,4. Politiek. Wat is democratie? Aanvullende kenmerken van een parlementaire democratie. Samenvatting door een scholier 2462 woorden 1 april 2006

Tijdvak van burgers en stoommachines ( ) / 19 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Module 1: Industriele revolutie

Deelvraag: Hoe had de parlementaire democratie zich in Nederland ontwikkeld?

De Tien Tijdvakken. Tijd van de jagers en boeren, tot 3000 v.c.

Tegenwoordig werken jonge kinderen niet. Tot 1874 is dat anders. Kinderen. Waarom vinden mensen het goed dat kinderen werken?

Examenopgaven VMBO-KB 2003

Tijd van regenten en vorsten Wie heeft de macht? Deel 2. Wie hadden in de Republiek, in Frankrijk en in Engeland de politieke macht?

Slaaf krijgt vrijheid (vanaf nu: ex-slaaf) en wordt loonarbeider bij zijn baas (vanaf nu: ex-slavenhouder)

De sociale kwestie, d.w.z. het vraagstuk van de slechte leef- woon- en werkomstandigheden van de (fabrieks)arbeiders en hun gezinnen.

Tijd van pruiken en revoluties

Opdracht Geschiedenis De Franse Revolutie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 De Industri?le Revolutie

GESCHIEDENIS SO3 TV

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën

Toelichting beelden tijdbalk Argus Clou Geschiedenis groep 7

TIJD VAN PRUIKEN EN REVOLUTIES

De vijftig vensters en de kenmerkende aspecten van de tien tijdvakken van de commissie De Rooy

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5

Samenvatting Geschiedenis Franse Revolutie

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Samenvatting Geschiedenis Rechtstaat en Democratie

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2, Wetenschappelijke revolutie, Verlichting en Franse Revolutie

Ontstaan van de Gouden Eeuw ( )

2 keer beoordeeld 20 februari 2016

Tijd van jagers en boeren? 3000 v. Chr. Prehistorie. Kenmerkende aspecten. Begrippen

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

Transcriptie:

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3.1 t/m 3.6 + 4.6 + 4.7 Samenvatting door een scholier 3133 woorden 25 maart 2014 2,9 7 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Sprekend verleden Liberalisme (kernwoord: vrijheid) Stroming: een groep mensen met dezelfde ideeën. Het liberalisme werd halverwege de 19 e eeuw de belangrijkste stroming. Mensen van deze stroming vonden de ideeën van Verlichting goed, maar in het verleden niet altijd goed uitgewerkt. Ze wilden vooral meer macht en vrijheid voor de burgers. Onder hen waren veel rijke burgers, zij hadden het meest last van onvrijheid. Liberalen geven subsidie aan openbare scholen. Politieke ideeën Vrijheid voor iedereen. Dat was vrijheid van meningsuiting (geen censuur) en persoonlijke vrijheid. Geen slavernij! Het kiesrecht moet steeds meer worden uitgebreid. De meeste vonden wel dat boeren, vrouwen en arbeiders geen kiesrechten mochten hebben. Kerk en staat moeten gescheiden zijn en iedereen moet godsdienstvrijheid hebben. DE staat mag niet een of meerdere kerk steunen. Het volk moet door een grondwet en een parlement de macht hebben. De organisatie van de staat en de rechten van mensen moesten worden vastgelegd in een grondwet. De overheid moet weinig taken hebben. De regering moet zich alleen bemoeien met de verdediging van het land, rust en veiligheid, openbare werken en rechten van de mens. Economische ideeën De regering mag niet aan de economie zitten, bedrijven moeten concurreren, dan krijg je het beste product voor de beste prijs: economische vrijheid. Als iemand hard werkt moet hij beloont worden, arbeiders en werkgevers maken afspraken over o.a. het loon. Sociale ideeën Op sociaal gebied moesten mensen vrij zijn. Liberalen willen niet dat je achtergrond en bezittingen je sociale laag bepalen. Je kon van laag veranderen. Socialisme (kernwoord: gelijkheid) Tijdens de Insustriele Revolutie ontstond er een grote ongelijkheid tussen mensen. Vooral tussen kapitalisten en arbeiders. Mensen vonden dat het leven socialer moest worden. Oprichten is Karl Marx (19 e eeuw). Er zijn twee Pagina 1 van 8

soorten: - sociaal-democraten: willen door het parlement zorgen voor politieke gelijkheid - communisten: willen door revolutie zorgen voor politieke gelijkheid Politieke ideeën Gelijkheid voor iedereen. Naar de Franse Revolutie was iedereen in Europa gelijk. In praktijk kregen alleen de rijke burgers invloed. Dit vonden de socialen niet goed. De twee groepen in het socialisme verschilde van mening over het kiesrecht en de belangen. Kerk en staat zijn helemaal gescheiden, volgens socialen zorgde geestelijken voor ongelijkheid in de bevolking, want die was door God bepaald. De regering dankt haar macht aan de arbeiders (proletariaat). De socialisten verwachtte een strijd tussen de arbeiders en de bourgeoisie die door de grootste groep zou gewonnen worden, het proletariaat. De overheid heeft veel taken. Alle burgers moeten het even goed krijgen, hiervoor moet de overheid veel regelen. Opvoeding en kunst kunne hiervoor worden gebruikt. Economische ideeën De overheid moet ervoor zorgen dat alle burgers het goed hebben, dus bepaald hoe hoog de lonen en prijzen zijn. Iedereen verdient hetzelfde (dus ook arbeider en baas): economische gelijkheid Confessionalisme (kernwoord= christendom) Politieke ideeën Het opbouwen van een zo christelijk mogelijke samenleving. God heeft de verschillende tussen mensen gemaakt dus niet iedereen hoeft kiesrecht te hebben. Pas in de loopt van de 20 e eeuw werden confessionelen het eens met het kiesrecht voor mannen en vrouwen. Geen scheiding tussen Kerk en staat. De staat moet christelijke organisaties helpen. De overheid moet zoveel mogelijk overlaten aan verschillende groepen in de samenleving. Economische ideeën Iedereen heeft een taak: werkgevers moet baas zijn en arbeiders moet werken. Ze hebben elkaar nodig en moeten samenwerken. De overheid moet het aan hem overlaten. Sociale ideeën Het gezin is de kern van de samenleving. Vader is het hoofd en moeder zorgt voor de kinderen en het huishouden. Conservatisme (kernwoord= langzame veranderingen) Het conservatisme wou dingen langzaam en voorzichtig doorvoeren en de aarde behouden van iets. Politieke ideeën De regering moet ervoor zorgen dat het algemeen belang (wat voor iedereen goed is)is beschermd. Mensen moeten samenwerken om armoede te ontkomen. De overheid moet ervoor zorgen dat de verschillende bevolkingslagen goed met elkaar samenleven (weinig taken voor de overheid). Alleen de bovenlaag moet kiesrecht hebben want de regering heeft haar macht de danken aan God (hetzelfde als confessionisme). Dat mensen verschillend zij n is normaal. Geen grote verandering zoals de Franse Revolutie. Nationalisme (kernwoord= saamhorigheid) Het nationalisme vind de eigen staat het allerbelangrijkst. Pagina 2 van 8

Nationalisme is het gevoel van een onder de mensen in een staat. Dit kan ontstaan wanner een groep veel overeenkomsten heeft. Volk= een groep mensen die door culturele overeenkomsten zich een voelen Staat= een land met duidelijk e grenzen waarin een kleine groep het land bestuurd. Nationalisten wilden net zo als de liberalen dat elk volk zijn eigen bestuur mocht kiezen. Staatsnationalisme: de wil van de regering om hun volk het gevoel van saamhorigheid te geven (volkslied en een taal). Sommigen nationalisten gaan heel ver. Zij vonden hun eigen staat beter dan de rest. (Franse Revolutie) Geschiedenis H4 6 en 7 6 Van republiek naar parlementaire monarchie In de 18 e eeuw ontstond er verzet tegen de regent en stadhouder. De mensen die in verzet kwamen noemde zichzelf patriotten. Hun ideeën waren gebaseerd op de Verlichting en het gebruik van je verstand. Ze kwamen vooral uit de kleine en gegoede burgerij. Ook enkele edelen en regenten zaten bij de patriotten. De patriotten wilden bereiken: Meer mensen betrekken bij het bestuur van de Republiek De republiek economisch zo belangrijk maken als in de 17 e eeuw (gouden eeuw) De kijken van de wereld op de Republiek herstellen Veel mensen steunden de patriotten omdat ze meer welvaart wilden. De patriotten hun ideeën werden verspreid door pamfletten en kranten. Doordat ze zelf een eigen legertje hadden, werden ze dor de regering als een bedreiging gezien. Toen de patriotten delen van de Republiek hadden veroverd besloot de regering ze te verjagen. In 1787 vluchtte duizenden patriotten naar de buurlanden, verslagen door het leger van Pruisen. Omdat veel patriotten naar Frankrijk waren gevlucht en daar in 1789 een revolutie uitbrak, verklaarde Frankrijk de Republiek oorlog. Koning Willem en de stadhouder vluchtte in 1795 toen de Fransen ons land binnen vielen met de patriotten. Toen Napoleon aan de macht was kreeg zijn broer samen met een Frans bestuur de macht over ons. Dit is word de Franse tijd genoemd. De Fransen en patriotten maakten iedereen gelijk. Dit was algemeen kiesrecht (maar vrouwen en arme mensen kregen geen kiesrecht). Iedereen was nu hetzelfde voor de belasting, onderwijs en rechtspraak. Napoleon zorgde voor gelijkheid in alle gewesten, maar hield liever zelf de macht. In 1813 voerde Napoleon oorlog. Overal waren opstanden. In den haag besloten (o.a. Gijsbert Karel van Hogendorp) ze om de zoon van Willem V, die inmiddels was overleden, te vragen om koning te worden. Er werd een grondwet opgesteld en Nederland was in 1815 een constitutionele monarchie. De grondwet was het belangrijkst. Willem kreeg ondanks de grondwet veel macht: De koning kon ministers benoemen en ontslaan De ministers waren trouw aan de koning i.p.v. het parlement De koning kon, als de regering het er niet mee eens was, toch zijn wil doorzetten door een Koninklijk Besluit. Omdat de regenten in Europa niet wilden dat Frankrijk nog een keer aan de macht kon komen, moesten de buurlanden een sterk leger hebben. Nederland en België werden samengevoegd tot het Koningrijk der Nederlanden. In 1830 kwamen de Belgen in opstand en vormde hun eigen land; het Koningrijk België. Pas 9 jaar later waren er definitieve grenzen, Limburg werd in tweeën gesplitst. Pagina 3 van 8

Nederland en België konden moeilijk een staat vormen door: Het zuiden was katholiek en het noorden protestants In een deel van het zuiden sprak men Frans Er ontstond een conflict tussen de liberalen en koning Willem II In 1840 kreeg het liberalisme steeds meer aanhang in Nederland, onder leiding van Johan Rudolf Thorbecke. Er moest een nieuwe grondwet komen. Maar de koning die pas sinds kort op de troon zat, wou zijn macht behouden. In 1848 braken er veel Revoluties uit. Willem was bang dat er een Revolutie zou komen dus gaf toe. In 1848 kwam er een nieuwe grondwet, daarin stond dat de minister trouw waren aan het parlement i.p.v. de koning. De grondwet bepaalde een lange tijd onze staatsindeling. Dit heette de parlementaire monarchie. Van 1568 tot 1648 was de 80-jarige oorlog tegen Spanje, in 1568 was de vrede van Munster en de Republiek wordt erkend. 7 de opkomst van de politieke partijen in de 19 e eeuw Nederland is een rechtsstaat daarmee word bedoeld: De belangrijkste rechten van de mensen zijn vastgelegd in een grondwet Andere regels en rechten zijn vastgelegd in wetten De overheid houdt zich aan de wetten en regels Onafhankelijke rechters passen de wetten toe Nederland was een parlementaire monarchie, dat wil zeggen dat gekozen volksvertegenwoordigers de macht hebben. Politieke partijen strijden tegen elkaar om de macht te krijgen. De eerste politieke partijen ontstonden in de 19 e eeuw. Drie kwesties hebben hierbij geholpen. Schoolkwestie In de Franse Tijd gingen leerlingen uit verschillende geloven naar staatsscholen, hier was het algemeen christelijk onderwijs. Sommige protestanten en katholieken wilden halverwege de 19 e eeuw gescheiden scholen. Terwijl de liberalen wilden dat alleen algemene staatsscholen werden gesubsidieerd. Hierdoor ontstond de schoolstrijd. Dit ging tussen openbaar onderwijs en particulier onderwijs. Pas in 1917 was er een oplossing. Voortaan betaalde de overheid iedere school subsidie. - De sociale kwestie Dit was hoer er een einde moest gemaakt worden aan de armoede. Mensen uit alle lagen wilden armoede bestrijden, maar de meningen verschilden: Sommigen vonden dat de overheid zich meer moest inspannen en anderen vonden dat de overheid meer moest overlaten. Sommigen vonden dat de toestand van de armen heel erg moest verbeteren terwijl andere vonden dat de toestand maar een klein beetje moest veranderen. - Kiesrechtkwestie De meeste Nederlanders vonden dat de kiesrechten moesten worden uitgebreid. Sommigen vonden dat het drastisch moest veranderen terwijl anderen vonden dat het langzaam moest veranderen. In 1917 kregen mannen en vrouwen in Nederland algemeen kiesrecht. Pagina 4 van 8

Confessionele partijen zijn partijen die zich bij het opstellen en uitvoeren laten lijden door het geloof. Zij vinden dat God de bron is van gezag, terwijl liberalen en socialisten het volk de bron vinden van het gezag. Halverwege de 19 e eeuw vonden protestantse ouders dat er niet genoeg aandacht op school werd besteed aan hun geloof. In 1879 werd dor Kuyper de eerste politieke partij opgericht, de Anti-revolutionaire Partij. Door censuurkiesrecht (kiesrecht op grond van hoeveel belasting je betaalde) zaten er vooral gegoede burgers in de Tweede Kamer. Ze waren voorstander van openbaar onderwijs. Sommige ARP-leden waren het niet eens met hun leider. In 1892 waren de ontevreden ARP-leden tegen de uitbreiding van het kiesrecht maar de rest was voor. De ontevreden ARP-leden stichtte onder leiding van De Savorinin Lohaman hun eigen partij; Christelijk-Historische Unie. Eerst waren de katholieken achtergesteld. Toen gingen ze samenwerken met de liberalen, maar tijdens de schoolstrijd ging het mis. Daarna werkte ze samen met de protestanten maar wilden geen partij vormen met ze. Onder leiding van priester Nolens kwam er in 1926 de partij; Rooms-Katholieke Staatspartij, na 1945 ging deze partij op in de Katholieke Volkspartij. De liberalen waren het in de 19 e eeuw niet altijd met elkaar eens. Meningen waren verdeeld over het kiesrecht en de verbetering van de samenleving. Toen Thorbecke overleed hadden ze geen sterke leider. De eerste liberale partij was de Vrijzinnig-Democratische Bond, die streed voor algemeen kiesrecht. Aan het einde van de 19 e eeuw hadden de liberalen minder macht. Veel katholieke en protestantse leden sloten zich aan bij de confessionele partijen. In 1881 sloten enkele socialisten zich aan bij de Sociaal-Democratische Bond met als leider Domela Nieuwenhuis. In 1881 werd hij in de Tweede Kamer maar zijn voorstellen werden niet gehoord. De socialisten die bleven geloven stichtten een nieuwe partij, de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij met als leider Troelstra. De partij haalde nog niet eens een kwart van de zetels als teleurstelling. Gs H3 1-6- aant 1 industriële samenleving Vanaf de achttiende eeuw werden er een groot aantal uitvindingen gedaan op industrieel gebied. wat het mogelijk maakt waren: Energiebronnen, zoals gas en elektriciteit Grondstoffen, werden uit koloniën en Europa gehaald Zeer veel kapitaal en voldoende arbeidskrachten, rijke kooplieden hadden veel macht en geld en de arbeiders gingen steeds meer naar de stad. De samenleving ging vanaf nu over van landbouw naar industrie. de industriële revolutie is een korte tijd waarin veel uitvindingen werden gedaan op het gebied van machines. De industriële samenleving is de tijd waarin de meeste goederen werden gemakt in fabrieken. de agrarische samenleving is de samenleving die vooral op de landbouw was gericht. De industrialisatie is de tijd waarin er meer industrieën kwamen. Steeds meer mensen gingen in de stad wonen. Als eerst kwam England. Daarna de rest van West-Europa en de VS en tot slot Japan en Oost-Europa. Pagina 5 van 8

2 Groei van fabrieken en steden Rijke ondernemers kochten werkplaatsen en zette daar machines. Die waren te groot voor thuis. Steeds meer arbeiders gingen in dit soort werkplaatsen werken. Toen de stoommachines werden uitgevonden gingen de fabrieken naast een stoomfabriek staan. Hierdoor groeide de oude sinds 1750 steeds sneller. De groei van fabrieken werd mogelijk gemaakt door massaproductie. Dat was het productiesysteem waarmee grote aantallen van precies hetzelfde product gemaakt werden. Arbeidsverdeling is het maken van producten in verschillende stappen. een lopende band bracht het product van de ene arbeider naar de andere zonder tijd te verliezen. Door de massaproductie kwam er langzaam een eind aan handwerklieden. maar alles werd goedkoper. In de fabrieken moesten de arbeiders een machine bedienden in een bepaald tempo. Het bedienen van een machine was niet heel moeilijk. Dus ook ongeschoolde arbeiders konden werken in een fabriek. Kinderen hielpen ook in de fabriek. Als de productie slecht ging werden arbeiders ontslagen. Een arbeider kon dan alleen overleven door liefdadigheid. De omstandigheden van fabrieksarbeiders waren slecht. Ze kregen een laag loon, woonden krap en haalde water uit de pomp. Door de straat liepen riolen. In de stad was het onveilig en er waren weinig leuke dingen. De regering zag hoe slecht de arbeiders het hadden en stelde wetten op: - er kwam straatverlichting en openbaar vervoer - er kwamen meer uitgaansmogelijkheden - de steden kregen een ondergronds rioolstelsel - er werd een waterleiding aangelegd - er kwam meer politie en er kwamen meet scholen, ziekenhuizen en bibliotheken - arbeiders organiseerde eigen activiteiten 3 De overgang Er ontstond nu een nieuwe vorm van kapitalisme. Kapitalisme is een economie waarin de grond en de bedrijven eigendom zijn van ondernemers die met hun bedrijf een zo groot mogelijke winst willen maken. De belangrijkste kenmerken: Een arbeider werkt in opdracht van een werkgever, daarbij is hij niet aanwezig. Dit is scheiding tussen kapitaal en arbeid. De werkgever is een zakenman die het kapitaal heeft om winst te maken en dingen te kunnen betalen. De meeste bedrijven zijn in handen van particulieren. Werkgevers proberen zoveel mogelijk winst te maken. Onder handelskapitalisme verstaan we de eerste vorm van kapitalisme. Hierbij werd de winst door middel van handel gemaakt. De werkgevers waren meestal kooplieden. Dit begon in de Late middeleeuwen. Werkgevers kochten grondstoffen die ze lieten bewerken door arbeiders om ze daarna te verkopen. Onder industrieel kapitalisme verstaan we de latere vorm van kapitalisme. Hierbij werd de winst gemaakt door middel van industrie. Dit kwam door de uitvindingen van machines. In het kapitalisme economie zijn de meeste bedrijven van particulieren. Tot 1870 waren de bedrijven meestal in Pagina 6 van 8

handen van een persoon. Dit veranderen door het toenemen van NV (naamloze vennootschap), hierbij bezitten meerdere mensen een bedrijf door aandelen. fabrikanten wilden meer geld hebben om hun fabrieken uit te breiden, daarvoor verkochten ze kleine delen van hun bedrijf. De aandeelhouders kregen jaarlijks een deel van hun winst. Ondanks de aandeelhouder bleven de meeste ondernemers aan het hoofd van hun fabriek. Grote industrieën kregen veel invloed op de samenleving. Ook tijdens verkiezing steunde ze een partij, daardoor kregen ze meer macht als de partij won. 4 De verandering in gelaagdheid Middeleeuwen Adel Gestelijken Derde Stand 1800 Adel-Bourgeoisie Kleine burgerij Boeren, arbeiders 1850 Fabrikanten Personeel dienstensector Fabrieksarbeiders In 1850 was het mogelijk om van stand te veranderen. Hiervoor niet. Het ging nu meer om prestatie dan afkomst. Maar als je van rijke komaf was had je wel meer kansen. Maar sommige hardwerkende mensen lukte het om van de onderste naar de middelste laag te klimmen, of wel hoger. Maar het omgekeerde kon ook gebeuren, bijvoorbeeld als de zaken slecht lopen. Mensen in de dienstensector maken niets maar verrichten diensten. Voorbeelden zijn politie, dokters, leraren en mensen die in de administratie van fabrieken werkten (ze werden te groot voor fabrikanten om alleen te besturen). Ze zaten boven de fabrieksarbeiders en onder de fabrieksbazen. 5 Conflicten tussen kapitaal en arbeiders Werkgevers belegde geld dat zij met een zo groot mogelijke winst terug wilden. De mensen die het bedrijf bestuurde wilden de bazen wat meer geld geven, terwijl ze de arbeiders zo min mogelijk wilde geven. Ook kochten ze grondstoffen zo goedkoop mogelijk en lieten ze het bewerken. Ze wilden ermee zo groot mogelijke winst maken. De middenlaag en bovenlaag hadden het goed, terwijl de arbeiders maar een klein beetje meer loon kregen en geen kiesrecht. Arbeiders werkte alleen voor een loon en omdat hij werk verschafte in de fabriek. Ze haden gen plezier en waren laag opgeleid. Daardoor was een hogere baan een kleine kans, en daarmee ook de kans op een hoger loon. Arbeiders hadden in het bedrijf en de politiek niets te vertellen. Ze zagen dat de bovenlagen het steeds beter kregen. Er ontstond een kloof tussen arbeid en kapitaal. In het begin van de Ir hadden werkgevers een grote macht over hun arbeiders. De regering deed hier weinig aan want: Mensen in de regering kwamen uit dezelfde laag als de fabrikanten De bovenlaag vond dat bedrijven de economie in een land moesten regelen. Ook vonden ze armoede normaal. De regeringen waren gedwongen om veranderingen door de brengen, maar ze deden het langzaam en weinig. Er was wel verzet tegen van verschillende kanten: Arbeiders stichten vakvereniging en politieke partijen Sommige politici probeerde de leefomstandigheden van de arbeiders te verbeteren Paus Leo XIII schreef in zijn encycliek Rerum Novarum over de fouten van het kapitalisme Schrijvers beschreven de omstandigheden van de arbeiders in hun boeken Verschillende kunstenaars namen het in hun kunstwerken op voor de arbeiders Pagina 7 van 8

Arbeiders kregen pas in 1917 kiesrecht in Nederland. Pas rond 1900 voerde Europese landen sociale wetten in. Deze zorgde voor kortere werktijden en geen kinderarbeid. Daarna kwamen er verbeteringen in gezondheidszorg, onderwijs, ziektegeld en uitkeringen in geval van werkloosheid. Werkgevers hielden zich niet altijd aan de wetten. Er waren geen wetten over lonen. Ook werd er geen actie ondernomen voor werklozen. Sommige arbeiders gingen daarom zelf een vakvereniging oprichten om het lot van de arbeiders te verbeteren. Ondanks dat de regering het verbood bleven ze actief. Aan het einde van de 19 e eeuw waren vakverenigingen legaal. Je mocht staken, staken was het weigeren van werken om een bepaalde eis af te dwingen. In het begin onderhandelde bazen niet met vakverenigingen, maar de bazen zagen dat als ze het niet deden dat schadelijk zou zijn voor hun bedrijf. Het werd normaal om te onderhandelen over lonen, werktijden en omstandigheden. Een overeenkomst duurde een tijd, zulke onderhandelingen worden CAO s genoemd (collectieve arbeiders overeenkomsten). Sommige arbeiders richtte politieke partijen op, die kwamen op voor de belangen van de arbeiders. 6 Een massapers ontstaat Vanaf de 17 e eeuw waren er al kranten. Alleen de bovenlaag kon die lezen en betalen. Doe kranten heten opiniepers, ze gingen vooral over de politiek en economie. Door de belasting op de krant was hij heel duur. De regering was bang dat de krant arme mensen op het verkeerde idee bracht. In de19e eeuw werd de belasting op kranten afgeschaft, en daarom goedkoper. De populaire pers ontstond, daarin stonden behalve politiek en economie ook schandalen, roddels en sport. Men wilde de aandacht trekken dus plaatste grote koppen en foto s. Pagina 8 van 8